Skip to main content

Full text of "De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië : verzameling van onuitgegeven stukken uit het oud-koloniaal archief"

See other formats


Google 


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  prcscrvod  for  gcncrations  on  library  shclvcs  bcforc  it  was  carcfully  scannod  by  Google  as  part  of  a  project 

to  make  the  world's  books  discoverablc  onlinc. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  cxpirc  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 

to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 

are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  maiginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 

publisher  to  a  library  and  fmally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automatcd  querying. 
We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfivm  automated  querying  Do  nol  send  aulomated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  laige  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attributionTht  GoogX'S  "watermark" you  see  on  each  file  is essential  for  informingpeopleabout  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can'l  offer  guidance  on  whether  any  speciflc  use  of 
any  speciflc  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
anywhere  in  the  world.  Copyright  infringement  liabili^  can  be  quite  seveie. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.   Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  icxi  of  this  book  on  the  web 

at|http  :  //books  .  google  .  com/| 


Google 


Dii  is  ccn  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliotheek  pi  anken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 

doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  na  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 

domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteursrecht  termijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 

verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 

geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 

lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automadsch  zoeken. 
Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niei-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet-commercicle  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  hci 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebniikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  mst,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informade  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 

op  het  web  via|http:  //books  .google  .coml 


I 


ik 


2>s 


BOUWSTOFFEN 


VOOR  DE 


GESCHIEDENIS  DER  NEDERLAN 


IN   DEN 


MALEISCHEN  ARCHIPEL. 


UITGEGEVEN  EN  TOEGELICHT 


DOOR 


Mr.  J.  E.  HEERES , 

Adjnnct-ArchivanM  bij  ^s  Rijks  Algemeen   Arch  iej. 


Derde  Deel. 


S  GRAVENHAGE , 

MARTINÜS  NIJHOFF, 

189  5. 


•    •  •• 


Vt  VOORBERICHT. 

bestudeerd.  De  belangrijkste  alleen  worden  thans  door  den 
drak  gemeen  gemaakt.  Alléén  bij  ééne  serie  bescheiden  ^  niet 
aan  Dr.  Tislb  bekend,  heb  ik  geen  schifting  in  meer  of  minder 
belangrgke  gemaakt.  Ik  bedoel  de  lijvige  folianten,  waarin zgn 
geregistreerd  de  contracten ,  door  de  Compagnie  met  de  vorsten 
of  volkeren  van  het  Oosten  gesloten.  Afgescheiden  van  hun 
inhoud;  kwamen  deze  tractaten,  mijlpalen  op  den  weg  door  de 
Nederlanders  afgelegd  bij  het  stichten  van  hun  koloniaal  rgk, 
mij  van  voldoend  belang  voor  om  de  publiceering  er  van  te 
wettigen ;  ook  al  is  een  enkele  maal  wat  zij  ons  leeren  niet 
van  overgroot  gewicht.  Door  overigens  een  keuze  uit  de  stukken 
te  doen  ,  waarbij  ik  de  brieven  van  Gouverneur- Generaal  en 
Raden  aan  de  Bewindhebbers  ten  grondslag  legde ,  dreigde  wel 
eens  de  onderlinge  band  tusschen  do  verschillende  documenten 
te  worden  verbroken.  Vreesde  ik  dit,  dan  heb  ik  niet  geaarzeld , 
ook  minder  belangryke  gedeelten  van  een  stuk  op  te  nemen , 
als  hierdoor  die  band  konde  behouden  blijven,  of  een  ruim 
gebruik  te  maken  van  ophelderende  noten  aan  den  voet  der 
bladzgden.  Tot  dit  laatste  moest  ik  vooral  voor  de  jaren  1646 — 1649 
mijn  toevlucht  nemen,  omdat  de  documenten  over  dien  tijd  hier 
en  diAr  in  bijna  onleesbaren  toestand  verkeeren,  en  ik  het  een 
met  het  ander  moest  aanvullen. 

Ik  geef  de  documenten  weer,  zooals  ik  ze  vond.  De  regels 
van  *t  Historisch  Genootschap  heb  ik  niet  gevolgd.  Zij  komen 
mij  niet  altijd-  even  geschikt  voor,  waar  het  de  uitgave  geldt 
van  zeventiende-eeuwsche  stukken.  Wijzigingen  bij  onduidelijk* 
heden  in  den  tekst  veroorloofde  ik  mij  zeer  zelden,  terwijl  ik 
het  natuurlijk  te  kennen  g^af,  waar  ik  zulks  deed.  Een  enkele 
duistere  plaats  moest  ik  ter  verklaring  aan  den  lezer  zelf 
overlaten. 

Wat  de  Inleidinjc  betreft,  ook  hier  heb  ik  mij  aan  Tiblr's 
plan  trachten  te  houden.  Ik  gaf  een  toelichting  op  de  medege- 
deelde stukkeu,  niets  anders.  Een  vollediger  en  uitvoeriger 
geschiedverhaal   hoop    ik  in   de    bijdragen  van  het  Koninklijk 


VOO  R  B  E  a  I  G  II  T.  Vil 

iDStitaat  voor  do  taal-,  land-  en  volkenkunde  van  Neêrlands- 
Indië  te  letteren  met  gebruikmaking  ook  van  buitenlandsche 
bronnen  en  litterataur.  Mijne  aanteekeningen  uit  die  stukken 
van  't  Oud- Koloniaal  archief,  welke  hier  niet  zijn  gepubliceerd , 
zallen  daarbij  goede  diensten  bewij/,en.  Het  spreekt  wel  van 
zelf,  dat  de  toelichting  uitvoeriger  moegt  wezen  bij  de  minder 
jaist  gekende  gedeelten  onzer  koloniale  geschiedenis  (Atjeh , 
Maleisch  Schiereiland  b.  v.),  dan  bij  de  beter  gekende  (Ambon ; 
enz.).  Ik  stond  ditmaal  vrijer,  dan  toen  ik  de  Inleiding  voor 
deel  II  gereed  maakte,  waar  ik  niet  anders  heb  gemeend  te 
mogen  doen  dan  bloot  de  feiten  te  vermelden,  welke  de  aan- 
teekeningen van  Dr.  Ti  el  e  mij  hadden  geleerd:  toen  toch  kon 
het  niet  in  mijne  bedoeling  liggen,  geheel  zelfstandig  werk  te 
leveren ,  toen  mocht  ik'  slechts  uitwerken  de  gegevens  mij  door 
een  ander  verstrekt,  zonder  zelf  conclusiën  te  trekken  uit  de 
baarbij  vermelde  feiten. 

In  de  Inleiding  heb  ik  zeer  dikwijls  verwezen  naar  de  docu- 
menten. Echter  niet  altijd.  Voorzoover  ik  het  niet  deed ,  zal  het 
namenregister  den  gebruiker  van  mijn  boek  van  dienst  kunnen 
zijn.  De  moeilijkheden  ondervonden  bij  het  preciseeren  en  het 
juist  spellen  der  plaats-  of  persoonsnamen  (titulatuur  b.v.),  heb 
ik  niet  alle  kunnen  overwinnen.  Toch  gelukte  het  mij  met  de 
meeste:  het  Aardrijkskundig  en  Statistisch  woordenboek,  de 
verschenen  afleveringen  der  nieuwe  Encyclopaedie ,  de  atlas  van 
Steinfoort  en  Ten  Siethoflf  bewezen  mij  goede  diensten. 

Zooals  men  zal  zien ,  heb  ik  iq  noten  onder  de  documenten  de 
voornaamste  litteratuur  aangehaald  en  tevens  de  plaatsen ,  waar 
reeds  gedrukte  bronnen  zijn  te  vinden.  Als  het  mocht  blijken, 
dat  ik  hierin  niet  volledig  ben  geweest,  dan  zal  ik  daarover 
't  allerminst  verwonderd  zijn :  meermalen  deed  zich  aan  mij  het 
gemis  gevoelen  van  een  wetenschappelijk  bewerkte  koloniaal- 
historische  bibliographie.  De  in  de  Inleiding  genoemde  werken 
van  Klerk  de  Reus  en  Dr.  W.  Van  Geer  verschenen  te  laat, 
om  bij  het  bewerken  der  documenten  gebruikt  te  kunnen  worden. 


viii  V  o  o  n  B  E  n  I  c  II  t. 

Ook  bad  ik  reeds  een  deel  der  Inleiding  bewerkt ,  toen  zij  in't 
licbt  kwamen;  ik  heb  ze  echter  daarmede  kannen  vergelijken, 
waar  zulks  noodig  bleek. 

Ik   hoop,   de   volgende  deelen  vlugger  op  elkander  te  laten 
volgen. 

's  Gravenhage ,  November  1895.  J,  E.  HEERES. 


Ken  paar  Terbeteringen :  Op  bldz.  51  (noot  1)  moeten  de  voorden  „  [ütraque 
pars]"  natnurlijk  wegvallen.  —  Op  bldz.  171  (noot  1)  heb  ik  Oeljoug-Salang 
geldentifieerd  met  Junkseilan,  Juiikceylan  of  Salanga.  Ik  betwijfel  thans,  of 
met  Oodjong-Salang  nog  niet  een  andere  plaats  is  bedoeld.  —  Op  bldz.  877 
(noot   1)   moeten   wegvallen    de   woorden:  „Vgl.  hiervóór,  bldz.  ."   —    De 

overige  schrijf-  en  drnkfonten  verbetero  de  benevoltu  lector. 


4 


1  fl[  B  O  U  D. 


YOORBERICIIT. 

Inleiding filx.     I 

DOCUMEMTEK. 

I^II.    Brieyen  van  GouTerneur-Generaal  en  Raden,  (30  Kot. 

1640—12  Dec.  1641).    • ,  1 

III.    Brief  van  Antonio  Caen ,   gouverneur  der  MolaUen , 

(20  April  1641) ^  25 

lY.  '  Brief  Tan  Johan  Van  Twist,  gouTerneurTanMalaka, 

(26  NoT.  1641) ,  85 

y.    Contract  met  Palembang,  (21  Juni  1641)    ....  ,  88 
YI.    Brief  van  Gouverneur-Generaal  en  Raden,  (12  Dec. 

1642) „  8» 

VII.    „  Namen  van  de  plaatsen  die  in  Orienten  bQ  de  Por- 
tngiesen  en   Nederlanders  werden  beseten  en  gefre- 

qnenteert** ,  51 

TUI— IX.    Stnkken  over  de  Molnkken,  (1642) „  56 

X.    Brief  Tan  de  sultan  van  Atjeh,  (1642) „  72 

XI— Xri.    Stukken  over  Malaka  (29  Sept.— 17  Dec.  1642)    •    •  „  75 

XIII.  Contract  met  Kedak,  (11  :rali  1642) 106 

XIV.  Contract  met  Palembang,  (20  Oct.  1642) n  108 

XY—XVII.    Stnkken  betreffende  Djambi,  (13  Ang.— 1  Nov.  1642)  ,  118 

XYIII.    Brief  TanGouvemenr-Generaal  en  Raden,  (22  Dec.  1648)      ,     125 
XIX' XXI II.    Stnkken  betreffende  de  Molnkken,  Ambon  enliakas- 

Mar,  (1643) n     144 

XXIV.    Contract  met  Djambi,  (6  Jali  1643) n     163 

XXV.    Brief  van  JeremiasYanYliet,  gouverneur  van  Malaka , 

(•20  Aug.  1643) »     167 

XXVI.    Contract  met  Oedjong-Salang,    (20-27  Oct.  1643)   •      „     170 

XX VII.  Brief  van  Gouverneur-Generaal  en  Raden,    (23  Dec 

1644) «17^ 

XXVIII.  „Balance  uQt  de  generale  Negotie  Boecken  van  India", 

(80  Nov.  1644) „202 

XXIX— XXXII.    stnkken   betreffende   de  Molnkken   en   Ambon,  (25 

Febr.-Sl  Mei  1644) «204 


i 


XLVII 


XXXIII.    Brief  van  Cornells  Witsen ,  gouTerneur  van  Banda , 

(6  Sopt.  1644) Bldz.  223 

XXXIY.    Brief  van   Gouverneur-Generaal   en  Raden,  (20 

Jan.— 6  Febr.  1645) »    226 

XXXY— XXXY II.    Brieven  van  de  Baden  van  Indië ,  (9  Juli-  31  Dec. 

1645) »    230 

XXXYin— XXXIX.    Brieven  van  Gerard   Demmer,  gouverneur  van 

Ambon,  (25  April— 7  Sept.  1645) »    257 

XL.    Contract  met  Bangeri,  (1  Jan.  1645)    ....      n    266 
XLI—XLII.    Stukken  over  Malaka,  (28  Nov.— 6  Dec.  1645) .      .    267 
XL III.    Brief  van   Gouverneur-Generaal   en  Baden,  (21 

Dec.  1646) „272 

XLIY.    Brief  van  Gerard  Demmer,  gouverneur  van  Ambon, 

(16  Aug.  1646) „284 

XLY.    Contract  met  de  Tenimbergroep ,  (2  Febr.  1646).      „    303 
XLYI.    Contract  met  Damma,  (28  Mei  1646)    .    •    •    .      „308 
— XLIX.    Contracten  en  andere   stukken  betreffende  Solor 

en  Timor,  (22  Jan.— 22  Febr.  1646) „314 

L— LI.    Stukken  betreffende  Malaka,   (2  Nov.— 18  Dec 

1646) „326 

LII.    Brief  van  Gouverneur-Generaal  en  Baden ,  (81  Dec. 

1647) „833 

LUI.    Brief  van  Wouter  Serogen,  gouverneur  der  Mo- 
lukken,  (1  Juni  1647) ^350 

LIY.    Beeolutie  van  Gouverneur-Generaal   en  Baden, 

'  (3  Juni  1647) „354 

L  Y.    Brief  van  Gouverneur-Generaal  en  Baden ,  (18  Jaa. 

1649) „356 

LYI— LYIII.    Stukken   betreffende   de   Molukken  en  Ambon, 

(15  Mei— 21  Nov.  1648) „384 

LTX.    Brief   van  Comelis    Willemss.   Yan  Outhoom, 

gouverneur  van  Banda,  (24  April  1648)   •    •    •      „    415 
LX— LXI.    Stukken  betreffende  Solor  en  Timor,  (1648)  .    •      „418 
LXII — LXIII.    Stukkon    betreffende    Atjeh    en    het  Maleische 

Schiereiland,  (5  Febr.— 31  Oct.  1648)  .••..„    430 
LXIY.    Brief  van   Gouverneur-Generaal  en  Baden,   (31 

Dec.  1649) n    ^48 

LX  Y.    Brief  van  Gouverneur-Generaal  en  Baden  aan  den 

koopman  Ter  Horst  op  Solor ,  (30  Dec.  1649)  •      „    474 

LXYI— LXYIII.    Contract  en  andere  stukken  betreffende  Malaka, 

....•■••         ••  •■ 

Atjeh  en  de  Westkust  van  Sumatra,  (1649)  •    •      ^   478 


INLEIDING. 


L 

„D'occasien  presenteren  ende  bieden  UEd.  de  dominatie  van 
Orienten  aan,  den  groeten  God  wil  ons  voornemen  meer  ende 

meer  zegenen   ende   voorspoedigh   maecken!'' Van 

Diemen's  juiebkreet  was  de  vervnlling  van  de  profetie  zijns 
groeten  voorgangers:  „daer  can  in  Indien  wat  groots  verricht 
worden. " 

Er  was  inderdaad  jnicbensstof  in  die  dagen  ^  toen  Gonvernear- 
Generaal  en  Kaden  —  in  bun  Novemberbrief  van  1640  *   — 
de  Bewindbebbers  der  Oost-Indische  Compagnie  met  dit  schit- 
terend toekomstbeeld  voor  oogen  prikkelden  tot  steeds  grootere 
krachtsinspanning:   in  den  Maleischen  Archipel  althans  was  de 
toestand  nog  nooit   zoo  gunstig  geweest  als  op  dat  oogenblik. 
In  de  Molukken   namen   de   Nederlanders   een    sterke  stelling 
in;    vooral  op  Ternate  was   hun  invloed  overwegend:  sultan 
Hamdja,  dat  „variabel;  timide  ende  seer  geveijnst  humeur"  ^j 
schikte  zich  naar  de  wenschen  vandenkrachtigen  AntonioGaen, 
die  in  dit  jaar  het  bestuur  diAv  had  aanvaard  en  door  zijn 
beslist  optreden   de  voor  de  Nederlanders  ongunstige  gevolgen 
van  diens  sluwe  politiek  wist  krachteloos  te  maken.  Op  Ambon 
was   de  kimelaha  Loehoe  ^  nog  altijd   „rebellig",   maar  het 


1  Zie  beneden,  bldz.  11,  t. 

2  T.  a.  p.,  blds.  19. 

3  Bonwstolteni  II,  passim. 

Bouwstoffen,  Deel  III. 


11  I  N  L  E  I  o  I  N  0. 

aaDtal  van  hen,  die  openlijk  zijn  partij  bielden,  werd  steeds 
kleiner  en  ook  in  diens  verhouding  tot  zijn  onderdanen  da&r 
(bij  het  contract  tusschen  Hamdja  en  Van  Diemen  van20Jani 
1638  was  de  grensscheiding  tasschen  Ternate  en  de  Compagnie 
in  de  Ambonsche  kwartieren  geregeld)  wist  Caen  den  Terna- 
taanschen  sultan  naar  zijne  hand  te  zetten  en  hem  nu  eens  te 
overreden  tot  het  nemen  van  die  maatregelen  tegen  de ,,  qnaet- 
willigen  ",  welke  de  politiek  der  Compagnie  noodzakelijk  maakte, 
dan  weder  af  te  houden  van  eene  inmenging,  die  haar  kon 
schadelijk  worden.  De  vorst  van  Makkassar,  welke  nog  slechts 
korte  jaren  te  voren  den  onzen  hooghartig  durfde  toevoegen 
dat  bij  niet  met  kooplieden  wilde  onderhandelen  ^,  had  in  1637 
vrede  met  Van  Diemen  gesloten  en  sedert  dien  tijd  niet  meer, 
althans  niet  langer  officieel,  onzen  vijanden  op  Ambon  hulp 
verleend;  terwijl  de  Nederlandsche  kooplieden  geregeld  zyne 
hoofdplaats  bezochten.  Banda  was  na  het  bezoek  van  de  Engel- 
schen  onder  John  Hunter  in  1638  ^  niet  verder  in  z^n  rust 
gestoord  geworden.  De  moorden,  op  de  onzen  in  dat  jaar  te 
Martapoera  (Bandjermasin)  en  Kota  Waringin  gepleegd,  ' 
hadden  geen  nadeeligen  terugslag  gehad  in  de  overige  deelen 
van  den  Archipel.  Op  Java  was  het  rustig;  met  Bantam  was 
in  1639  een  bestand  getroffen  en  na  1638  waren  er  op  dat 
eiland  tusschen  de  Compagnie  en  Mataram  geen  feitelijkheden 
meer  voorgevallen,  al  was  dan  ook  de  oorlogstoestand  officieel 
niet  opgeheven.  De  vorsten  van  Palembang  en  Djambi  hielden 
zeer  ernstig  met  haar  rekening.  De  sultan  van  Atjeh  sloeg 
met  bezorgdheid  het  klimmen  van  haar  macht  gade,  maar  was 
aan  den  anderen  kant  te  zeer  onder  den  indruk  harer  machts- 
ontwikkeUng,  om  niet  te  trachten  hare  vriendschap  te  behouden 
en  te  bevestigen.   Vandaar  ook,  dat  hij  zich  inschikkelijk  be- 


1  Bouwstoffen,  II,   bldz.  XXII,  noot  1.  Dagregister  Tan  Batavia,  16  Sept. 
1624.  —  Deze  jaargang  van  het  Dagregister  is  bij  den  uitgever  dezes  ter  perse. 

2  Bouwstoffen,  II,  bldz.  347,  vv. 

3  T.  a.  p.,  bldz.  861. 


INLEIDING.  lit 

toonde  b^  het  opnienw  yerleenen  der  door  de  Nederlanders  zoo 
zeer  gewensehte  privilegiën  in  den  peperhandel  op  dat  deel  van 
Snmatra's  Westkust,  waar  bij  te  bevelen  had.  ^ 

Tot  een  ander  blijk  van  vriendschap,  hem  door  de  Compagnie 
gevraagd,  was  hij  echter  niet  te  bewegen.  Antonio  Van  Diemen 
en  zgne  raadslieden  badden  besloten,  nog  in  dit  jaar,  1640,  de 
belegering  van  Malaka  met  alle  kracht  door  te  zetten.  Zij 
zochten  daartoe  stenn  èn  bij  Atjeh  ën  bij  Djohor  en  bij  de  staatjes 
en  stammen  in  de  nabijheid  der  Portugeesche  vesting,  welke 
laatste  hoopten,  dat  eenig  oogenblikkelgk  voordeel  voor  hen  mocht 
ontspruiten  uit  de  verjaging  haoner  Ënropeesche  meesters  of 
vijanden.  De  Hooge  Regeeriog  te  Batavia  was  meer  dan  ooit 
overtuigd  van  het  groote  belang,  hetwelk  de  Compagnie  had 
bij  het  bezitten  van  dit  gewichtig  punt :  ^  zijn  verlies  zou  voor 
de  toch  reeds  meer  en  meer  zinkende  macht  der  Spaanscbe- 
Portngeezen  ^  een  onherstelbare  slag  zyn  en  hun  handel  in  den 
Maleischen  Archipel  en  in  Oost-Azië  ernstig  bedreigen,  gescheiden 
als  deze  zou  worden  van  de  streken  ten  westen  van  Malaka, 
waar  de  hoofdzetel  was  gevestigd  der^  overblij&elen  van  het 
„  grootere  Portugal '';  zijn  bezit  zou  daarenboven  niet  alleen  het 
aanzien  en  den  politieken  invloed  der  Compagnie  in  groote  mate 
verhoogen,  maar  haar  tevens  een  gewichtig  strategisch  punt, 
verder  een  handelscentrum  opleveren,  waar  producten  van  bet 
Haleische  schiereiland,  van  Sumatra  en  Borneo's  noordkust 
konden  worden  aangebracht  en  dat  tevens  een  marktplaats  zou 
kunnen  worden  voor  de  voortbrengselen  van  Bengalen,  Koro- 
mandei  en  westelijker  landen  *.  Maar  juist  de  overweging,  dat 
den  Atjehschen  sultan  „  onse  maght  ontsachlijck  wert "  —  onze 
jongste  veroveringen   buiten  den  Archipel  waren  hem  niet  on- 


1  Zie  beneden,  bldz.  2. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  2,  12  en  de  op  bldz.  2  aangehaalde  werken.  —  Vgl.  ook 
missiTes  der  XVII  aan  Gr,  G.  &  B.,dd.l6Sept.l638,12Sept.l6S9,5Sept.l641. 

3  Yooral    onderschepte  Portngeesche  brieven  leveren  treurige  bewg^én  van 
het  tanen  dier  macht. 

4  Zie  beneden,  bldz.  12 1  35 1  vv«,  75,  vv« 


tv  t  N  L  fi  I  D  t  IV  d. 

bekend  gebleven  —  maakte  hem  hniverig,  zelf  steenen  aan  te 
dragen  tot  het  optrekken  van  het  grootsche  gebonw^  dat  bij 
voor  zgne  oogen  zag  verrgzen ;  en  meer  nog  dan  zyn  haat  tegen 
het  met  ons  bevriende  Djohor,  meer  nog  dan  zijne  grootsche 
plannen  op  „de  dominie"  van  de  Maleische  knststaten^  weer- 
hield hem  zijn  vrees  voor  het  overwicht  der  Compagnie ,  van 
met  baar  op  te  trekken  tegen  de  bedreigde  maar  sterke  veste.  ^ 
Van  Diemen  liet  zich  door  deze  onzijdigheid  niet  afbrengen 
van  zgn  voornemen.  Krachtig  gesteand  door  Djohor  —  Gouver- 
nenr-Generaal  en  Raden  schaamden  zichlaterniet^  te  erkennen , 
dat  zonder  die  hnlp  Malaka  waarschgnlijk  niet  gewonnen  zonde 
zgn  ^,  —  een  weinig  geholpen  door  enkele  der  omliggende 
Maleische  staatjes  en  stammen,  gingen  de  Nederlanders  hnn 
gang.  Gemakkelgk  was  de  taak  niet:  de  dappere  verdediging 
der  Portngeezen  vond  stenn  in  allerlei  besmettelijke  ziekten, 
die  onder  de  belegeraars  heerschten  en  steeds  nienwe  aanvragen 
om  troepenaan  voeren  noodig  maakten ,  aanvragen ,  waaraan  soms 
zoo  moeilijk  kon  worden  voldaan,  hoe  groot  de  ijver  en  de 
energie  te  Batavia  ook^mochten  zijn.  Inderdaad,  Malaka  „costte 
veel  menschenvleesch*' :  '  gedurende  het  eigenlijke  beleg,  dat, 
begonnen  den  2  Augustus  1640,  ruim  vijf  maanden  heeft  ge- 
duurd, sneuvelden  of  stierven  ongeveer  duizend  van  de  onzen.  De 
belegerden  echter  leden  veel  grootere  verliezen;  van  het  be- 
komen van  versterking  of  ontzet  was  voor  hen  geen  sprake  bij 
den  wanhopigen  toestand,  waarin  de  Portngeesche  macht  zich 
bevond;  de  toevoer  van  levensmiddelen  werd  langzamerhand 
zoo  schaarsch,  dat  hongersnood  begon  te  heerscben  en  met 
ziekten  en  de  vijandelijke  kogels  de  bevolking  decimeerde.  Den 
10  Januari  werd  een  laatste  opeisching  gedaan;  toen  deze  niet 
werd  beantwoord,  besloten  de  Commandeur  Minne  Willemsz. 
Eaartekoe,  wien  na  den  dood  van  Adriaan   Antheunissen  en 

1  T.  a.  p. ,  bldx.  1 ,  T. 

2  T.  a.  p.,  blds.  232. 

8    T.  a.  p.,  bldz.  12.  .  .      , 


INLEIDING.  V 

Jacob  Cooper  de  leiding  was  toevertrouwd,  en  zijne  raadsper- 
sonen  tot  een,  naar  zg  hoopten,  beslissenden  storm.  Onder 
bevel  van  den  sergiant- majoor  Johannes  Lamotias  —  Eaartekoe 
was  reeds  eenige  dagen  ziek  —  landden  den  veertienden  dier 
maand  650  man  Compagnies  troepen  en  na  een  laatste ,  kraebtige 
poging  tot  verdediging  gaven  de  Portugeezen  de  stad,  die  zij 
honderdendertig  jaren  hadden  bezeten ,  aan  hunne  machtigste 
mededingers  in  het  Oosten  over. 

Malaka  droeg  na  de  verovering  de  duidelijkste  sporen  van 
bet  beleg  met  al  den  daaraan  verbonden  nasleep  van  verwoesting 
en  ellende:  geen  huis  was  onbeschadigd  gebleven,  een  groot 
gedeelte  der  gebouwen  was  tot  puin  geschoten,  vooral  in  de 
voorsteden,  waar  de  bebouwde  landen  en  tuinen  geheel  waren 
vernield;  de  lijken  van  gesneuvelden  en  gestorvenen  waren 
onvoldoende  begraven;  de  bevolking,  die  eens  onder  het  Por- 
tugeesch  bestuur  een  twintigduizend  zielen  had  geteld,  bleek 
nu  door  al  den  jammer  van  den  langdurigen  oorlog  geslonken 
tot  het  getal  van  ongeveer  veertienhonderd  Portugeezen  en 
inlanders ;  met  de  veiligheid  in  de  stad  en  den  omtrek  zag  het 
er  treurig  uit;  de  eens  zoo  bloeiende  handel  was  tengevolge 
der  jarenlange  insluiting  geheel  verloopen.  ^  Johan  Van  Twist , 
de  eerste  Nederlandsche  gouverneur  der  vesting,  en  zgn  op- 
volger Jeremias  Van  Vliet  hadden  dan  ook  geen  bengdens- 
waardige  positie  en,  al  waren  zg  geschikter  geweest  voor  de 
behartiging  der  hun  toevertrouwde  belangen  dan  het  geval  was, 
al  hadden  zg  grooteren  tact  bezeten  om  hunne  moeilijke,  soms 
kiesche ,  zending  naar  eiscb  te  vervullen ,  ook  dan  nog  zouden 
zg  een  niet  behagelijken  werkkring  hebben  gehad.  Tn  den 
eersten  tijd  der  Nederlandsche  heerschappij  stond  Malaka  bij 
de  ambtenaren  der  Compagnie  niet  alleen,  ^  maar  ook  bij 
Chineezen  en  inlanders,  in  een  slechten  reuk.  Dit  was  te  danken 


1  Zie  oyer  die  en  wat  yolgt  beneden»  blds.  76—106,  ens.,  en  de  op  blde.  1 
genoemde  werken. 

2  YgL  óók  beneden,  bldz.  196. 


.VI  I  K  L  E  I  U  I  I»  fl. 

pok  aan  de  minder  geschikte  gelegenheid  tot  het  zich  verrijken 
juet   geoorloofde   of  ongeoorloofde  middelen,   maar  vooral  aan 
den  trenrigen   gezondheidstoestand  der  plaats.    £n   toch   deed 
men  wat  men  kon,  om  daarin  verbetering  aan  te  brengen ;  maar 
er  viel  te  veel  te  regelen,   de  onkosten  op  dat  alles  vallende 
waren  te  groot,  van  inkomsten  was  nog  te  weinig  sprake,  dan 
dat  men  al  spoedig  een  voldoend  resultaat  van  de  bemoeiingen 
onzer  ambtenaren  mocht  verwachten.    Om  „  Malakkas  heerlijke 
en  bgna  miraculeuse  overwinninge'',   waarvan   het  bericht  te 
Batavia  zulk   een   indrak   maakte,   dat  men  „aen  hoogh  ende 
laegh   bemercken ''    kon ,    „  dat   de   vreughde   hun   ter   herten 
gingh,"    vruchtdragend   te   maken,    werden  vereischt  een  vol- 
doende  reparatie   der  vervallen    versterkingen,   een   behoorlijk 
garnizoen,   een   flinke  scheepsmacht   in  en  nabij  de  zeeëngte, 
verbetering  van  den  gezondheidstoestand,   het  leggen  van  een 
vasten  grondslag  voor  bestuur  en  rechtspleging ,  het  in  praktijk 
brengen  van  middelen  om  de  verloopen  bevolking  der  omstreken 
weder  aan   den   arbeid   te  zetten,  en   Ghineezen  en  inlanders 
binnen  de  veste  en  haar  omgeving,  voorzoover  die  mede  onder 
't  gezag  der  Compagnie  was  gekomen,   te  lokken,   het  aan- 
wakkeren  van  den  handel,   het  hebben  eenèr  goede  verstand- 
houding met  de  naburige  vorsten  en  volkeren.  En  al  mochten 
de  meeste  dezer  wenschen  onder  hun  bestuur  in  vervulling  gaan, 
althans  daarop  hoop  geven,  genoemde  vertegenwoordigers  der 
Compagnie    bleken   niet   in   allen   deele  opgewassen   tegen  de 
moeilijkheden   die   zg    op   hunnen    weg   ontmoetten,    waar  zij 
trachtten   aan    de   beide   laatstgenoemde  eischen   te  gemoet  te 
komen. 

Den  sultan  van  Atjeh  was  de  vrees  om  het  hart  geslagen, 
toen  hij  de  tijding  van  den  voortgang  der  Nederlandsche  wa- 
penen en  der  nieuwe  overwinning  van  den  machtigen  vriend 
had  gehoord  en  de  welwillende  houding  in  die  dagen  door  hem 
tegenover  de  Portugeesche  natie  aangenomen  deed  ergere  dingen 
verwachten,  toen  hij,   „door  Godes  betere  schickingh"  —  de 


INLEIDING.  VII 

aitdrnkkiog  is  van  Van  Twist —  den  15  Februari  1641  overleed» 
Zgn  gemalin ,  de  dochter  van  Iskandar  Moeda  ' ,  volgde  hem 
op  en  deze  overgang  der  kroon  op  een  vrouw  had  vérstrekkende 
gevolgen.  De  Atjehsche  Grooten  zagen  hun  kans  schoon,  een  overwe- 
genden invloed  op  het  landsbestuur  te  verkrijgen ,  veel  grooter  dan 
zij  gewoon  waren  en  dat  verlangen  beheerschte  ook  hnnne  buiten- 
landsche  staatkunde.  De  overleden  vorst  was  een  Pahangsche  prins 
geweest,  maar  hij  had  tegenover  den  sultan  van  Dj  ohor  zijn  recht 
op  de  Pahangsche  kroon,  zijn  erfgoed,  met  de  wapenen  moeten 
verdedigen  Nu  deed  de  nauwe  bloedverwantschap  tusschea  deze 
heerschers,  beide  gesproten  uit  het  Djohorsche  vorstenhuis,  bij  de 
Atjehsche  Grooten  de  vrees  ontstaan ,  dat  de  laatste  na  des  eersten 
dood  pogingen  zoude  in  't  werk  stellen ,  om ,  b.  v.  door  een  hu- 
welijk met  hunne  vorstin,  beide  tronen  te  bezetten.  Dit  nu  moest 
tot  eiken  prijs  worden  verhinderd ,  omdat  daarmede  zou  gepaard 
gaan  een  verijdeling  der  pogingen  van  de  Atjehsche  rijksgrooten, 
om  de  teugels  van  het  bestuur  uit  de  handen  hunner  sultan  in 
hunne  eigene  te  doen  overgaan.  De  nationale  haat  der  Atjehers 
tegen  Djohor,  gevolg  van  een  krijg  gedurende  onheuchelijke 
jaren,  en  de  ontevredenheid,  gewekt  door  het  bestuur  van  den 
pas  gestorven  vorst,  ook  een  vreemdeling,  waren  die  plannen 
tot  tegenwerking  zeer  gunstig.  Toen  nu  Djohor  onmiddelijk  na 
de  verovering  van  Malaka  door  tnsschenkomst  der  Nederlanders 
aan  Atjeh  vredesvoorstellen  deed ,  vonden  deze  een  open  oor  op 
Samatra's  Noordkust:  al  spoedig,  nog  in  1641,  werd  de  oorlogs- 
toestand voor  geëindigd  verklaard,  Atjeh  zag  af  van  de  hoog- 
heidsrechten ,  die  het  tegenover  Djohor  mocht  hebben,  mits  dit 
laatste  zich  verbond,  geen  pogingen  tot  verdere  toenadering  tot 
Atjeh  te  doen  en  nimmer  meer  gezantschappen  naar  dat  rijk 
af  te  vaardigen.  Elke  betrekkiog  tusschen  de  beide  staten  hoopten 
de  Atjehsche  Grooten  op  die  wijze  te  verbreken.  Djohor  klom 
een  weinig   in   aanzien,  sloeg  dientengevolge  een  hooger  toon 


1    VgL  beneden,  bldz.  73,  noot  1. 


VIII  INLEIDING. 

tegenover  de  Compagnie  aan,  trok  zich  terug  van  de  Neder- 
landsehe  politiek  en  laadde  de  verdenking  op  zich,  dat  het  de 
Nederlanders  in  de  baart  van  Malaka  tegenwerkte  ^  dat  het 
althans  niets  deed,  om  dezen  tegemoet  te  komen,  toen  in  1644 
en  de  beide  volgende  jaren  een  ernstige  vijandelijke  beweging 
van  omliggende,  voor  een  deel  tot  Djohors  gebied  behoorende, 
inlanders  (een  beweging,  waartoe  de  ook  elders  zoo  dikwijls 
getoonde  ^  onhandigheid  van  's  Compagnies  ambtenaren  niet 
weinig  aanleiding  had  gegeven)  de  Nederlanders  in  Malaka 
zorgelijke  dagen  deed  doorleven.^  Atjeh  trok  zich  bijna  geheel 
van  het  Maleische  schiereiland  terug,  liet  zelfs  Pahang  varen  ' 
en  beperkte  zich,  daartoe  geleid  door  de  eigenaardige  staat- 
kunde zijner  Groeten  en  door  den  slechten  toestand  der  schat* 
kist,  al  meer  en  meer  tot  zijne  bezittingen  op  Sumatra. 

Op  het  schiereiland  was  het  alleen  Perak,  waar  de  Compagnie 
nu  nog  Atjeh  ontmoette.  Met  Eedah,  met  Oedjong — Salang  en 
Bangeri  en  met  eenige  andere  plaatsen  van  minder  gewicht 
vormde  dit  rijkje  de  z.  g.  „tinquartieren ",  welke  in  de  ge- 
sehiedenis  der  Nederlanders  op  het  Maleische  schiereiland  een 
zoo  belangrijke  plaats  innemen.  Het  tin ,  van  al  de  d&&r  vallende 
voortbrengselen  voor  de  Compagnie  het  voordeeligste ,  was  toen 
een  zéér  veel  beteekenend  uit voerar tikel ,  vooral  voor  Vóór- Indië 
en  Perzië.  Na  de  verovering  van  Malaka  werd  de  vraag,  wat 
met  die  stad  te  doen,  reeds  dadelijk  voor  een  groot  deel 
beheerscht  door  deze  andere,  hoe  de  meeste  voordeden  te 
trekken  uit  den  handel,  vooral  uit  den  tinbandel.  Wel  waren 
de  Nederlandsche  autoriteiten  genegen,  Malaka  als  een  vrij 
handelscentrum,  althans  voor  die  handelsartikelen,  welke 
der  Compagnie  de  kleinste  winsten  beloofden,  te  laten  be- 
varen door  de  schepen  èn  van    't   Maleische   schiereiland   en 


1    Zie  b.y.  het  Bagregister  1640—1641 ,  bldz.  232;  beneden,  bldz.468,  noot2 
en  een  brief  van  Arnold  De  Vlaming  van  Oudshoorn  aan  de  XVII  yan  1  Sept.  1647. 
2    Zie  beneden,  bldz.  197,  y.,  232,  y.,  254,  y.  enz. 
3    Vgl.  beneden,  bldz.  74.  - 


1  N  L  B  I  D  I  N  G.  IX 

omliggende  landen  èn  van  Indië's  vaste  kast  ën  van  een  deel 
van  den  Maleischen  Archipel  ^  door  welk  eilandenrijk  als 't  ware 
een  denkbeeldige  lijn  werd  getrokken  om  te  bepalen^  welke 
zijner  producten  naar  Batavia,  welke  naar  Malaka  mochten 
worden  gevoerd.  Maar  ten  opzichte  der  de  meeste  winst  be- 
lovende handelstakken  —  waaronder  het  tin  —  dacht  men  niet 
in  ernst  aan  het  verschaffen  van  eenige  vrijheid  van  beweging.  ^ 
Twee  wegen  slechts ,  meende  men  y  kon  men  bewandelen  y  wilde 
men  de  voordeden  daarvan  genieten.  Men  kon  trachten,  dien  handel 
geheel  aan  zich  te  trekken  en  den  concnrrenten ,  met  name  den 
inlandschen,  Arabischen  en  Enropeeschen  kooplui  van  Vöör- 
Indië,  welke  vóór  de  insluiting  van  Malaka  door  de  Nederlanders 
gewend  waren,  zelf  op  Malaka  hunne  manufacturen  tegen  het 
tin  te  komen  inruilen ,  die  vaart  geheel  te  beletten  en  zelf  met 
's  Compagnies  schepen  de  manufacturen  in-  en  het  tin  uit  te  voeren. 
Men  kon  ook  dien  concurrenten  de  vaart  vrij  laten  nevens  's  Com- 
pagnies schepen ,  maar  hen  verplichten ,  Malaka  aan  te  doen , 
om  slechts  di&r,  tegen  betaling  van  de  gewone  in-  en  uitvoer- 
rechten, hunne  waren  aan  de  markt  te  brengen  en  het  tin  op 
te  koopen.  In  beide  gevallen  moesten  daarmede  gepaard  gaan 
het  beletten  der  directe  vaart  van  bedoelde  handelaren  op  de 
tinplaatsen,  tenzij  voorzien  van  passen  van  Nederlandsche 
liUtoriteiten  9  vooral  van  onzen  gouverneur  te  Malaka ,  en  het 
vaststellen  van  voor  die  rijkjes  bindende  bepalingen  ten  aanzien 
der  tinleverantie  aan  de  Compagnie.  Het  laatste  stelsel  hadden 
de  Portugeezen  met  goed  gevolg  in  praktijk  gebracht  en  de 
nienwe  bezitters  der  stad,  tredende  in  de  rechten  hunner  voor- 
gangers, meenden  op  dien  grond  volkomen  rechtmatig  te  gaan , 
wanneer  zij  ten  opzichte  van  dit  onderdeel  hunner  bandels- 
politiek  de  voetstappen  van  die  voorgangers  drukten.  Ën  het 
lijdt  geen  twijfel,  of  zij  zouden  des  noods  met  geweld  reeds 
dadelijk    het    gewicht   hunner  overmacht  in  de  schaal  hebben 


1    YgL  ook  de  missive  van  de  XYII  aan  G.  Q.  &  B.  van  26  Sept.  1642. 


X  J  N  L  E  1  Ü  I  N  fi. 

geworpen,  ware  bet  niet;  dat  zij  ook  rekening  hadden  te  boaden 
met  de  belangen  van  andere  maebtigen  der  aarde.  De  vaart  te 
beletten  van  de  kooplieden  der  vaste  kust  van  Indië^  welke 
tijdens  de  insluiting  van  Malaka  door  de  onzen  er  toe  waren 
overgegaan,  om  öf  zelf  op  de  tinrijkjes  bandel  te  drijven  öf 
Atjeb  aan  te  doen  en  daar  bet  tin  op  te  koopen ,  door  Atjebsebe 
kooplieden  nit  de  tinrijkjes  gebaald  of  door  bandelaren  dier 
staatjes  zelf  daar  aangebracht,  zou  aanleiding  geven  tot  repre- 
sailles tegen  de  Nederlandscbe  kantoren  en  kooplieden  daarginds. 
Het  zou  eveneens  Atjeb,  dat  op  Perak ,  en  Siam ,  dat  op  Kedab , 
Oedjong — Salang  en  Bangeri  boogbeidsrecbten  liet  gelden ,  tegen 
ons  in  eene  -vijandige  stemming  kunnen  brengen.  De  be- 
beerscber  van  Siam  nu  zou  gemakkelijk  te  bewegen  zijn,  ons 
hierin  geene  hinderpalen  in  den  weg  te  leggen ,  omdat  bij  weinig 
voordeel  uit  den  bedoelden  tinbandel  trok  en  ter  wille  daarvan 
vermoedelijk  niet  het  harnas  zou  aantrekken  tegenover  de  Neder- 
landers, op  wier  vriendschap  hij  prijs  stelde  om  bet  voordeel, 
dat  hun  bandel  op  zijn  rijk  hem  opleverde,  en  om  redenen 
van  staat:  zijn  politieken  invloed  tegenover  naburige  rijken ,  als 
Eambodja,  Patani  en  eenige  staatjes  op  het  schiereiland  ^  Met 
Atjeb  was  dit  een  geheel  ander  geval.  Welke  maatregelen  de 
Compagnie  ook  zoude  nemen ,  bet  verplichten  tot  het  aandoen 
van  Malaka  of  eene  nog  sterkere  uiting  van  den  monopoliegeest , 
in  beide  gevallen  krenkte  bet  de  belangen  van  Atjeb,  en  hoewel 
dit  rijk  zelf  geene  commercieele  voordeden  beloofde,  *  was  het 
voortduren  der  privilegies  op  Sumatra's  Westkust,  ook  door  de 
nieuwe  sultan  bekrachtigd,  ^  voor  de  Nederlanders  van  te  groot 
belang,  om,  waar  zij  optraden  op  het  schiereiland,  met  de  opinie 
der  bestuurders  van  Atjeb  geen  rekening  te  houden.  Wel  was 
deze  staat  „genoeghsaem  t'  onser  devotie'',  bevreesd  als  hij  was 
voor   de   door   de    Compagnie  ontwikkelde  macht  (een  ontzag 


1  Zie  beneden,  passim. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  20,  142. 
3'  T.  a.  p.,  bldz.  48^  y. 


I  N  L  B  1  U  I  N  G.  Xr 

trouwens  dikwgls  gepaard  aan  wantrouwen  in  onze  bedoelingen) , 
maar  de  Uooge  Regeering  te  Batavia  was  zich  te  goed  bewust 
yan    de    voordeelen,    die  zg  kon  trekken  uit  een  welwillende 
houding  der  Sultan,  om  zich  haar  vijandschap  op  den  hals  te 
halen ;   —    indien  tenminste   's  Compagnies   plannen  op  andere 
wgze  in  vervulling  konden  geraken.  Want  doorgezet  moesten 
die  plannen  worden!   Den  11  Juli  1642  verbond  zich  dan  ook 
Kedah^  om  de  helft  van  al  zgn  tin  tegen  een  vasten  prijs  aan 
's  Compagnies  kooplieden  te  leveren  en  geen  vreemde  vaartuigen 
toe  te  laten y  niet  voorzien  van  passen,  uitgereikt  door  Neder- 
landsche   autoriteiten.  ^    Den   20  October  1643  sloot  Oedjong- 
Salang  (daartoe  geprest  door  de  Nederlanders ,  welke  een  motief 
voor  hun  forsch  optreden  vonden  in  de  vijandelijke  houding  vanden 
bestuurder  van  dat  staatje)  een  contract,  waarbij  geen  uitheemsche 
vaartuigen  dèAx  tot  den  handel,  —  die  in  levensmiddelen  uit- 
gezonderd —  werden  toegelaten ,  tenzij  voorzien  van  passen  van 
onzen   gouverneur   in   Malaka.  ^    Den   1  Januari  1645  volgde 
Banger!  met  een  contract,  waarbij  al  zijn  tin  aan  de  Compagnie 
werd   toegezegd,  de  kleedjeshandel  der  kooplieden  van  Indië's 
vaste  kust  op   dat  rijkje  werd  verboden  en  een  stellig  verbod 
van  uitvoer  van  tin,  ook  door  de  bewoners  zelf,  werd  uitge- 
sproken. ^  Slechts  Perak ,  zich  beroepende  op  zijn  afhankelijkheid 
van  Atjeh ,  weigerde  een  verbintenis  aan  te  gaan ,  niettegenstaade 
de  Compagnie  zich  beriep  op  haar  recht  op  de  helft  van  het 
Peraksche  tin,    eens  door  Perak  aan  het  Portugeesche  Malaka 
afgestaan.  ^   Van  Diemen  besloot,  door  te  tasten:  in  1644  en 
1645  werd  de  rivier   van  Perak   door  Nederlandeche  schepen 
geblokkeerd  en  de  vaart  uit  en  op  dit  rijkje  belet ,  behalve  aan 
Atjebsche  en  Peraksche  vaartuigen.  ° 


1  T.  a.  p.,  bldz.  105,  yy. 

2  T.  a.  p.,  bldï   170,  yv. 

3  T.  a.  p.,  bldz.  266,  yy, 

4  T.  a.  p.,  bldz.  105,  y.  enz. 
6  T.  a.  p.,  bldz.  200,  252. 


XII  INLEIDING. 

.  Tot  het  beslait,  een  monopoliscorende  handelsstaatkundo  ook 
op  het  Maleische  schiereiland  te  volgen,  droegen  ook  bg  de 
halfslachtige  verhouding,  vraarin  de  Nederlanders  in  Azië  tot 
Portngal  waren  komen  te  staan,  ^  en  de  vrees,  dat  dit  rgk, 
hetwelk  men  in  een  oorlog  met  de  wapenen  in  de  hand  kon 
trachten  te  verdrgven  nit  plaatsen  waar  het  gevaarlijk  kon  zijn, 
in  de  vredesperiode ,  die  nu  scheen  te  zullen  aanbreken,  po* 
gingen  zoude  aanwenden,  dddr  in  den  omtrek  opnieuw  vasten 
voet  te  krijgen.  *  Over  het  geheel  genomen,  was  de  tgding, 
dat  er  kans  bestond  op  vrede  tusschen  onze  Republiek  en 
Portugal  na  zijn  afscheiding  van  Spanje,  met  gemengde  ge- 
waarwordingen door  Gouverneur-Generaal  en  Raden  vernomen. 
Den  31  Juli  1641  had  het  eerste  bericht  van  die  gebeurtenis 
Batavia  bereikt  door  middel  van  een  Compagnies  schip;  in 
September  van  dat  jaar  verscheen  in  de  hoofdplaats  van  Neêr- 
lands  Indië  een  Portugcesch  edelman,  Antonio  Fialho  Fereira,  ' 
die  met  een  Engelsch  vaartuig  Bantam  had  bereikt  en  last  had 
van  zgnen  koning,  de  voorgevallen  verandering  op  het  Iberische 
schiereiland  bekend  te  maken  aan  de  Portugeezen  in  het 
Oosten  (die,  zonder  daarin  ook  maar  in  't  minste  door  de 
Spanjaarden,  welke  trouwens  steeds  weinig  directen  invloed 
op  het  beheer  der  Portugeesche  bezittingen  hadden  uitgeoefend 
in  den  tijd,  waarin  Portugal  een  Spaansch  wingewest  was 
geweest,  te  zgn  verhinderd,  het  voorbeeld  van  hunne  land- 
genooten  in  Europa  hadden  gevolgd) ,  en  hun  te  gelasten ,  niet 
langer  vijandig  op  te  treden  tegen  de  Nederlanders,  met  wie 
immers  eerlang  de  vrede  zoude  worden  getroffen.  Ofschoon 
ten  dezen  —  naar  het  schijnt  —  niet  van  een  of&ciëele  opdracht 
voorzien,  polste  Fereira  toch  Van  Diemen,  hoe  deze  dacht  over 
het  voortzetten   der  vijandelijkheden.    De  Gouverneur-Generaal 

1  Over  onze  verhonding  tot  Portugal  in  1641 — 1645  zie  men  W.  Tan  Geer: 
J)e  opkomst  van  het  Nederlandich  gezag  over  Ceilon^  I  (Leiden,  Sijthoff,  1895), 
bldz.  74,  7Y.;  91,  yv. 

2  Ygl.  beneden,  bldz.  81. 

3  T.  a.  p.,  bldz.  23. 


t  K  L  S  I  D  1 11  G.  XYlf 

was  van  meening^  dat  hij  hierin  geene  verandering  kon  brengen^ 
gebonden  als  hij  was  ^  door  wat  de  Bewindhebbers  der  Compagnie 
hem  op  dit  pnnt  zouden  gelasten^  en  die  meening  dicteerde  ook 
zgn  weigerend  antwoord  aan  de  gezanten  van  den  Portngeeschen 
onderkoning  9  die  in  den  aanvang  van  1642  ^  te  Batavia  een 
wapenstilstand  kwamen  verzoeken.  ^    Hij   en  zijne  Kaden  — > 
het  blgkt  dnidelgk  nit  hanne  brieven  aan  de  Heeren  XVIl  — 
vonden  dan  ook  opschorting  der  krijgsbedrgven   hoegenaamd 
niet  in  het  voordeel  der  Nederlanders ,  en  het  was  te  verwachten , 
dat  deze,  welke  van  den  aanvang  af  van  hunne  komst  in  het 
Oosten  door  de  Portugeezen  als  vijanden  waren  behandeld  ge- 
worden, weinig  lust  zouden  gevoelen,  hunne  concurrenten  met 
consideratie  te  behandelen,   nu  zg  op  hun  beurt  de  machtigste 
waren.    „Wat   ons   belanght"  —   zoo  schreven  Van  Diemen 
en  de  zijnen  in  hun  Deeemberbrief  van  1641,    „wg  sijn  van 
gevoelen ,  dat ,  soo  veel  den  staedt  van  India  raeckt ,  te  weuschen 
ware  geweest,  den  Portugees  bem  noijt  van  Spangien  gesepareert 
hadde,   ofte  wij  genootsaeckt  wierden,   den  oorlogh,  die    tot 
noch   met   bgsonder   voordeel  jegens   deselve  gevoert  hebben, 
te  staecken.    Hij   is  met  de  huipe   Godes  sedert  eenige  jaren 
herwaerts  soodanigh  gematteert,  dat  in  corte  voorts  geheel  uijt 
India  te  crijgen  sonde  sijn,  hetwelck  inestimabel  veel  voor  de 
Comp»   waerdigh  ware;  want  off  wel  (vermits  hem  allerwegen 
op  de  hielen  sijn  geweest)   seer  verarmt  ende,  ten  ware  dit 
interval,  t'egnde  s'raedts  gebraght  sij,  soo  mogen  echter  wel 
staet  maecken,  dat  noch  Deen,  noch  Engelsman,  nocheenigen 
anderen  Enropasen  handelaer  ons  soo   seer  in   den  wegh  sal 
wesen  als  den  Portugees,   bijaldien  met  hem  in  vrede  comen." 
Maar,   kw&m   het   tot   vrede,    Gouverneur-Generaal   en  Raden    u- 
zouden  dien  „  religieus  onderhouden  ",  ook  al  zagen  zij  bezwaren 
opkomen,  waar  zg  door  overeenkomsten  met  inlandsche  vorsten 


1  Ygl.  missives  der  XYII  aan  G.  Q.  &  B.  dd.  16  Maart  en  6  Sepi.  1641. 

2  Bese  t|dsbepaling  heb  ik  rersaimd,  te  melden  op  blds.  39. 

3  T.  a.  p.,  bldx.  39,  t. 


XtV  t  N  L  B  I  D  I  N  o. 

tegenover  dezen  gehonden  waren  tot  hot  verleénen  van  hulp 
tegen  de  Portngeezen.  En  bet  is  bekend,  bet  kwam  er  toe. 
Het  tractaat  van  bestaud,  den  12  Jani  1641  te  's-6ravenbage 
gesloten y  den  18  November  daaraan  door  den  koningvan  Por- 
tngal,  den  22  Februari  1642  door  de  Staten- Generaal  geratifi- 
ceerd,  werd  den  2  October  van  dat  jaar  te  Batavia  ofScieel 
bekend ,  toen  daar  het  scbip  de  Salamander  aankwam  j  in  April 
nit  Nederland  afgezonden.  Bij  de  lezing  bleek,  dat  de  grootste 
bezwaren  der  Hooge  Regeering  tegen  een  vrede  waren  weg- 
genomen, nn  niet  gerept  werd  van  een  bondgenootschap,  iets 
waarop  Fereira  in  zijn  onderhoud  met  Van  Diemen  had  gedoeld , 
en  nn  door  slechts  weinige  bepalingen  van  algemeene  strekking 
de  wederzgdsche  verhouding  in  het  Oosten  was  geregeld.  In 
denzelfden  Decemberbrief  van  1641  had  zy  die  bezwaren  om- 
schreven :  het  zou  voor  de  Compagnie  het  beste  wezen ,  indien 
de  vrede  „soo  simpel  sonder  veel  stipulatien,  capitnlatien  ofte 
bedingen,  anders  als  't  gemeene  volckerenrecht  mede  brenght, 
veel  min  eenige  alliancie  ofte  bontgenootschap  gemaeckt  werde. 
Want  connen  niet  bedencken ,  daer  eenigh  proffijt  voor  de 
Comp«  mede  te  behalen  sij.  Wg  sijn  door  Godes  zegen  verre 
de  machtigste  ende  connen —  men  ziet,  er  werden  geen  doekjes 
om  gewonden  ^  —  met  de  wapenen  altijt  soodanige  conditien 
maken,  als  de  Comp^^  voordeelijckst  wesen  ende  't  geroerde 
volckerenrecht  toelaten  sal."  De  Heeren  XVII  waren  van  het- 
zelfde gevoelen  geweest  als  hunne  „  bedienden  "  aan  de  overzgde 
der  wereldzee  en  hadden  by  de  regeerders  der  Republiek  weten 
te  bewerken,  dat  Gouvernenr-Generaal  en  Raden  door  het  slniten 
van  het  bestand  in  hunne  werkzaamheden  in  het  belang  der 
aandeelhouders  van  de  groote  handelsvennootschap  niet  door 
groeten  omhaal  van  veel  bepalingen  en  woordenrgke  artikels 
werden  belemmerd,   „ingevolge",  aldus  werden  de  XVII  dan 


1    Vgl.  ook  missives  der  XVII  aan  a.  Q.  &  R.  dd.  6  Sept.  1641 ,  25  Sept  1642  ; 
resolutie  der  XVII  van  Aug.  1641  (punt  7  der  beschrIJYing). 


1  11  L  B  I  D  I  N  0.  XV 

ook  door  de  Hooge  Begeering  te  Batavia  geprezen  in  ha  air 
Decemberverslag  van  1642  —  „niet  meer  (concernerende 
d'Oost  India)  dan  seven  articalen  seer  favorabel  ende  tot  wel- 
stant  van  de  generale  Gompe  getracteert  ende  beraemt  sgn." 
Zij  waren  dan  na  ook  geruster  en,  ofschoon  zij  de  nadeelen 
die  voor  de  Nederlanders  konden  ontspruiten  uit  de  meerdere 
vrgheid  van  beweging ,  door  de  Portngeezen  nu  in  den  handel 
verkregen^  niet  licht  telden ,  zij  hoopten  ook  hun  voordeel  uit 
dien  handel  te  trekken  ^  daar  hij  gedeeltelgk  wel  met  deCom< 
pagnie  zoude  worden  gedreven.  ^ 

Voor  de  wederzijdsche  verhouding  in  den  Maleischen  Archipel 
bad  na  de  verovering  van  Malaka  het  bestand  veel  van  zyn 
belang  verloren.  De  artikels  6  en  7  van  het  tractaat  hielden 
het  uti  possidelis  in,  zoowel  wat  betreft  de  commercie  als  het 
staatkundig  bezit.  ^  Nu  handelden  de  Portngeezen  op  het  oogen- 
blik  dat  het  bestand  in  Indië  officieel  bekend  was  gewordeq, 
niet  op  Malaka  en  zijne  onmiddelijke  omgeving,  niet  op  Java, 
niet  op  Sumatra,  niet  op  Borneo,  niet  op  Ternate  en  omliggende 
eilanden,  niet  op  Ambon,  niet  op  Banda  en  de  eilanden  oost- 
waarts. Op  Makassar  ontmoeten  elkander  de  beide  concurrenten , 
op  de  Kleine  Soenda-eilanden  waren  het  Bima  op  Soembawa  en 
de  Solor-  en  Timorgroep,  waar  men  elkander  in  het  vaarwater 
zat.  In  geheel  den  Archipel  was  het  alleen  op  die  groep,  dat 
Portugal  staatkundige  macht  uitoefende  en  Van  Diemen  nam 
bij  tijds  maatregelen,  om  te  beletten,  dat  op  die  eilanden 
inbreuk  kon  worden  gemaakt  op  de  rechten ,  die  de  Compagnie 
daar  had,  al  stond  het  handelsvoordeel,  dat  zij  afwierpen,  bg 
hem  en  zijne  raadslieden  niet  hoog  genoteerd.  ^ 

Het  bestand  was  nog  nauw  in  den  Archipel  buiten  Batavia 
bekend,  toen  het  reeds  weder  bewesten  Malaka  tot vijandelgk- 


1  Ygl.  beneden,  bldz.  47,  t. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  öl— 56. 

3  Zie   mQn   opstel   over:    Ome   betrekkingen   met   de   fleifM  Soenda-eilanden 
1640-1648.  (Veth^s  Feestbundel. (1894),  bldz.  178-184.) 


XVt  t  ]f  L  tt  t  D  I  It  6. 

heden  was  gekomen.  De  Staten-Generaal  hadden  aan  Goaverneur- 
Generaal  en  Raden  gelast  —  en  de  Heeren  XVII  schreven 
bun  aan ,  ^  dat  zy  zich  „  geheel  naden  wille  ende  het  begeeren  ** 
van  Hunne  Hoog  Mogenden  zouden  gedragen  — ,  onmiddelijk  na 
het  officieel  bekend  worden  van  het  sluiten  van  het  bestand 
(krachtens  zijn  artikel  2  tevens  datum  van  het  ophouden  der 
vijandelijkheden)  den  Portugeezen  met  dat  feit  eveneens  officieel 
in  kennis  te  stellen.  Dit  gebeurde  dan  ook  in  den  Archipel  en 
elders.  Zoo  werd  reeds  den  6  October  1642  het  lid  van  den 
Raad  van  Indië  Pieter  Boreel  door  de  Hooge  Regeering  te  Batavia 
tot  „Commissaris''  benoemd,  om  met  dit  doel  Malaka  te  be- 
zoeken en  Ceilon  en  de  vaste  kust  van  Indië  aan  te  doen. 
Maar  de  Hooge  Regeering  zag  vooruit  do  mogelgkheid,  dat  op 
Ceilon  geschillen  met  de  Portugeezen  zouden  rijzen  en  besloot 
den  11  October,  om^  indien  deze  uict  mochten  worden  beslist, 
l^  „tot  nader  ordre  van  onse  principale,  niet  alleen  [op]  Ceijlon, 
maer  oock  allerwegen  hier  te  lande  den  oorloge  tegen  haer  te 
continueren ,  te  meer  hun  inbeelden ,  ende  om  verscheijde  redenen 
oock  seker  is,  [dat  zg]  op  Ceglon  den  oorlogh  tegen  ons  met 
voordeel  voeren  connen ,  waer  tegen  wij  in  andere  plaetsen  hier  te 
lande  oock  meerder  advantagie  tegen  haer  hebben."  Het  resultaat 
van  Boreels  zending  is  bekend:  de  twistende  partijen  konden 
niet  tot  elkander  worden  gebracht  en  den  27  April  1643  brak 
hg  van  voor  Goa  op  „met  de  bloedvlagge  en  datelycke  acten 
van  hostiliteyt/'  Den  29  Juni  werd  de  tijding  van  het  gebeurde 
te  Batavia  ontvangen.  Het  hervatten  van  den  oorlog  was  zeer 
tegen  den  zin  der  Portugeezen  te  Makassar  en  op  Solor  en 
Timor,  en  zg  verzochten  dan  ook,  dat  de  vredestoestand  wat 
hen  betrof  niet  zoude  worden  verbroken,  daar  zij  meenden, 
^  yj  met  den  Vice  Reij  ende  de  saecke  in  questie  niet  te  doen 
(te)  hebben."  Gouverneur-Generaal  en  Raden  echter  wilden  van 
„soodanigen   stuckwijse   vrede"   niet   weten.  ^    Trouwens   de 


1  Vgl.  res.  G.  G.  &  B.  4  Oct.  1642. 

2  Heeres:  Kleine  Soenda-eilanden ,  t.  a.  p.,  bldi.  1S2» 


iNLKlDiUG.  XyU 

slagen  zonden  bniten  den  Archipel  vallen.  Slechts  bleek  daidelijk , 
hoeveel  waarde  het  bezit  van  Malaka  voor  de  Compagnie  had: 
in  tgden  van  oorlog  was  de  vaart  tasschen  het  grootere  Portugal 
in    het   westen   van  Azië   en   dat   beoosten   genoemde  vesting 
zoo  goed   als   geheel  te  beletten;  het  vermeesteren  van  eenige 
Portngcescbe  schepen  in  de  Straat  leverde  daarvan  het  bewijs. 
Het   bezit  dier  zeeêngte  bezorgde  echter  den  Nederlanders 
moeilgkheden    van    internationalen   aard.    De    vorige   bezitters 
hadden   tol   geheven   van   alle  passeerende  schepen  ^  ook  van 
Enropeesche   natiën;    de   Compagnie   volgde   dit   voorbeeld,  ^ 
—   zeer   beslist  ook  in  de  vredesdagen,  niet  altijd  billijk ,  ten 
opzichte   der   Portageezen  ^    —  maar  schrikte  terug  voor  de 
consequentie :  '  zij  was  b.  v.  in  twijfel  of  zij  dien  tol  zou  gaan 
heffen    ook  van  Ëngelsche   en  Deensche  vaartuigen  ^  helde  nu 
eens  tot  dit  dan  weer  tot  een  ander  gevoelen  over  en  handelde 
eveneens  inconsequent    Wèl  onderwierp  zg^  toen  de  vgandelijk- 
heden   met  Portugal  weder  waren  begonnen^  de  Ëngelsche  en 
Deensche  schepen  aan  een  onderzoek ,  om  te  weten  te  komen 
of  zg  ook  viganden  of  hunne  goederen  ofcontrabande  aan  boord 
hadden.  Een  bloedige  botsing  tusschen  Engelschen  en  Neder- 
landers bleef  niet  uit  en  de  verovering  der  Bon  Ësperance ,  in 
Juli    1643   na  een  hevig  gevecht  door  de  Nederlanders  in  de 
straat   van   Malaka   genomen,   kreeg  een  plaats  in  het  groote 
klachtenboek ,  hetwelk  in  Engeland  werd  aaogehouden  van  de 
handelingen   van  den  gehaten  en  gevreesden    tegenstander  in 
Azië.  * 

Een   ander   gevolg   van   het   hervatten  van  den  oorlog  met 
Portugal  onmiddelijk  na  het  sluiten  van  den  vrede  is  kenmerkend 


1  Zie  b.  Y.  beneden,  blde.  194,  y. 

2  Ygl.  beneden,  bldz.  373,  y.,  463  enz.  —  Ygl.  missiye  der  XVII  aan  G.  Q. 
&  B.  dd.  23  Sept.  1649. 

3  Ygl.  beneden ,  blds.  193 ;  missiyes  der  XYII  aan  Q.  G.  &  R.  dd.  9  Sept.  1645 , 
10  l£aart  1646. 

4  Zie  beneden ,  bldz.  142 ,  y. ,  167 ,  yy. ,  442.  —  Ygl.  ress.  der  XYII  dd.  8  Maart 
1646—18  Sept.  1649. 

Bouwstoffen,  Deel  III.  2 


XYIII  INLEIDING. 

voor  den  geest,   welke  de  bestuurders  der  Compagnie  bezielde 
ten  aanzien  hunner  tegenstanders.  Na  de  veroveriog  had  Eaartekoe 
verlof  gegeven  aan  de  Portugeezen ,  die  zulks  wenschten ,  Malaka 
te  verlaten  en  naar  elders  te  vertrekken.   Velen,  en  daaronder 
de  aanzienlijksten  9  hadden  daarvan  gebruik  gemaakt,  en  slechts 
enkele  Europeesche  burgers  der  stad  vraren  gebleven,  ook  in 
de  hoop,  dat  hun  niet  te  veel  hinderpalen  in  den  weg  zouden 
worden  gelegd ,  waar  het  gold ,  hunnen  God  te  dienen  naar  de 
inspraak   van   hun   geweten.   Van   openbare  godsdienstoefening 
was  echter  geen  sprake :  „  de  vrghegt  van  conscientie ,  en  oogh- 
lugckent   gedoogh    der  misse   is  meer  vrijheijt  als  onsen  Staet 
aldaer  buijten  perijckel  verdragen  can.''  ^  De  houding,  door  de 
Portugeezen  aangenomen  na  de  afscheiding  van  Spanje,  was  in 
de  oogen  van  de  Nederlandsche  machthebbenden  zöö,  dat  hun 
nog  minder  dan  gedurende  den  openlijken  oorlog  vertrouwen 
kon  worden  geschonken.  Men  was  in  „  dese  scbynvredige  tyde"  ^ 
bang  voor  hen,  die  men  nooit  had  gevreesd,    toen  het  zwaard 
steeds  de  questies  kon  oplossen ;  men  wist ,   dat  in  handigheid 
de   Lusitaan  den  Batavier  verre  overtrof.  ^    Er  kwam  by,  dat 
de   Nederlander  veel   minder  dan  de  Portugees  zich  Indië  tot 
een  tweede  vaderland  had  gemaakt:   handelswinsten,  hoop  op 
promotie  en  op  vlug  rijk  worden  en  daarmede  op  een  spoedigen 
terugkeer  naar  Nederland,  waren  bij  de  onzen  de  eenige  drgfveeren 
voor   hun  zijn  in  het  Oosten;  de  meeste  hunner  concurrenten, 
wien  de  handel  door  geheel  Indië ,  zij  liet  dan  ook  tegen  hooge 
tollen,   bijna  zonder  eenige  beperking  van  den   kant  van  de 
regeering  in  het  moederland,   openstond,  hadden  daarentegen 
zich   dd&r  gevestigd,   om  er  hun  leven  te  slijten,  „niet  meer 
aen  Portugael  gedenckende ;   sustenteren   ende  verrijcken  haer 
met  de  voordeden  in  India,  gelijck  off  inboorlingen  waren  ende 


1  Vgl.  beneden,  blde.  77. 

2  Missives  der  XYII  aan  Q.  Q.  &  R.  31  Ang.  1643. 

3  Ygl.  beneden,  bldz.  24  en  missives  der  XYII  aan  G. Q.  &  K. 6Sept.  1641, 
31  Aug.  1643  en  10  Maart  1646. 


INLEIDING.  XIX 

geen  ander  vaderland  kenden."  ^  Zij  vormden  koloniën  y  die  y 
in  vele  opzichten  op  Enropeesche  leest  geschoeid ,  hun  dat 
vaderland  moesten  vergoeden.  Vandaar  ook,  dat  wat  de  uit- 
oefening van  hnn  godsdienst  betrof,  zij  zich  met  niets  minder 
tevreden  konden  stellen  dan  met  wat  Portugal  zelf  hun  in  dit 
opzicht  zonde  hebben  gegeven.  En  nergens  vonden  zij  dat  onder 
Nederlandsch  bestuur.  Had  Van  Diemen  gehoopt,  — en  ook  de 
Bewindhebbers  waren  daarvan  niet  afkeerig  '  —  dat  na  het 
bestand  Portngeesche  kooplui  zich  te  Batavia  zouden  vestigen, 
„ten  ware  de  religie  haer  wederhielde,"  hij  oam  geen  maat- 
regelen,  om  aan  dat  bezwaar  eenigszins  te  gemoet  te  komen. 
Evenmin  gebeurde  dit  te  Malaka,  waar  ook  geen  sprake  was  l^^ 
van  openbare  godsdienstoefening  door  de  Katholieken  en  waar 
men  zoo  bevreesd  was  voor  den  invloed  der  geestelgkheid, 
—  de  Bewindhebbers  niet  minder  dan  de  Hooge  Begeering  *  — 
dat  Gouverneur-Generaal  en  Raden,  nadat  den  10  November 
1644  ^  te  Goa  een  vredesverdrag  tusschen  den  handigen  di- 
plomaat Johan  Maetsuyker  en  den  Portugeeschen  onderkoning  was 
gesloten,  den  nieuwen  gouverneur  van  Malaka,  Arnold  De  Vla- 
ming van  Oudshoorn,  welke  Van  Vliet  opvolgde ,  uitdrukkelijk  ge- 
lastten j  —  in  overeenstemming  met  de  woorden  van  artikel  26  van 
het  tractaat  van  1641  —  geen  godsdienstoefening  buiten  de  private 
woningen^  „sonder  minister  ende  toeloop  van  gemeente,"  toe 
te  laten  en  de  noodige  maatregelen  te  nemen,  dat  geen  gevaar 
kon  dreigen  van  den  kant  der  Portngeesche  geestelijken,  welke 
met  de  schepen,  tusschen  de  landen  beoosten  en  bewesten 
Malaka  varende,  die  stad  aandeden:  „geen  saeck  van  grooter 


1  Vgl.  beneden,  bldz.  48;  De  Jonge,  V  (II),  bldz.  243. 

2  Missive  aan  0.  G.  &  R.  31  Ang.  1643. 

3  Vgl.  beneden,  bldz.  379. 

4  En  niet  den  11  November,  zooals  De  Jonge,  V  (II),  bldz.  CXX  enCXXI 
zegt.  Ook  mag  men  nit  de  niet  geheel  dnideiyke  woorden  van  dezen  schrgver 
niet  opmaken ,  dat  het  tractaat  van  27  Maart  1645  een  uitvloeisel  is  van  dat  van 
10  Nov.  1644.  (Vgl.  Van  Geer,  t.  a.  p.,  o.  a.  bldz.  147.) 


^^  I  N  L  E  I  b  I  il  6. 

emporte''  was  ^in  de  Malacxe  ^ouverne"  te  behartigen.  ^  Ja, 
men  ging  na  de  bekende  gebeurtenissen  in  Brazilië  ^  zóóver, 
dat  men  trachtte  ook  de  niet-geestelijke  Portugeezen  oit  Malaka 
te  doen  verhuizen.  Ook  dit  gelokte  zoo  goed ,  dat  in  haar  brief 
van  15  Januari  1647  de  Hooge  Regeering  aan  de  XVII  kon 
mededeeleu;  dat  men  goede  hoop  had,  Malaka  binnen  kort 
„van  dat  gespoys''  te  zuiveren.  Dat  in  deze  omstandigheden 
niet  ernstig  sprake  kon  z^n  van  de  eenmaal  gehoopte  handels- 
betrekkingen met  de  Portugeezen,  behoeft  geen  betoog.  ^ 

Het  bovengenoemde  bevel  aan  De  Vlaming  was  niet  meer 
geteekend  door  Van  Diemen :  den  19  April  1645,  den  dag 
waarop  het  verdrag  van  Goa  te  Batavia  werd  afgekondigd^  had 
hij  het  moede  hoofd  neergelegd.  Zijne  herhaaldelijk  uitgesproken 
wensch,  hem  een  vervanger  te  zenden,  daar  hy  zijn  vaderland 
nog  eens  wilde  terugzien,  werd  door  de  Bewindhebbers  te  laat 
vervuld;  toen  het  bericht,  dat  hem  vergunde  te  repatrieeren ,  te 
Batavia  aankwam,  was  zijn  stofifelgk  overschot  reeds  ter  aarde 
besteld.  Zijn  laatste  brief  aan  de  Heeren  XVII ,  gedagteekend 
6  Februari,  ^  was  zijn  uiterste  wil  geweest.  Hij  zag  bezwaren 
opkomen;  hg  zag  onder  zijne  oogen,  in  zgne  onmiddelijke  om- 
geving zaken  gebeuren,  die  hem  deden  vragen,  of  het  bestuur 
van  Neêrlandsch  Indië  wel  in  de  rechte  handen  was  neergelegd , 
en  hij  adviseerde  tot  het  uitzenden  uit  Nederland  van  een  „  persoon 
die  consciëntieus  is,  alle  particularitegten  onder  groot  ende  cleene 
in  swangh  gaende  weere,  respect  ende  on tsach  onder  sijn  Raden 
heeft."  Geen  zgner  toenmalige  medehelpers  rekende  hij  waardig , 
zgn  opvolger  te  zyn.  Maar  vol  vertrouwen  laat  hij  op  wat  hij 
„t'  (sijner)  ontlastingh  niet  (had)  connen  verbij  gaen"  de  ge- 


1  Zie  beneden,  bldz.  267—272,  329,  y.  Ygl.  missiye  der  XVII  aan  G.  G.  &  B. 
4  Oct.  1647. 

2  Ygl.  missives  der  XYII  aan  G.  G.  &  B.  10  Maart  1646,  4  Oct.  1647.  Ygl. 
beneden,  bldz.  319,  y. 

8    Ygl.  missive  der  XYII  aan  G.  G.  &  B.  23  Sept.  1649. 

4    Beneden,  bldz.  229,  v. 


INLEIDING.  XXI 

rnstetellende  verzekering  volgen :    „  Den   Ixidisen  stant  is  God 
loff  salx^  dat  die  een  cleenen  misslach  wegnigh  can  deeren." 

Inderdaad  y  de  laatste  jaren  van  Van  Diemen's  bestuur  waren 
—  niet  het  minst  in  den  Maleisch'cn  Archipel  — jaren  van  voor- 
spoed geweest  en  heeht  en  sterk  werd  het  gebouw,  waarvan 
de  fundamenten  door  Goen  waren  gelegd,  opgetrokken  door 
dezen  zijnen  bekwamen  opvolger.  In  zijn  tijd  waren  —  gelukkig 
voor  hem  —  de  macht  en  invloed  der  Nederlanders  in  het 
Oosten,  hoe  groot  zij  ook  mochten  zijn,  nog  niet  zóó  overwe- 
gend,  dat  de  onzen  op  hunne  lauweren  konden  gaan  rusten. 
Daardoor  werd  het  gevaar  nog  niet  geloopen,  dat  zg  die  macht 
en  dien  invloed  als  het  kussen  beschouwden ,  waarop  het  hoofd 
zich  kon  neerleggen,  zonder  zorg  voor  oogenblikkelgke  gevaren, 
maar  daardoor  ook  zorgeloos  waar  het  gold  zich  in  te  spannen , 
om  die  kracht  en  dien  invloed  te  vergrooten,  opdat  het  niet 
zou  kunnen  blijken,  dat  zij  hadden  stilgestaan  en  achteruit 
gegaan  waren,  op  den  dag  der  toekotiist,  die  mede  zou  brengen 
gevaar  dat  van  buiten  dreigde,  ziekten,  die  het  lichaam  van 
binnen  sloopten.  Van  Diemen's  bestuur  was  nog  geheel  een  tijd 
van  worsteling,  van  strijd,  waartegen  de  Compagnie  echter  — 
het  bleek  duidelgk  —  voldoende  was  opgewassen :  een  tgd  dus , 
die  een  roem  volle  plaats  inneemt  in  hare  geschiedenis,  die  hare 
voornemens  én  plannen  zag  slagen,  die  voorspoed  in  haren 
handel,  die  uitbreiding  harer  staatkundige  macht  medebracht. 
Maar  tevens  een  tijd,  die  door  de  rustelooze  inspanning,  ge- 
vergd om  èn  tot  het  doel  te  geraken  èn  wat  men  had  te 
behouden,  geen  plaats  overliet,  geen  gelegenheid  gaf,  om  te 
doen  zien,  niet  nog,  hoe  veel  gevaar  er  gelegen  zoude  zgn 
iu  het  bereiken  van  dat  doel  zelf,  maar  zelfs  niet,  hoe  uit 
elke  nieuwe  overwinning  op  de  hinderpalen,  welke  men  op  den 
weg  ontmoette,  nieuwe  bezwaren  voor  de  zegevierende  handels- 
vennootschap zouden  verrijzen.  Men  had  in  Indië  als  einddoel 
voor  oogen  den  alleenhandel ,  ten  minste  in  de  meest  winstgevende 
voortbrengselen  van  het  Oosten,  en  daaronder  vooral  de  „hoofd- 


XXII  INLEIDING. 

speceryen":  *    nagelen,    muskaatnoten,    foelie    en    peper,    nit 
welke  laatste  „  de  Compagnie  vervullen  moet  het  gros  van  haar 
jaarlixe  equipage";^   men  kon  de  struikelblokken,  welke  den 
weg  naar  dat  einddoel  belemmerden,  niet  verwyderen  zonder 
steeds  verder  uitbreiding  te  geven  aan  den   politieken  invloed, 
de   politieke   macht   der   Gompagoie.    Maar  men  zag  bij  al   de 
inspanniug,  voor  het  bereiken  van  dat  doel  noodig,  niet  in,  boe 
in  de  toekomst  een  dergelyk  monopolie  zou  blijken  het  zenaw- 
verslappende   rustbed    te  zijn,  hetwelk  voor  de  Compagnie  de 
doodsponde  zoude  worden ,  omdat  het  weerhield  van  het  inspannen 
der  krachten  en  deze  daardoor  op  den  duur  voor  inspanning  onge- 
schikt  maakte.    Men    zag   tevens   niet   voldoende   in,    dat  die 
politieke  invloed  en  macht,  welke  de  eenige ,  maar  zeer  kostbare, 
middelen   waren  om   tot  den  alleenhandel  te  geraken,  op  den 
duur  lastposten  zouden  zijn ,  die  tot  den  ondergang  der  Compagnie 
mede  zouden  werken ,  waar  zij  alleen  werden  misbruikt  in  het 
belang   eener   uit   den    aard    der   zaak  toch  reeds  zelfzuchtige 
handelspolitiek   en   niet  tevens  steeds  er  aan  herinnerden,  dat 
een  souverein  andere  en  hoogere  plichten  heeft ,  dan  een  koopman. 
Was  het  in  de  jaren ,  die  Van  Diemen's  regeering  besloten , 
in  het  westen  van  den  Archipel  Malaka ,  hetwelk  ook  in  verband 
met   onze  gedragslijn  tegenover  Atjeh  de  meeste  krachtsinspan- 
ning ,  het  meeste  politiek  beleid  vorderde ,  in  het  Oosten  deden 
dit  Ambon    en   omliggende    eilanden.   En   ook  hier  waren  het 
niet  alleen  die  streken   zelf,  die  alle  zorg  en  inspanning  ver- 
eischten,  ook  hier   had   men   rekening   te  houden  met  andere 
potentaten :  niet  alleen  met  den  machteloozen  vorst  van  Ternate , 
maar  tevens  met  den  sultan  van  Makassar ,  die  voor  het  Oosten 
was  wat  de  sultan  van  Atjeh  was  voor  het  Westen,  de  meest 
invloedrijke,    de    meest   te  ontziene  der  heorschers.    Het  bleek 
reeds  boven,  dat  hij  na  den  vrede  van  1637  onze  vgandenop 


1  Hissive  der  XVII  aan  G.  Qt.  &  B.  22  Oct.  1639. 

2  Idem  U  Maart  1639. 


1  II  L  K  1  D  1  N  6.  XXIII 

Ambon  niet  meer  officieel    oDdersteuode ,   ea  deze  gedragslijn 
werd   door  hem  volgehouden;  niettegenstaande  zgne  hnlp  door 
de  opstandelingen  werd  ingeroepen.  Evenmin  echter  was  hij  er 
toe  te  brengen,    dat  hij  zijne  onderdanen  verbood ,   met  hunne 
vaartuigen  Ambon  te  bezoeken  en   daar  ten  nadeele  van  het 
monopolie  der  Compagnie  te  trachten  de  nagels  op  te  koopen 
en  aan  de  „  opstandelingen"  levens-  en  krggsvoorraad  en  hulp- 
troepen aan  te  brengen.  Het  Igdt  echter  geen  twgfel ,  of  hun  sultan 
begunstigde  in  het  geheim   deze  pogingen,   liet  hunne  onder- 
nemingen althans  oogluikend  toe.   ^     Geen  wonder!  Voor  Ma- 
kassar  was  het  een  hoogst  belangrijke  vraag,  of  de  specerijen 
van  Ambon  daar  ter  stede  ter  stapel  zouden  worden  gebracht, 
ja  of  neen.    Vooral  de  hoop  toch^  dat  deze  gewilde  producten 
hun   te   Makassar  door  den  sluikhandel  zouden  toevloeien,    nu 
Ambon  zelf  hun  was  ontzegd  door  den  overwegenden  invloed 
der  Nederlanders ,  bewoog  Engelschen ,  Deenen,  „  dat  onmachtig 
volk/'  ^    Portngeezen  en  Spanjaarden  dür  hunne  kantoren  te 
houden  tot  niet  gering  voordeel  der  bewoners  en  der  vorsten^ 
den  Sultan  zelf  en  den  zóó  bekenden  Kar&eng  Patingallö wang , 
op  wiens  schouderen  „'t  Macassars  gouverno  alleen  rust."  ^  De 
beide  laatsten,    zelf  „  troffel gcke  negotianten '\  *■    die  hunne 
schepen  lieten  varen  naar  Solor  en  Timor,    naar  Siam  en  het 
Maleische  schiereiland,  naar  Sumatra  en  Java,  en  wars  waren 
van  het  verleenen  van  eenig  monopolie  in  den  handel  aan  welke 
natie  dan   ook,    begrepen   zeer  goed  het  voordeel,    dat   deze 
handel  hun  afwierp  '^  en  tevens ,  dat,  indien  aan  Ambon  voorgoed 
het  Nederlandsche  juk  was  opgelegd,  dien  smokkelhandel  even- 


1  Zie  beneden,  bldz.  13,  41,  46,  v.,  134,  160,  vv.  enz. 

2  Miflsiyes  der  XVII  aan  G.  Gt.  &  K.  6  Sept.  1641,  23  Sept.  1649;  G.  G. 
&  R.  aan  de  XVII  9  Sept.  1640;  beneden,  bldz.  13,  46,  248;  missive  G.  G. &  K. 
aan  den  Nederlandschen  resident  te  Bantam,  dd.  10  Ang.  1641. 

3  Beneden,  bldz.  192. 

4  T.  a.  p.,  bldz.  10.  Zie  ook  elders  beneden,  bv.  bldz.  465. 

5  Vgl.  missives  der  XYII  aan  G.  G.  &  B.  12  Sept.  1639,  22  Sept.  1648, 
26  Aprü  1660. 


XXIV  INLEIDING. 

eens  voor  goed  de  kop  zoude  worden  ingedrukt :  een  vrees , 
door  de  uitkomst  gerechtvaardigd.  Vandaar,  dat  het  verzet  van 
den  kimelaha  Loehoe  en  zijnen  aanhang  tegen  de  Oost-Indische 
Compagnie  met  belangstelling  op  Gelebes  werd  gevolgd ,  met 
sympathie  begroet ,  in  't  geheim  gesteund,  zelfs  toen  Malaka in 
onze  handen  was  gevallen  en  de  vorsten  daardoor  meer  dan 
vroeger  „  sich  gelegen "  lieten  liggen  aan  een  goede  verhouding 
met  de  Hooge  Begeering  te  Batavia.  ^  Deze  woog  de  voor- 
en  nadeelen  van  de  positie,  waarin  zij  tot  Makassar  stond, 
tegen  elkander;  zij  behandelde  de  Makassaren,  die  op  Ambon 
werden  aangetroffen^  als  vganden,  waarschuwde  den  vorst  na- 
drakkelijk  voor  de  gevolgen,  die  zijn  houding  kon  na  zich 
sleepen,  maar  vond  nog  geen  termen  om  opeolijk  tegen  hem 
op  te  treden  en  dan  ook  den  Europeeschen  concurrenten ,  welke 
dééx  zetelden,  het  veld  geheel  ruim  te  laten.  Maar  geengroote 
zienersgaven  waren  noodig,  om  te  voorspellen,  dat  binnen 
een  niet  te  lang  tijdsbestek  op  Gelebes  een  beslissing  zou  vallen : 
Makassar  en  de  Oost-Indische  Gompagnie  konden  op  den  duur 
niet  naast  elkander  als  gelgken  bestaan,  de  botsing  moest  een- 
maal komen,  „'t  Laet  hem  aensien,"  —  zóó  luidde  het  inden 
Decemberbrief  van  1641  van  Oouveroeur-Generaal  en  Raden 
aan  de  Bewindhebbers,  dat  „den  Macassar  sgn  dominie  meer 
ende  meer  tracht  uijt  te  breijden,  waerinne  t' sijner  tijt  (omme 
niet  te  groot  te  werden)  sal  dienen  gestut,  'tsij  bij  dexteritegt 
off  openbaer  geweldt."  ^  Het  zou  gebeuren  „door  openbaer 
geweldt.'' 

Ten  aanzien  van  den  sultan  van  Ternate  behoefde  niet  zoo 
veel  consideratie  te  worden  gebruikt.  ^  Hoe  gaarne  hij,  de 
machtelooze,  geldbehoevende  vorst  ook  zoude  willen  ontkomen 
aan  den  druk,  door  de  Nederlanders  op  hem  uitgeoefend  door 


1  Beneden,  bldz.  IS. 

2  Vgl.  missive  der  XVII  aan  G.  0.  &  E.  4  Oct.  1647. 

8    Over  Ambon  en  de  Mol  ukken  sie  beneden   de   documenten,   passim,   en 
de  d&Ar  aangehaalde  litteratuur. 


INLEIDING.  XXV 

vreesaan jaging,  maar  ook  door  het  beloven  en  verstrekken  van 
een  jaargeld ,  wanneer  geene  nagelen  meer  uit  Ambon  aan 
vreemdelingen  werden  verkocht:  hij  kon  dat  niet;  in  welke 
bochten  hij  zich  ook  wrong ,  om  te  ontsnappen  aan  de  nood- 
zakelijkheid, der  Compagnie  vrij  spel  te  laten  ook  ten  aanzien 
van  die  onder  hare  vganden  in  de  Ambonsche  kwartieren , 
welke  hgzelf  tot  zgne  onderdanen  mocht  rekenen :  het  gelakte 
hem  niet.  Hamdja  werd  oud;  op  zijne  onderdanen ,  geringe  en 
aanzienlijke,  kon  hij  geen  vasten  staat  maken;  de  soldaten  der 
Compagnie  en  hare  schepen  waren  nimmer  ait  zgne  oogen.  Hij 
eindigde  dan  ook  met  toe  te  geven;  hij  droeg  den  Nederland- 
schen  Gonverneur  op  Ambon  ,,de  regeringh  sijner  subjecten 
ende  landen"  ^  in  die  kwartieren  op;  hg  leende  er  zich  toe, 
met  zijn  naam  de  doodvonnissen  der  „  mntins  "  te  bekrachtigen  ^ 
en  zoodoende  Caens  toeleg,  dat  de  Nederlanders  tegenover  de 
oorlogvoerende  onderdanen  van  Hamdja  in  de  kwartieren  van 
Ambon  slechts  als  lasthebbers  van  hunnen  sultan  zouden  schgnen 
op  te  treden ,  te  helpen  verwezenlijken.  Caen  deed  dit  volkomen 
in  overeenstemming  met  de  denkbeelden  der  Bewindhebbers ,  die , 
last  gevende  tot  een  dergelijke  politiek,  als  hunne  meening 
verkondigden,  dat  het  „zeer  wel  bestaan  (kon),  des  Coninghs 
vruntschap  (hoe  wel  gesimuleerde)  te  behouden ,  en  zijn  landen 
te  ruineren."  '  Het  is  vooral  aan  het  krggsmansbeleid  van  Caen 
en  Gerard  Demmer  te  danken,  dat  die  streken  voor  eenoogen- 
blik  althans  tot  reist  werden  gebracht;  aan  hun  pressie  op 
Hamdja,  aan  de  vrees,  hem  ingeboezemd,  maar  ook  aan  zijne 
eigen  egoïstische  politiek  is  het  te  wijten,  dat  de  hoofden  van 
zoovele  zijner  ambtenaren  en  geloofsgenooten  door  beulshanden 
zijn  gevallen  onder  goedkeuring  van  hunnen  vorst.  Wreed  was  de 
handelwijze  der  Nederlanders,  en  dat  zij  hun  noodzakelijk  scheen 
in  hun  politiek,  kan  wel  tot  verklaring,  maar  slechts  vooreen 


1  Beneden,  bldz'.  180,  209  v.;  vgl.  ook  bldz.  133. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  Iö4— 158,  enz. 

3  Missives  der  XYII  aan  G.  G.  &  B.  ]  6  Sept.  1638 ,  11  Sept.  1640 ,  31  Ang.  1643. 


XXVI  INLEIDING. 

gering  deel  tot  hunne  yerontscbaldiging  strekken.  Laf  die  van 
Hamdja.  Ook  onstaatknndig ,  daar  zij  den  genadeslag  toebracht 
aan  den  Temataanschen  invloed  op  Ambon  en  zyne  omgeving. 

Maar  wij  zijn  den  tyd  voornitgeloopen  1 

In  1640  dan  staat  de  kimelaha  Loehoe  aan  bet  boofd  der 
ontevredenen  en  beeft  zijn  boofdmacbt  op  Kambelo  en  Erang; 
Eakiali,  de  kapitein  Hitoe,  bekend  door  bet  aandeel,  betwelk 
by  reeds  sedert  jaren  in  de  Ambonsebe  troebelen  bad  genomen ,  ^ 
„  mainteneert  (op  Wawani)  bedect  de  partije  van  den  Quimelaba"; 
Toloekobèsi  op  Kapaha  „  kiest  geen  partije."  ^  Er  is  boop  op 
een  goeden  uitslag  voor  de  Nederlanders ;  maar  Ambon  en 
omstreken  zijn  ;,geen  Banda;  't  is  daer  in  10  &  12  maenden 
niet  te  beslechten."  ^  Op  Ternate  wgfelt  Hamdja,  welke  zijne 
houding  zal  zijn  en  zijne  raadslieden  zijn  eveneens  wijfelend. 
Vrees  voor  de  wraak  der  Nederlanders  weegt  op  tegen  de  vrees , 
dat  deze  Ambon  geheel  zullen  inpalmen.  Zg  zijn  van  meening, 
„dat  waer  de  Hollanders  maer  met  een  vinger  conneninbooren, 
sonder  rusten  het  gantsche  licbaem  aldaer  plaets  maecken."  * 
Buitendien  heerscht  daar  ontstemming ,  omdat  wy  hen  aanzetten , 
steeds  aanzetten,  tot  oorlog  tegen  Tidore,  een  krijg,  niet  gewild 
om  de  nauwe  verwantschap  tusscben  zoovele  bewoners  van 
Ternate  en  dit  rijk ,  en  tot  oorlog  tegen  Spanje  en  dit  alles  zonder 
zelf  zooveel  hulp  te  verleenen ,  als  wij  zouden  kunnen.  Hamdja 
en  de  zijnen  gelooven,  dat  wij  „  bun  trachten  bij  den  oorlooge  te 
consumeren."  *^  En  zij  geloofden  dit  terecht.  Voor  ons  was  de 
onderwerping  der  Ambonsebe  kwartieren  van  veel  grooter  belang, 
dan  een  overwinning  yan  Ternate  op  zijn  gedwongen  vijand  en  wij 
badden  d&ar  en  elders  onze  macht  te  noodig,  om  die  meer  te  ver- 
spreiden, dan  hoogst  noodzakelijk  was.  Nadat  in  1641  de  krijg 
met  afwisselend  geluk  was  gevoerd,  vertrok  in  Februari  1642  Gaen 


1  BotiW8to£fen ,  II,  passim. 

2  Zie  beneden,  bldz.  7. 

3  T.  a.  p.,  blds.  16. 

4  T.  a.  p.,  bldz.  30. 
p  T.  a.  p.,  bldz.  IB. 


■— a.  r  M.. 


Ilf  LEIDING.  XXVII 

van  Ternate  uit  naar  Ambon  en  zijn  beslist  en  gelukkig  op- 
treden had  al  spoedig  tengOYolge,  dat  de  kimelaba  Loehoe 
eieren  voor  zijn  geld  koos  en  met  de  Nederlanders  weer  op 
goeden  voet  trachtte  te  komen.  Maar  dit  was  slechts  verandering 
van  tegenstander:  Kakiali,  met  wien  de  vijandelijkheden  lang- 
zamerhand meer  openlijk  waren  geworden ,  stond  gereed  ^ 
genesteld  in  het  sterke  Wawani^  hem  als  hoofd  van  het  verzet 
te  vervangen.  In  het  begin  van  1643,  toen  Caen,  na  een  kort 
verblgf  te  Batavia  met  een  aanzienlijke  versterking  op  Ambon 
terugkwam ,  was  daar  —  zoo  meende  men  —  niets  anders  meer 
te  doen,  dan  ,, den  trouwloosen  Gacky  Alij ,  ende  zijnen  aenhangh 
te  verdelgen/'  om  ,,de  Comp®  heer  en  meester  van  geheel 
Hittoe  te  maken."  ^  Beide  gelukte  den  bekwamen  krggsman 
en  handigen  politicus :  „  geheel  Hittoe  (werd)  gebracht  onder 
de  gehoorsaemheijt  van  den  Nederlandsen  staet/'  Kakialikwam 
door  verraad  om  het  leven,  Wawani  en  zijne  omstreken  werden 
veroverd  en  de  kimelaba  Loehoe  werd  met  zgne  verwanten  en 
eenige  zijner  voornaamste  medestanders,  zoogenaamd  op  last 
van  zijnen  koning,  onthalsd  als  straf  voor  zijn  vroeger  verzet, 
„  onaengesien  wat  dcbvoir  gedaen  heeft  omme  in  credit  te 
comen.  ^  Geen  nagelen  werden  meer  aan  de  Compagnie  ont- 
trokken door  vreemde  handelaars,  nu  de  Compagnie  èn  hare 
onderdanen  èn  die  van  Hamdja  tot  de  nakoming  der  vroeger 
geslotene  nagelcontracten  kon  dwingen  met  meer  succes  dan  in 
de  laatste  jaren  bet  geval  was  geweest.  De  bewoners  van  het 
ongelukkige  eiland  en  van  Hoewamohel ,  zoowel  zij  die  onderdanen 
waren  van  de  Compagnie  als  de  subjecten  van  Hamdja,  waren 
nu  „in  volcomen  gehoorsaemheijt  ende  soo  obedient  als  oijt  by 
vorige  gulde  tyden."  Als  opvolger  van  Loehoe  in  zyn  hoedanig- 
heid van  stadhouder  op  Ambon  des  Ternataanschen  sultans 
werd  op  aandrang  van  Caen,  die  in  hem  een  gewillig  vriend 


1  T.  a.  p.,  bldz.  41. 

2  T.  a.  p.,  bld2.  128. 


XXVIII  INLEIDING. 

der  Compagnie  meende  te  zien,  door  Hamdja  benoemd  de  zoon 
van  Sabadin ,  eens  in  de  dagen  van  Reael  en  Goen  Ternataansch 
stadhouder  in  deze  streken,  '  Madjera,  die  zijn  naam  later 
in  de  geschiedrollen  der  Molnkken  zoude  beroemd  maken.  Naast 
hem  .  trad  als  vertegenwoordiger  van  Ternate's  sultan  op  de 
Nederlandsche  gouverneur,  als  hoedanig  in  1642  de  doortastende, 
ijverige,  bekwame,  maar  onverbiddelijke  Gerard  Demmer  was 
aangesteld.  Om  de  macht  der  aanzienlijksten  te  breken,  werd 
een  ingrijpende  verandering  gebracht  in  den  vorm  van  bestuur, 
in  den  laatsten  tijd  op  Hitoe  van  krachU  „Onse  intentie  is," 
—  zoo  luidde  het  in  den  Decemberbrief  van  1643  van  Gou- 
verneur-Generaal en  Raden  naar  patria  ^  —  „dewglo  't  land 
Hittoe  met  den  swaerde  geconquesteert  hebben,  d'inhabitanten 
te  regeren  ende  gouverneren  als  des  Casteels  onderdanen  "  — 
zooals  de  aan  Gompagnie's  gezag  onderworpen  inlandsche  be- 
volking dier  streken  in  die  dagen  heette  —  ^  doende  onder  des 
Gouverneurs  gesagh  ijder  opperhoofts  negerij  off  dorp  de  zyne 
regeren,  sonder  andere  superioriteijt ,  als  sijn  de  vier  Hitteese 
hooffden  ende  Gapiteyn  Hittoe,  te  kennen  ofte  gedogen ,  ende  die 
sich  hier  mede  niet  wil  ofl*can conformeren,  salaen  cant  moeten, 
soo  bestendigh  werck  onder  dien  ongestadigen  hoop  erlangen 
sullen/'  Juist  deze  verandering  echter  was  een  der  redeoen ,  dat 
Toloekobèsi  met  eenige  andere  aanzienlyke  hoofden  en  eenige  hon- 
derden getrouwen  zich  beslist  tegen  de  Compagnie  keerde ,  zich 
terugtrok  op  Kapaha,  een  bijna  onneembare  bergversterkiog —  „die 
sij  selfs  onwinbaer  ende  van  geen  menschen  anders  als  van  Godt 
alleen  vermeestert  te  connen  worden ,  achten  "  —  *  en  Demmer  de 
handen  vol  werk  gaf.  Dit  belette  den  Gouverneur  niet,  zijn  oog 
gevestigd  te  houden  op  andere  maatregelen,  welke  in  het  belang  der 
Gompagnie  op  Ambon  konden  worden  ten  uitvoer  gelegd ,  waar- 


1  Boawstoffen ,  I,  passim. 

2  Beneden  ,  blds.   130. 

3  T.  a.  p.,  blds.  261. 


i  N  i  R  i  T)  I  K  6.  t  JCit 

onder  het  krachtig  bevorderen  van  het  onderwijs  en  van  de  Chiïste- 
lyke  propaganda ,  in  overeenstemming  met  de  wenschen  van  Be- 
windhebbers en  Hooge  Regeering ,  welke  beide  gaarne  offers 
daarvoor  brachten.  ^  Hij  ontveinsde  zich  hoegenaamd  niet^  dat 
niet  alleen  het  monopolie ,  maar  vooral  de  wijze  waarop  de  amb- 
tenaren der  Compagnie  dit  trachten  in  werking  te  brengen  en  door 
te  zetten,  de  schnld  er  van  waren ,  dat  de  Nederlandsche  naam 
gehaat  was  onder  de  bevolking;  hy  hield  er  rekening  mede, 
omdat  hij  wel  inzag,  dat  die  haat  geëxploiteerd  werd  door  de 
aanzienlgken ,  wien  het  wèl  in  de  eerste  plaats  te  doen  was, 
op  te  treden  voor  het  handhaven  hunner  eigen  voorrechten, 
maar  die,  door  den  haat  tegen  de  Compagnie  aan  te  wakkeren, 
in  de  oogen  der  verarmde  ^  bevolking,  de  ^^qnaetwillige'',  ' 
zich  voordeden  als  hare  vrienden,  hare  beschermers  tegen 
bet  onduldbare  juk.  Vandaar,  dat  Demmer  eerlgkheid  wilde, 
strikte  eerlgkheid  van  de  ambtenaren  der  Compagnie;  dat  hg 
humaniteit  tegenover  de  inlanders  als  een  eerste  plicht  der 
Nederlanders  beschouwde;  dat  hg  het  zijne  wilde  doen,  om 
het  juk,  hetwelk  hij  noodzakelijk  rekende  in  't  belang  der 
Compagnie ;  zoo  dragelijk  mogelijk  te  doen  zgn  en  daaraan 
zooveel  hij  kon  het  hatelijk  karakter  te  ontnemen.  Alsof  dat 
mogelgk  ware!  Uit  elke  handeling,  uit  elk  woord  bijna  van 
de  zeventiendeeeuwsche  Nederlanders  blgkt  hunne  minachting 
voor,  althans  kleinachting  van  den  inlander;  *  waar  was  de 
ambtenaar,  vooral  de  lager  geplaatste,  die  de  bevelen,  het 
gevolg   eener   baatzuchtige   handelspolitiek,    zou   trachten   ten 


'  1  Vgl.  oTer  de  kerstening  en  ondenqjs  op  Ambon  ens.  beneden,  b.v.  bidz.  189 , 
242,  Y.,  257,  TV.,  264,  t.,  338  en  noot  3,  364,  380,  461.  Vgl.  ook  de  resoluties 
der  XVII  yan  29  Ang.  1641,  16  Sept.  1644,  30  Oct.  2645,  11  Ang.  1646,  30 
Sept.  en  7  Noy.  1647,  28  Sept.  1648,  1^  Sept.  1649,  7  Sept.  1650,  enz.; missives 
Tan  de  XYIl  aan  0.  ö.  &  B.  9  Sept.  1645,  10  Maart  1646,  4  Oct.  1647,  enz. 

2  Ygl.  beneden,  bldz.  190,  noot  1,  jo.  bldz.  413. 

3  Missive  der  XVII  aan  Gt.  Gt.  &  B.  10  Maart  1646. 

4  Zie  beneden,  passim,  b.  v.  bldz.  199,  300,  323 ,▼., 427 , 428.  Vgl. missives 
der  XVII  aan  0.  G.  &  B.  14  Maart  1639,  12  Sept.  1639,  11  Sept.  1640. 


XIX  I  N  L  È  I  n  i  N  6. 

nitveer  te  leggen  op  een  humane  wijze  ?  Met  een  lantaarn 
moest  hij  worden  gezocht.  Buitendien,  de  tijd  was  nog  niet  ver 
af,  dat  Coen  het  Europeesch'e  element  op  Batavia  het  eerlijke  tucht- 
huis had  genoemd  en  het  gehalte  was  sedert  dien  tgd  te  weinig 
verbeterd,  ^  dan  dat  men  mocht  verwachten ,  dat  strikte 
eerlijkheid  de  grondtoon  zoude  worden,  het  richtsnoer  hunner 
handelingen.  Niet  zoo  zeer  de  handelsstaatkunde  zelf  der  Oost- 
Indische  Compagnie  als  wel  de  wgze,  waarop  hare  ambtenaren 
die  in  praktijk  hebben  gebracht ,  heeft  den  Nederlandschen  naam 
door  de  inboorlingen  doen  vloeken.  ^  En  zoolang  deze  denk- 
wijzen bestonden,  zoolang  ook  de  moraliteit  van  de  Nederlanders 
en  van  de  andere  Europeanen,  welke  de  Compagnie  in  Indië 
dienden,  ^  op  geen  hooger  peil  kwam  te  staan,  kon  een  eerlijk 
man  als  Demmer  het  goede  willen,  het  zou  niet  voldoende 
baten ;  konden  de  Hooge  Regeering  te  Batavia  en  de  Bewind- 
hebbers zedelijke  beginselen  aanbevelen,  het  zou  schrijven  zijn 
op  zand. 

II. 

Ook  Cornelis  Van  der  Lijn ,  welke  bij  resolutie  der  XVII  van 
6  Maart  1646,  z.  g.  „provisioneel"  *  tot  Van  Diemen's opvolger 
was  benoemd,  wilde  een  eerlijke,  menschelijke  behandeling  der 
Ambonsche  slachtoffers  van  het  monopoliestelsel  der  Compagnie , 
van  dat  wèl  in  de  gevolgen  onzalige,  maar,  naar  het  oordeel 
der  Compagnie,  tegenover  de  bewoners  dezer  kwartieren  in 
hunne  betrekkingen  met  niet-Nederlandsche  handelaren  in  dezen 


1  Vgl.  over  het  zedelijk  gehalte,  ook  van  hooggeplaatste  ambtenaren  der  Com- 
pagnie, b.T.  het  Dagregister  1640—1641,  bldz.  2,  y.,  200,  228,  231;  beneden, 
bldz.  169,  213,  v.,  227,  230,  279,  357,  v.,  362,  v.,  420,  enz.;  De  Jonge, 
Opkomst,  V  (II),  bldz.  269,  vv.;  missives  der  XVII  aan  G.  G.  of  aan  G.  G.  &  R 
dd.  16  Sept.  1638,  16  April  1640,  5  Sept.  1641,  21  Sept.  1644,  9  Sept.1645, 
10  Maart  en  16  Ang.  1646,  26  April  1650,  enz. 

2  Zie  beneden,  bldz.  30,  186,  187,  387,  enz. 

3  Vgl.  missive  der  XVII  aan  G.  G.  &  R.  dd.  22  Sept  1648. 

4  Vgl.  pnnt  10  der  beschrijving  voor  de  vergadering  der  XVII  van  Juli  1646* 


i  N  L  B  I  ü  1  N  6.  XWi 

tgd  niet  te  ontwgken  systeem.  Ook  bij  wist^  dat  de  inlanders 
uit  een  moreel  oogpunt  volkonaen  in  hun  recht  waren ,  waar  zij 
trachtten ,  het  juk  af  te  werpen ;  maar  hy  wist  even  goed ,  dat 
het  juk  niet  kón  worden  afgenomen ;  zonder  de  belangen  der 
Compagnie  in  de  waagschaal  te  stellen.  Ook  hij  trachtte  het 
Nederlandsche  gezag  op  Arnbon  op  hechte,  onwrikbare  grond- 
slagen te  vestigen,  geen  inbreuk  daarop  te  dulden,  maar  din 
ook  verder  de  daarvan  onafscheidelijke  gevolgen  den  inlanders 
zoo  dragelgk  mogelijk  te  doen  zyn  en  de  contracten,  met  de 
bewoners  gesloten ,  strikt  van  onze  zgde  na  te  komen ,  wat  ook 
de  Bewindhebbers  steeds  voorschreven.  ^  De  afschaflSng  der  vier 
hoofden  en  van  den  kapitein  Hitoe  zette  hij  door  en  hiermede 
was  Toloekobèsi  's  houding  eveneens  beslist,  hetzij  dan  dat 
deze  zelf  uit  patriotisme  of  uit  eigenbelang  optrad,  hetzij  dat 
andere  aanzienlijken  uit  dezelfde  inzichten  hem  als  stroopop  ge- 
bruikten. De  oppositie  van  Hamdja  tegen  deze  regeeringsver- 
andering,  die  inbreuk  maakte  op  zijne  rechten  op  die  streken, 
doorgedreven  als  zij  was  zonder  hem  daarin  te  kennen ,  en  tegen 
andere  maatregelen  van  onzen  kant,  als  het  vermeerderen  van 
het  aantal  sterkten  op  die  eilanden,  en  het  maken  van  Chris - 
telgke  propaganda  onder  zijne  Ambonsche  onderdanen,  dat  in 
strijd  zoude  zgn  met  den  inhoud  van  het  contract  van  1638, 
werd  met  schouderophalen  begroet:  met  zijn  invloed  was  het 
geheel  gedaan,  niet  alleen  op  Ambon,  ten  aanzien  waarvan  hij 
zich  feitelijk  tevreden  ging  stellen  met  het  geldelijk  voordeel, 
dat  hij  daarvan  trok ,  maar  ook  op  Ternate ,  waar  hij  zel&  den 
schijn  niet  meer  kon  redden ,  maar  den  Nederlandschen  gouver- 
neur de  eerste  plaats  in  zijn  rijk  had  ingeruimd  ten  nadeele 
zijner  rijksgrooten.  De  Compagnie  ging  geheel  haar  eigen  weg 
en  trachtte  haar  doel  te  bereiken ,  zonder  zich  door  overwegingen 
van   dergelijken  aard  te  laten  afleiden.   De  onderwerping  van 


1    Missives  aan  G.  G.  &.  R.  11  Sept.  1640,  21  Sept.  1644,  4  Oct.  1647,  22 
Sept.  1648. 


XXXtl  INLEIDING. 

Eapaba  werd  haar  echter  zeer  moeilijk  gemaakt  èn  door  zijn 
natuurlijke  sterkte  èn  door  de  geheime  ondersteuning,  aan  Toloe- 
kobèsi  verleend  door  zijne  vrienden  en  verwanten ,  die  er  bi) 
menigte  schuilden  onder  de  reeds  onderworpen  negorgen.  Demmer 
wanhoopte  dan  ook  bijna  aan  het  slagen ,  toen  verraad  hem  te 
hulp  kwam.  Geleid  door  een  inboorling,  ondernam  in  den  nacht 
van  24  op  25  Juli  1646  een  wakkere  troep  do  ook  nu  nog 
hoogst  gevaarlijke  beklimming  van  het  sterke  nest,  dat  zonder 
merkelijken  strijd  in  onze  handen  viel.  Het  hoofd  van  het  ver- 
zet vluchtte,  werd  later  gevat,  en  onthoofd,  terwijl  de  voor- 
naamste zijner  medestanders  naar  Mauritius  werden  verbannen. 
„  Hittoes  Babel "  ^  werd  met  den  grond  gelijk  gemaakt ;  de 
sidderende  bevolking  dacht  voor  het  oogenblik  niet  aan  verder 
verzet;  zij  leverde  hare  wapenen  uit,  vef liet  voor  zoover  noodig 
de  minder  toegankelijke  hoogten,  waar  hare  woonplaatsen  waren 
gevestigd,  om  zich  op  last  van  Demmer  neer  te  laten  in  de 
vlakten,  die  minder  gelegenheid  tot  verder  verzet  zouden  ople- 
veren ;  zij  moest  toezien ,  hoe  in  dorpen  van  gemengde  bevolking 
de  zoogenaamde  Christenen  werden  gescheiden  van  de  Moham* 
medanen,  uit  vrees  voor  den  invloed  van  het  „Morisma":  zg 
leverde  zich  geheel  aan  den  overwinnaar  over.  Het  spreekt  wel 
van  zelf,  dat  van  den  vroegeren  regeeringsvorm  zelfs  niet  de 
naam  overbleef.  De  Ambonsche  kwartieren  waren  nu  „  in  ruste 
ende  vreede":  ^  een  rust,  die  op  den  dood  geleek,  een  vrede, 
die  slechts  gedwongen  onderwerping  beteekende.  Na  op  alles 
orde  te  hebben  gesteld,  verliet  Demmer  in  1647  het  tooneel 
zijner  overwinning,  niet  zonder  de  teugels  van  het  bewind  te 
hebben  overgegeven  aan  Arnold  De  Vlaming  van  Oudshoorn, 
die  reeds  elders,  in  Atjeh  en  in  Malaka,  de  Compagnie  met 
goeden  uitslag  had  gediend.  Deze  vond  d&Av  alles  „in  een  flo* 
risanten  ende  vreedigen  stant"  ';  slechts  bleven  er  vertoeven 


1  Beneden,  blds.  298. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  278. 

3  T.  a.  p.  bldz.  336. 


IN  L^  I  D  I  ^6;  xxxni 

een  aantal  Ternatanen ,  welke  als  een  element  werden  beschouwd , 
gevaarlijk  voor  de  rnst  van  Ambon,  en  wier  verwijdering  dan 

ook    reeds  in  het  contract  van  1638  tnsschen  Van  Dlemen  en 
Hamdja  was  bedongen  —  alleen  's  Konings  ambtenaren  mochten 
daar    verblijf  houden    — ,   maar  nimmer   had   plaats  gevonden. 
Ook  op  hun  vertrek  echter  bestond  goede  hoop.    En  overigens 
wisten  de  Nederlandsche  autoriteiten  niet^    nljets  meer  te  doen 
off  bij  der  hant  te  nemen,   dat,   van  Gomp<»  staet  in  dese  ge- 
westen,   ende  de  gemene   ruste   deser   landen  naeder  te  stabi- 
leereo,  ofte  't  gene  tot  verseeckeringe  der  selver  in  toecomende 
sonde   van   node   wesen,    gerequireert   mochte    werden."  *    De 
Vlaming   kon    dus    nu    al    zijne   krachten    inspannen ,    om  der 
Compagnie  de  voordeden   te  verzekeren  van  den  Ambonschen 
nagelhaudel,  die  een   monopolie   beloofde  te  zullen  worden  in 
den  meest  letterlijken  zin  van  het  woord ,  nu  geen  vaailuig  van 
vijand  of  concurrent  Ambons  kusten  kon  naderen  met  gegronde 
hoop  op  eenig  voordeel.    De  Hollandsche  en  Zeeuwsche  kooplui 
waren   voor   het  oogenblik   meester  van  eiken  nagelboom,  die 
daar  groeide,  ^    zooals  zij  dat  reeds  jaren  waren  van  Banda*s 
producten ;  ^    en    de    opbrengst    der    Ambonsche    kwartieren 
alléén ,  Ternate  en  omliggende  eilanden  niet  medegeteld ,  ^  was 
zóó  gr«>ot,  dat  men  aannam  ,  dat  de  markten  in  Europa  en  in  Azië 
geen  oogenblik  minder  vooi*zien  behoefden  te  worden,  wanneer 
op  Ambon  geheelo  bosschen  van  uagelboomen  werden  omgehakt 
of  van   de  schors  ontdaan.    Dit  geschiedde  dan  ook  nu  weder 
en  op  niets  ontziende  wijze:  ^    hier,  door  de  bewoners  daartoe 
over   te  halen;  ginds  tot  straf  voor    het   verzet  der  eigenaars 
tegen    het    vreemde    juk,    een     straf,    die    der    Compagnie 


1  T.a.  p.,  bldz.  337,  noot  3. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  277. 

3  Vgl.  L  a.  p.,  bldz.  134. 

4  Vgl.  ook  t.  a.  p.,  bldz.  133,  alinea  2;  missives  der  XVII  aan  G.  G.  &  R 
dcL  26  Sept  1642,  22  S^pt.  1648,  23  Sept.  1649,  enz, 

5  Vgl.  t.  a.  p. ,  bldz.  414. 

Bouwstoffen.  Deel  III.  3 


XXXtr  t  If  t  B  I  D  1 11  6. 

grootere  gerustheid  verschafte,  daar  zij  alweder  de  gelegenheid 
kleiner  maakte,  dat  ook  vreemdelingen  dien  handel  deelachtig 
werden.  ^  Een  dergelijke  maatregel,  welke  niet  tot  de  Am- 
bonsche  kwartieren,  evenmin  tot  de  nagel boomen,  ^  beperkt 
bleef,  en  volkomen  met  do  wenschen  der  Bewindhebbers 
strookte,  ^  lag  in  de  consequentie  van  hun  monopoliestelsel.  Dit  was 
volstrekt  niet  gebaat  door  het  aan  de  markt  brengen  van  véél 
waren ,  zelfs  niet  als  het  geschiedde  door  de  Compagnie  zelf.  *  Wël 
bracht  het  meê  de  zucht ,  alléén  de  producten  aan  de  markt  te 
brengen,  en  dan  nog  slechts  zooveel ,  als  de  Compagnie  zelf 
berekend  had,  dat  voor  de  behoeften  van  het  oogenblik  noodig 
waren ;  maar  dan  ook  verder  den  prijs  te  zetten ,  zonder  door  de 
concurrentie  te  worden  geleid:  dus  de  markt  te  dwingen,  zg 
het  des  noodig  door  beperking  der  productie.  '  De  Bewind- 
hebbers en  hunne  ambtenaren  zagen  nu  eenmaal  in  dezen  kant 
van  het  monopoliestelsel;  gegrond  op  de  met  die  kwartieren  gesloten 
contraeten ,  zooveel  heil,  dat  zg  den  alleenhandel  in  de  nagelen  en 
muskaatnoten  beschouwden  als  „het  eenige  fons  voor  de  (ïenerale 
Compagnie ,  waer  uijt  de  swaere  Indische  binnen  ende  buytenland- 
sche  lasten  vervallen ,  sonder  d'welcke  (zij)  ijegens  andere  Euro- 
pische  natiën  nimmermeer  (zoude)  bestaen ,  maer  onder  de  groote 
lasten  moeten  beswijcken.  ®  Lasten,  welke  b.  v.  de  Engelschen , 
doordat  zg  geene  forten ,  garnizoenen ,  enz.  hadden  te  onderhouden, 
niet  behoefden  te  dragen ,  maar  „  d'welcke  de  Compagnie  met  de 
proffijt-gevende  Moluckse  specerijen  van  nagelen,  nooten  en 
foelie  ten  principalen  stoppen  moet;  ende  derhalve  met  Igff  en 
siel"  —  zoo  schreven  zij  eens  ^  —  ons  staet  te  arbegden, 


1  T.  a.  p.,  bldz.  217,  ▼. 

2  T.  a.  p.,  blds.  191. 

3  Vgl.  t.  a.  p.,   bldz.  16,  y.   —  Missiye  der  XVII  aan  a.  G.  &  B.  dd.  U 
Maart  1639. 

4  Vgl.  missiTes  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  12  Sept.  1639,  5  Sept*  1641. 
6  Vgl.  ook  blds.  XL.  —  Missive  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  4  Oct.  1647. 

6  Missiye  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  26  AprU  166a 

7  Idem  dd.  28  Sept.  1649. 


1  i«  L  B  I  t)  1  N  o.  XXXV 

omme  van  deselve  met  exclasie  van  allen  anderen  natiën  meester 
te  biyven.''  Het  is  das  niet  te  verwonden,  dat  zij  niet  afkeerig 
waren  van  een  dergelijke  consequentie,  hoe  inhamaan  die  ook 
zg    uit  een  hoog  moreel  oogpunt ,  hoe  monstraeus  zelfs  uit  een 
handelsoogpunt   bezien,   wanneer  een   oordeel  daarover  wordt 
geveld  op  theoretische  gronden  en  niet  gebaseerd  op  oen  onder- 
zoek naar  de  omstandigheden,  waaronder  zij  plaats  vond.  Dat  zij 
haar  in  prakt yk  trachtten  te  brengeu ,  is  ternauwernood  te  veroor- 
deelen.  Wël  moeten  gebrandmerkt  worden  de  handel-  en  denkwijze 
van  eenen  De  Vlaming ,  die  wilde  halen  uit  de  bevolking ,  wat  er 
uit  te   halen  was,  die  zich  niet  zoude  hebben  ontzien,  de  in- 
landers te   beknibbelen  en  uit  te  zuigen,   indien  Van  der  Lijn 
en  zijne  Baden  het  hem  niet  hadden  belet.  De  instructies;  door 
de   Uooge  Kegeering   te  Batavia  aan  dezen  Ambonschen  gou- 
verneur in  hun   schrijven   van  21  November  1648  gegeven,  ^ 
zgn  zoovele  bewijzen ,  dat  niet  in  al  haar  leden  het  gevoel  van 
biUgkheid  en  rechtvaardigheid,    waar   het  den  inlander  gold, 
ontbrak,   en  ook,  dat  zij  begreep,  dat  men  van  dien  inlander 
niet  mocht  vorderen  de  nakoming  der  contracten ,  waar  men  niet 
zelf  daartoe  het  voorbeeld  gaf. 

Comelis  Van  der  Lijn  heeft,  zóó  op  Ambon  als  op  menig 
andere  plaats  in  den  Archipel,  de  vruchten  geplukt  van  wat 
Van  Diemen  heeft  geplant;  hij  oogste,  waar  zijn  voorganger 
had  gezaaid.  Zonder  twyfel,  maar  hem  kan  dan  toch  zeer 
zeker  de  lof,  de  niet  geringe  lof,  niet  worden  onthouden,  di^t 
hg  met  beleid  den  oogst  binnenhaalde.  Doorkneed  gedurende 
zgn  lange  ambtenaarsloopbaan  in  de  kennis  van  's  Compagnies 
belangen  in  Indië,  heeft  hij  byna  overal  met  gelukkigen  uitslag 
Van  Diemen's  politiek  voortgezet.  Wél  kan  hij  hoegenaamd  niet 
met  zgn  groeten  voorganger  op  één  lijn  worden  geplaatst :  daartoe 
ontbrak  hem  diens  ruime,  vér  vooruitziende  blik;  maar  ze^r 
geschikt  heeft  hijj   zich   getoond  als   een  ambtenaar  d* affaires  ^ 


1    Beneden,  bldz.  407-414,  jo.  362.  Vgl.  ook  blds.  461  en  noot  1. 


XXXVI  IN  LB  t  D  ING. 

die  de  zaken  gaande  moet  houdeu  tot  tijd  en  wijle  een  nieuwe 
regeerder   optreedt.   De  zwakheid,   gewoonlijk  aan  zgn  bestuar 
verweten y   komt  dan  ook  neer  op   een  gebrek  aan  initiatief , 
waardoor  bet  zich  ongaostig  van  Van  Diemen*s  tijd  onderscheidde, 
op  bovenbedoeld  gemis  aan  een  staatkundigen  blik  op  de  toe- 
komst^   waardoor  juist    Van    Diemen*s   regeeringsbeleid    werd 
gekenmerkt.  Maar  zoo  goed  als  nergens  is  zwakheid  te  bespeuren^ 
^aar  Van  der  Lijn  de  politiek  zijns  voorgangers  gaat  voortzetten^ 
waar  hij  de  consequentiën    aanvaardt   van   diens  handelingen. 
Van  der  L^n's  kracht   heeft  gezeten,   niet   in  het  uitbreiden, 
maar  in  het  behouden ,  in  het  versterken  van  wat  de  Compagnie 
nu  eenmaal  bezat  aan  grondgebied,  aan  politieken  invloed ,  aan 
handel.    Hierbij   heeft  hij  geen  andere  zwakheid  getoond  dan 
-die  welke  er  kan  gelegen  zijn  in  de  overschatting  van  eigen 
kracht;  hierbij    —  het  zal  straks  blijken  —  is  hij  op  zijn  stuk 
blijven  staan  tot  in   't  brutale  toe.    £n  in  dien  zin  is  de  tas- 
schenruimte  tusschen  de  periode  van  Van  Diemen  en  die  van 
Maetsuyker  door  hem  op  verdienstelijke  wijze  voor  een  gedeelte 
aangevuld.    Zóó  heeft  hij  in  de  Ambonsche  en  Moluksche  aan- 
gelegenheden geen  oogenblik  zwakheid  betoond,    't  Is  waar , 
dat  hij ,  even  als  trouwens  Van  Diemen ,  steunen  kon  op  raads- 
lieden als  Caen  en  Demmer,  maar  dit  vermindert  niets  van 
zijn  aandeel  in  dit  alles,   daar  hij  heeft  getoond  te  begrijpen, 
dat  ook ,  in  de  eerste  plaats  zelfs ,  van  Batavia  zelf  de  drang 
tot  krachtig  handelen  moest  uitgaan. 

Na  den  val  van  Kapaha  werd  een  niet  gering  te  achten 
moeilijkheid  geboren  in  de  Molukken.  Wèl  inziende,  dat  het 
nn  uit  was  met  de  voordeelen,  welke  de  smokkelhandel  in 
nagelen  op  Ambon  opleverde,  wendde  de  den  Nederlanders 
vijandige,  althans  op  de  Compagnie  ijverzuchtige,  combinatie 
van  hare  te  Makassar  gevestigde  concurrenten  het  oog  naar 
de  Molukken.  Hunne  kansen  stonden  daar  niet  slecht,  omdat 
Tidore  met  de  handelspolitiek  der  Compagnie  niets  had  uit  te 
staan   en   de   Spanjaarden   op  Ternate  misschien  gelegenheid 


INLEIDING.  XXXVII 

zonden  yinden  j  hou  dd&r  de  hand  ie  reiken ,  waardoor  het  ge- 
vaar ontstond,  dat  de  Molnkken  „een  tweede  Amboina"  ^  zonden 
worden.  Onze  „erfvijand"  ^,  hoewel  zeer  verzwakt,  *  had  zijne 
positie  in  de  Molnkken  nog  niet  prijs  gegeven  en  het  was  den 
Nederlanders  niettegenstaande  hnnne  herhaalde   pogingen  nog 
niet  gelnkt,   hem   af  te  snijden  van  Maoila  en  Makassar,  van 
waar  hij  de  noodige  versterkingen  moest  ontvangen.  Ook  overi- 
gens werd  de  krijg   tegen  hem  in  de  Molnkken  met  wisselend 
gelnk  gevoerd,  ja!  de  Spanjaard   mocht  er  zich  op  beroemen, 
dat  hij  juist  vóór  den  tijd,  waarop  de  vrede  van  Munster  in 
Indië   bekend  werd,    zijn   tegenstander    aldaar   een   gevoelige 
les  gaf.  ^  Maar  deze  uitbarstingen,  gewoonlijk  het  gevolg  van 
hulp,  door  de  Europeanen  in  de  Molnkken  aan  hunne  inlandsche 
bondgenooten  verleend,  waren  dan  ook  de  eenige  kenteekenen 
van  den  haat,  die  men  zou  hebben  verwacht  tusschen  de  beide 
volkeren.   Dit  gevoel   bleek  hier  verzwakt  te  zijn:  de  weder- 
zijdsche  verhouding  had  over  't  geheel  eerder  iets  gemoedelij  ks , 
dan  dat  zij  het  vijandelijk  karakter  droeg,  dat  men  zoude  heb- 
ben   vermoed.   Vooral  onder  het  bestnur  van  Wouter  Seroijen, 
die    in    1643   Caen  was   opgevolgd,    was    de   verhouding   tot 
de    Spanjaarden    op  Ternate    zoo    vriendschappelijk,    dat   zij 
de   ontevredenheid   der   Hooge   liegeering   te    Batavia  gaande 
maakte.  Deze  had  in  Fobraari    1648   Caen   opnieuw  naar  de 
Molnkken   gezonden,    om   orde   op   de  zaken  te  stellen  '^,  Het 
werd  raeer  dan  tijd;   de   Nederlandsche  versterkingen  waren, 
behalve  op  Makjan,  door  Seroijen  in  een  deerniswaardigen  toe- 
stand gelaten;   hij   gebruikte  op  verzoek  van   Ternate's  vorst 
zijn   troepen-  en   scheepsmacht ,    hoog  noodig  voor  het  eigen 


1  Vgl.  miflsiTe  der  Bewindhebbers  aan  Gt.  Gt.  &  R.  16  Aug.  16i6. 

2  Vgl.  beneden,  blds.  273. 

3  Vgl.  DagregUter  1640—1641,  bldz.  330  en  435 ;  missive  der  XVII  aan  G.  G. 
&  R.  31  Ang.  1643,  en  beneden,  passim.  —  Men  zie  echter  ook  beneden,  bids. 
368,  400. 

4  T.  a.  p.,  bldz.  446,  ▼. 

6    Zie  sgn  rapport  t.  a.  p.,  bldz.  884—405.    . 


XXXVIll  INLEIDING 

huishonden,  op  krijgsbedrijven  buiten  ^ijn  goavememeut.  Zöö 
op  een  tocht  naar  GoroDtalo,  door  Hamdja,  maar  ook  door  den 
0altan  van  Makassar  tot  zijn  gebied  gerekend:  een  handeling,  die 
onze  goede  verhoading  een  oogenblik  bedreigde  tot  laatstge- 
noemden vorst,  ^  tegen  wien  Van  der  Lijn  toch  reeds  niet  zóó 
beslist  optrad  ^  als  Van  Diemen  dit  had  gedaan.  Ook  de  on- 
trouw van  Seroijen  in  financieele  aangelegenheden  stond  buiten 
twijfel:  niet  alleen  de  Compagnie^  maar  ook  Hamdja,  was 
door  hem  bestolen  geworden.  Caen  liet  hem  dan  ook  onder  de  n 
titel  van  president  vervangen  door  Jaspar  Van  den  Uogaerde,  die  als 
Nederlandsch  hoofd  op  Makjan  redenen  tot  tevredenheid  had 
gegeven.  Het  geluk  diende  de  Compagnie,  door  dat  juist  in  het 
midden  van  1648  de  bekwame  Caen  op  Ternate  zich  bevond. 
Den  6  Mei  van  dat  jaar  toch  stierf  Hamdja.  Drie  pretendenten, 
neven  van  den  overleden  vorst,  zonen  van  zijn  voorganger  Mo- 
dafar,  '  dongen  naar  de  kroon:  Manila,  gesteund  door  eenige 
hooggeplaatste  rijksgrooten ,  Kalamata,  de  candidaat  der  geeste- 
lijkheid, en  Tahoebo,  van  wien  men,  opgevoed  als  hij  was 
onder  de  oogen  der  Nederlandsche  gouverneurs  op  Ternate, 
redenen  had  te  denken,  dat  hij  zich  zoude  schikken  naar  de 
politiek  der  Compagnie  en  zijn  rijk  zoude  maken  tot  een  stean 
voor  de  Nederlanders  in  hnnnen  oorlog  tegen  Spanje  en  in 
hnnnen  handolsstrijd  tegen  de  Europeanen  en  de  Makassaren. 
Caen  dreef  dan  ook  de  verkiezing  van  Tahoebo  door ;  „  met 
een  statige  anthoriteyt ''  —  de  gebeurtenissen  op  Ambon  hadden 
schrik  en  vrees  gebracht  onder  de  Ternataansche  aanzienlijken 
—  wist  hij  de  rijksgrooten  tot  die  keuze  te  bewegen  en  den 
nieuwen  sultan ,  die  zich  na  de  troonsbestijging  Mandarsjah  liet 
noemen,  over  te  halen,  den  15  en  19  Mei  de  vroegere  con- 
tracten  met  de   Compagnie  plechtig   to  hernieuwen  en  te  be- 


1  T.  a.  p.,  bldz.  868,  y.,  867,  t.,  889,  t.  Ygl.  blds.  475 ,  noot  1 

2  Ygl.  b.y.  bldx.  476,  noot  1. 

8    Zie  oyer  hem  Bouwstoffen,  U,  pasiim. 


INLEIDING.  TCXXlX 

zweeren ,  ^  zij  het  dan  ook  tegen  eigen  zin  en  onder  tegenstand 
der  aanzienlijkste  en  invloedrijkste  raadslieden  der  kroon.  Den 
hoofdpersonen  in  het  bloedige  schoawspel;  dat  binnen  kort  op 
Ambon  en  in  de  Molukken  zoude  worden  opgevoerd^  wareA 
nu  de  rollen  toegedeeld :  aan  den  bekwamen ;  maar  cynischen 
De  Vlaming  ^  aan  den  schranderen  Madjira,  die  zijne  bedoelingen 
wist  te  verbergen  en  zijn  tijd  af  te  wachten ,  aan  den  zwakken 
Mandarsjah,  aan  de  ontevreden  prinsen  Manila  en  Kalamata. 
Het  gordijn  zon  spoedig  worden  opgehaald. 

Echter  niet  meer  onder  het  bewind  van  Van  der  Lijn.  Deze 
heeft  verder  een  vredig  Ambon  mogen  beheeren  en  een  tamelijk  ^ 
gedwee  Ternate.    Ook  kwam   in  zijn   tijd  de  breuk  tusschen 
Makassar  en  de  Compagnie  nog  niet.   Met  Boeton ,  welk  eiland 
ook  al  een  twistappel  was  tusschen  Ternate  en  Makassar ,  werd 
door  wederzijdsche  toenadering  '    een  vriendelijker  verhonding 
mogelijk  dan  voorheen.  ^    Met  onze  vijanden  in  het  zuiden  van 
Boroeo  bemoeide  hij  zich  weinig,  hierin  de  in  dit  opzicht  voor- 
zichtige,  maar  weinig  roemvoUe   politiek  zijns  voorgangers  '^ 
volgende.    Onder  zijn   bestuur  werd  meer  nog  dan  vroeger  de 
invloed  der  Compagnie  uitgebreid  op  de  eilanden  beoosten  en 
bezuiden    Banda,    waarheen    hij    de   ontdekkingen,   door  Van 
Diemen  begonnen ,    voortzette :  ^   contracten ,  den  22  Februari 
1646   met   een   deel  van  de  Tenimbergroep,  den   28  Mei  van 
dit  jaar  met  enkele  negorijen  van    Damma  gesloten,  ^   ;}0m 
alleen  meester   van    (die)    landen   ende   de   costelijcke  spece- 
rijen te  blijven/'    waren  er  het   gevolg   van.     Hier   zou   het 
uitroeien   der  vruchtboomen   een  groote  rol  spelen,  ^    niet  het 
minst ,  omdat  de  Bewindhebbers  groote  bezwaren  zagen  juist  iïi 

1  Tgl.  beneden,  blds.  406,  y. 

2  Vgl.  t.  a.  p.,  blda.  443,  447,  460,  y. 

3  T.  a.  p.,  blda.  239,  351,  y. 

4  Bouwstoffen,  II,  blda.  LXVIII,  enz. 

6  Ygl.  Dagregister  1640—1641 ;  Yan  Dgk ,  Borneo ,  passim ;  beneden ,  blds.  193, 

6  Beneden,  bld«.  246,  v.,  280,  ty. 

7  T.  a.  p.,  blda.  303—314. 

8  T.  a.  p.,  b.T.  bld£.  191,  339,  ▼.,  366,  414,  462,  v. 


XL  INLEIDING. 

de  omBtandigheid  van  het  ootdekken  dezer  vrachtenrijke  eilanden, 
bezwaren  voor  hnn  monopolie  zóó  groot ,  dat  zij  eens  den  wensch 
nitten ,  ^  „  dat  die  landen  noch  onbekent  ende  noijt  ondersocht 
waren,  om  vreerade  de  wegh  tot  Comp»   verderff"  —  inbreuk 
op  den  alleenhandel  —  „niet  aen  te  wijsen."     Van  d&éx  de 
last  der  XVII,  om  op  deze  eilanden  alle  vrnchtboomen  te  ver- 
nielen,  naast  het   bevel,    de   niet-Nederlandschc   schepen   van 
daar  te  trachten   te   weren,   het  liefst  op  vredelievende  wijze 
door  de  bewoners  met  hnnne  toestemming  ^  onder  Gompaigniea 
protexie"  te  nemen  en  hen  er  toe  te  brengen,    „geen  voorder 
aenplantinge "   te  doen.    Ook  werden  de  betrekkingen  met  de 
Kei-,  Aroe-  en  naburige  eilanden  hernieuwd.   Op  Solor  en  om- 
streken hield  Van  der  Lijn  zeer  beslist  en  op  forsche  wijze  de  rechtea 
der  Nederlanders  staande  tegenover  de  Portugeezen,  gelijk  hij 
dat  overal  deed  in  den  Maleischen  Archipel,  terwijl  contracten 
met  inlandsche  hoofden  van  genoemde  streken,  den  22  Januari 
en  den  22  Februari  1646  gesloten,  *  die  rechten  ook  tegenover 
de  eilandbewoners  zelf  krachtiger  maakten.    Zijne  houding  ten 
aanzien  der  Javaansche  vorsten  is  bekend :  het  sluiten  van  vrede 
met  Mataram  wordt  als  een  der  bewijzen  aangehaald  van  de 
zwakheid  zijner  regeering.  ^    Ten  onrechte :  Van  der  Lijn  heeft 
ook  hier  slechts  geoogst,   wat  zijn  voorganger  had  gezaaid.   ^ 
Sedert  ongeveer  1638  —  reeds  werd  hierop  boven  gewezen  — 
hadden  geene   bepaalde  vijandelijke  feitelijkheden  meer  plaats 
tnsschen  de  Compagnie  en  den  Soesoehoenan.    Wël  wilde  het 
nog  niet  tot  vrede  komen,  maar  genoemde  vorst,  die  de  handen 
vol  had  met  de  oostkust  van  Java  en  met  Bali ,  was  daarvan  niet 
afkeerig  en  verhinderde  den  aanvoer  van  rijst  uit  zijn  rijk  naar 
Batavia ,  een  gewichtige  zaak ,  niet.  Ook  Van  Diemen  ondernam 
in  dien  tijd  niets  vijandigs  tegen  den  machtigen  en  gednchten 


1  Missive  aan  G.  G.  &  R.  dd.  9  Sept.  1646. 

2  Beneden,  bldz.  314,  v.,  324,  v.v. 

3  De  Jonge,  V  (II),  bldz.  CXXV,  v. 

4  Zie  voor  het  volgende  vooral  De  Jonge,  V  (II). 


INLEIDING.  XLf 

tegenstander.  Daér  werd  in  Jannari  1641  Malaka  veroverd ! 
Dit  feit  DU  heeft  zijn  terugslag  doen  gevoelen  in  heel  den 
Maleischen  Archipel.  Geen  vorst,  geen  volk,  waarmede  de 
Nederlanders  toen  in  aanraking  kwamen,  of  zij  zijn  voor  een 
oogenblik  althans  onder  den  invloed  gekomen  van  deze  nieuwe 
uiting  der  machtsontwikkeling  van  de  Compagnie,  ^  hetzij  dan 
dat  die  invloed  hen  er  toe  bracht,  den  Nederlanders  meer  naar 
de  oogen  te  zien ,  hetzij  die  invloed  hen  er  aan  herinnerde  f 
hoe  het  meer  dan  tijd  werd,  de  groeiende  superioriteit  dezer 
Westerlingen  binnen  de  perken  terug  te  brengen.  Van  den 
toenmaligen  beheerschcr  van  Mataram  kon  men  het  eerste  zeker 
nog  niet  verwachten ;  moest  men  eerder  aannemen,  dat  hij  zijne 
beschikbare  kraehteo  in  werking  zoude  stellen  om  de  macht 
der  Nederlanders  te  fnuiken.  De  gebeurtenissen  na  1641  doen 
dan  ook  zien,  dat  hij  in  die  richting  werkzaam  was,  al  bleek 
het  spoedig,  dat  bij  zijn  doel  niet  zou  bereiken.  Voor  hem  was 
de  verovering  van  Malaka  een  groote  slag.  Niet  alleen  door- 
dat zijn  tegenstander  daardoor  in  macht  en  aanzien  klom,  niet 
alleen  omdat  des  Vorsten  betrekkingen  met  de  Portugeezen, 
die  vijanden  der  Compagnie,  daardoor  ten  zeerste  werden  be- 
moeilijkt, maar  vooral  omdat  zij  gevoelig  nadeel  zou  kunnen 
toebrengen  aan  den  bandel  van  zijn  rijk,  daar  zijne  onderdanen 
in  hunne  handelsbetrekkingen  meer  dan  vroeger  waren  aange- 
wezen op  de  Nederlanders.  Java  toch  was  een  rijstschuur  ook 
voor  het  Maleisehe  schiereiland,  dat  zelf  niet  geheel  in  zijn 
behoefte  kon  voorzien,  en  nu  Malaka  was  gekomen  in  handen 
der  Compagnie,  had  deze  het  bijna  geheel  in  haar  macht,  aan 
des  Soesoehoenans  onderdanen  den  aanvoer  van  rijst  en  an- 
dere koopwaren  daarheen  te  beletten  en  tevens  den  aan- 
koop van  de  manufacturen  der  vaste  kust  van  Indië  en  der 
overige  daar  ter  markt  komende  bandelsprodocten.  ^    Dan  zou 


1  Tgl.  J)e  Jonge,  V  (II),  bldz.  263. 

2  Ygl.  beneden,  bldjs.  345. 


2CLII  INLEIDING. 

Batavia  de  hoofdmarkt  moeten  worden  voor  den  lijHtnitToer  uit 
het  rijk  van  Mataram ,  terwijl  dat  rijk ,  wat  bet  aan  baitenlandsche 
prodncten  noodig  had ,  grootendeels  nit  handen  der  Nederlanders 
zonde  moeten  ontvangen.  Er  moge  nn  eenige  overdrijving 
liggen  in  den  nitroep  van  Van  Diemen  van  31  Januari  1641» 
in  den  roes  nog  van  Malaka's  verovering:  „do  Mattaram  moei 
onsen  vrunt  worden  /'  de  kern  er  van  was  waar :  de  Soesoe- 
hoenan  moest  in  hooge  mate  met  deze  overwinning  rekening 
honden.  Hij  schijnt  eerst  do  hoop  gekoesterd  hebben,  een  coalitie 
tot  stand  te  knnnen  brengen  tusschen  al  wat  in  den  Archipel 
den  Nederlandschen  naam  haatte  of  vreesde:  sporen  althans 
treft  men  aan  van  eene  ons  niet  vriendschappelgk  gezinde  verstand- 
houding  van  Mataram  met  Portugeezen  en  Engelschen  en  met 
de  vorsten  vao  Bandjermasin ,  Martapoera,  Djambi  en  Palem- 
bang,  die  nu  alle  zijn  opperhoogheid  schenen  te  willen  erkennen. 
Vooral  op  beide  laatstgenoemde  staten  trachtte  hij  iovloed  nit  te 
oefenen  en  dit  gelukte  hem  zoo  goed^  dat  Van  Diemen  in  1642  en 
1643  werd  gedwongen ,  op  de  meest  besliste  wijze  eerbied  voor  de 
Nederlandsche  vlag  af  te  eischen  van  beider  vorsten :  ^  Jeremias 
Van  Vliet,  Abel  Janszoon  Tasman,  Pieter  Soery,  Johannes 
Lamotius  en  anderen  hielden  han  goeden  naam  aan  de  Oostkust 
van  Sumatra  op,  en  de  contracten  van  20  October  1642  met 
Palembang  ^  en  van  6  Juli  1643  met  Djambi  '  toonden,  dat 
het  prestige  der  Compagnie  daar  bleef  gehandhaafd.  Na  het 
mislukken  dezer  pogingen  werd  de  houding  van  den  Soesoe- 
hoenan  —  officieel  althans  —  weder  merkbaar  minder  vijandig 
en  van  onze  zijde  werd  zijn  voorbeeld  gevolgd :  zyne  onder- 
danen handelden  op  Batavia  en ,  met  passen  van  de  Hooge 
Begeering  voorzien,  op  Malaka.  Zóó  bleef  de  toestand  tot 
den   dood  van  Van   Diemen  en  ook  na  diens  overlgden  heeft 


1  Vgl.  t.  a.  p.,  Wd*.  113—126,  137-141. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  108-113. 

3  T.  a.  p.,  blds.  163—169. 


I  N  L  B  I  D  1  N  a.  XLIll 

zgn  krachtigste  tegenstander  op  Java  het  zijn  opvolger  niet 
zeer  moeilijk  gemaakt.  Lang  overleefde  hij  hem  niet:  in  1646 
stierf  ook  hij  on  een  minder  woelige  en  heerschzachtige  vorst 
besteeg  de  troon,  door  zijn  verscheiden  ledig  geworden.  Deze 
bleek  gesteld  op  een  goede  verhouding  met  Batavia,  en  Van  der 
Lgn,  in  overeenstemming  met  de  denkbeelden  der  Bewind- 
hebbers, ^  wees  de  hem  aangeboden  band  niet  terng.  Hij  heeft 
met  hem  in  hetzelfde  jaar  nog  een  vrede  getroflen,  waaronder 
de  waardigheid  der  Compagnie  in  werkelgkheid  niet  beeft  ge- 
leden ,  waardoor  geen  enkel  ernstig  belang  der  Compagnie  werd 
bedreigd^  ook  niet  dat  van  haar  monopolie  op  Ambon ,  Ternate, 
Banda  en  Malaka,  waardoor  zij  de  handen  ruimer  kreeg  en 
Batavia's  handel  zag  vergrooten.  Ook  met  Bantam  werd  de 
vredelievende  verhondiug  op  vasteren  grondslag  gevestigd :  was 
in  1639  een  in  algemecne  termen  gesloten  bestand  getroffen, 
in  1645  werd  een  nader  omschreven  tractaat  gesloten ,  waartoe 
de  onderhandelingen  reeds  onder  Van  Diemen  een  aanvang 
hadden  genomen. 

Werd  op  die  wgze  de  rnst  ook  op  Java  verkregen ,  metAtjeh 
daarentegen  beeft  Van  der  Lijn  moeilijke  oogenblikken  doorleefd : 
ten  opzichte  van  dit  Bijk  heeft  bij  alles  op  baren  en  snaren 
gezet;  maar  toen  by  in  1650  zijn  ambt  neerlegde,  scheen  zijn 
politiek  en  die  zijner  raadslieden  voor  het  ojgenblik  op  Sn- 
matra's  noordknst  en  op  het  Maleische  schiereiland  te  hebben 
gezegevierd.  ^  Beeds  werd  er  op  gewezen,  boe  Van  Diemen 
in  1644  besloot  door  te  tasten  in  zijn  monopolie- staatkunde 
tegenover  Perak ,  en  in  dit  en  bet  volgend  jaar  die  haven  door 
onze  schepen  gesloten  hield ,  behalve  voor  Atjebsche  en  Peraksche 
vaartuigen.  Nog  bij  zijn  leven,  den  24  Maart  1645,  werd  in 
Bade  van  Indië  besloten,  een  gezant  naar  Atjeb  af  te  vaardigen, 
wien  werd  opgedragen ^   te  trachten,  de  Koningin  te  bewegen, 


1  Kissiyes  aan  G.  G.  &  R.  16  Sept.  1638,  14  Maart  1639.  4  Oct.  1647 .  ena. 

2  Zie  benaden,  passim. 


XLIV  I  N  L  K  1  D  I  N  G. 

dat  zij  het  recht ,  hetwelk  de  Compagnie  ten  aanzien  van  Perak 
meende   te  hebben,   erkende   en  tegenover  den   Radja  zelf  in 
bescherming   nam.    De   keuze   der  Hooge  Regeering  voor  deze 
zending  viel  op  den   opperkoopman   Arnold   De  Vlaming  van 
Oudshoorn,   een  der  bekwaamste,   maar  tevens  een  der  meest 
cynische  der  ambtenaren,  welke  de  Compagnie  in  Indië  dienden. 
Zelf  komt   hij  in  een  schrijven  uit  Atjeh  naar  Batavia  van  12 
Angustus  1645  er  voor  uit:  hij  was  daar  ,,  recht  in  die  weerelt^ 
weicke    namentlijck    nootsaeckelijck    bedrogen    sijn    wil , "    het 
decipialur  ergo  meende  hij  daarom  gerust  in  toepassing  te  mogen 
brengen.    Krachtens  zijne  instructie  deed  hij  Perak  aan  vóór  hij 
koers  zette  naar  Sumatra's  noordkust.  De  Radja  weigerde  beslist^ 
op  eigen  gezag  een  contract  met  de  Compagnie  te  sluiten,  maar 
hij  verwees  naar  de  sultan  van  Atjeh.  Minder  dan  ooit  had  hij 
reden,   zich   de  handen   te   binden  door  een  overeenkomst  tot 
levering  aan  de  Nederlanders  van  een  gedeelte  van  het  tin  van 
zijn  land  tegen  een  vooruit  vastgestelden  prijs,  nujnist  de  wering 
uit,    of  bemoeilijkiug  in  de  overige  tinkwartieren  der  niet -No - 
derlandsche  kooplieden,  Perak's  commercie  een  groot  voordeel 
beloofde ,  doordat  het  zich  liet  aanzien ,  dat  de  winsten ,  welke 
de  handel   vooral   der  kooplieden  van  Voor-Indië  voor  de  tin- 
kwartieren opleverde,   nu  vooral  aan  Perak  zouden  ten  goede 
komen.    En   aan   dit  rykje  niet  alleen :   ook   aan    Atjeh.     De 
blokkade  toch  bracht  de  Compagnie  niet  nader  tot  haar  doel 
nu  de  bekende  staatsrechterlijke  verhouding  tusschen  Atjeh  en 
Perak  aan  G.  G.  en  Raden  elk  redelijk  motief  ontnam,  om  door 
die   blokkade  ook  den  handel  tusschen  die  beide  te  beletten. 
Peraksche  of  Atjehsche  vaartuigen   brachten  het  tin  uit  Perak 
naar  Atjeh,   waar  de  kooplieden  van  Voor-Indië,  die  hooo'ere 
prijzen    wilden    besteden    dan    de    Compagnie ,     met     hnnne 
schepen    kwamen    om   bet  op  te  koopen.     Ja !    die  kooplieden 
zelf  vestigden   zich   voor    een    tijdlang    op   Sumaira's    noord- 
kust  en  vervoerden  als   onderdanen  van  Atjeh's  sultan  onder 
het  oog  der  Nederlandsche    scheepshoofden    het  tin    van    het 


I  N  L  K  I  D  I  N  6.  Xty 

Maleische  schiereiland  naar  Atjeh,  waar  hunne  schepen  gereed 
lagen y  om  het  naar  meer  westelijker  streken  van  Azië  te 
vervoeren.  Met  groote  ingenomenheid  werd  dit  op  Sumatra's 
noordkust  gezien,  vooral  omdat  daar  de  handel  door  de  wille- 
keurige regeering  der  laatste  jaren  dreigde  achteruit  te  gaan. 
De  vreemde  handelaars,  zoo  schreef  in  zijn  dagregister  over 
1645  onze  resident  in  Atjeh,  Jan  Hermans,  die  reeds  in  de 
tinkwartieren  zijn  sporen  als  ambtenaar  had  verdiend,  kregen 
van  „de  altanse  regeering  in  Atchin,  en  (het)  telkens  gint  en 
vreer  loopen  en  smeecken  boven  de  excessive  schenckages ,  eene 
walch":  ieder  der  ambtenaren,  de  hooggeplaatste  zoowel  als 
z^  die  lager  op  de  ambtelyke  ladder  stonden ,  trachtten  op 
eigen  bontje  voordeel  te  trekken  uit  de  komst  der  vreemde 
kooplieden  door  allerlei  knevelarijen  en  geldafpersingen.  „Atchin 

en  can  sus  doende  in  sijn  fleur  niet  blijven Van  daar 

dat  Atchin   weegens  de  negocie  seer  apparentelijck  al  op  den 
hoochsten  trap  is:"   de  achteruitgang  in  welvaart  werd  reeds 
merkbaar,   niet  alleen   voor  Hermans,   ook  voor  De  Vlaming ^ 
die  reeds  in  1644,  toen  hij  Atjeh  op  een  officieele  zending  had 
bezocht,  ^    zich  uitliet,  dat  het  daar  door  de  handelingen  der 
invloedrijke  Groeten  „onbeschoft  en  onordentelijck'^  toegingen 
dat  hg   vreesde,     „'t  rijcke  Atchin  op  sijn   hoogste   geweest 
hebben ,  en  van  dage  te  dagen  al  weder  afnemen  saL"  Men  begon 
dit  onder  de  regeeringspersonen  dan  ook  in  te  zien  en  trachtte 
door   betere    behandeling   der   kooplieden    van   Voor-Indië  hen 
weder  naar  Atjeh  te  lokken  en  van  het  bezoeken  van  Malaka, 
dat  hoopte  voordeel  te  trekken  uit  dezen  toestand ,  af  te  honden. 
Daarom    werd   ook    in   Atjeh   hoegenaamd  geen  lust  getoond, 
Perak  te  dwingen  tot  een  contract ,  zooals  de  Compagnie  wenschte 
te  sluiten  en  verheugde  men  zich,  al  toonde  men  zich  verstoord 
om  het  forsche  optreden  van  de  Compagnie  tegen  Perak,  over 
de  financieele  en  commercieele  gevolgen ,  die  hare  handelspoliek 


1    Zie  benedeo ,  bids.  200,  y 


ÏLVt  t  II  L  ft  t  D  t  If  fi. 

al  dadelijk  had.  De  gouverneur  van  Malaka  Van  Vliet  schreef 
den  11  November  1644  aan  de  Hooge  Regeering  te  Batavia: 
„De   besettinge   van   de   revier   Perah   achtte  een  gewichtige 

saecke,   want  Perah   is  de  welvaert  van  Atchijn Soo 

lange  Perah  in  negotie  floreert  is  Atchijn  Malaccas  verderff, 
want  door  den  opolenten  toevoer  der  Mooren  over  Atchijn  naar 
Perah  werden  alle  d*omleggende  plaetsen  van  doecken  soo 
vervnlty  dat  Malacca  niet  tot  verhaal  comen  can/'  Hij  vreesde, 
dat  „die  van  Queda,  oock  siende  dat  door  't  slngten  vant 
contract  hare  neeringe  vermindert ....  ende  welvaert  afneempt/' 
dat  contract  niet  meer  zouden  houden.  Ook  Hermans  begreep 
dit,  waar  hij  in  een  missive  aan  Gouvernenr-Generaal  en  Raden 
van  25  Februari  1G45  Kedah  en  Pcrak  tegenover  elkander 
plaatsende,  aldus  schreef:  „Soo  Radja  Queeda  't  gemaeckte 
contract  met  d'E.  Comp<»  gecontracteert,  deuchdeiyck  onderhout, 
sal  Queeda  in  dier  voegen,  altoos  vooreerst,  ons  bedunckens, 
te  niette  loopen,  ende  Atchin  in  alle  manieie  door  Perah  te 
meerder  aen  groeijen,  ende  noch  wel  cleeden  etc»  wtt  Perah 
naar  Queeda  (gelyck  Queeda  naer  Perah  pleech  te  doen)  ge  voert 
werden."  Het  was  dus  hoegenaamd  niet  te  verwonderen,  dat 
Perak  niet  alleen  geen  voorrechten  in  den  handel  aan  de  Ne- 
derlanders wenschte  te  verleenen^  maar  zelfs  omgekeerd  hen 
trachtte  daarvan  uit  te  sluiten.  De  Vlaming  ging,  na  hier  een 
weigerend  antwoord  te  hebben  ontvangen  ^  zonder  de  bezetting 
der  rivier  te  hebben  opgeheven,  naar  Atjeh,  om  te  trachten , 
de  Sultan  gunstig  voor  onze  plannen  te  stemmen.  Zijne  instructie 
schreef  hem  echter  voor ,  dat  hij  —  altyd  met  het  oog  op  onze 
belangen  op  de  Westkust  van  Sumatra  —  haar  niet  tegen  ons 
in  't  harnas  moest  jagen,  door  te  gedecideerd  in  deze  aange- 
legenheid op  te  treden;  zelfs  moest  hij  zich  tevreden  stellen, 
indien  zij  slechts  hare  medewerking  toezegde  tot  het  verkrijgen 
voor  de  Compagnie  van  dezelfde  vrijheden  in  Perak  als  bare 
handelsconcurrenten,  tot  het  beletten  dus  van  een  monopolie 
aan  anderen. 


1  N  t  ie  I  D  I  N  6.  XLVtt 

Den  23  Jnni  komt  De  Vlaming  in  Atjeh  aan,  wordt  zeer 
beleefd  ontyangen,  maar  vindt  „do  humeuren  vrg  wat  verandert 
en  tegen  ons  ingenomen."  '  Niet  alleen  de  Peraksche  aange- 
legenheid zette  kwaad  bloed;  ook  van  Sumatra's  Westkust  waren 
klachten  naar  Atjeh  gekomen  omtrent  de  wijze,  waarop  de 
Nederlanders  d&ir  optraden.  De  voorrechten ,  door  de  sultans 
aan  de  Compagnie  tegenover  de  niet-Atjehsche  kooplieden  ver- 
leend in  den  peperhandel  op  het  onder  Atjeh  staande  gedeelte 
van  die  kust,  welke  met  de  uitsluiting  dier  kooplieden  geiyk 
stonden ;  verloren  veel  van  hun  belang,  doordat  de  Atjehers 
zelf  en  de  in  Atjeh  gevestigde  vreemde  Aziaten ,  vooral  handelaren 
van  Yoor-Indië,  den  peper  AéAv  opkochten  en  naar  Atjeh  zelf 
vervoerden ;  waar  geen  sprake  was  van  eenig  monopolievoorrecht 
voor  de  Compagnie.  En  deze  concurrenten,  de  kooplieden  van 
Voor-Indië,  brachten  daar  tevens  hunne  manufacturen  aan, 
welke  van  Atjeh  uit  niet  alleen  naar  het  Maleische  schiereiland, 
maar  ook  naar  Sumatra's  Westkust  werden  ten  verkoop  gebracht, 
en  de  voordeden ,  welke  door  haar  kleedjeshandel  in  die  streken 
door  de  Compagnie  kon  worden  genoten ,  gevoelig  trof ,  doordat 
hare  concurrenten  die  manufacturen  goedkooper  aan  den  man 
brachten  dan  zij  zelf  dit  deed.  Had  de  Hooge  Regeering  nu 
reeds  lang  te  voren  last  gegeven  aan  de  ambtenaren ,  welke 
de  peper  van  de  Westkust  naar  Batavia  moesten  overbrengen , 
niet  te  dulden ,  dat  door  eenig  vreemd  vaartuig  peper  werd 
vervoerd;  zoolang  's  Compagnies  schepen  niet  vol  geladen  waren, 
jnist  vóór  de  komst  van  De  Vlaming  waren  in  A^eh  tijdingen 
ontvangen,  dat  deze  last  zóó  strikt  was  opgevolgd ,  dat  ook 
A^ehsche  schepen,  zelfs  die  welke  aan  de  Sultan  in  eigendom 
behoorden,  op  de  Westkust  door  de  Nederlanders  waren  aan- 
geklampt; en  dat  de  peper,  zij  het  dan  ook  tegen  betaling;  er 
nit  was  gelicht.  Deze  eigendunkelijke  handelingen  deden  het 
wantrouwen  al  hooger  rgzeui  de  Atjehers  vreesden  reeds  een 


1    Zie  beneden,  bldc.  252, 


XLTIII  IN  LB  IDI  N6. 

ygandelijken  overval,  hadden  daartegen  maatregelen  genomen 
en  de  Engelschen,  onze  eenige  Earopeesche  concurrenten  déAr, 
stegen  in  aanzien  bij  hot  Atjesche  Hof.  Maar  bij  De  Vlaming 
was  de  zaak  in  goede  handen.  Door  zijn  handigheid  en  baig- 
zaamheid ,  gepaard  aan  groote  brataliteit  en  aan  bekendheid  — 
door  zijn  vroeger  verblijf  aldaar  in  1644  —  met  de  toestanden 
en  met  de  middelen  en  personen ,  welke  tot  het  bereiken  van 
zijn  doel  in  beweging  moesten  worden  gebracht,  gelakte  het 
hem,  de  privilegiën  op  Sumatra's  Westkast  opnieuw  bevestigd 
te  zien  niet  alleen,  maar  ook  de  toezegging  te  verkrijgen,  dat 
de  Sultan  den  radja  van  Perak  zou  gelasten ,  aan  de  Compagnie 
„  voertaen  goede  quantiteijt  thin"  te  leveren.  Ten  gevolge  hiervan 
werd  Peraks  „  besettinge  verlaten "  en  was  „  die  questie  ge- 
cesseert."  ^ 

„  't  Gevolch  leert  den  tijt ",  voegden  Gouverneur  Generaal  en 
Raden  in  hun  generale  missive  van  31  December  1645  toe  aan 
hun  verslag  aan  Bewindhebbers  omtrent  De  Vlaming's  zending. 
Dat  gevolg  nu  was  niet  schitterend.  De  Sultan  hield  hare  be- 
lofte niet:  de  Atjehers  —  zoo  meende  Hermans  —  „sijn  dobbelt 
gemoederen  van  menschen,  daer  op  dan  weijnich  off  wel  geen 
reeckeningh,  veel  min  staet,  te  maecken  is/'  De  vaart  dor 
concurrenten,  vooral  der  ^Mooren'^  wakkerde  steeds  aan, niet 
alleen  op  Atjeh  en  Perak ,  waar  de  Nederlanders  „  in  plaetse 
van  thin  maer  schone  woorden  ende  een  vrieudelijck  gelaet" 
bekwamen,  maar  ook  op  Kedah  en  Ocdjong-Salang.  En  hoe 
langer  hoe  moeilijker  bleek  het,  toezicht  te  houden  op  de  na- 
leving der  met  die  rijkjes  gesloten  contracten,  wanneer  hunne 
bestuurders  tot  die  naleving  niet  zeer  gewillig  waren.  In  1646 
werden  dan  ook  slechts  300  baren  tin  uit  die  streken  ontvangen  • 
ongeveer  de  helft  van  wat  in  1645,  toen  Kedah  ook  reeds  be- 
gonnen was,  vreemde  handelaars  toe  te  laten ,  door  de  Compagnie 
was  opgekocht  (ruim   216000  ®  of  ongeveer  600  baar).    Den 


1    Zie  beneden  I  blds.  253. 


I  N  L  B  I  D  I  N  G.  XLIX 

18    December  van  eerstgenoemd  jaar  schreef  De  Vlaming,  die 
toen   een  tgdlang  het  gonvernement  van  Malaka  waarnam,  in 
zijn  memorie  voor  zijn  opvolger  Jan  Thijssen ,  dat  hij  uit  Eedah 
„niet  een  cattij''  had   gekregen  en  nit  Perak  y,geen  meer  als 
10   bharen"  ^.  Door  hem   werd  dan  ook  weder  —  gedurende 
zi)n  verblijf  in  Atjeh  in  1645  had  hij  reeds  dit  plan  geopperd  — 
de    radicale   maatregel  voorgeslagen:   hij    vond    beter,    dat  de 
kooplieden   van  Vóór-Indië  gedwongen  werden,   Malaka  onder 
tolbetaling  aan  te  doen,  dan  dat  hun  den  handel  rechtstreeks 
op  de   tinkwartieren   werd  toegestaan,  maar  ook  iu  het  eerste 
geval   zouden   zij   ons  nog  „den   handel  becommeren''.  Maar, 
zoo    Iaat  hij   er  op   volgen,   „maer  mocht  dit  volcq  altesamen 
eenmael  de  see  verboden  blijven,  soo  sonde  de  Malacxse  vrachten 
eerst  recht   gesmaect  werden,    ende  staet  het  hier  andersints 
metten  handel  van  tijt  tot  tijt  noch  meer  te  vervallen ''  ^.  Zeker, 
in    1646   was   „vrij   wat  negotie"   in  Malaka  gedreven,  maar 
—   het  woord  is   nog  steeds  aan  De  Vlaming  —  dat  „neemt 
eenelijck  maer  sijn  oorspronck  uijtten  peper  die    (daar  door  de 
„ Mattaramsche   Javanen",    welke   een   voordeeligen  tusschen- 
handel   dreven   tusschen    Mataram    [rijst] ,   Sumatra's   Oostkust 
[peper] ,   Malaka  en  Batavia  [kleedjes]  )  van  Paiimbangh  ende 
Andragirij  is  toegebracht,  ende  de  vremdelingen  verboden  ge- 
weest te  negotiercD.  Buijten  tselve  sonde  hier  ge  woont  hebben, 
niet  anders  dan  off  met  triaquel  te  coop  hadden  geseten. ''  Kleedjes 
leveren   aan    de   omliggende    kwartieren?   Ook   deze  bron  van 
inkomsten  vloeide  minder  ruim:  hoe  minder  tin  aan  de  Gom- 
pagnie,  hoe  meer  aan  hare  concurreuten  werd  afgedragen,  hoe 
meer  manufacturen  door  dezen,  hoe  minder  door  gene   werden 
gesleten.  Jal  in  Malaka  zelf  werden  er  uit  de  omliggende  streken 
ten  verkoop  gebracht,  in  stede  van  door  de  Compagnie  verkocht 
te  worden  aan  de  bewoners  daarvan.  Daarentegen  hadden  onze 


1  T.  s.  p.,  blds.  332. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  331,  v. 

Bouwstoffen.  Deel  IIL 


L  t  N  L  B  t  D  t  N  6. 

coDCurrenteD  van  Voor-Indië ,  volgens  de  berekening  der  Hooge 
Regeering  te  Batavia,  in  1646  meer  dan  488000  ^  tin  met 
hunne  schepen  naar  Sai*at  vervoerd ,  hetwelk  in  bet  volgend 
jaar  tot  1500  baar,  alleen  uit  Perak,  steeg.  Een  nieuw  gezant- 
schap naar  Atjeh  in  1647  werkte  in  dit  opzicht  niets  uit:  de 
Sultan  was  weder  zeer  inschikkelyk  wat  Sumatra's  Westkust 
betrof^  maar  hield  den  Raad  van  Indië  Jochum  Roelofsz.  Van 
Dentecom,  die  de  Compagnie  aan  baar  Hof  had  vertegenwoordigd, 
aangaande  Perak  aan  de  praat  en  beloofde  gezanten  naar  Batavia 
to  zullen  zenden^  om  over  de  zaak  nader  van  gedachten  te 
wisselen.  Deze  kwamen  in  December  van  dit  jaar  in  de  hoofd- 
plaats van  Neêrlands  Indiê  aan^  maar  hadden  in  last^  beslist 
te  weigeren  een  toezegging,  dat  de  Compagnie  jaarlyks  een 
zeker  quantum  tin  uit  Perak  zoude  trekken ,  in  geen  geval  600 
baar,  zooals  Van  Deutecom  had  voorgesteld.  De  Vorstin  zon 
haar  eigen  belangen  benadeelen,  indien  zg  in  dit  voorstel  trad. 
Zij  mocht  dan  ook  niet  verder  gaan,  dan  de  Nederlanders  naast 
de  Atjehers  in  vrije  concurrentie  met  Perak  te  laten  handelen. 
De  overweging,  dat  de  Compagnie  was  getreden  in  de  rechten 
van  Portugal  tegenover  de  Maleische  kuststaatjes  maakte  op 
haar  geen  indruk:  die  rechten  had  Portugal  zich  aangematigd 
zonder  Atjeh  daarin  te  kennen.  De  vertoogen  der  Sultan  kwamen 
echter  te  laat:  den  3  Juni  1647  hadden  Gouverneur-Generaal 
en  Raden  de  naïef-brutale  resolutie  ^  genomen,  welke  de  vaart 
der  kooplieden  van  Vóór-Indië  op  't  Maleische  schiereiland  en 
Atjeh  verbood,  omdat  die  handel  groot  nadeel  toebracht  aan  de 
commercie  der  Oost-Indische  Compagnie.  Wat  Van  Diemen  met 
zijn  verder  zienden  blik  van  staatsman  had  begrepen,  dat  —  zooals 
hij  het  in  het  Decemberverslag  van  1641  uitdrukte  —  ,,de 
Compo  t'  alles  niet  can  waerneraen  ^ ,  ende  (in  tgd  van  vrede) 
den  Portugees,  noch  d'  inwoonderen  van  Bengala,  Coromandel 


1  T.  a.  p.,  blds.  354—356. 

2  Ygl.  misslTe  der  XVII  aan  Qt,  G.  &  B.  21  Sept.  1644. 


INLEIDING.  LI 

etc^  den  cleetbandel  in  Malacca  met  fatsoen  verbieden''  ^,  een 
meening  trouwens ,  waarvan  hij  wel  eens  afvallig  is  geworden , 
als  de  conenrrentie  der   „  Mooren ,    dat  verdraeijt    ende   erom 
geslacht,"  (de  uitdrukking  gebruikt  hij  in  zijn Decemberverslag 
van   1644)   hem   te  machtig   werd  ^,    was    Van    der  Lijn    bij 
zijne    meer   bekrompen    koopmanspolitiek   van   oogenblikkelijk 
voordeel   niet  zoo  duidelijk.  Wël  werd  aan  dit  gouveruements- 
besluit  een  glimp  van  rechtmatigheid  ge^'even ,  door  liet  te  laten 
stennen    ,,op    *t   fundament    dat   ons  deselvige  privilegiën  sijn 
com])eterende,  die  de  Portugesen  tharen  tijde  gegaudeert  hebben  *\ 
en    dat  daartoe  geen  uitzicht  bestond  zonder  genoemd  verbod^ 
maar  de   considerans   voor   de  uitvaardiging  daarvan  was  Gou^ 
verneur-Generaal  en  Raden  ingegeven  door  de  vrees  voor  „  groot 
nadeel  vande   Nederlandsche  Oostindische  Compagnie  ende  in- 
Bonderheijt  merkelijcke  prejuditie  vande    costelijcke   conqueste 
der  stede   Malacca"   ten   gevolge   van  het  toenemen  van  ,,den 
handel  op  Atchin,  Pera,  Queda,  Oudjangh  Salangh  ende  andere 
omleggende  plaetsen   door  de  frequente  vacrt  der  Mooren  van 
Snratte,  Choromandel,  Bengale,  Peguw  enzoovoort."    Er  werd 
verder  besloten,    „om  de   Mooren   geen   occasie  te  geven  van 
eenigh  misnoegen  ofte  tot  eenige  onlusten  t  irriteren ',  de  sachste 
middelen    bij    de  bant  te  nemen,  de  Mooren  in  alle  quartieren 
voor  eerst  onse  meeninge  op  t  fatsoenelijckste  te  notificeren  endé 
deaelve  den   handel  soo  wel  in  Atchin  als  de  tin  quartieren  t' 
interdiceren  op  poene,  soo  daer  weder  in  toecomende  verschijnen, 
dat    voor   goede   prinsen   aengeslagen  sullen  werden.  Item  dat 
men  de  nu  paresserende  Moorsche  schepen  sal  aenhaelen,  om 
onse  meeninge  en  intentie  haer  bekent  te  maken  ende  deselve 
in  Malacca  tot  het  mouson  verloopen  is,  te  detineren  ende  als 
dan   met   voorgaende  insinuatie  onbeschadight  weder  daer  van 
daen  gecomen  zijn ,  te  dimitteren ,  maeckende  t'selve  mede  bekent 
aende  Coninghinne  van  Atchin   ende  de  Gouverni's  op  de  res- 

1  De  Jonge,  Opkomst,  Y  (II),  bldz.  262. 

2  Vgl.  beneden,  bldz.  LVi. 


til  t  If  L  K  t  B  t  N  o. 

pective  qnartieren  der  Mooren,  op  dat  behoorlijek  geinsinaeert 
zijnde,  naemaels  geen  redenen  van  dachten  hebben  te  allegeren. " 
Een  dergelijk  besluit  spreekt  voor  zich  zelf:  Van  der  Lgn  moet 
de  positie  der  Compagnie  als  zeer  sterk  gekend  hebben^  waar 
hij  op  de  daarin  ontwikkelde  gronden  tot  zoo'n  resolutie  is  darven 
komen  I  De  leer  toch  van  het  recht  des  sterksten  werd  gepredikt , 
ditmaal  zelfs  zonder  dat  men  zich  veel  moeite  gaf,  het  te  be- 
mantelen,  misschien  wel,  zonder  het  wederrechtelijke  van  dat 
recht  in  te  zien. 

Ofschoon een  uitdrukking  van  Gouverneur-Generaal 

en  Raden  in  hun  schrijven  aan  de  Bewindhebbers  van  18  Januari 
1649  doet  daaraan  twijfelen.    In  den  nacht  van  19  op  20  April 
1648  werd  ons  kantoor  teSnrat  overrompeld  en  geplunderd;  bg 
welke  gelegenheid  Nederlandsch  bloed  vloeide.  Voldoening  werd 
niettegenstaande    herhaalde   aanmaningen  door  de  autoriteiten 
niet  gegeven ,  zoodat  den  22  Juli  daaraanvolgende  in  Rade  van 
Indië  werd   besloten,   „de  saecke  door  de  wapenen  te  redres- 
seren."   Arend  Barendsen,  onze  oud-directeur  in  die  streken^ 
welke  juist  te  Batavia  was  teruggekomen ,  werd  den  7  Augustus 
van  laatstgenoemd  jaar  met  een  aanzienlijke  scheepsmacht  uit- 
gezonden,  om  de  eischen  der  Compagnie  klem  bij  te  zetten. 
Hij  had  in  last ,  het  daarheen  te  leiden ,  dat  een  contract  werd 
gesloten ,  waarin  o.  a.  zou  dienen  gestipuleerd ,  „  dat  de  Mooren 
voortaen  de  vaert  met  hare  schepen  van  Suratte ,  Bengalen  ende 
andere   plaetsen  naer  Atchin,  Pera,  Queda,  Oedjong  Salangh, 
Malacca   etc^   sullen   moeten  verlaten,    off  dat   [wij]    de  selve 
voor  goede  princen   sullen  aenslaen ,  ende  voor  verbeurt  ver- 
klaren.'*  ^    De  Hooge  Regeering  nu  schreef  in  den  Januaribrief 
van  1649  naar  patria  —  en  men  zou  uit  deze  woorden  mogen 
opmaken ,  dat  zij  zelve  inzag,  dat  hare  resolutie  van  3  Juni  1647 
niet  voldoende  was  gemotiveerd :  —  „De  wijle  nu  met  de  Zuratse 
Mooren  in  oorloge  sijn  gecomen,  soo  is  ons  tegen  de  selve  noch 


1    T.  a.  p.,  bldz.  372,  y. 


INLEIDING.  LUI 

meerder  recht  gebooren  ^  ende  alle  vordere  despuijten  daer  mede 
ngt."  1  Hoe  dit  zij  ^  bet  beraamde  plan  werd  ten  uitvoer  gelegd : 
de  rivier  van  Perak  niet  alleen,  maar  ook  die  van  Eedab,  voor 
den  handel  gesloten ,  ook  voor  vaartuigen  uit  Atjeb ;  geene  con- 
currenten verschenen  meer  in  de  omstreken  van  Malaka  of  in 
Atjeh  en  in  1648  kon  niet  alleen  de  tineisch  voor  geheel 
Voor-Indië  en  Porzië,  400000  ®,  worden  voldaan,  maar  hield 
men  nog  een  flinke  voorraad  over  voor  Formosa,  waar  deze 
koopwaar  aanzienlijke  winsten  beloofde.  Do  opperkoopman 
Hnibrecbt  Van  den  l^roek  werd  in  Mei  1648  naar  Atjeh  ge- 
zonden, om  ons  kantoor  i&éx  te  „lichten/'  ^  en  op  die  wgze 
indruk  te  maken  op  de  Sultan  en  hare  omgeving.  Werkelijk 
gaf  zij  toe:  van  het  afbreken  der  betrekkingen  of  het  opbreken 
van  het  kantoor  wilde  zij  niet  weten  —  vrees  voor  onze  macht, 
maar  ook  de  zucht  om  het  voordeel,  dat  onze  handel  in  haar 
rgk  opleverde ,  te  behouden ,  paarden  zich  aan  de  raadgevingen 
van  enkele  met  ons  bevriende  Atjehsche  Groeten  —  en  hare 
gezanten,  welke  den  26  October  1648  te  Batavia  verschenen, 
hadden  in  last,  aan  de  Hooge  Kegeering  de  toezegging  te  doen 
„van  goede  quantitegt  tin  wt  Pera  te  becomen."  Gouverneur- 
Generaal  en  Raden  konden  dan  ook  anders  niet  vermercken, 
of  sullen  ons  ooghwit  inden  thin  handel ,  als  mede  op  de  West- 
cnst  van  Sumatra  wel  erlangen,"  ^  en  koesterden  de  hoop,  dat 
de  Atjehers  zich  wel  zouden  „voegen  naer  de  regulen  welck 
hnn  in  de  redelijckheijt  werden  voorgestelt."  * 

Inmiddels  werd  door  de  Compagnie  voortgegaan  met  zeer 
forsch  op  te  treden  tegen  de  „Mooren."  Hare  bestuurders 
gingen  zöóver,  dat  de  reede  van  Atjeh  zelfs  niet  meer  ontzien 
werd  door  onze  kruisende  schepen   en   deze   ook   daar  naar 


1  T.  a.  p.,  bldz.  377.  Vgl.  bldz.  439. 

2  T.  a.  p.,  bldE.  378. 

3  T.  a.  p.,  bldz.  379. 

4  I.  a.  p.,  bldc.  441. 


LIV  INLEIDING. 

vaartnigen  van  het  vijandelijke  Surat  zochten  en  die  trachteo 
aan  te  klampen.  Dit  deed  de  maat  overloopen,  vooral  toen 
in  Atjeh  bekend  werd^  hoe  schepen,  met  de  princevlag  ia 
top,  door  Nederlanders  bestuard,  en  die  men  das  voor  Com- 
pagnies  schepen  aanzag,  op  de  Westkust  van  Samatra  waren 
geweest  tot  schrik  van  de  bevolking,  die  op  vyandelijke  wyze 
door  de  hooge  en  lage  schepelingen  werd  behandeld  en  zich 
dan  ook  in  staat  van  tegenweer  had  gesteld.  Wat  men  voor 
Compagnies  schepen  aanzag  waren  kielen,  uitgerust  door  eene 
combinatie  te  Genua,  gesteund  met  Nederlandsch  kapitaal — een 
doodgeboren  onderneming,  maar  een  der  niet  alleen  staande 
voorbeelden  van  verkapte  concurrentie  van  landgenooten  ^  — 
welke  nu,  doordat  zij  misbruik  maakten  van  de  princevlag  en 
voorzien  waren  van  een  grootendeels  Nederlandsche  bemanning 
en  van  Nederlandsche  scheepsofficieren ,  al  spoedig  voor  Com- 
pagnies schepen  waren  aangezien  ^  Dat  deze  zelfs  de  vaartuigen 
der  Sultan  niet  ontzagen,  wekte  in  Atjeh,  waar  de  gemoederen, 
toch  reeds  alles  behalve  rustig  waren,  de  stellige  overtuiging, 
dat  de  Compagnie  oorlogsplannen  tegen  dit  rijk  had.  Toen  dan 
ook  den  13  September  1649  de  opperkoopman  Johan  Truijtman . 
als  gevolmachtigde  van  de  Hooge  Regeering  in  Atjeh  kwam , 
vond  hij  daar  alles  „  in  roere  ende  vreese :  '*  ^  oorlogstoebe- 
reidselen  waren  gemaakt  en  de  daar  vertoevende  Nederlanders 
reeds  gedurende  zes  maanden  in  hunne  loge  bewaakt  op  een 
wijze,  die  aan  gevangenschap  deed  denken.  Truijtman,  die 
beleefd  werd  ontvangen,  kweet  zich  op  uitnemende  wijze  van 
zyne  zending.  Het  misverstand  omtrent  de  Genueesche  schepen 
helderde  hij  dadelijk  op  onder  belofte  van  vergoeding  der  schade , 
die  mocht  zijn  geleden;  en  zijn  politiek  optreden,  gevoegd  bg 
zijne   zeer    besliste    houding,    de   onderlinge  naijver  onder  de 


1  Vgl.  missiyes  der  XVII  12Sept.l639,  16  April  1640,  4  0ct.  1647,  23Sept 
1649,  10  Sept.  1660. 

2  Zie  beneden,  bldz.  459,  y. ,  463,  y?. 

3  T.  a.  p.,  bldz.  467. 


INLEIDING.  LV 

rykagrooten,  de  vrees  der  Sultan  voor  onze  macht,  leidden 
er  toe,  dat  de  laatste  in  hare  concessies  zoover  ging,  dat  zij 
eens  in  arren  moede  uitriep :  „lek  en  weet  niet  wat  [ik] 
on  de  Hollanders  voortaan  al  meer  sal  geven/'  ^  Onzen  com- 
missaris werd  toegezegd,  ,,dat  de  Comp<)  nevens  de  Atchinders 
alleen  den  thin  handel  in  Pera  sullen  genieten/'  tegen  belofte 
ODzerzgds  van  „  de  ontsluijtinge  der  selver  rivieren ; "  *  op 
nieuw  werden  in  de  meest  besliste  termen  bevestigd  onze 
privilegiën  op  Sumatra's  Westkust,  waar  alle  Europeesche  en 
Aziatische  volkeren  uit  den  handel  werden  gesloten,  ten  bate 
der  Nederlanders  en  Atjehers,  een  voorrecht,  dat  de  vertegen- 
woordigers der  Compagnie  zeer  stellig,  wat  al  te  forsch  naar 
de  opinie  der  Bewindhebbers,  ^  tegen  de  Engelsehen  zouden 
ten  uitvoer  leggen ;  ^  eindelijk  werd  den  onzen  vergund , 
een  vasten  prijs  bij  contract  te  bepalen  van  de  kleedjes ,  welke 
op  die  kust  door  de  onzen  tegen  de  peper  werden  verruild. 
Toen  dit  contract  in  November  1649  met  Tikoe,  Priaman  en 
Indrapoera  werd  gesloten  ^  met  behulp ,  soms  zelfs  onder  pressie, 
der  Atjehsche  autoriteiten;  toen  in  September  Surat  het  hoofd 
in  den  schoot  legde  en  afstand  deed  van  alle  vaart  op  Atjeh 
en  't  Maleische  schiereiland;  ^  toen  het  tin  rijkelijk  binnen 
Malaka's  muren  werd  aangebracht  en  de  handel  daar  opleefde ; '' 
toen  ook  de  Engelschen  Atjeh  gingen  verlaten;  ^  toen  scheen 
scheen  Van  der  Lijn  te  hebben  gezegevierd  en  vloeide  hem  de 
les  aan  de  Bewindhebbers,  zijne  superieuren,  uit  de  pen:  „Ons 
is  die  gelegentheijt  van  saecken,  hoe  verre  dat  tot  de  goede 
gevolgen   mogen   gaen,   beter  als  UEd<:   bekent,  ende  dienvoU 


1  T.  a.  p.,  bldE.  489. 

2  T.  a.  p.,  bldz.  468,  y. 

3  Missive  der  XVII  aan  6.  6.  &  R.  dd.  10  Sjpt.  1650. 

4  Zie  beueden,  bldz.  270  en  noot  1. 

5  T.  a.  p.,  bldz.  501—503. 

6  T.  a.  p.,  bldz.  456,  v. 

7  T.  a.  p.,  bldz.  461 — 462. 

8  T.  a.  p.,  bldz.  468,  481,  v.,  486,  495. 


tVI  I  N  L  E  I  D  I  n  6. 

gende  behoordense  ons  oock  volcomen  toevertrouwt  te  worden, 
alsoo  yeele  verrichte  saecken ,  tegen  UËde  opiniën  ten  voordeele 
van  de  Comp^  wtgevallen,  daer  van  levende  getuigen  sgn. 
Maar  het  blijct  dat  de  jegenwoordige  Indische  regeringe  na 
verre  bnijten  het  credit  vande  Generael  Goens  tyden  gestelt  wort, 
ende  dat  l]Ed<»  de  selve  ten  meercDdeele  aen  haer  gelieven  te 
trecken ,  ^  dat  metter  tijt  wel  meer  schade  als  voordeel  mocht 
aenbrengen " 

III. 

De  bonding,  door  de  Bewindhebbers  der  Oost-Indische  Com- 
pagnie aangenomen  tegenover  Gonverneur- Generaal  en  Kaden, 
naarmate  de  tijdingen  omtrent  het  verloop  der  zaken  op  het 
Maleische  schiereiland  en  Snmatra's  noordknst  slecht  of  goed 
nieuws  behelsden,  kenschetst  geheel  hunne  politiek:  een  staat- 
kunde ^  die  slechts  oog  had  voor  de  uitkomst  van  zaken  van 
het  oogenblik  en  daarnaar  hare  bevelen  richtte^  daarnaar  de 
verrichtingen  hunner  ambtenaren  beoordeelde.  Het  denkbeeld, 
de  vaart  der  ;,  Mooren ''  op  het  Maleische  schiereiland  geheel  te 
beletten ;  lachte  hun  in  bet  eerst  hoegenaamd  niet  toe:  toen 
Van  Diemen  en  zijne  raadslieden  zich  in  1644  aldus  uitlieten : 
„de  frequente  vaart  der  Mooren  in  aengetogen  quartieren  (zoo 
[wg]  bestaen  willen)  dient  gestat,  ofte  geheel  in  Malacca  ge- 
trocken ,  opdat  de  Comp«  *  off  bij  progressiven  handel ,  off  wel 
met  d'incompsten  der  thoUen  (dat  aparenst  ende  de  minste 
swarigheijt  subject  is)  haer  gelegentheijt  maecke/'  ^  wilden 
de  Heeren  XVII  van  den  eerstgenoemden  maatregel  niets 
weten.  Het  zou  strijden  tegen  het  belang  der  Compagnie,  zoo 
meenden  z§,  de  kooplieden  van  Indië's  vaste  kust  tot  vijanden 
te  maken,  een  daad,  die  zonder  twijfel  haren  terugslag  zoude 
doen  gevoelen  op  de  positie  der  Nederlanders,  welke  diAv  de 


1  T.  a.  p.,  blds.  462. 

2  T.  a.  p.,  blds.  195. 


I  .N  L  R  I  D  1  N  o.  LVIl 

Compagnie  vertegenwoordigen.    Over  bet  geheel  genomen  vonden 
zij  het  verkeerd  gezien ,  den  handel  der  Compagnie  met  geweld 
te  bevorderen.  Beter  achtten  zij  het,  zóó  schreven  zij  in  hunne 
missive  aan   de  Hooge  Regeering  te  Batavia  van  9  September 
1645,   „dat  met   neerstich    ondersoeck,   spaersaemheijt ,   ijver 
ende  tronwe  Compagnies  handel  waergenomen  werde,   als  dat 
resolveren   sonden  anderen   nijtten   handel  te  drgven,    dat  soo 
niet  gaen  can,  ons  voornemen  synde,  niemant  ongelijck  te  doen, 
omme  met  gelijcke  mnnte  niet  betaelt  te  werden/'  Dit  standpunt 
zon  in  de  Bewindhebbers  meer  te  prijzen  zijn  geweest,  indien 
niet  even  te  voren  de  volgende  zinsnede  hun  uit  de  pen  ware 
gevloeid:   „'t  Sal  eens  tijt  werden,   om   te  dencken  op  een 
vreetsamer  tijt  door  geheel  India,   alsoo  wij  beducht  sijn,   dat 
het  ons  eer  aen  volck  ende  middelen  gebreecken  sal,   als  dat 
met  gewelt   den   handel   over   al    onbecommert  sullen  mogen 
possideren."    De  vrees  voor  gebrek  aan  macht  noopte  de  Heeren 
XVII  tot  het  voeren  eener  moreele  politiek.    Den  16  Augustus 
1646  klonk  weder  hetzelfde  lied :   „  Gelijck  wij  verstaen  ,*'  zoo 
werd  nu  geschreven ,  „nergens  uijtten  handel  geslooten  te  blijven, 
800  is  oock   geen   reden,    dat   wij  vrije  natiën  daerinne  soude 
soecken  te  beletten,   maer  moet  ijder  negotiant  aijn  best  doen, 
omme  de  meeste  proffijten  te  trecken,  gelijck  in  de  werelt  ge- 
practiseert   wert."    Den    22  September    1648   werkten    zij    dit 
verder  uit:    ^Wij  connen  met  UE. ,"   zoo  antwoordden  zij  aan 
de  Hooge  Regeering,    „wel  begrijpen,  dat  de  Mooren  .  .  .  .  . 
door  gansch  India  de  Compaignies  handel  seer  hinderlijck  sijn, 
maer  hoe  roet  eenige  redenen  en  fondament  haer  de  negotie  op 
neutrale  plaetsen,  alwaer  de  Compaignie  geen  cxclusive  con- 
traeten heeft,  beletten  connen,  weten  wij  niet Dat  men 

generalgck  allen  Mooren,  sonder  onderscheijt,  de  zee  en  handel 
verbieden  wil,  strijdt  jegens  aller  volckereo  recht,  ende  consc- 
qnentelijck,  dat  door  soodanige  vreemde  ongehoorde  proceduren, 
de  Generale  Compaignie  groeten  blasme  ende  haet  op  haren 
hals,  vande  Orientaelse  natiën  halen  sal,  de  wet  der  nature 


LVlIl  INLEIDING. 

oock  mede  brengende,  dat  't  gnndt  men  uiet  soude  willen .  dat 
ons  geschiede,  t'  selve  oock  een  anderen  niet  moeten  doen.  De 
Portugeesen ,  soo  machtigh  in  Oostindien  geweest  sijnde ,  hebben 
sulex  noijt  onderwonden,  en  daer  sij  te  hart  geprocedeert  hebben, 
sijn  sg  eijndelinge  nijtgeraeckt."  Buitendien  vonden  de  Bewind- 
hebbers  „d'Indische   werelt  voor  de  Compaignie,   ende  andere 

groot  genoech ,  ommeproffijten  te  bevaren Wij  mogen  — 

zoo  dachten  zij  verder  —  soo  imperieus  niet  gaen,  ende  vorder 
springen  als  onse  stock  langh  is."  Men  had  —  aldus  een 
berisping  in  hun  schrijven  van  29  Maart  1649  —  vroeger  in 
Malaka  anders  moeten  optreden  :  terstond  na  de  verovering  had 
men  maatregelen  moeten  nemen  ^  en  de  vaart  der  „Mooren" 
van  de  tinkwartieren  naar  Malaka  zelf  moeten  leiden ;  men 
had  op  die  wijze  ^den  toevoer  van  tin  aldaer  connen  sta- 
bilieren,"  zooals  de  Portugeezen  dit  volgens  de  Heeren  XVII 
zouden  hebbeu  gedaan.  Had  men  dan  verder  voor  de  Compagnie 
de  helft  van  het  tin  gecontracteerd,  dan  zouden  alle  partijen 
tevreden  zijn  geweest.  Zelfs  het  motief  voor  hun  forsch  optreden, 
door  Gouverneur-Generaal  en  Raden  ontleend  aan  het  afloopen 
van  het  Nederlandsch  kantoor  te  Surat,  vond  geen  genade  in 
de  oogen  der  Hollandsche  en  Zeeuwsche  kooplieden,  welke 
meenden,  dat  men  de  autoriteiten  dadr  door  geschenken  had 
moeten  bewegen  tot  het  geven  van  satisfactie  aan  de  Compagnie , 
niet  langs  den  weg  van  geweld.  „  Wij  mogen  niet  al  doen  wat 
wij  connen,  ende  ons  recht  op  onse  macht  fonderen.  't  Sijn 
ongehoorde  dingen ,  dat  men  de  negotianten ,  mits  de  Malackse 
toU  aldaer  oif  in  Malacca  betalende ,  weijgeren  soude  op  neutrale 
plaetsen  te  vaeren.  Indien  wij  pretensies  hebben  op  de  natiën, 
waermede  sij  soecken  te  handelen ,  soo  moghen  wij  echter  onder 
pretext  van  dien,  anderen  de  negotie  met  die  natiën  niet  ver- 
bieden, teu  waere  in  opeubaer  oorlogh  met  soodanighe  natiën 
sijnde  haer  plaetsen  belegert  hadden ,  ende  deselve  sochten  in 
te  nemen,  oif  dat  sij  haer  verbonden  mochten  hebben,  met 
niemandt  anders  als  met  ons  te  mogen  handelen."   Nog  in  hun 


INLEIDING.  LIX 

schrijven  van  den  26  April  1650,  den  laatsten  aan  Van  der  Lijn 
in  zijn  hoedanigheid  van  Gonvernear-Generaal  gerichien  brief, 
moest  deze  bittere  verwijten  hooren  over  zijne  politiek  tegenover 
Atjeh,  de  staatjes  op  het  Maleische  schiereiland  en  Snrat.  De 
Bewindhebbers  badden  uit  de  missives  der  Hooge  Regeering 
vernomen  haar  ,,  voornemen  omme  de  Moorsche  cooplnijden  het 
vaeren  op  Atchin  te  beletten ,  gelijck  t'  selve  oock  airede  in  't 
werck  gestelt  was."  Zij  na  meenden,  niet  anders  te  kannen 
doen,  dan  deze  handelwijze  te  „  disavoaeren ,  want  soo  doende 
al  de  werelt  op  onsen  hals  haelen,  maer  niet  sonde  connen 
affkeren,  Compaignies  macht  ende  middelen  geensints  dienende» 
omme  gmandt  ongelgck  te  doen,  dat  wij  van  niemant  soaden 
willen  Igden ;  ende  als  geen  andere  redenen  bij  gebracht  connen 
werden  als  dat  [wij]  met  ende  nevens  de  Moorsche  cooplnijden 
handelende  niet  genoech  soaden  connen  bestaen,  soo  moeten  op 
andere  expediënten  dencken ,  onder  de  cooplnijden  gebraijckelijck 
sijnde;  maer  het  gaet  met  vele  van  Gomp^  ministers  soo,  dat 
als  haer  het  proffijt  van  selffs  niet  wel  toevalt,  sij  niet  veel 
moeiten  snllen  doen ,  omme  t'  selve  te  soecken."  De  expeditie 
naar  Snrat  werd  in  zeer  besliste  termen  afgekeard.  „Soo  ver- 
staen  wij  mede,"  aldns  ban  last  in  deze  aangelegenheid,  „dat 
U£.  het  oorloch  nijt  het  hooft  stellen ,  ende  in  Snratta  de  saecke 
derigeren  sullen  tot  vrede  ende  accommodatie,  al  sonde  men 
jaerlijcx  aen  den  Gonverneur  ende  groeten ,  omme  bnijten  groote 
vexatien  te  blijven,  eenige  vereeringe  geven."  En  dan  de 
iostractie  voor  den  leider  der  expeditie,  Arend  Barendsen !  Zij 
was  „  800  soavereijn  gaende  als  off  het  meesterschap  van  geheel 
Indië  ons  wilden  adsameren,  ende  ijder  een  de  wet  stellen, 
voorwendende  ongefondeerde  ende  voor  machtige  soaveraine 
princen  onlijdelijcke  conditien ,  de  welckc  geen  ander  fondament 
hebben ,  als  dat  wg  ons  laten  voorstaen ,  dat  Compaignies  macht 
te  water  de  haere  prevaleert ,  ende  sij  ijegens  ons  niet  bestaen 
connen;  sondor  te  letten  op  de  billickbeijt  vande  saecke  selffs." 
Behalve  onze  behoefte  aan    „vredige  proffitabile  negotie"    was 


j 


LX  INLEIDING. 

er  DOg  een  beweegreden,  die  ons  moest  leiden  tot  een  goede 
verstandhouding  met  de  inlandsche  potentaten :  wy  moesten  nl. 
aan  ^Gompaignies  geveijnsde  vranden  geen  subject  geven  ^  hier 
ende  daer  haeren  handel  te  ondercruijpen ,  ende  het  vugr  van 
affkericheijt  ende  affgunsticheijt  onder  de  Orientische  natiën 
ijegens  ons  aen  te  stoocken  ende  meer  te  doen  branden."  Met 
^geveijnsde  vrunden"  bedoelde  men  ^  de  Ëngelschen,  welke 
op  verschillende  plaatsen  in  den  Archipel,  vooral  in  Bantam, 
Djambi  en  Makassar,  minder  in  Atjeh,  op  Sumatra's  Westkust,  in 
Bandjermasin ,  enz.  ^  wel  geen  gevaarly ke ,  '  maar  toch  lastige 
concurrenten  bleven ,  goedkoop  als  zij  handel  konden  drijven 
zonder  uitgaven  voor  forten,  garnizoenen,  kosten  van  bestuur,  enz.  * 
Anders  echter  klonk  de  tuon  der  Bewindhebbers  in  hun 
schrgven  van  10  September  1650  aan  Gouverneur-Generaal  en 
Raden,  een  brief,  opgesteld  nadat  de  berichten  uit  Indië  bet 
voorloopig  succes  ^  hadden  gemeld  van  de  politiek  van  Van 
der  Lijn,  die  reeds  was  afgetreden,  toen  dit  schrijven  Batavia 
bereikte.  Wèl  werd  de  vrees  geuit,  dat  men  niet  veel  zou 
hebben  aan  het  verdrag  met  Surat  gesloten,  daar  de  onder- 
vinding voldoende  had  geleerd,  dat  de  Aziatische  vorsten  en 
Grootcn  zich  slechts  zoolang  aan  dergelijke  contracten  gebonden 
achtten,  als  zij  zelf  dat  noodig  oordeelden ;  wèl  werd  der  Hooge 
Regeering  de  les  gelezen,  dat  zij  zich  niet  had  bekommerd  om 
den  stelligen  last  hunner  „Meesters,"  geen  oorlog  te  voeren, 
en  dat  zij  tegenover  Surat  hun  eigen  weg  hadden  bewandeld; 
maar  de  Bewindhebbers  erkenden,  dat  zg  wel  wat  heel  „swaer- 
hooffdich"  in  deze  aangelegenheid  waren  geweest  en  betoonden 
zich  tevreden  met  den  loop  der  zaken.    Zelfs  gaven  zy  toe,  dat 


1  Zie  b.v.  brieven  der  XVII  aan  ö.  G.  &  R.  16  Sept.  1638,  12  Sept  1639, 
81  Aug.  1643;  beneden  blda.  41;  De  Jonge,  V  (II),  bid».  264. 

2  Zie  b.v.  beneden,  bldz.  229,  472,  enz. 

3  Vgl.  missive  der  XVII  aan  G.  G.  &  R.  22  Oct.  1639;  beneden,  bid*.  344, 

441,  enz. 

4  Missives  der  XVII  aan  G.  G.  &  R.  16  Maart  1641 ,  4  Oct  1647 ,  23  Sept.  1649. 

5  Zie  hiervóór,  blds.  LV. 


de  meerdere  ondervinding  en  de  plaatselijke  bekendheid  hnnner 

ambtenaren   in   Indië  aan  dezer  opinie  een  aanmerkelijk  over- 

ivicht  gaf  boven  de  ziensv^ijze  van  hen  zelf.    „  Hoewel  dit  ende 

meer  andere  saecken  *'  —  zoo  werd  dit  alles  ingekleed  —  „  tegen 

onse   opinien  tot  voordeel  uijtvallen;   soo  mogen  UE.  nochtans 

tselve   op  haer  eijgen   wijsheijt  niet  leggen/  dewijle  men  van 

egeene    wereltsche  saecken    na   de   nijtcompsten  off  successen 

vandien  oordeelen  mach.    't  Is  oock  waer^    dat  veele  saecken 

onse  ministers  ter  plaetse  daer  sij  resideren;    bij  ervarentheijt 

beter  bekent  connen  wesen,  als  ons  hier;   maer  als  daer  van 

doorde  jaerlijcxse   correspondentie   nijtte   overcomende    brieven 

ende  papieren  de  kennisse  becomen,   soo  connen  wij  daer  over 

mede   wel  oordeelen,   ende   te   beter ^   omme   dat  wg  hier  de 

Indische   ende   vaderlandsche   constitutie  van  saecken  overeen 

brengen  ende  balanceeren  moeten." 

De  brieven  der  Bewindhebbers  zijn  over  't  geheel  genomen 
van  weinig  belang  voor  de  geschiedenis  der  Nederlanders  in 
bet  Oosten,  voorzooverre  althans  hun  aanraking  met  inlandsche 
vorsten  en  volkeren  betreft,  waarover  gewoonlyk  reeds  in  IndiS 
de  beslissing  gevallen  was,  vóórdat  de  Heeren  XVII  hunne 
stem  hadden  kunnen  laten  hooren.  Voorzoover  het  zwaartepunt 
der  verhoudingen  gelegen  was  in  Europa,  in  Nederland,  b.  v. 
ten  opzichte  der  algemeene  handelspolitek ,  in  Azië  te  voeren  , 
der  geschillen  met  Engeland,  der  onderhandelingen  over  den 
vrede  met  Portugal,  der  beslissing  omtrent  het  uitzenden  van 
koloniën,  geven  die  missives  natuurlijk  meer  licht.  ^  Wat  nu 
de  opkomst  van  het  Nederlandsch  gezag  in  het  Oosten  betreft, 
zonder  twijfel  is  het  een  geluk  voor  het  welslagen  daarvan 
geweest,  dat  de  Bewindhebbers  ten  gevolge  van  den  groeten 
afstand ,  waardoor  zij  van  het  schouwtooneel  in  het  Oosten  waren 
gescheiden,  verhinderd  zgn  geworden,  zelf  aandeel  in  de  leiding 


1    VerscliilleDde  gedeelten  ait  de  brieven  der  Bewindhebbers  over  dese  punten 
vjn  te  Tinden  bQ  De  Jonge,  Opkomst,  dl.  VI. 


IXn  t  N  L  B  I  D  1  !f  o. 

der  zaken  te  nemen.  De  onderstelling  is  niet  gewaag;d,  dat 
de  Nederlandsche  vlag  nooit  gewapperd  zou  hebben  op  zulk 
een  uitgestrekt  grondgebied,  nooit  zoo  ontzien  zijn  geworden 
in  het  Oosten,  als  nn  het  geval  is  geweest,  indien  de  snelle 
vervoer-  en  communicatiemiddelen  van  dezen  tijd  den  Heeren 
XVII  ten  dienste  hadden  gestaan.  Nn  was  hun  inmenging 
dikwijls  meer  lastig  voor  hunne  ambtenaren  in  het  Oosten  dan 
schadeiyk  voor  den  loop  der  zaken.  Kenmerkend  voor  de  ver- 
houding tusscheu  hen  en  de  Hooge  Regeering  zijn  sommige 
aanschrijvingen  van  Van  Uiemen  aan  gouverneurs  der  buiten- 
bezittingen.  Den  20  Maart  1641  b.  v.  schreef  deze  bewindsman 
aan  zijn  plaatsvervanger  op  Ambon,  dat  de  Bewindhebbers 
niet  tevreden  waren,  omdat  huns  inziens  te  veel  hooi  op  de 
vork  werd  genomen.  *  „'t  Zijn  onse  meesters/*  zoo  luidt 
de  kantteekening  van  Van  Diemen,  „  ende  wij  hare  dienaers, 
hebben  haer  te  gehoorsacmen ;  ondertusschen  moeten  [wg]  doen, 
sulcx  verstaen,  ten  besten  dienst  van  de  Comp<^  vereischt;  haer 
Ed.  sijn  te  verre  van  de  wercken."  En  toen  hij  den  3  Juli  van 
ditzelfde  jaar  den  gouverneur  van  Malaka  bekend  maakte  met 
die  opinie  der  Heeren  XVII,  liet  hij  zich  tegenover  dezen  zijnen 
ondergeschikte  aldus  uit :  „  Incorporeert  haer  Ed.  intentie  wel 
ende  mesnagieert  den  inhoude,  sonder  dcselve  aan  teere  ooren 
te  communiceren.  Connen  niet  bedencken,  uijt  welcken  hooffde 
dese  swaermoedige  advijsen  oorspronck  nemen  ende  dat  hun 
onse  directie  off  ten  minsten  advijsen  niet  al  te  wel  gevallen , 
doch  trecken  t'  selve  weijnigh  aen,  meenen  in  onse  maximen 
te  volherden  ende  deselve  met  Godes  gratie  ten  dienste  van 
de  Gompe  uijt  te  voeren.''  De  Bewindhebbers  zelf  hebben 
wel  degelijk  gevoeld,  dat,  al  mochten  zij  in  hoofdtrekken  de 
bestunrsrichting  kunnen  aangeven,  waaromtrent  regelen  van 
algemeene  strekking  werden  neergelegd  in  de  instructies  voor 
sommige  Gouverneurs-Generaal,  zij  toch  niet  alleen  de  toepassing 


1    Vgl.  beneden ,  blds.  14 ,  ▼. 


I  N  L  B  I  D  t  N  6.  Lllll 

dier  regelen  moestea  overlaten  aan  bunne  „ministers"  inindië, 
maar  ook  de  beantwoording  der  vraag,  of  die  algemeene  regelen 
in  de  bijzondere  gevallen  wel  geschikt  waren  in  toepassing  te 
worden  gebracht.  ^  Natuurlijk  echter,  dat  de  meerdere  kennis , 
die  omtrent  de  toestanden  in  het  Oosten  gaandeweg  in  Neder- 
land^ d.  w.  z.  onder  de  hoofdbestuurderen  der  Compagnie; 
verspreid  werd,  invloed  uitoefende,  in  zooverre  de  voorschriften 
steeds  meer  met  kennis  van  zaken  konden  worden  terneêrge- 
schreven  en  inderdaad  ook  werden  opgesteld.  Een  vergelijking 
van  de  verschillende  instructies  voor  de  Gouverneurs- Generaal 
(niet  alle  deze  grootwaardigheidsbekleeders  werden  van  nieuwe 
instructies  voorzien,  o.  a.  niet  Van  der  Lijn  ^),  die  voor  Both 
van  1609,  voor  Reijnst  van  1613,  voor  Coen  van  1617,  voor 
Brouwer  van  1632  en  die  voor  Gouverneur-Generaal  en  Kaden 
van  1650;  doet  dit  onmiddelijk  zien.  Vooral  wanneer  men  de 
algemeene  bepalingen,  welke  voorkomen  in  de  instructie  van 
1609,  vergelijkt  met  de  verschillende  aanschrijvingen,  die  in  de 
jaren  1640 — 1649  in  de  brieven  der  Bewindhebbers  naar  Indië 
een  plaats  hebben  gevonden,  en  met  het  bekende  regeerings- 
reglement  van  1650,  dat  bet  bewind  van  Van  der  Lijn's  opvolger 
inwijdde  en  tot  den  dood  der  Compagnie  bijna  onveranderd  is 
blijven  voortbestaan ,  is  het  verschil  opmerkelijk.  Maar  die  veel- 
heid van  bepalingen,  die  meerdere  nauwkeurigheid  in  het  aan- 
geven der  richting,  langs  welke  de  politiek  der  Compagnie 
volgens  het  oordeel  der  Bewindhebbers  diende  gestuurd  te  worden, 
beletten  niet,  dat,  waar  het  aankwam  op  het  in  praktijk  brengen 
der  verschillende  bepalingen ,  de  Hooge  Regeering  te  Batavia  in 
die  dagen  hare  handen  vrij  moest  houden  en  dit  dan  ook  deed, 
desnoods  lijnrecht  tegen  de  bevelen  der  Bewindhebbers  in.  Dat 
Van  Diemen  dit  heeft  ingezien ,  evenals  vroeger  Coen ,  en  zijne 


1  Ygl.  miissiTes  der  XYII  aan  Qt,  G.  &  B.  16  Sept.  1638 ,  9  Sept.  1645. 

2  Ygl  missive  der  XVII  aan  Van  der  L\jn  dd.  10  Maart  1646. 


LXIV  t  N  L  «  I  D  I  II  O. 

handeliogeo  daarnaar  heeft  gericht;  strekt  hem  als  staatsmaa 
tot  eer  en  is  der  Compagnie,  althans  der  opkomst  van  het 
Nederlandseh  gezag  in  het  Oosten,  ten  goede  gekomen.  Dat 
Van  der  Lijn  zijn  voorbeeld  ^'evolgd  heeft,  ten  minste  getracht 
heeft  te  volgen,  is  niet  meer  dan  natuurlijk.  Maar  eveneens 
is  het  te  verklaren,  dat  de  Heeren  XVII,  verontwaardigd  over 
het  niet  nakomen  hunner  bevelen,  die  verontwaardiging  niet 
onder  stoelen  of  banken  hebben  gestoken.  ^  Den  9  September 
1645  b.  V. ,  maanden  dus  vóórdat  Van  Diemen's  dood  in  patria 
bekend  zonde  worden,  klonk  hei  zeer  beslist  in  een  'schryven 
naar  Indië :  ;,  UE.  seggen  geparst  te  weesen  (contrarie  onse 
goede  meeninge  ende  intentie)  het  oorloch  te  continneeren , 
omme  de  Portngeesen  daer  door  tot  reeden  ende  verstandt  te 
brengen,  ende  eijnde  vant'  oorlogh  te  maecken,  streckende 
d'selve  tot  cleijn  achtinge  ende  desrespect  van  deese  vergaderinge, 
die  verstaet,  dat  haer  gegeven  ordre  gevolcht  moet  werden , 
al  ware  die  na  U.  E.  opinie  voorde  Compaignie  schadelgck  , 
gelijck  de  wetten  van  alle  welgestelde  regieringen  mede  brengen." 
Yf&kv  aan  Van  Diemen ,  dien  de  Bewindhebbers ,  niettegenstaande 
de  vele  op-  en  aanmerkingen  van  hunnen  kant  op  zijn  beleid, 
zeer  gaarne  aan  het  hoofd  der  zaken  in  Indië  behielden,  ^  een 
dergelijke  berisping  niet  werd  onthouden,  daar  werd  de  minder 
bekwame  Van  der  Lgn  niet  gespaard,  toen  deze,  in  wien  de 
Heeren  XVII  in  de  eerste  plaats  den  koopman  hadden  gezien, 
zooals  Van  Diemen  in  hem  vooral  een  geschikten  Directeur- 
Generaal  zag,  ^  bleek  in  vele  opzichten  de  voetstappen  zijns 
voorgangers  te  drukken.  Jal  hij  werd  de  zondebok,  waarop 
werden  geladen   niet  alleen  de  vergrijpen  van  hemzelf^   maar 


1  Ygl    nog  missives  der  XVII  aan  G.  G.  &  R.  dd.  21  Sept.  1649 ,  10  Sept. 
1650,  25  Maart  1651. 

2  Vgl.  resoluties  der  XVII  dd.  Aug./Sept.  1638,  Aug.  1641,  1  Oct,  1647; 
missives  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  of  aan  Van  Diemen,  dd.  16  Sept.  1638,  18 
Sept.  1640,  15  Haart  1641,  31  Aug.  1643,  enz. 

3  Vgl.  missive  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  9  Sept.  1645;  beneden,  blds.280. 


t  N  L  B  I  T)  I  N  G.  LXV 

ook  de  tekortkoniïngen ,  welke  zijn  yoorganger  in  de  oogen  der 
Bewindhebbers  op  74) n  kerfstok  had.   ^ 

Dat  bet  opperbestaar  in  Nederland  niet  gemakkelgk  tevreden 
zonde  zijn  over  de  verrichtingen  der  Hooge  Regeering  in  Indië, 
was  a  priori   aan  te  nemen.    Het  zon  al  zeer  te  verwonderen 
geweest   zijn,   indien  de  door  de  laatste  gevolgde  gedragslijn 
had   gestrookt  met  de  politiek ,  door  de  Bewindhebbers  als  de 
ware  verkondigd.  Beider  standpunt  was  zoo  geheel  verschillend  ; 
moest  dat  zijn.  De  directeuren  der  Aant/a/^-vennootschap  badden 
voor  niets  anders  oog  (en  was  dit  inderdaad  zoo  onverdedig- 
baar in  dien  tijd,   toen  het  politiek  gezag  der  Nederlanders  in 
het  Oosten  nog  niet  zóó  was  gevestigd,  dat  bet  sonverein-zijn 
der  Compagnie  met  zijne  rechten ,  maar  ook  met  zijne  verplich  • 
tingen  duidelijk  in   het  oog  sprong?)   dan   voor  eene  zuivere 
handelsstaatkunde.    Alle  overwegingen  moesten  zwichten   voor 
deze  éëne,  hoe  door  den  handel  in  Indië  het  meeste  voordeel 
te  trekken  voor  de  aandeelhouders  der  Compagnie.  Dit  was  het 
eenige  doel;  wat  daarbuiten  lag,  kon  hoogstens  middel  zijn.  ^ 
Vandaar,  dat  de  veroveringen  in  en  buiten  den  Archipel  en  de 
daaraan   verbonden    rechten   en   plichten  van  souverein  in  de 
oogeu    der    Bewindhebbers    slechts   genade  vonden  inzooverre 
zg   tot  het  bereiken   van   dit  doel  noodig  waren.    'T  is  waar, 
soms  gevoelden  zg  iets  voor  den  glans ,  dien  de  politieke  macht 
en  invloed  der  Nederlanders  aan   de  overzijde  der  wereldzee 
wierpen  op  de  Republiek ,  op  hare  bestuurders ,  op  hen  zelven  -, 
maar  meestal  bekeken   zij   de  zaak  van  een  bijzonder  nuchter 
standpunt  en  berekenden  zg  in  de  eerste  plaats  de  kosten,  welke 
de  oorsprong  van  dien  glans  medebracht.  Kortom^  het  souverein- 
zgn  was  hun,   indien   zg   op  dit  punt  hunne  gedachten  lieten 
gaan ,  een  lastpost ,   die  slechts  diende  aangehouden ,  voor  zoo- 
verre hg   noodzakelijk  was  voor  het  behoud  van  den  handel, 
en  die  niet  diende  te  worden  uitgebreid. 


1    Vgl.  beneden,  blds.  471. 

8    VgL  misfllTe  der  XVII  aan  G.  a.  &  R.  dd.  12  Sept.  1639. 

Bouwstoffen,  Deel  III. 


LXTI  t  N  L  B  I  D  1  N  a. 

De  Hooge  Regeering  te  Batavia  na  moest  de  zaken  van  een 
ander  standpunt  bezien.    Ook  hare  leden  hadden  natnurlijk  den 
handel  aan  te  nemen  als  grondslag  hunner  handelingen ;  maar 
veel  meer  dan  die  van  hnnne  lastgevers  moest  hnnne  aandacht 
getrokken    worden   door   de   positie,    welke   de   Nederlanders 
gaandeweg  in  Azië  gingen  innemen   als  staatkundige  macht, 
als  mogendheid,    als  staat.   Ook  van  hen  is  nooit  de  gedachte 
geweken,   dat  die  politieke  macht  een  middel  was  om  tot  een 
doel;  den  handel  in  Oostersche  producten  en  hooge  dividenden 
voor  de  aandeelhouders  der  Compagnie,  te  geraken;  maar  veel 
meer  dan  hnnne  meesters  zagen  zij  het  gebouw  van  Neêrlands 
staatkundige  positie  iu  het  Oosten  voor  hunne  oogen  verrgzen, 
uiterlgk  al  hechter  en  sterker  en  sierlijker  worden ;  zelf  namen 
zg   ijverig  deel  aan  het  optrekken  daarvan  en  aan  zijn  verde- 
diging tegen  de  machten  van  buiten.  De  glans ,  door  die  stelling 
afgeworpen,   straalde  onmiddelijk   op  hen   af:   door  koningen 
werden  zij  als  hunne  gelijken  behandeld ,  hunne  gezanten  werden 
als  die  van  vorsten  ontvangen ,  zg  zagen  de  ambassadeurs  van 
Portugals   koning   als   smeekelingen    binnen    Batavia's  kasteel. 
Een  groote  vloot,  die  de  schrik  was  geworden  der  Oostersche 
zeeën,  stond  Gouverneur-Generaal  en  Raden  ten  dienste  en  gaf 
aan   hnnne   waardigheden,   in   stede  van   hen   slechts  te  doen 
beschouwen  als  bedienden  van  kooplieden,  een  glans  van  son- 
vereiniteit  en  staatkundige  beteekenis,  die  steeds  meer  en  meer 
met  ontzag  werd  aanschouwd.  De  soldaten  der  Compagnie,  van 
welk  treurig  moreel  gehalte  die  over  't  geheel  mochten  zgn, 
waren  in  de  meeste  ontmoetingen  met  Aziatische  of  Europeesche 
vganden  overwinnaars  gebleven   en  stonden  steeds  gereed,  de 
aangroeiende  macht  der  Nederlanders  te  verdedigen  en  te  ver- 
grooten.   De  Hooge  Regeering  te  Batavia  sloot  contracten ,  niet 
alleen  van  commerciëclen  maar  ook  van  staatkundigen  aard ,  met 
machtige  inlandsche  vorsten,   sloot  verdragen  met  Europeesche 
natiën.   Zg  plaatste  koningen  op  den  troon  en  weerde  van  dien 
zetel  die  haar  misvallig  waren.    Zeker!    de  naam  der  Staten- 


I  N  L  B  I  D  I  N  6.  LXVll 

Oeneraal  der  Vereenigde  Nederlanden  werd,  waar  noodig,  ge- 
bruikt, maar  die  naam  is  in  den  tijd  van  Van  Diemen  en  Van 
der  Lijn  in  Indië  weinig  meer  dan  een  naam,  dan  een  formule 
geweest  y  die  soms  '  eeo  goed  vertoon  maakte  in  het  formnlier , 
gebruikt  voor  hunne  staatsreehterlijke  handelingen.  En  er  waren 
herhaaldelijk  aanschrijvingen  noodig  van  de  Heeren  XVII,  om 
Gouverneur- Generaal  en  Raden  te  doordringen  van  de  verhou- 
ding, in  welke  de  Compagnie  tot  Hunne  Hoog  Mogenden  stond. 
Want   de   Bewindhebbers  (die  op  hunne  beurt  hier  na  eens 
dichter    „bij  de  wercken"   waren  dan  de  Hooge  Regeering  te 
Batavia  en  die  „  de  Indische  ende  vaderlandsche  constitutie  van 
saecken  overeen  brengen  ende  balanceeren ''  moesten),  hoezeer 
zij  ook  geneigd  waren  de  inmenging  der  Staten -Generaal  af  te 
keeren  van  de  aangelegenheden  der  Compagnie,  al  s^u  dit  ge- 
schieden in  strijd  met  de  bepalingen  van  het  Octrooi,  hebben 
in   deze  dagen  nooit  beslist  die  inmenging  geweerd,  nooit  het 
recht  op  die  inmenging  ontkend,  vooral  niet  waar  het  gold  de 
betrekkingen  der  vennootschap  met  Ëuropeesche  mogendheden. 
Hunne   brieven   zijn   daar,    om   het  te  bewijzen.  Toen  den  18 
April  1646  de  opperkoopman  Cornelis  Van  Sanen  met  den  Por- 
tugeeschen  onderkoning  een  onvoordeelig  verdrag  sloot,  dat  de 
heffing  der  tollen  van  Portugeesche  schepen,    welke  de  straat 
van   Malaka   passeerden^  zon   regelen,  ^    werd   het   door   de 
Bewindhebbers  ten  strengste  veroordeeld  en  aan  de  Hooge  Re- 
geering te  Batavia  gelast,   het  verdrag  niet  te  erkennen.     Van 
Sanen  had  volgens  hen  de  zaak  op  losse  schroeven  gezet ,  terwijl 
toch  het  recht  der  Compagnie  als  bezitster  van  Malaka ,  om  tol 
te  heffen  van  de  voorbygaande  schepen ,  buiten  bedenking  was ; 
buitendien   was  het  contract  financieel  te  veel  in  het  voordeel 


1  Sllerk   de  fieus    {Oeschichtlieher    Ueberblici   der  administrativên  und  finan* 
xiellén  Sniwieklnng  der  Niederlanditch-Ostiïiditchen  Compagnie    (Batavia,  ^sHage, 
1894),  bldz.  VIII)  gaat  echter  te  ver,  waar  hij  zegt,  dat  in  geen  enkel  contract, 
door  de  Compagnie  sedert  1632  met  inlandsche  vorsten  gesloten,  van  de  Staten 
Generaal  melding  werd  gemaakt.  Vgl.  beneden,  bldz.  303,  308. 

2  Zie  beneden,  bldz.  373,  v.  en  hiervóór,  bldz.  zvii. 


LXVIIt  t  N  L  fe  t  D  t  N  0. 

der  Portugeezen.    Er  was  DÖg  een  reden,   waarom  de  Bewind- 
hebbers hanne  hooge  ontevredenheid  meenden  te  moeten  betnigen 
en  wel  —  zoo  schreven  zij  den  4  October  1647  aan  Van  der  Lijn 
en  zgne  raadslieden  — ,  omdat  „dese  qaestie,  die  wij  biiyten 
alle  qnestie  behooren  te  houden ,  gerenvoijeerd  wert  aende  decisie 
yande  regieringe  deser  landen.  UE.  weten,  hoe  prejodiciabel  voor 
het  recht  vande   Gomp«   diergelijcke  renvoijen  sijn   ende    hoe 
sensibel  dese  vergaderinge  daer  van  altijt  geweest  is,    dat  alle 
soodanige  saecken  in  India  verhandelt  ende  affgedaen  moeten 
werden. "    Een  duidelijk  blijk ,  dat  zij  op  inmenging  der  Staten- 
Oeneraal  niet  gesteld  waren.    Maar  het  récht  op  die  inmenging 
ontkenden  zg  zeker  niet ;  en ,  waar  Hnnne  Hoog  Mogenden  dat 
recht  lieten  gelden,  hebben  de  Bewindhebbers  zich  daartegen 
niet   durven   verzetten.     Uitdrukkelijk  lieten   zg    zich  in  dien 
geest  uit  in  hun  schrgven  van  31  Augustus  1643  naar  Batavia, 
waarin  aan   Gouverneur-Oeneraal  en  Raden  bepaaldelijk  werd 
gelast,  de  bevelen  der  Staten-Oeneraal  betreffende  het  bestand 
met  Portugal  stipt  op  te  volgen :   de  eigen  bevelen  der  XVII 
toch  kwamen    „ten  aensien  van  Haere  Ho:  Ho:  ordre  in  geen 
consideratie,"  de  laatste  moest  men  „  promptelyck  naer  coomen." 
In  gelgken  zin  luidde  het  in  den  reeds  meer  aangehaalden  brief 
van  9  September  1G45,  waarin  ten  aanzien  van  het  voortzetten 
van  den  oorlog  met  de  Portugeezen  in  het  Oosten  ten  gevolge 
van   het   grensgeschil   op   Ceilon  nog  de  volgende  opmerking 
werd  ten  beste  gegeven :    „  Dewijle  wij  alhier  over  het  conti- 
nueeren  van  't  oorlogh  aldaer  (niettegeustaende  t'  gemaeckte 
10  jarich  bestant)  buijten  alle  twijffel  moeijten  hebben  sullen , 
omme  t'  selve  voor  hare  Ho:  Mo:  wel  te  defendeeren ,  ende  dat 
bg   de  voorder  continuatie  noch  meerder  swaricheden  daer  uijt 
ontstaen  souden  hebben,    niet  te  verantwoorden  sijnde,   soo  is 
ons  aengenaem  geweest,  dat  onder  het  belegt  van  Maetsuijcker, 
een  provisioneel  tractaet  (dat  van  18  November  1644)  wedersijts 
geslooten   is.    Verre  van  daer  dat  de  Compaignie  haer  selven 
sonde  mogen  rechten,  die  de  wetten  ende  ordre  op  dit  oorlogh 


INLEIDING.  LXIX 

van  booger  hant  ontfangonde ,  door  hare  Ministers  inde  Oostindien 
sonder  dispate  nae  gecomen  moeten  werden."   Een  ander  voor- 
beeld betreft  den  mnntslag.   Den   IG  April   1640  b.  v.  werd 
nitdmkkelijk  door  de  XVII  aan  de  Hooge  Regeering  het  slaan 
van  munten  in  Indië  verboden ;  „sijnde  acte  van  soavrainitegt^ 
omme  weleke  te  exerceren  wij  ons  sorgvuldieh  wachten  ende 
niet  bnijten  de  stock  vant  octroij  springen  moeten."  Toen  niet- 
tegenstaande dezen  last  toch  werd  voortgegaan  met  het  munten 
van   „copere  ende  silvere  speciën/'   zoowel   door  Van  Diemen 
als  door  zijnen  opvolger,   werden  de  fiolen  van  den  toorn  der 
Bewindhebbers  weder  over  Van  der  Lijn  uitgegoten.    In  een 
missive  van  1 6  Augustus  1 646 ;  alleen  aan  dit  onderwerp  gewgd, 
werd  in  heftige  bewoordingen  de  vroegere  last  hernieuwd  met 
een  bevel  tot  intrekking  der  in  Indië  reeds  vervaardigde  munten. 
Een  dergelijke  „  acte  van  souveraijniteijt "  mocht  „  niet  als  met 
speciale  permissie  van  de  hooge  overicheijt,  de  souveraijniteijt 
representerende,  geexerceert  werden,  ende  consequentelgck  de 
contraventeurs ,  als  begaen  hebbende  misdaet  en  het  crimen  van 
gequeste   hoocheijt   ende   souverayniteijt ,   aen   lyff  ende   goet 
straffbaer   sijn."   Dergelijke   uitingen,   die   in   de   brieven  der 
Bewindhebbers  volstrekt  niet  alleen  staan,  toonen duidelgk ,  dat 
zg ,  al  ging  het  volstrekt  niet  van  harte ,  dan  toch  uit  vrees  — 
ontzag  zal  hier  een  minder  gepast  woord  zgn  —  dan  toch  uit 
vrees  voor  mogelijke  nadeelige  gevolgen  de  oppersouvereiniteit 
der  Staten-Generaal ,  waar  zij  zich  liet  gelden,  zijn  blgven  er- 
kennen.  Dat  in  de  geschiedenis  der  Oost-Indische  Compagnie 
van  die  dagen  zoo  weinig  blijkt  van  eenigen  invloed ,  door  het 
hoogste  regeeringscollege  in  de  Republiek  op  den  gang  der  zaken 
in  dit  zoo  belangrgk  handelslichaam  uitgeoefend,  is  dan  ook 
niet  alleen  te  wijten  aan  de  taktiek  der  Bewindhebbers,  welke 
dien  invloed  zooveel  mogelijk  zochten  te  beperken,   maar  ook 
aan  de  leden  der  Staten-Generaal  zelf ,  die  6f  tegenzin  gevoelden, 
of  gebrek  aan  lust,  öf  gebrek  aan  moed  of  aan  macht  bezaten, 
om  dien  invloed  op  krachtige  wijze  uit  te  oefenen. 


LXX  INLEIDING. 

Ed  jnist  in  de  hier  besproken  periode  deed  zieli  een  gunstige 
gelegenheid  voor ,  invloed  op  den  gang  der  zaken  te  verkrygen. 
In  1644  was  de  termgn,  waarmede  door  het  octrooi ,  ingegaan 
den   1   Januari   1623,   het   monopolie   der  Compagnie  door  de 
Staten- Generaal   verlengd   was   geworden ;     verstreken    en    de 
oppositie  tegen  het  doen   voortbestaan  van  het  privilege  deed 
zich  luide  hooren  in  de  Staten-Generaal  en  daarbuiten.   Vooral 
de    landprovincien y   in   vergelijking   met  Holland   en  Zeeland^ 
met  Holland  vooral ,  byna  geheel  verstoken  van  de  voordeelén, 
directe  en  indirecte,   welke  de  Compagnie  opleverde^    waren 
minder  dan  zij  geneigd,  dezen  toestand  te  bestendigen.  Andere 
aangelegenheden,  waaronder  de  vraag  hoe  de  in  moeilgkheden 
verkeerende   West-Indische  Compagnie  op  de  been  te  houden , 
werden  aan  de  hoofdvraag  vastgekoppeld,   welke  op  die  wyze 
niet  meer  op  zuiver  terrein  werd  gehouden.    Het  duurde  dan 
ook  tot  Juni  1647,  dat  met  meerderheid  van  stemmen,  dos  in 
stryd  met  een  resolutie  der  Staten-Generaal  van  30  April  1641, 
welke  voor  de  verlenging  van  het  octrooi  eenstemmigheid  voor- 
schreef, die   prolongatie  in   de  Staten-Generaal  definitief  werd 
doorgedreven.    Hierbij   werd  de  O.  I.  Compagnie  o.  a.    belast 
met  de  betaling  van  15  tonnen  gouds  ten  behoeve  harer  jongere 
zuster,   „  die  genouchsaem  agoniseert :''  *    eene  financieele  op- 
oflfering  welke,  volgens  de  Heeren  XVII,  *  het  eenig  doel  der 
opposanten   tegen  de  verlenging  van  het  octrooi  zoude  geweest 
zgn.  Het  is  hier  niet  de  plaats ,  in  te  gaan  op  den  onverkwik- 
keiyken  strijd ,  welke  aan  deze  verlenging  is  vooraf  gegaan ;  ' 
het  is  voldoende  te  constateeren ,  dat  de  questie  van  de  opper- 
souvereiniteit  der  Staten-Generaal  ternauwernood  werd  aangeroerd 
(er  waren  stemmen ,  welke ,  trouwens  te  vergeefs ,  aandrongen  op 


1  Res.  St.  Gen.  4  Juni  1647. 

2  Missive  der  XVII  aan  Ü.  G.  &  R.  dd.  10  April  1645. 

3  Ress.  Staten  Gen.  18  Ang.  1643—18  Sept.  1649.  —  Ress.  der  XYII 12  Sept. 
1642—20  Sept.  1644.  Vergel.  m^n  opstel  Roe  Stad  en  Lande  een  beunndAébhért- 
plaati  in  de  Ooti-Indiscke  Compagnie  machtig  werd  (Bijdragen  Toor  yaderlandsche 
geschiedenis  en  oudheidkunde,  3e  reeks,  VII,  (1893),  bldz.  301^*309). 


1  N  L  K  I  l)  1  N  6.  LXXI 

het  in  nitdrakkelijke  termen  handhaven  door  Hanne  Hooglllo- 
genden,  van  de  verplichting  tot  eedgprestatie  door  deu  Goovernenr- 
Generaal  aan  de  Stateu- Generaal  en  op  een  zitlingnemen  van 
een  lid  dezer  vergadering  als  voorzitter  in  de  vergaderingen 
der  XVII)  '  en  dat  de  hoofdvraag,  of  het  monopolie  der 
Compagnie  tegenover  de  overige  inwoners  der  Kepu bliek  zoude 
worden  gehandhaafd,  bevestigend  werd  beantwoord  en  geen 
enkele  wijziging  bij  het  nieuwe  octrooi  daarin  werd  aangebracht. 
Het  scheen  een  oogenblik,  dat  het  bovengenoemde  monopolie 
aan  de  Compagnie  zoude  ontvallen.  Toen  Holland  steeds  weder 
uitstel  vroeg  der  beraadslagingen  en  der  beslissing  en  nimmer 
met  haar  provinciaal  advies  gereed  scheen  te  komen,  raakte 
het  geduld  der  vergadering  aan  een  eind :  den  25  Februari  1645 
werd  het  octrooi ,  eens  aan  de  Compagnie  verleend ,  voor  ^  ge- 
expireert"  verklaard,  onder  protest  echter  van  Holland,  dat 
twee  dagen  later  reeds  onder  medewerking  van  den  Stadhouder 
gedaan  wist  te  krijgen,  dat  de  beraadslagingen  over  de  ver- 
lenging werden  heropend.  Den  4  Maart  namen  nu  Gelderland, 
Utrecht,  Friesland,  Overysel  en  Stad  en  Lande  een  resolutie, 
waarbg  zij  verklaarden,  „een  nieuw  octroij  te  sijn  impetrabel 
ende  dienvolgens  t'selve  open  te  stellen  voor  de  oude  partici- 
panten vande  oude  Oostjndische  Compagnie  ende  allen  anderen," 
b^  welk  besluit  Holland  en  Zeeland  lieten  „  aenteeckeuen  deses 
aengaende  ongelast  te  wesen."  Deze  toestand  duurde  tot  den 
27  Mei  van  ditzelfde  jaar,  toen  de  Staten-Generaal  bij  meer- 
derheid van  stemmen  (Friesland  verhief  zoo  beslist  mogelgk  zgn 
stem  er  tegen  en  de  in  de  vergadering  aanwezige  afgevaardigde 
van  Stad  en  Lande  bleek  „van  wegen  sijnc  principalen  niet 
genoechsaem  gelast  te  sijn")  verklaarden ,  dat  zij  waren  „  red- 
integrerende  ende  herknoopende  (en  wel  tot  31  December  1645) 
het  octroij  van  d'oude  Oost- Indische  Corop®  deser  Landen,  den 
vierden  Martg  lestledeu  gebroocken."  Gedurende  ongeveer  drie 


1    Batifl.  Stat.  Geil.  29  Aug.  1642,  4—20  Juni  1647. 


LXXII  INLEIDING. 

maauden  dns  werd  de  gelegenheid  opengesteld  voor  de  inwoners 
der  Republiek  y    aandeel  in   den  Oostindischen  handel  te  ver- 
krggen.  Inderdaad  zijn  daartoe  pogingen  aangewend.  Reeds  den 
25  Februari  1645  richtten  „verscheijde  ingesetenen"   een  rer- 
zoekflchrift  tot  de  Staten-Generaal ,   „  om  hun  te  verleenen  een 
Oos^ndisch   octroij,"    nu  dat  van  de  Compagnie  stond  te  ver- 
vallen :  het  request  werd  zoo  goed  als  doodgezwegen ,  zelfs  door 
de  landprovinciën ,    ^^als  belachelyck  in  de  oogen  van  al  de 
werelt/'   zooals   de  XVII  zich  uitlieten.  ^    De  oprichting  der 
z.  g.  Friesche  Compagnie ,  waartoe  de  Staten  van  Friesland  den 
23  April  1642  waren  overgegaan ,  een  poging  van  ernstiger  aard , 
leidde   eveneens   tot  niets,    toen  de  Oost-Indische  Compagnie 
beslist  weigerde,   haar  mededingster  in  zich  op  te  nemen,   die 
naast  haar  niet  kon  leven.    Dit  was  een  der  moeilijkheden , 
waarmede  Hunne  Hoog  Mogenden  hadden  rekening  te  houden: 
der   Oost-Indische   Compagnie    zouden    zij    een   nieuw   octrooi 
hebben  kunnen  weigeren  en  haar  daardoor  het  monopolie  tegen- 
over de  andere  inwoners  der  Republiek  ontnemen ;  de  Compagnie 
ontbinden  kon   zij  echter  niet,  zonder  daardoor  moeilgkheden 
te  scheppen,  waarvan  de  gevolgen  niet  waren  te  overzien.  En 
zoolang  de  eenmaal   bestaande  Compagnie  bleef  bestaan ,    was 
een  nieuwe  vennootschap   (pogingen   van  op  zich  zelf  staande 
particulieren  waren  reeds  dadelijk  buitengesloten,  al  ware  het 
alleen  met  het  oog  op  de  groote  te  loopen  risico,  welke  in  de 
grootere  corporaties ,  die  voor  een  deel  als  't  ware  als  assurantie- 
vereenigingen  werkten,  weinig,  althans  veel  minder,  werd  ge- 
voeld)   tot   machteloosheid  gedoemd.    Zelfs  indien  de  Staten- . 
Generaal  zoo  ver  hadden  durven  gaan,  dier  nieuwe  Compagnie 
allerlei  privilegiën  te  verleenen,  welke  haar  sterk  konden  maken 
in  de  concurrentie.  Immers  de  hulpmiddelen  der  oude  vennoot- 
schap waren   reeds   te   krachtig   geworden,   dan    dat   zij    die 
mededinging  behoefde  te  vreezen;    hare  stelling  in  het  Oosten 

1    Missive  aan  G.  G.  &  B.,  dd.  10  April  1645. 


IIILBIDING.  LXXIll 

was  ZOO  sterk ,  krachtens  hare  moDopolie-contracteD  met  inlandsche 
▼orsten  en  hare  reeds  verkregen  souvereiniteitsrechten ,    dat  zg 
ongenoode  gasten ,  al  waren  het  dan  ook  landslieden ,  met  goed 
succes  nit  die  stelling  zonde  hebben  kunnen  weren.  Een  poging, 
den  12  Jannari  1646,  toen  de  beraadslagingen  weder  druk  aan 
den  gang  waren,  door  den  afgevaardigde  van  Friesland  beproefd, 
om  aan  de  octrooilooze  Compagnie  al  haar  staatkundigen  invloed 
in    het   Oosten   te  ontnemen,   door  aan  de  Staten -Generaal  te 
trekken   de   „  directie ,  soo  vande  politijcqae ,   kerckelicke ,  als 
militaire  regieringe  in  Oostindien ,''   werd  door  zijne  medeleden 
ter   Staten-Generaal   zoo   weinig   ernstig   opgenomen,  dat  het 
voorstel,  hetwelk,  ware  het  aangenomen ,  een  gevaarlijken  sprong 
in  het  duister  zonde  hebben  ten  gevolge  gehad,  nimmer  in  be- 
handeling kwam.  Dit  alles  wisten  de  Bewindhebbers  zeer  goed, 
en  sterk  door  deze  wetenschap  en  ook  door  den  invloed ,  welken 
zij  nitoefenden  in  Hollands  Statenvergadering  en  daardoor  in  de 
Staten-Generaal,    waren  zij  al  heel  gerust  op  den  uitslag,  hoe 
die  ook  mocht  worden.    Hun  schrijven  van  10  April  1645  aan 
de  Hooge  Regeering  te  Batavia  kan  het  bewijzen.  Na  daarin  een 
overzicht  te  hebben  gegeven  van  den  stand  der  zaken,    wijzen 
de  HeerenXVII  er  op,  dat  op  de  tijdelijke  buitenwerkingstelling 
van  het  octrooi  in  dat  jaar  niet  was  gevolgd  een  verbod  aan  de 
Compagnie,  om  hare  operatiën  naar  en  in  Indië  voort  te  zetten. 
Gesteld  nn  —  zoo  gaan  zij  voort  — ,   dat  het  octrooi  definitief 
aan  de  Compagnie  ontvalt,  dan  zou,  ^^bij  derespective  Cameren 
overgeleijt  moeten  worden,  wat  bij  hun  tsamen  tot  subsistentie 
vanden   Oostindischen   handel,   bugten    het   benefitie  van  een 
Generaal   octroij,   met   de   minste   quetsinge  vande  Staet  [der 
Compagnie?]   ende  de  gemeeue  perticipanten ,   bij  de  hant  be- 
hoort  genomen   te    werden,    ende    voor  nemen  tl  ijck,    hoe   men 
d'Oostjndische    Comp^^    bnijten   octroij    naerder   souden   connen 
ende  mogen   vereenigeu   ende  conserveren,    sonderlinge  op  de 
plaetsen  haer  eijgen  toebehoorende,  ende  alwaer  sij  de  handelinge 
met    exclusive  contracten  voor  haer  alleen  vercregcn  üebbeu, " 


LXXIV  I  N  L  B  1  D  I  iX  ». 

Ongetwyfeld  zonden  zy  daarbij  de  «teun  genieten  van  de  regenten 
der  steden,  waar  de  Kamers  waren  gevestigd ,  ook  al  trokken 
de  Staten-Generaal  zich  na  geheel  terng,  welke  zelf  de  vereeni- 
ging  der  verschillende  Compagnieën  in  1602  in  't  pnbliek  belang 
hadden  tot  stand  gebracht,  en  dit  volstrekt  niet  onder  graote 
medewerking  dier  vereenigingen ,  welke  liever  op  zich  zelf  waren 
gebleven.  Goaverncnr  Generaal  en  Kaden  moesten  zich  althans 
gereed  honden,  ;,in  allen  gevalle  (hoe  het  met  de  continuatie 
vant  Octroij  ten  principalen  oock  mochte  uijtvallen),  om  den 
handel  in  Oostindien  te  continneeren  ende  onderbonden ,  waeijnne 
[wij,  zoo  luidt  het  verder,]  oock  geen  rainease  jncidenten  en 
verhinderinge  ons  alhier  voorhants  inde  negotie  aldaer  jmag^- 
neeren  connen.  Want  gelyck  wy  met  goede  oogen  moeten  aensien 
ende  niet  beletten  mogen,  dat  vreemde  natiën  de  Oostindien 
frequenteeren ,  ommc  haer  proffijten  aldaer  te  doen  opplaetsen, 
daer  de  Compaignie  geen  eygeudom  off  exclusive  contracten 
heeft,  ende  dat  onsen  handel  dien  niettegenstaende  proCfijtelyck 
gedirigeert  can  werden ,  soo  sullen  jngesetenen  van  dese  pro- 
vinciën jegens  soo  aensienlijcke  Compaignie  van  negotie  niet 
lichtelgck  groote  saken  voornemen ;  ende  als  snlcx  al  onderstaen 
mochte  werden ,  ^  soo  is  de  beurse  vande  Compaignie  noch 
machtich,  omme  anderen  inden  handel  de  marckt  te  stellen, 
daer  het  dan  op  aengeleijt  sonde  connen  werden,  met  goede 
ordre  opde  respectivc  plaetsen  te  stellen ,  en  doorgaens  hier  te 
lande  een  goet  magasijn  van  alderhaude  coopmanschappen  ge- 
provideert  te  houden ,  waer  op  dan  voorder  gespeculeert  conde 
werden,  om  altijt  ten  principalen  meester  van  de  Indische  ne- 
gotie te  blijven." 

Naast  deze  zelfbewuste  uiting  van  groote  kracht,  waarmede 
de  Hooge  Kegeering  te  Batavia  geheel  instemde,  ^  maakt  een 
vreemden  indruk  de  kleine  vrees  voor  concurrentie,  die  sprak 
uit  de  beraadslagingen  der  Bewindhebbers  over  een  ander  denk- 


1    Zie  beneden,  bldz.  250,  y. 


INLEIDING.  LXXV 

beeld  y  welks  in  praktijk  brenging  eene  —  zg  het  dan  ook  zelf 
gewilde  en  door  de  Compagnie  zelve  te  reglementeeren  —  be- 
perking van  haar  monopolie  ten  gevolge  zonde  moeten  hebben: 
het  bekende  denkbeeld,  reeds  jaren  lang  overwogen,  om  door 
het  uitzenden  van  „colonien"  het  Nederlandsch  element  in  de 
bezittingen  der  Compagnie  te  versterken.  Men  zag  het  nnt  zeer 
goed  in;  men  zag  duidelijk  de  voordeelen  der  Portageesche 
handelspolitiek,  voorzoover  zij  den  handel  in  Indië  overliet 
aan  de  Portngeezen ,  welke  zich  daar  hadden  nedergezet,  byna 
zonder  beperking,  zg  het  dan  ook  tegen  betaling  van  hooge 
tollen  ten  bate  der  regeering  in  bet  moederland.  Men  begreep 
volkomen,  dat,  evenals  dit  bet  geval  was  geweest  metdePor- 
tngeezen,  een  dergelijke  versterking  van  het  Nederlandsch 
element  aanzienlijke  kosten  zoude  besparen ,  doordat  inkrimping 
der  garnizoenen  en  andere  bezuinigingen  op  de  bestaurskosten 
daardoor  zouden  mogelijk  worden ;  groot  voordeel  zoude  ople- 
veren, indien  een  geschikt  tollenstelsel  zoude  worden  ingevoerd, 
indien  een  geregelde  inrichting  van  bestuur  het  heffen  van  andere 
belastingen  mogelijk  zou  maken,  en  het  in  cultuur  brengen  van 
onbebouwde  landen  :  immers  „  landen  sonder  volck  te  possideren, 
geen  vruchten  geven  connen."  ^  Dan  ook  b.  v.  zou  de  onge- 
rijmdheid eene  onmogelijkheid  worden,  dat  een  vruchtbare 
eilandengroep,  als  die  van  Banda,  „dit  juweel,''  voor  de  Com- 
pagnie schatten  aan  muskaatnoten  opleverde,  ^  en  der  burgerij, 
welke  zich  daar  in  den  loop  der  jaren  had  gevestigd ,  den  z.  g. 
perkeniers,  slechts  een  sober  bestaan  kon  verschaffen.  ^  Maar 
één  vraag  stond  bij  dit  alles  op  den  voorgrond  en  van  een 
roiterlijk  bevestigend  antwoord  daarop  zou  het  welslagen  geheel 
afhangen :  was  de  Compagnie  bereid ,  den  Nederlandschen  ko- 
lonisten een   niet  geringe,    zij    het  dan  ook  door  reglementen 


1  Hissire  der  XVII  'aan  G.  6.  &  R.  3  Oct.  1645. 

2  Beneden ,"  bldz.  339  en  noot  1. 

3  VgL  t  a.  p.,  b.  T.  bldz.  190  en  noot  2,  223—226,  244,  279,  y. 


LXXVl  I  K  L  B  1  111  N  ti. 

beperkte,  mate  van  handelsvrijheid  in  te  rnimeu  (wat  tot  nog 
toe  was  gegeven ,  beteekende  inderdaad  zoo  goed  als  niets),  ja 
of  neen  ?  Ook  dit  wisten  de  Bewindhebbers  zeer  goed ,  '  zg 
ontveinsden  het  zich  volstrekt  niet ,  dat  de  eeoige  drijfveer  voor 
hunne  laodgenooten ;  om  zich  voor  goed  naar  het  Oosten  te 
begeven;  de  hoop  zonde  zijn  op  een  bestaan ,  veel  ruimer  dan 
zg  in  patria  zich  konden  scheppen,  op  ;,mcer  als  gemeene 
winsten/'  *  veel  grooter  dan  zg  in  Nederland  zelf  konden 
maken.  Eveneens  wisten  zij,  dat  die  verwachtiog  slechts konde 
worden  verwezenlijkt  door  den  handel.  Maar  zij  hebben  (en 
Gouverneur  Generaal  en  Raden  hebben  öf  niet  voldoende  öf  in 
't  geheel  geen  invloed  ten  goede  uitgeoefend)  tot  dat  eene  middel 
hnn  toevlucht  niet  willen  nemen  :  zij  wilden  —  in  deze  aange- 
legenheid, evenals  in  menige  andere  —  gaarne  het  doel  be- 
reiken, maar  niet  de  middelen  aanwenden,  welke  alleen  tot 
dit  doel  zonden  knnnen  leiden.  Noch  onder  VanDiemea,  noch 
onder  Van  der  Lijn  is  deze  qnestie  dan  ook  een  stap  nader  tut 
hare  oplossing  gekomen.  Evenmin  is  een  ernstige  proef  ge- 
nomen, of  anlere  opgeworpen  bezwaren,  b.  v.  de  mindere 
geschiktheid  der  Nederlanders  voor  kolonisatie  in  vergelgking 
met  de  Portugeezen,  inderdaad  gegrond  waren.  Met  hand  en 
tand  handhaafde  de  Compagnie  ook  hierin  haar  monopolie  tegen- 
over hare  landgenooten ;  vrgheden  zelfs ,  welke  zij  in  den  handel 
schonk  aan  Aziatische  kooplieden,  vooral  aan  Ghineezen,  die 
men  op  alle  wijzen  in  Batavia  wilde  lokken,  ^  weigerde  zy 
genen:  de  vrees,  iets  te  moeten  missen  van  de  handelswinsten 
van  het  oogenblik,  woog  zwaarder  dan  de  overweging  van  de 
voordeden,  welke  de  kolonisatie  in  de  toekomst  zoude  knnnen 


1  Vgl.    b.T.   punt   11    der   beschrijving   voor  de   vergadering  der  XVII  ran 
Sept.  1648. 

2  Missive  der  XVII  aan  ft.  Q.  &  B.,  9  Sept  164ö.  Vgl.  beneden,  bid*. 23. 

3  Vgl.  misaives  der  XVII  aau  G.  G.  &  B.  23  Sept.  1649,  10  Sept.  1650. 


t  N  L  B  t  D  t  N  6.  LXlVtt 

afwerpen.  ^  En  zeer  zwaar  moet  die  vrees  hebben  gewogen , 
daar  juist  in  deze  jaren  de  klachten  omtrent  de  vergrooting  der 
lasten,  welke  de  eigenaardige  stelling  der  onzen  in  Indië;  half 
koopman,  half  souverein,  medebracht^  steeds  luider  uit  den 
boezem  der  vergadering  van  XVII  oprezen  en  zij  zelven  het 
vestigen  van  koloniën  als  redmiddel  daartegen  aanprezen. 

De  pennestrijd  tnsschen  de  Bewindhebbers  aan  den  ëénen ,  de 
Hooge  Regeering  te  Batavia  aan  den  anderen  kant  over  den 
financieelen  toestand  der  Compagnie  in  Europa  en  in  Azië  is 
alweder  een  bijdrage  tot  onze  kennis  omtrent  het  —  trouwens 
noodwendig  —  verschil  in  denkbeelden  dezer  leiders  der  ven- 
nootschap over  wat  onze  positie  in  het  Oosten  medebracht.  Het 
ideaal  van  beide  was,  dat  Indië  zich  zelf  zoude  kunnen  be- 
druipen ;  dat  de  winsten ,  door  de  Compagnie  met  haren  handel 
in  Indiê  gemaakt,  gevoegd  bij  de  andere  inkomsten,  welke  zij 
uit  Indiè  trok ,  zoo  groot  zonden  worden ,  dat  daarmede  konden 
worden  bestreden  al  de  uitgaven,  in  Indiè  te  doen,  daaronder 
begrepen  de  inkoopsprgs  der  „  retouren ''  voor  Nederland  Geen 
cent  in  contanten  zou  dan  uit  patria  naar  het  Oosten  behoeven 
te  worden  gezonden  en  uit  de  opbrengst  van  den  verkoop  der 
koloniale  producten  zouden  worden  gevonden  de  kosten  der 
administratie  in  Nederland,  die  van  het  uitrusten  der  vlooten 
naar  Indië,  Europeesche  koopwaren  voor  de  Indische  markt 
daaronder  begrepen,  en  de  dividenden  voor  de  aandeelhouders 
der  Compagnie.  ^  Coen  reeds  had  dit  in  het  vooruitzicht  ge- 
steld,  maar  tevens  met  klem  er  op  gewezen,   dat  men  nooit 


1  Ofschoon  ik  in  dit  yerband  niet  over  deze  aangelegenheid  mocht  sw^gen, 
is  hare  behandeling  beter  op  hare  plaats  bg  de  behandeling  van  het  Gonyernenr- 
Oeneralaat  Tan  Beniers.  Men  zie  tronwens  De  Jonge,  Opkomst,  II  (V)  en  III 
(VI);  Verslag  aan  den  Koning^  betreffende  Ettropesche  kolonitatie  in  Nederlandtch 
Indiè  (VOrarenhage,  Van  Cleeff,  1858),  bldz.  132  y v. ;  Klerk  de  Reus,  t  a.  p., 
8.  276  ff.;  en  ook  hierachter,  bldz.  60,  175 >  178,  228,  471,  enz. 

2  Zie  OTer  deze  punten  b.  t.  de  missives  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  van 
16  Sept.  1638,  14  Maart  1639,  31  Ang.  1643,  21  Sept  1644,  9  Sept.  1645, 
10  Maart  1646  enz. 


LXItVIII  I  ]f  L  E  I  D  I  N  Cf. 

hiertoe  zonde  geraken,  zoolang  de  Compagnie  niet  eerst  zich 
de  noodige  opofferingen  getroostte;  maar  misleid  door  die  zui- 
nigheid, welke  de  wijsheid  bedriegt,  kleingeestig  beknibbelde 
op  de  uitzendingen  naar  ludië ,  op  de  nitgaven  in  het  Oosten.  ^ 
Van  Diemen  zon  de  krasse  missives  van  zijn  voorganger  aaar 
patria  hebben  kunnen  laten  overschrgven ,  wat  dezo  aangelegen- 
heid betreft;  en  ze  zonder  verdere  commentaar  den  Bewind- 
hebbers toezenden;  de  tyden  waren  weinig  veranderd.  Wel 
waren  de  lasten  in  InAtë  aanzienlijk  toegenomen;  maar  de  win- 
sten in  Indië  hadden  daarmede  minstens  gelijken  tred  gehouden; 
ook  de  retouren  waren  aanzienlijk  vermeerderd  en  de  divi- 
denden vloeiden  niet  schaarsch ,  '  maar  het  land  der  financiëele 
belofte  was  nog  steeds  niet  bereikt;  '  steeds  werden  aanzienlgke 
sommen  uit  patria  gevraagd.  Hinc  lacrimae!  Beide;  de  XVII 
en  hunne  ;, bedienden''  in  het  Oosten ;  moesten  allereerst  ëën 
doel  in  het  oog  honden:  door  handelswinsten  den  aandeelhou- 
ders der  Compagnie  rijke  dividenden  te  bezorgen.  Maar  de  weg 
die  moest  worden  bewandeld  om  tot  dat  doel  te  geraken,  was 
in  beider  schatting  niet  dezelfde.  Bij  de  HoUandsche  en  Zeeuwsche 
kooplui  werd  gewoonlgk  een  rekensom  opgemaakt;  die  hun 
gedragslijn  bepaalde;  en  slechts  de  drang  der  noodzakelykheid 
dwong  hen  dikwijls ;  die  som,  zij  het  dan  ook  schoorvoetend, 
met  geheel  andere  cijters  uit  te  werken,  dan  zij  wel  gewild 

hadden.    Gewoonlijk Het  zon  onbillijk  wezen  ^  niet  te 

erkennen ;  dat  ook  onder  de  Bewindhebbers  voor  en  na  ruimere 
denkbeelden  werden  bepleit ,  soms  zelfs  de  overhand  behielden ; 
en  ook  dat  zij  dikwijlS;  eigen  gevoelen  ter  zijde  stellend ;  meer 
zelfs  dan  gevraagd  werd ;  aan  contanten  enz.  naar  Indië  zonden, 
om  G.  G.  Raden  niet  in  hunne  bewegingen  te  belemmeren. 
Maar  meestal  was  hunne  berekening  zóó:  in  de  eerste  plaats 


1  Zie  De  Jonge,  Opkomst,  IV  (I),  bid».  CXXXVIII,  v. 

2  Zie  Klerk  de  Beas,  t.  a.  p.,  Beila^e  YI. 
8    Zie  beneden  blds.  173—176,  202,  t. 


I  N  L  B  I  D  I  N  o.  LTXXX 

diende  er  gerekend  te  worden  op  een  raim  dividend ,    dat  vol- 
gens hun  oordeel  in  dezen  tijd  gemiddeld  een  30  pet.  van  het 
oprichters-kapitaal  moest  bedragen ,  al  zon  daarvoor  geld  moeten 
worden  opgenomen ;  ^  met  dezen  eisch  moesten  zooveel  mogelyk 
de  overige  financieele  berekeningen  in  overeenstemming  worden 
gebracht.  Waar   nn  de  lasten^    door  de  Compagnie  te  dragen, 
aan   hare  bestnnrderen  te  zwaar  schenen  voor  de  krachten  der 
Maatschappij    en  in  hunne  oogen   daarom   dienden  te  worden 
Terminderd,    lagen   volgens   hen   de  middelen   voor  de  hand: 
beperking  van  het  handelsterrein;  in  zooverre  geen  nitbreiding 
daaraan  mocht  worden  gegeven,   maar  men  slechts  had  te  be- 
honden,  wat  men  nu  eenmaal  bezat;  een  vredig  handeldrijven 
zonder   wapengeweld,    ^     waardoor   der   concurrenten   handel 
^door  d'  ouse  met  handel  gedoodt  (kon)  werden ,  gelijck  onder 
coopluyden  gepractiseert  wert;"  '   een  zooveel  mogelijk  vrede- 
lievende verhouding  tot  de  inlandsche  vorsten  en  volkeren.    ^ 
Dit  alles ;    gepaard  met  beperking  van   de  kostbare  middelen, 
welke  voor  eene  verdere  uitbreiding  noodzakelijk  zouden  zijn, 
als  schepen,  forten ,  ammunitie ,  soldaten ,  kantoren,  ambtenaren, 
(yan  welke  laatste  categorie  toch  reeds  te  veel  in  Indië  waren 
door  het  protectiesysteem ,  dat  onder  de  Bewindhebbers  heerschte , 
die  aan  gunstelingen   van  hen  zelf  of  van  hunne  vrienden  be- 
trekkingen gaven ,  zonder  dat  daaraan  behoefte  was ,  ook  zonder 
dat  op  hun  zedelyk  gehalte  werd  gelet  ^)  zoude  leiden  tot  een 
aanzienlijke  vermindering  der  lasten  in  Indië.  Op  die  wijze  zou 
dit  meer  en  meer  onafhankelijk  worden  van  den  financiëelen 


1  Tgl.  miBsUe  der  XYII  aan  G.  Qt.  &  B.  29  Maart  1649.  Vgl.  ook  Klerk  de 
Reus,  t.  a.  p.,  8.  181,  ff. 

2  Vgl.  missiye  der  XYII  aan  6.  Q.  &  B.  4  Oct.  1647. 
8    Missive  der  XYII  aan  Q.  G.  &  B.  16  Aprii  1640. 

4  Vgl.  miMlves  der  XVII  aan  G.  G.  en  B.  dd.  16  Sept.  1638,  12  Sept.  1639, 
11  Sept  1640,  19  Dec.  1640,  21  Sept.  1644,  9  Sept.  1645,  10  Maart  1646, 
16  Ang.  1646,  9  Noy.  1647,  22  Sept.  1648,  23  Sept  1649,  26  April  1650, 
10  Sept  1650. 

5  Vgl.  res.  XVII  6  Sept  1641;  missives  der  XYII  aan  G.  G.  &B.  of  aanG.  G. 
alleen  dd.  16  Sept  1638,  18  Sept  1640,  10  Maart  1646;  beneden,  bis.  880,  v. 


LXXX  T  fV  L  R  t  D  I  PT  a. 

stean  nit  het  moederland  en  zon  mettertijd  het  ^Indisch  fonds'', 
het  bedrijfskapitaal  in  Indië,  genoeg  vergroot  worden,  om  met 
de  daarmede  behaalde  overwinsten  de  retoaren  voor  patria  te 
betalen.  Men  hoore  na  Van  Diemen,  b.  v.  in  zijn  schrijven  van 
23  December  1644:  *  hij  betreurt,  dat  de  verkoopingen  der 
retouren  in  patria  niet  genoeg  opbrengen,  om  daaruit  èn  de 
lasten ,  in  patria  te  dragen ,  te  voldoen ,  ën  een  goede  uitkeering 
van  dividenden  mogelijk  te  maken,  maar  wijst  tevens  op  oor- 
zaken, vermoedelijk  voorbijgaande,  welke  den  prijs  der  Indische 
waren  drukken;  hij  ziet  zeer  goed  in,  dat  „de  Gomp  niet 
bestaen  can  op  de  voordeden  welcke  d'  Indise  retouren  ren- 
deren, die  met  Nederlandts  capitael  geprocureert  werden,  ende 
dat  het  welvaren  moet  comen  uijt  d'  overwinsten  in  India " , 
maar  hij  geeft  ook  zijnerzijds  middelen  aan,  den  handel  in  Indië 
te  vergrooten;  hij  erkent,  dat  „d' Indise  lasten"  en  die  in 
Enropa  in  de  laatste  jaren  aanzienlijk  zijn  gestegen,  maar  gaat 
eenige  zeer  groote  posten  op  het  budget  na,  die  een  tijdelijk 
karakter  dragen  en  toont  tevens  aan,  hoe  die  vergrooting  der 
lasten  rijkelijk  wordt  gecompenseerd  door  „  de  vergrooting  van 
d'Indische  winsten,  resulterende  door  d' uijtbreijdingh  des  han- 
dels". Stemde  hij  dus  in  met  wat  de  Bewindhebbers  over  den 
toestand  van  het  oogenblik  hadden  geschreven ,  geheel  oneens  is 
hij  het  met  hen  over  de  maatregelen,  in  de  toekomst  te  nemen. 
Geen  beperking  —  zoo  luidt  het  —  maar  uitbreiding  der  operatiên 
in  't  Oosten,  „waer  toe  oock  alle  vlijt  aanwenden,  soo  int 
extenderen  des  handels,  opsoeckingh  van  nieuwe  landen,  be- 
trachtingh  van  mesnagie,  ende  besnijdingh  van  oncosten,  na 
des  Gomp'  constitutie  ende  ommeslach  hier  te  lande  gedooght  "• 
Bezuinigingen?  b.  v.  door  geheel  in  overeenstemming  met  de 
denkbeelden  der  Heeren  XVII,  ^  sommige  handelskantoren  op 


1  Beneden  bldz.  173—178.  Vgl.  ook  een  brief  van  Van  Diemen  aan  Johan 
Van  Twist  in  Malaka  dd.  3  Jali  1641  en  zijn  Decemberbrieven  van  1641  (De 
Jonge,  V  (II),  bldz.  248,  ?v.)  en  van  1643,  beneden,  bldz.  126,  v. 

2  Zie  bv.  hunne  brieven  aan  G.  Q.  &  R.  dd.  12  Sept.  1639,  11  Sepi  1640, 
11  April  1642,   21  Sept.  1644,  enz. 


INL  S  I  D  I  NO.  Lfxil 

te  heffen  in  niet  aan  ons  gezag  onderworpen  landen ;  en  het 
trekken  van  den  handel  in  onze  groote  handehcentra ,  Batavia 
en  Malaka^  wanneer  men  ten  minste  kon  aannemen ,  dat  de 
waren  door  Chineezen  en  de  bewoners  der  prodacten  gevende 
streken  zelf  zonden  worden  aangebracht,  en  geen  concurrentie 
van  onze  mededingers  was   te   dnchten     (b.  v.    Palembang )  ? 

Goedl indien  't  mogelijk  is.  ^   Maar  —  zoo  vervolgt  hg  — 

„wg  meenen,  den  tijd  nog  niet  geboren  zij,  dat  men  behoort 
te  deneken,  d'  eqnipage  van  India  te  minderen,  off  emmers  *t 
senden  van  volck ,  provisien  ende  coopmanschappen  te  besnijden , 
onaengesien  wel  connen  calculeren,  t' zelve  zoo  hier,  als  in 
Nederlandt  vrij  sonlagieren  sonde;  maer  die  verlichting  sonde 
den  staet  in  toecomende  meer  schade  als  voordeel  aeubreagen". 
En  hg  gaat  voort :  ^  T'  zal  wel  licht  vreemt  voorcomen ,  dat 
onaengesien  U.  Ed. ,  specialijck  eenige  particnliere  Camers, 
hooge  recommandatie  van  roesnagie  ende  cleene  eqnipagie,  wij 
bij  t'  contrarie  persisteren ,  maer  verclaren  in  dit  wichtigh  pnnct 

nae  ons  begrijp   ende  beste  verstant  gaen Vinden  U  Ed. 

echter  goet,  dat  deffenciff  oorloge  voeren,  ende  de  retonren 
besnijden,  U  Ed.  hebben  te  commanderen ,  ende  wij  t' obedieren. 
Maer  door  soo  ontijdige  mesnagie  zouden  onze  concepten  (die 
wat  verre  sien,  en  nu  in  goede  apparentie  staen)  seer  verach- 
teren".  Zijn  betoog  overtuigde  zijne  „meesters"  niet.  In  hunne 
missive  van  9  September  1645,  waarin  op  uitdrukkelijke  wijze 
aan  Gouverneur-Generaal  en  Raden  te  kennen  werd  gegeven , 
dat  de  leiding  der  algemeene  politiek  bij  de  XVII,  niet  te 
Batavia  berustte  en  dus  ook  de  beslissing  omtrent  de  in  discussie 
zijnde  punten,  gaven  zij  een  antwoord,  dat,  hoewel  vooral 
slaande  op  wat  hij  over  zijne  plannen  tot  verdere  ontdekkings- 
tochten schrijft,  toch  in  weinig  woorden  geheel  weergeeft,  hoe 
zij    over   Van  Diemen's   politiek  dachten,  niettegenstaande  al 


1  Vgl.  beneden,   bv.  bldx.  20,  v.,    139,  288,  v.,  250,  noot  1,  288,  v-i  34Ö, 
v.,  847,  348,  ▼.,  371,  v.,  434,  v.,  468,  v. 

Bouwstoffen,  Deel  III.  6 


mxii  t  ff  L  E  I D  Mr  a. 

hunne  waardeering  voor  zooveel ,  wat  hij  gedaan  had. 
schrijven:  „UE.  concepten  loopen  voor  ons  wat  te  hooch". 
Concepten ,  door  Van  Diemen  reeds  vroeger  ^  in  't  korte  aldns 
uitgedrukt  (en  hij  zag  daarin  „  geen  imaginatien  off  casteelen 
in  de  Incht,  maer  gefondeerde  concepten,  daeraen  des  Comp'. 
wcistant  dependeert '') :  „afbreack  van  den  vijandt^  vervolgh 
ende  vergrooting  des  bandels ,  mitsgaders  omme  nienwe  landen 
t'ontdecken/'  en  dit  alles  in  de  stoute  hoop  ^  „  de  Nederlandsehe 
Comp<^  alleen  meester  van  den  rijcken  Indischen  handel  te  doen 
worden.  *' 

Dan  klonk  Van  der  Lijn's  program  heel  anders !  Al  spoedig 
na  het  aanvaarden  van  zgn  ambt  ^  verzekerde  hg ,  die  zich  er 
op  beroemde,  in  de  eerste  plaats  koopman  te  zijn,  aan  de 
Bewindhebbers,  dat  hij  ,,met  het  excuseren  van  nienwe  ont- 
deckingen  ende  andere  noodeloose  uytsettingen  in  toecomende 
met  vrg  cleender  equipagie  Comp«  groeten  ommeslagh  in  India 
[verhoopte]  waertenemen  ende  ugttevoeren,  als  tot  noch  toe 
gedaen  is/'  terwijl  verder  „  matige  equipagie,  spaersame 
mesnagie ,  proffitabele  ende  vredige  negotie ,  als  principalgcq 
weringe  van  alle  grove  particularitegten "  als  middelen  zouden 
dienen,  om  het  ideaal  van  Nederland  en  Batavia  beide  te 
bereiken :  „  eenmael  de  swaere  lasten  te  verminderen ,  ende  ugt 
d'Indische  overwinsten  de  retonren  te  formeren."  Zonder  over- 
drijving kon  Van  der  Lijn  dan  ook  bg  deze  gelegenheid  con- 
stateeren,  dat  zijne  „  maximen  in  het  dirigeren  van  Comp^  affairen 
ten  principale"  overeenkwamen  met  die  der  Heeren  XVII,  en 
niet  te  verwonderen  was  het,  dat  het  dezen  „seer  aengenaem 
te  verstaen"  was  zulk  een  program  uit  de  pen  van  dezen 
grootwaardigheidsbekleeder.  ' 

Hoe  zijn  zij  bedrogen  uitgekomen  I  ^  Ook  in  het  midden  der 


1  Missive  yana.  Qt.  &  B.  aan  XVII,  8  Jan.  1641.—  Vgl.  blds.  I  hiervóór. 

2  Missive  21  Dec.  1646.  Zie  beneden,  blds.  273. 

3  jMissive  der  XVII  aan  G.  Qt.  &  B.,  4  Oct.  1647. 

4  Vgl.  missives  der  XVII  aan  G.  G.  &  B.  22  Sept.  1648,  10  Sepi  1650. 


INLEIDING.  LXXXIII 

zeyentiende  eeaw,  een  glanspnnt  in  de  geschiedenis  der  ont- 
wikkeling van  onze  koloniale  macht  ^   hebben  de  Nederlanders 
ODdervonden    de  juistheid    der   vergelijking  van  het  koloniaal 
bezit    met  een  olievlek  op  papier ^    die,    zonder  inwerking  van 
baiten,  zich  steeds  op  dat  papier  uitbreidt^  zoolang  tot  zij  alle 
kracht  heeft  verloren.  Bewindhebbers  ^  en  Gouverneur-Generaal 
en    Raden    konden    gemakkelijk   decreteeren,  dat  men  zich  nu 
eindelijk  zoude  bepalen  bij  hetgeen  men  in  den  loop  der  jaren 
bad    verkregen,   dat  men  niet  aan  verdere  uitbreiding ,    vooral 
van  politieken  invloed  of  van  grondgebied ,  moest  denken:  het 
hielp  hun   weinig.    Om  te  behouden  wat  men  had,  werd  men 
steeds   genoodzaakt   dat  te   verdedigen   en  om  die  verdediging 
met   goed  succes  te  kunnen  voeren,  was  dikwijls  uitbreiding 
noodig  van  invloed,  ook  waar  men  ze  niet  wenschte.  Zoo  werd 
het  een  wisselwerking,   die  ten  slotte  steeds  moest  neerkomen 
op  uitbreiding  van  invloed  en  grondgebied,  tenzij  men  stilstand, 
dus  achteruitgang,  verkoos.  En  zel&  de  Bewindhebbers  durfden 
dit  laatste  niet  kiezen.  ^  Eigenlijk  kwam  deze  geheele  questie 
neder  niet  op  de  vraag,  of  men  was  vóór  of  tegen  uitbreiding 
van  onzen  politieken  invloed  met  wat  daaraan  verbonden  was; 
maar  wel  op  deze  andere,  of  men  zelfbewust,  systematisch,  tot 
die  uitbreiding  zoude  overgaan  en  trachten,  daaraan  leiding  te 
geven,  dan  wel  of  men  schoorvoetend  de  grenzen  van  dien  invloed 
zoude  verruimen ,  voortgestuwd  door  de  omstandigheden ,  zonder 
de  leiding  in  handen  te  nemen.  Het  eerste  deed  Van  Diemen, 
tot  het  andere  werd  Van  der  Lijn  gedreven.    Van  Diemen  had 
een  stout  droombeeld :   Nederlands  suprematie  in  het  Oosten. 
Al  zijne  handelingen  waren  er  op  ingericht,  om  tot  de  verwe- 
zenlyking  van  dat  groote  ideaal  te  geraken.    Zeker  zijn  zijne 
krachten  dikwijls  te  kort  geschoten,  misschien  omdat  hij  soms 
ze  overschatte ;    zeker  heeft  hij  soms  gefaald  en  ter  wille  van 


1  Vgl.  hnnne  missive  aan  G.  G.  &  K.  10  Maart  1646. 

2  HissiTes  der  XVII  aan   G.  G.  &  B.   11  April  en  25  Sept.  1642,  31  Ang. 
1643,  22  Sept.  1648,  29  Maart  1649. 


LXXXIV  INLEIDING. 

het  geheel  een  politiek  gevolgd  ten  opzichte  van  een  der  deelen, 
die  oiemaods  goedkearing  ooit  heeft  tnogea  wegdragen  —  men 
denke  aan  ziju  houding  tegenover  Martapoeraen  KotaWarin^n 
na  den  moord  van  1638  ^  — ;  maar  hij  is  dit  ideaal  niettegen- 
staande  alles  aanmerkelijk  nader  gekomen;  de  periode  vanzgn 
bestuur  is  een  schitterende  bladzijde  in  het  groote  boek  onzer 
koloniale  geschiedenis,  die  waardig  zich  aansluit  aan  de  misschien 
belangwekkender,  maar  minder  kleurrijke  bladen,  waarop Caen 
zgne  groote  daden  heeft  geschreven,  zijn  tijd  was  —  niet  het 
minst  buiten  den  Maleischen  Archipel  —  over  't  geheel  een 
roemrijke  tijd.  Van  der  Lijn  droomde  Van  Diemen's  droomen 
niet ;  hij  zag  vóór  zich  een  zekere  hoeveelheid  staatkundige 
macht,  een  zekere  hoeveelheid  politieken  invloed,  een  zekere 
hoeveelheid  handelsbetrekkingen ;  hij  vroeg  zich  af,  hoe  dit 
alles  te  behouden  en  daarvan  de  meeste  vruchten  te  plukken 
voor  de  Compagnie :  verder  strekte  zich  zijne  eerzucht  niet  uit. 
En  het  resultaat?  Volkomen  hetzelfde  kis  in  Van  Diemen's 
periode :  uitbreiding  van  staatkundige  macht  en  invloed ,  van 
handelsrelatiën.  En  dit  niet  op  vredelievende  wijze,  maar  waar 
noodig  met  kracht  van  wapenen,  want  Van  der  Lijn,  hoezeer 
hij  vredelievend  gezind  was,  ^  deinsde  hoegenaamd  niet  terag 
voor  een  forsch  optreden,  indien  men  hem  verhinderde  de 
vruchten  te  plukken,  welke  naar  zijn  opinie  der  Compagnie 
toekwamen.  '  De  toestand  na  Van  der  Lijn's  aftreden  is  dan 
ook  inderdaad  niet  te  onderscheiden  van  dien  na  Van  Diemen's 
dood:  op  beslist  vijandelij  ken  of  op  gespannen  voet  met  andere 
Europeesche  volkeren  in  het  Oosten;  de  monopolie- of  privilegie- 
contracten met  inlandsche  vorsten  met  kracht  gehandhaafd  even 
als  het  monopoliestelsel,  in  de  landen  aan  ons  onderworpen; 
een  schijnvriendschap  met  de  inlandsche  vorsten,  wier  belangen 
met    die    der    Compagnie    in    botsing    kwamen ,    zonder  dat 


1  Vgl.  hiervóór  bldz.  ii  en  xxxix. 

2  Ygl.  beneden,  bldz.  357. 

8    Vgl.  hierróór  bldz.  xLiii,  vy.  en  beneden  bldz.  374,  375. 


INLEIDING.  LXXXV 

vooralsnog  die  botsing  voor  haar  een  ernstige  bedreiging  was ;  ^ 
een  goede  verhonding  met  die  potentaten ,  van  wie  de  belangen 
der  Compagnie  voorloopig  in  't  geheel  niets  hadden  te  vreezen , 
terwijl  de  handel  op  hunne  landen  wederzgdsch  voldoende  win- 
sten opleverde ;  nergens  bemind ,  overal  ontzien  ' ;  en  dit  alles 
onder  een  bijna  voortdarende  zegepraal  der  politiek  van  de 
Compagnie.  Maar  deze  politiek  was  niet  die  der  Bewindhebbers, 
en  eene  belangrijke  verbetering  van  den  financieelen  toestand, 
die  hen  met  die  staatknnde  had  kunnen  verzoenen,  werd  niet 
merkbaar,  ook  al  vroeg  Van  der  Lijn  gedurende  den  vrede  met 
Portugal  wat  minder  schepen,  matrozen  en  soldaten  aan:  ^ 
slechts  in  het  laatste  jaar  van  z^n  bestuur  kon  hij  een  voor- 
uitgang constateeren ,  ^  te  laat  dus  om  een  praktischen  invloed 
te  hebben  op  het  oordeel  der  Bewindhebbers.  In  hooge  mate  was 
hunne  verontwaardiging  opgewekt,  toen  zij  bemerkten,  dat  de 
gevolgen  van  Van  der  Lijn's  daden  dan  toch  op  de  keper  be- 
schouwd niet  anders  waren  dan  die  van  zijn  voorganger,  zonder 
dat  het  vaste  inzicht,  de  vooruitziende  blik  van  Van  Diemen 
in  die  daden  doorstraalden.  Teleurstelling  paarde  zich  aan  die 
verontwaardiging,  omdat  zij  van  Van  der  Lijn  een  andere  gedrags- 
Ign  hadden  gehoopt  Die  verontwaardiging  en  die  teleurstelling 
werkten  samen  om,  zij  het  dan  ook  na  lange  beraadslagingen  * 
en  niet  zonder  strijd  in  den  boezem  van  het  college  van  XVII, 
welke  zelfs  den  29  Maart  1649  nog  uitdrukkelijk  in  een  ver- 
trouwelgk  schrijven  aan  Van  der  Lijn  hadden  verzekerd,  dat  zij 
niet  ontevreden  waren  over  zijn  beleid ,  in  te  gaan  op  Van  der 
L^n's  herhaald  verzoek  om  ontslag,  ^  dat  in  de  vergadering  der 
XVII  van  6  April  1650  werd  verleend.    Zijn  opvolger,  Carel 


1  Vgl.  beneden,  b.v.  bidz.  139,  191,  232. 

2  Vgl.  missive  der  XVII  aan  G.  O.  &  R.  12  Sept.  1639. 

3  Vgl.  beneden  bldz.  256,  333,  349,  y.,  380. 

4  Zie  beneden,  bldz.  471,  y. 

6  Ygl.  de  resoluties  der  XVII  yan  Sept.  1648—6  April  1660. 

6  Vgl.  beneden,  blds.  471,  473. 


LXXXYI  I  N  L  B  I  D  I  N  6. 

Reniers,  kreeg  zijne  instmeties  in  het  regeeringsreglement  van 
26  April  1650,  '  waarin  de  beginselen  der  Bewindhebbers 
omtrent  de  in  het  Oosten  te  volgen  staatkunde  duidelijker  dan 
ooit  te  voren  waren  neergelegd. 


1    Te   yinden    bij    P.  Mjer:    Verzameling  van  inttruetiee^   ordonnaneien  en  rs' 
glementen  voor  de  regering  van  Nederlandach  Indiê  (Batavia,  1848),  blds.  71 , 


i 


I.  Gouverneur-Generaal  (Antonio  Van  Diemen) 
en  Raden  aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Compagnie, 
30  November  1640.  ' 


't  Verrichten  van  den  Commissaris  Croocq  in  Atchin  is  üEd.anno 
passato  in  't  breede  aengecundight,  ^  daeruijt  des  Coninghs  maximen 
tot  het  bemachtigen  van  Malacca  '  ende  desselfs  variërend  humeur 
rakende  de  previlegien  op  de  Sumatrase  Westcust,  de  Compe.  anno 
1638  g^undt,  wel  g'apprehendeert  snit  hebben. 

'T  sedert  y  namentlijck  den  lOen  April  passato hebben 

[wg]  des  Maijts  affgesanten  onder  't  geleijde  van  den  Commissaris 
Jean  de  Meere  per  de  jachten  Zantfoort  ende  Leecq ,   benevens  een 

cargasóen ....  bestaende  uyt  juweelen  ende  coopmanschappen 

nae  Atchin  gedemitteert  *j  tenderende  dese  onse  legatie  ten  principalen, 


1  Men  raadplege  naast  deze  missive,  behalve  deel  II  (Y)  van  De  opiomtt 
VM  het  Nedêrlandseh  gezag  over  Java  door  J.  E.  J.  De  Jonge  (*s  Gravenhage 
en  Amsterdam,  1870),  bldz.  242,  yv.,  het  Dagh-Eeguter  gehouden  int  Casteel 
Büiavia  Jnno  1640^1641.  Uitgegeven  onder  toezicht  van  J.  A.Yan  derCh^s. — 
('sHage,  Nyhoff,  1887.)  Dit  Dagregister,  waarnaar  G.  G.  en  Baden  in  deze 
musive  dikwijls  verwezen,  begint  echter  pas  met  10  Sept.  1640,  terw^l  onze 
generale  missive  zich  bezig  hondt  met  de  gebeartenissen  van  nagenoeg  geheel 
dit  jaar,  zoodat  ik  verschillende  gedeelten  van  haar  heb  moeten  overnemen. 

2  Zie  Bouwtioffen,  U,  bldz.  389-391. 

3  Over  de    belegering  en  de   verovering  van   Halaka  zie   men  De  Jonge, 
t.  a.  p.,   bldz.   245—248,  het   Dagregister,  passim  en  de  Stukken  betrekkelijk 
ht  beleg  en   de  verovering  van   Malakka  op  de  FortugeMen  in  1640—1641  door 
P.  A.  Lenpe.   (Berigten  van   het  Historisch  Genootschap  te  Utrecht,  2*  serie 
«•  Dl.,  1«  st,  bldz.  128—429. 

4  Bl^kens  zQn  rapport  dd.  5  Mei  had ,  den  5  April ,  Adriaan  Anthennissen  op  zyn 
reis  van  Ceilon  naar  Batavia  (Lenpe:  Malakka,  bldz.  152)  Atjeh  aangedaan.  Hjj 
voed  den  Sultan  toen  nog  bereid,  met  ons  Malaka  aan  te  tasten,  ofschoon  hg 
rich  ook  toen  reeds  ontstemd  toonde  over  onze  onderhandelingen  met  Djohor. 
(Vgl.  Bouwstoffen  II,  bldz.  391.  —  Dagregister,  bldz.  9.) 

1 


omme  des  Maijestey ts  assistentie  tegen  Malacca  te  solliciteeren  j  dewijle 

geresolveert y  die  stadt  desen  jare  met  ernst  te  water  ende  te 

lande  aen  te  grijpen ;  wijders  te  bevoorderen ,  de  premineniie 

ende  previlegien,  ons  op  de   Westcost  van   Snmatra  gegnndt,  van 
sQne  snbalteme  niet  langer  gedispnteert ,   maer  promteigck  naerge- 

comen  werde  ^ 

....    Oeigck  geseyt,  heeft  den  Goningh  sich  seer  librael 
ende  affabel  omtrent  de  Compe.  laten  vinden,   eenelijck  dat  hem  de 
Jhoorse  correspondentie  aen  't  hert  dmckt,   sich  veele  vreemde  fan- 
tasien  imaginerende  door  d'onlanghs  gedaene  conqnesten.  ^  Snlx  oock, 
iiae  vermercken,  in  dese  gelegentheyt  liever  sagh,  Malacc4i  onderde 
Portngesen  bleeff,  als  in  onse  handen  verviele.  't  Isseker,  hem  onse 
macht  ontsachiyck  wert,  ende  nyt  dien  hooffde  eeneHjck  de  previlegien 
op  de  Westcust  de  novo  'geconfirmeert  heeft;.  Doch ,  alhoewel  die  van 
Jhoor  hare  belooften  presteren,  ende  met  omtrent  2000  man  tegen 
Malacca  assisteren ,  soo  laten  ons  meer  aen  de  vruntschap  des  Atchinders, 
als  den  Jhörit  gelegen,  ten  aensien  van  de  voordeden  welcke  ayt 
syn  landt  trecken ,  ende  't  benefitie  dat  ons  heeft  geaccordeert ;  des- 
niettegenstaende  omme  Malacca  (daer  des  Comps.  staet  ten  hooghsten 
aen  gelegen  sy ,  ende  meer  als  men  wel  can  opinieren)  te  vermeesteren, 
is   dese  saecke  niet  anders  connen  worden  gestiert,  als  den  Jhoorit 
op  syn  aenbiedingh  onder  onse  protectie  te  nemen,  alsoo  voor  langh 
wel  hebben  connen  apprehenderen,  den  Atchinder  niet  genegen  was, 
Malacca  te  bespringen,  bevooren  den  Jhoorit  tot  syn  debvoir  hadde 
gerednceert,  aspirerende  wyders  tot  de  dominie  der  rycken  Patany 
ende  Siam,  die  hem  niet  ontstaen  sonden;  als  wanneer,  soo  machtig 
geworden  synde,  ons  wellicht  nytspouwen  sonde,  dat  by  desen  middel 

verhopen  in  balance  te  honden  ^ 

•    •     .    •    Oeen  Engelse  tendeeren  na  de  Snmatrase  WeBtcnst , 
omme  peper  te  handelen,   't  Is  oock  seker,  niet  g'admitteert  sonden 


1  De  resultaten  yan  De  Meere's  zending  zgn  voldoende  niteengeset  in  het 
Dagregister,  bldc.  1—3,  6^9,  10—12.  Slechts  uücele  byionderheden  en  beschon- 
wingen  dienen  hier  nog  yenueld. 

2  Op  Ceilon. 

3  Oyer  Aljeh  rie  men  verder  bet  Dagregister,  blds.  36,  46-^46,67,  öS^-'SO, 
65,  72,  105,  106,  en  Leupe:  Malakka. 


'3 

wérdeo »  omme  peper  te  negotieren ,  ten  ware  de  Maijt  andere  ordre 
verleende,  dat  noch  ongesien  is,  met  vertrouwen,  [dat  wij]  dese 
preminentie  wel  sullen  blijven  gandeeren  .... 

D'ambassadeurs  van  PataniJ  ^ niet  g'authoriseert  sijnde 

tot  restitutie  onser  g'intresseerde  ingesetenen  *,  is  op  derselver  ver- 
soeck  niet  finael  connen  gehandelt  worden,  weshalven  nae  omtrent 
acht  maenden  verblljvens  eerltjcken  sljn  gedemitteert,  met  redelijcke 
schenekagie  in  recompense  vant  ontfangene.  Onse  missive  aen  de 
Conlnginne  ende  de  Grooten  des  rljx  houden  in  substantie,  dat  tot 
de  voorige  ende  langU  gecontinueerde  vruntschap  geheel  genegen 
blijven  7  oock  in  gevolghe  als  van  outs  hare  havenen  voornemen  te 
frequenteren,  mits  hun  vijandt  van  de  Portugesen  ende  haere  ad- 
berenten  verolaren,  mitsgaders  onse  pooiters  contentement  doen.  ^ 
't  Eerste  is  toegestaen,  opt  tweede  verwachten  andtwoort,  ende  ver- 
trouwen, is  't  niet  int  geheel,  alti)t  eenige  restitutie  sullen  aen- 
presenteren.  Ondertusschen  varen  de  traffiquanten  heen  ende  weder. 
'Patanij,  Sangora,  Ligor  ende  omleggende  plaetsen  sijn  door  de  Siamse 
oorloge,  maer  principaltjck  de  negotie  door  ons  gediverteert,  seer 
gedeclineert,  ende  wort  alsnoch  in  gemelte  quartieren  weijnich  peper 
gepluckt,  oorsaecke,  waeromme  te  liever  overgesien  hebben,  derwaerts 
besendingh,  getijck  de  Coninghinne  emstelijck  versocht,  te  onder- 
nemen, «nde  vertrouwen,  voortaen  ons  gerieff  uyt  dat  rijcke  door 
Indiaense  negotianten  genoegh  becomen  sullen.  Gelljok  UEd.  mede 
aencundighden ,  des  Coninghs  van  Jhóors  gesanten  te  verschijnen 
stonden,  '  sijnde  deselve  in  Meert  passato  geparesseert ,  amplecterende 
onse  vruntschap,  den  Portugesen  voor  vijanden  verclarende,  approbeert 
't  contract,  tusschen  sijnen  veltoversten  ende  den  Directeur  Lucas 
besloten,  *  ende  versoeckt  assistentie,  tot  sijner  versekeringh  in 
Batasouwer,  dat  is  aen  de  riviere  Jhoor,  een  fort  te  maecken.  ^ 
M^  goet  genoden  sijn  dese  gesanten  gekeert 


1  Bouwstoffen,  II,  bldz.  396. 

2  Ibid.  bld2.  217. 

3  Ibid.,  II,  p.  396. 

4  Hierbij  had  Djohor  uu  ons  hnlp  tegen  Malaka  beloofd. 

5  Dese  hulp  werd  door  den  G.  6.  geweigerd,  zoolang  Kalaka  niet  yeroverd 
was.  Zie  echter  Lenpe:  Malakka,  bldz^  169.  Men  leze  daar  in  H  begin  van  alinea 
2 aldus:  „De  Commandeur  Cooper  heeft  kwaiyk  gedaen  dit  yo1<^  toe  testaenin 


J 


Verscheijden  andere  gesanten,  als  die  van  Palimbangh,  JambQy 
Andrigirij  etca,  hebben  mede  tot  contentement  afschegt  becomen. 
Insgelijx  andere,  de  novo  verschenen,  met  merckeiycken  toeloop  van 
verachegde  vreemde  natiën,  't  welck  seer  groote  consumptie  in  onse 
Coromandelse  ende  Guseratse  cleeden,  als  andere  coopmanschappen 
(Gode  loff)  veroorsaeckt ,  dat  heaghlijck  t'aenschonwen  is    .    .    . 

D'advijsen  [van  Banda]  van  15  April  ende  3  September  rapporteren, 
de  landen  aldaer  in  goede  vredighe  posture  te  wesen ,  sonder  verloop 
van  slaven;  alle  eetwaren  ende  noodwendigheden  door  den  toevoer 
ugt  de  bijgelegene  Oosterlanden  opulent 

't  Groot  gewasch,  volgens  d'eerste  advgsen  ugt  Banda,  verthoonde 
sich  geheel  abondant,  maer  de  sware  piasregens  ende  gure,  berde 
stormwinden  hebben  't  selve  dapper  geruineert,  ....  't  welck  den 
burger  meer  als  de  Compe.  smert,  alsoo  [wg]  ondervinden,  Banda 
grooter  quantitegt  noten  ende  foelie  ugtlevert,  als  de  weerelt  ver- 
thiert 

De  generale  ongelden  van  12  maenden  in  Banda  monteren 

omtrent  lOOOC)  guldens  minder  dan  voorleden  jaer Den 

Gouvr  is  in  hope,  door  onse  geraemde  ordre ende  sgn goede mesnagie 
dat  quartier  eerlangh  meer  winsten  als  ongelden  in  rekeninghe  sal 
brengen,  't  welck  God  geve.  ^ 

D'Engelse doen  geen  motie  van  eenighe  saecken,  ende 

[wg]  sullen  geene  natiën  in  uwe  conquesten  admitteren,  als  met 
expresse  ordre;  mede  Engelsche  ende Deenen  in  hare gebreckigckheijt 


Batasouwer  te  fortiflceren ".  Daar  Leape  de  slakken  slechts  eztractsgewjjse  en 
in  moderne  spelling  en  taal  teniggeeft,  is  hjj  niet  altijd  naawkeurig  en  dnidelgk. 
Op  byna  elke  blad^yde  komen  fouten  of  onduideiykheden  yoor ,  soms  ?an  gewicht. 
Op  blds.  158,  r.  17  y.  b.  leze  men:  „en  na  zich  de  occasien  presenteren,  de 
laken  manieren  zalt,  ons  van  tp  tot  tyt  van  het  passerende  advjs  gevende**; 
op  bldz.  164  moet  in  r.  11  na  „  geindnceert "  worden  tasschengeyoegd  ,,H  mis- 
contentement,  H  welck  den  Atchinder  tegen  ons  heeft  opgenomen^';  de  alinea's 
2  en  3  van  bldz.  166  moeten  geplaatst  worden  op  bldz.  161;  op  bldz.  169  r.  8 
leze  men  „ vermercken " ,  in  plaats  van  „vermaken'*;  op  bldz.  171,  r.  11  y. 
beneden  moet  in  plaats  van  »dat*'  worden  gelezen  „tenzg**;  op  bldz.  178,  r.  8 
T.  beneden ,  in  plaats  van  „  De  dood  van  Doctor  Tulp ,  zoo  mede "  de  woorden 
,De  doose  van  Doctor  Tulps  soone*';  enz.  enz. 

1    Ygl.  Bouwstoffen,  II,  bldz.  388,  v.   —  Zie  verder  over  Banda  het  Dag^ 
register,  bldz.  13-17. 


800  we^nigh  accommoderen,  als  de  saecke  lijden  wil,  daerinne gerust 
gelieft  te  wesen. 

Hiermede  tredende  tot  den  stand  van  Molucco  ende  het  bedrijff 
der  Tamatanen,  seggen,  eeratelijck,  den  Yice-Goavemenr  Antonio 
Caen  '  .  •  .  .  den  lesten  Meert  voor  Malaijo  salvo  aenlande ,  hebbende 
en  passant  Bonton  aengedaen,  maer  niet  vmchtbaers,  per  faulte  van 
tijty  verricht;  bevondt  die  vijanden  tot  vrede  inclinerende,  daerop 
tot  nn  door  verscheijden  intervallen niet  gevolght  sij.  Ver- 
trouwen,  wel  weder  aensoeck  doen  sollen,  honden  hnn  stil,  ende 
bethoonen  geen  hostiliteijt.  ^ 

D'heere  Caen  is  bij  Hamsia  ende  den  Tarnataensen  adel  aengenaem 
ende  in  estime 

Op  des  E.  Caens  versehijningh  [continueerden]  die  van  Tarnate  met 
Tidoor  in  vasten  vrede ;  Hamsia  [had]  met  SahidlJ  (door  authoriteijt 
der  Spaengaerden  Coningh  van  Tidoor  geworden,  ende  Colofino  ge- 
rejecteert  sgnde)  *  't  contract  des  vredes  met  GorantaliJ  *  .  .  •  . 
gemaeckt,  solemnelijcken  de  novo  bevestight  ^ 

Tot  antwoorde  van  U.  Ed.  gevoelen,  omme  Leliatte  ®  aen  den 
Coningh  Hamsia  te  senden,  ten  eijnde  aldaer  sQn  wel  verdiende  straffe 
moghte  ontfangen  ende  wij  den  goeden  man  blijven,  sal  't  exempel 
ende  't  gepasseerde  in  Limourgs  saecken  dienen ;  den  Coningh  soude 
daer  nimmer  toe  comen  ende  de  tweede  dwalingh  wierde  slimmer 
dan  d'eerste.  Wy  sullen  de  persoonen  hier  in  goede  versekeringh 
houden  ende  tractoren,  nae  haere  favorieten  han  omtrent  ons  com- 
porteren,  dat  't  beste  ontsagh  sal  veroor aecken.  Verhopen,  int  corte 
Cackij  AlIJ  ende  Quimelaha  Louhoe  ^  in  de  selve  gelegentbeijt  te 
sien  nevens  andere  malcontenten.  Gelijck  den  Tarnataen  sich  door 
de  Nederlantse  macht  allenthalven  heeft  ontsagghelijck  gemaeckt,  sal 


1  Opvolger   Tan  Jan  Van  Gorcnm  (Van  Broeckam),  over  wien  Boawstoffeni 
n,  passim. 

2  Orer  Boeton  Bouwstoffen,  II,  vooral  bldc.  386,  ltviii,  ▼. 

3  Ygl.  Bouwstoffen,  II,  bldz.  381—383. 

4  Ibid.  II,  bldz.  Liii. 

5  Zie  verder  over  de  Molnkken  het  Dagregister,  blds.  18—34,  36,  y. 

6  Bouwstoffen,  II,  bldz.  LXiii,  v. 

7  Ibid.,  n,  passim. 


6 

't  versenden  van  aengetogen  Limouiij  vreese  ende  omsien,  sonder 
haet,  omtrent  den  Tarnataenschen  Raedt  baren  ende  tot  hnndebvoir 
houden,  alsoo  liever  sterven,  als.  in  detentie  van  de  gedoopte  (andere. 
seggen  caffers  off  ongeloovlge)  te  wesen.  DeHeere  geve,  dese  exem- 
pelen dit  lossinnigh  voick  omsichtiger  maecken ,  omme  beter  corres- 
pondentie te  honden,  tot  welstandt  van  de  Oeneraele  Gompe. 
■     ■     *     •     •     ••••••••••■•••••••• 

't  Nagelretonr  nijt  [Amboina]   ■  monteert  in  alles  797500  9 

De  nagelen  van  des  Casteels  onderdanen  sijn  suijver,  droogh  ende 
schoon ,  daertegen  die  van  de  wrevelmoedige  Hitteesen  vochtigh ,  met 
stelen  vermenght 

De  hooffden  onser  subjecten  onder  't  Gasteel  Victoria  sorterende, 

anders  Oranghcaije  Camer  genaempt, continueren   in   wel 

doen,  honden  hunne  correcorren  in  goede  ordre,  syu  tot  alle  tochten 
geheel  gewilligh,  daerloe  veel  doet  de  goede  successen ,  die  van  tijt 
tot  tyt  tot  der  rebellen  nadeel  gevoordert  worden.  Soo  hebben  die 
van  Cerams  zuytsijde  van  Keffingh  tot  Ceram  Laut  inclugs  hun  als 
subjecten  vant  Gasteel  op  nieuws  verplight,  ende  vaerdigh  nae  ver- 
mogen t'onser  assistentie  laten  vinden. 

Op  onse  voorjarige  ordre  *  syn  seer  goede  effecten  gevolght,  ende 
heeft  den  Gouverneur  Ottens  alle  occasien  vUjtigh  ende  met  goet 
beleyt  waergenomen ,  adsisterende  nae  uy tterste  vermogen  onse  bondge- 
noten, vyanden  van  den  rebelligen  Quimelaha  Louhoe,  en  den  veynsenden 
Gacky  Aiy,  allerwegen  onder  d'affvallige  dissentie  voedende 

't  Eyiandt  Amblauw  heeft  sich  mede  met  ons  verdragen  ende  int 
pagayen  een  correcorre  g*assisteert  ^ 

1  G.  G.  &  Raden  verwijzen  voor  bijzonderheden  over  Amboina  naar  het  Dag- 
register.  Ik  heb  hier  dan  ook  slechts  enkele  daar  niet  vermelde  aangelegenheden 
opgenomen,  als  aanvulling  van  Hgeen  voorkomt  in  Yan  der  Chys*  nitgave,  bldjs. 
46—65.  —  Wat  daar  (bldz.  46,  47)  gemeld  wordt  over  Bonoa,  valle  men  aan 
met  *tgeen  Yalentyn  mededeelt  (Amboina,  II,  b,  bldz.  128). 
.2    Vgl.  BonwstoiTen,  II,  bldz.  387-388. 

3  In  't  Dagregister ,  bldz.  53,  wordt  gesproken  over  de  dorpen  op  de  kust 
van  Klein -Ceram,  die  in  1640  van  onze  vyanden  afvielen.  In  deze  missive  wordt 
dit  aldus  aangevuld :  „  Dese  kleene  dorpen ,  den  Quimelaha  [Loehoe]  aifgevallon , 
syn  Soletauw  (?),  Nunlehu,  La-ala,  Henekelangh,  Henetoubangh ,  Pauayi  ende 
Soatelle,  invoegen  den  Quimelaha  geen  andere  volckeren  in  de  ge^eyde  bocht 
van  Qauybobo  getrouw  biyven,  als  Lockky  ende  Anin.'*  {0^  A^n  AtUt  der  Neder- 
Uindiche  BeMitHngen  in  Oosi-Indié  door  J.  W.  Stemfoort  en  J.  J.  Ten  Siethoff 
(1883  -  1885)  staat  op  kaart  14  Sokki  in  plaats  van  Lokki.) 


Ifanipe  ende  Kackg  Aiy  op  Hittoe  met  syn  creatuQren  blt)ven, 
d'eerste  opentiyck  ende  den  tweeden  bedeckt,  de  partye  van  den 
Pnimelaha  mainteneren.  Daer  wort  gerucht,  Lpehoe  (nevens  AHJs 
geaanten)  persoonüjck  nae  Macassar  stont  te  vertrecken,  om  met 
scbenckagie  van  qnantité  nagelen  assistentie  te  versoecken  ende  hare 
landen  op  te  dragen ,  daer  opinieren ,  soo  van  Maceassars  gelegenthey t 
wel  g'informeert  syn,  weynich  volgen  sal,  ende  is  gelooffiyck,  den 
Qnimelaha  sieh  niet  langer  op  Geram  vertronwt. 

Den  Capiteyn  Hittoe,  CackyAiy,  continueert  als  vooren ,  adsisteeit 
de  rebellen  van  Geram  ende  Manipes,  admitteert  de  vreemdelingen 
op  Wawanys  strandt,  compt  tot  geen  hostiliteyt 

De  versterckingh  van  Hila  is  hem  "suspect;  op  Hittoelamma,  daer 
Barus,  syn  oom,  ende* Tannahittoemessingh  haer  residentie  houden, 
hebben  [wy]  besettingh ,  snlx  daer,  noch  tegen  Laricqne,  niet  at- 
tenteert.   Touloucobessy  op  Capaha  kiest  geen  partye 

Beyde,  den  Qnimelaha  ende  Aiy  [zyn]  desen  jare 

dapper  gekrenckt  ^  ende  zal  U£d.  uyt  het  gepasseerde  derwaerts  over 
connen  oordeelen ,  eerlangh  door  Godes  genade  dien  tronwloozen  hoop 
te  dempen  ende  d'Amboinse  qnartieren  in  gewenschte  posture  te 
brengen  sy,  waertoe  den  Gouverneur  Ottens  andermael  de  presentie 
van  den  Gouverneur  Generael  ende  aensieneHjcke  macht  versoeckt. 
Inclineert  tot  totale  mine  van  de  Combellesen ,  Erangers,  Manipesen 
ende  hare  nagelboomen.  Insgeiyckx  gedeelte  van  Hittoe  ende  de  cleene 
dorpen,  die  voor  desen  onder  Louhoe  gesorteert  hebben,  ten  aensien 
van  haer  veelvoudige  gepleeghde  schelmstucken.  't  Is  niet  appareut, 
den  Gouverneur  Generael  desen  jaere  innewaerts  vaere,  maer  ver- 
hopen, in  corte  aensieneiycke  macht  derwaerts  te  schicken,  daermede 
onder  't  beleyt  van  den  Gouvr.  Ottens  tot  ons  ooghwit  meenen  te 
geraken,  dat  God  geve. 

Halff  October  passato,   soo  ons  de  Maleyers,  van  Macassar  ge- 

comen,  rapporteren,  wiert  daer  geen  vaertuygh  uyt  Amboina  ver- 
nomen. 

Gelicentieerde  joncken   [met  passen]  syn  aent  Gasteel   [Victoria] 


1     NI.  door  het  afyallen  Tan  vele  hunner  bopdgenooten. 


6 

ende  op  Hila  geweest  vijff  stuz,  die   [wQ]  meenen,  beter  fortago 
maecken  ',  hoewel  geen  nagelen  verFoeren. 

•  ••     •     •     •••••••••••••••••     •     • 

Present  houden  U.  Ed.   in  Amboina  gegageerde  coppen  634  ende 

even  jachten ,  bestaende  nyt  371  soldaten  ende  officieren ,  173 
varend'  volck  ende  90  ambachtslnijden,  als  die  van  de  commercie  •  ..  . 
ende  sijn  de  soldaten  op  de  naervolgende  forten,  redoabten  ende 
schansen  garnisoen  houdende,  te  weten: 

int  casteel  Victoria coppen  96, 

op  de  redoubt  Hittoe »  28, 

op  Hittoelamma »  28, 

op  de  redoubt  Laricque n  16, 

in  de  redoubt  op  de  Passé  ^ k  9 , 

op  de  redoubt  Oma,  't  eijlant  Boangbessy  '     ^  11 , 

op  Honomoa's  redoubt  in  d'Uliassers   •    .  4r  13, 

op  Louhoe if  17, 

op  de  redoubt  Noussatella »  9, 

in  de  sterckte  LissidiJ a      56, 

in  de  schans  Wij  bouttij ^      17, 

in  de  sterckte  AssahoudQ u      45 , 

op  La-ala »      24, 

op  Quelquepoutg «r        2. 

•  .  .  .  De  Mooren,  welke  doorgaens  de  dubbele  stuyvers 
refuseerde[n] ,  deselve  spots  wijse  visch  schobben  noemende,  hebben 
die  graegh  voor  hare  nagelen  aengenomen,  ende  wort  g'adviseert, 
door  geheel  Amboina  ganghbaer  syn  geworden.  De  verhoogingh  der 
munte,  volgens  Batavias  evaluatie,  ^  is  niet  geraden  gevonden  in 
train  te  brengen ;  off  die  landen  ende  Molucco  derwegen  niet  schaers 

•  van  contanten  sullen  gehouden  biy  ven  ende  alles  weder  nae  Batavia 
afflacken,  honden  seker  ende  dienstigh  te  wesen. 


1  NI.  dan  de  yreemde  yaartnigen,  die  sluikhandel  dreven. 

2  NI.  de  pas  van  Baguala. 

3  Boewang  Besi,  een  derde  naam  voor  het  eiland  Haroekoe  of  Oma. 

4  Zie  NederUtndich'Indiieh  plakkaatboek ^  door  J.  A.  Van  der  Chijs.  I  (Batavia, 
'sHage,  18S5),  bldz.  432—438. 


Den  Gouverneur  Ottens,  wiens  verplichten  tijt  a'  aenstaende  gaet 
expireren,  versoeckt  sQn  verlossingh.  '  Doch  dewijle  in  Amboina 
geen  saffisante  stoffe  is  ende  hier  niemandt  connen  missen,  sal  een 
jaer  langer  moeten  continueren ,  daer  niemant  (sijnde  van  de 
Comp€)w  wel  getracteert)  behoort  noch  magh  tegenhebben,  ende  de  wij  Ie 
Sijn  E.  goede  debvoiren  is  doende,  van  de  inwoonders  wel  gewilt, 

snllen   hem   tot   novo   verbintenisse   versoecken 't   Is 

een  schadelgcke  saecke,  de  dienstige  Gouverneurs  voor  veele 
jaren  niet  resolveren  te  blijven  ter  plaetse ,  daer  wel  siJn ,  ende 
int  patria  wellicht  niet  vinden  sullen ,  dat  in  India  besitten.  Geen 
grooter  verachteringh  in  des  Gomps  gelegentheijt,  als  de  veran- 
deringh  van  persoonen  in  aensienelijcke  directien;  emmers  is  de 
hope  g^yreest,  als  getrouwde  nae  India  gelicentieert  wierden,  nae 
't  patria  niet  meer  off  in  geruijmen  tyt  souden  dencken,  't  welck 
bg  vele  anders  uijtvalt,  sulz  dat  van  de  getrouwde  UEd.  maxime 
niet  ten  rechten  erlangen. 

Tsedert  onsen  jonghsten  is  alhier  van  Maccassar  per  de  schepen 
Goea  ende  Buljren  aengelandt  den  oppercoopman  Henrick  Eerckringh, 
medebrengende  2554 1  i§  nagelen,  7234  9  sandelhout,  sulcz  desen  jare 
in  alles  ontfangen  hebben  ®  57344|  giroffelnagelen ,  nevens  weijnige 
onverhandelde  coopmanschappen ,  samen  bedragende  f  44294-17-14. 
In  negotie  is  geproffiteert,  de  somme  van  /*11878  11-10; 
ende  in  ongelden  tsedert  13  FebruariJ 

tot  13  Septr.  gespendeert  ....  ƒ  3379-3-10. 
Bli)ft  snijver  bij  de  voyagie  op  Macassar  g'advanceert  f  8499-8, 
ende  comt  't  S  Hollandts  nagelen  in  Macassar  met  d'oncosten  except 
't  onderwight  te  costen  13  stuijvers.  Soo  siJn  noch  van  daer  in  Batavia 
gebraght  met  diversche  vaertnigen  15038  tD  oft  123  picols,  alhier 
betaelt  48  k  50  realen  den  picol.  Item  partije  sandelhout,  wasch, 
salpeter  ende  236J-  realen  van  8en  swaerte  ambregrijs  &&. 


1  Volgens  missive  van  G.  G.  en  B.  aan  de  xvii  van  9  Sept.  1640  was  Ottens 
ontevreden,  omdat  de  Heeren  xvii  hem  een  „dronckert"  hadlen  genoemd  enhy 
een  berisping  nit  Batavia  had  ontvangen.  G.  G.  en  B.  voegen  er  bg:  „'t  Is 
vreemt,  de  Ingdea  zoo  waenwijs  zijn,  dat  meenen,  niet  behooren gerepremendeert 
te  worden,  een  ondt  Amboins  gebreck." 


10 

•    ...  1     [Wij]   achten,    [dat  zij]  voomemeDs  gijn,  in  salcken 

geyaUe  ^  ons  MacaBsar  t'ontseggen ofte  byaldien  [wg]    soo 

slecht  waren,  dese  2000  realen  qaamen  voorderen (sonder hnnlnljden 
contentement  te  doen),  [zij]  d'onse  in  guarand  meenen  te  detineren, 
want  by  represalie  off  openbare  oorloge  gheen  advantagie  te  verwachten 
hebben.  Den  oppercoopman  Kerckringh  tracht  ons  t'indnceren,  d'aen- 
getoghen  pretentie  deughdeHJck  sy;  ende,  soo  Macassar  willen  fre 
quenteren,  tot  de  restitutie  dienen  te  verstaen.  Wy  bekennen,  geen 
recht  hebben,  onse  vrnnden  goederen  te  verminderen,  soo  maer 
gelooven  conden,  den  Portngees  geen  participant  ware,  daervanmen 
ons  ....  tracht  te  versekeren.  Soo  weten  mede  wel,  ons  de  Mac- 
cassarsen  vrede  soo  emportant  niet  te  wesen ,  dat  daeromme  ons  recht 
behooren  te  cedeeren,  maer  ten  respecte  d'Engelse,  Deenen  ende 
Portugesen  dapper  woelen ,  omme  ons  van  daer  te  helpen ;  item ,  dat 
eenighsints  begrypen,  de  pretentie  rechtmatigh  te  syn,  ende  de 
restitutie  buyten  schade  van  de  Gompe  can  geschieden,  alsoo  de 
rekeningh  ruym  8000  realen  in  advance  staet ,  daerenboven  't  voordeel 
vant  sandelhout  k  acht  realen  't  picol  genoten  hebben ,  is  't  geraden, 
omme  de  vruntschap  met  Maccassar  (in  spyt  onser  vyanden)  te  con- 
tinueren, in  des  Coninghs  versoeck  te  condecendoren ,  te  meer  den 
Maccassar  rechtmatiger  gaet,  als  veel  andere  Moorsche  princen  ende 
[wy[  aldaer  voor  andere  natiën  worden  geprefereert 

Met  der  Goes   sent  den  Coningh  ende  Prince  in  handen  van  aen- 
getogen   Kerckringh  partye  sandelhout  ende  nagelen,  omme  in  fijne 

HJwaten  ende  rariteyten  t'employeren ende  bevinden 

in  der  daet,  de  meer  aengetogen  Princen  treffeUjcke  negotianten  te 
wesen ;  d'Engelse  hebben  desen  jare  met  de  Providens  voor  de  selve 
heeren  uyt  Timor  gehaelt  190  bhaer  sandel,  daervoor  van  vracht 
genoten  10  pr  cento  .  .  .  ;  van  Maccassai*  hebben  tot  Bantam 
gebraght  99000  61  giroffelnagelen  ende  alle  hare  schulden  affgedaen; 


1  Men  zie  verder  over  de  oneenigheden  tasschen  de  Comp.  en  Makassar  het 
Dagregister,  bldz.  84,  35,  j^  Bouwstoffen,  II,  blds.  393,  894.  In  1639  nl. 
bad  „Capita^n  Willem  Yerbeecq  sandelhont  op  de  Timorse  stranden  van  de 
Portngeesen  verovert."  De  „Macassaerse  prinsen,  Fatengloe  ende  Borany'*  vor- 
derden schadevergoeding  „wegen  haer  aenpart'*  daarin. 

2  Nl.  indien  de  Comp.  niet  voldeed  aan  den  eisch  van  den  Sultan ,  in  *t  Dag- 
register,  bldz.  35,  vermeld. 


11 

den  Deensen  Soubij   omtrent  20  bhaer  d**   ende  blijft  in  Maccassar 

schuldigh  rnijm  seven  duljsent  realen Geen  vaertaygh 

ni)t  Manilba  [\b]  dit  saiBoen  [in  Makassar]  verschenen    ..... 

Van  Timor hebben  sober  retour  becomen ,  niet  meer 

als  900  picol  sandelhout ,  veel  van  ons  volck  sieck  ende  doot,  sulz, 

dat  dien  handel  de  Compe.  swaer  ende  lastigh  valt.  ' 

Alhoewel    .    .    .    desen  jare  niet  wel  tijdelijck  genoegh  uijtsettingh 
tot  vervolgh  van  dien  sandelhandel  vermogen  te  doen,  blijven  echter 
geresolreertytot  affbreuck  der  Porttigesen,  tegen  Januarij  aenstaende* 
een  defiensgff  vtootjen  derwaerts  te  schicken ,  ende  noch  partije  hout 
Yoor.cmyt  ende  loot  te  becomen. 

't  Verrichten  va.n  Capit^ijn  Willem  Verbeeck  ^  in  Solor,  Ende  als 
aen  de  binnen-  ende  buijtencuste  van  Timor,  wort  UEd.  largo  in  ons 
verbael  onder  28  MeiJ  ende  8  Junij  gecommuniceert.  ' 

.  .  •  .  Bijaldien  UEd.  resolveren,  op  den  ontfangh  deser  nae 
India  uijt  te  setten  een  macht  van  vier  duijsent  coppen,  daeronder 
'2000  k  2500  cloecke  soldaten ,  willen  ons  met  Goddelijcke  hulpe  sterck 
maecken ,  den  Portugees  geheel  uijt  India  te  drijven  ende  de  Neder- 
landse Compe  meester  van  den  Indisen  handel  te  doen  werden,  't  Is 
seker,  in-  corte  de  Portugesen  fortressen  van  India  sullen  moeten 
socomberen ;  veeie  derselver  natie  onse  protectie  aennemen ,  mits 
soodanigen  gerechtigheden  betaelen,  als  den  Coningh  van  Spaengien 
geniet:  daerop  te  volgen  staet,  alle  Europise  natiën  India  sullen 
genoodsaeckt  worden  fabandonneren  ende  [wy]  vertrouwen,  de  landen 
met  voorschreven  getal  van  4000  coppen  meer  ende  grooter  dienst 
doen  sullen  als  die  van  de  West  Indise  Compe.  't  Ware  niet  vreempt, 
den  Coningh  van  Spaengien  uijt  Oost-  in  Westindia  grooter  aif  breuck 
wierd'  bevoordert ,  als  h  droictnre  uijt  Nederland  geschiet.  Wat  C.Ed. 
op  dit  voorstel  gelieven  te  resolveren ,  staet  ons  te  vernemen  ende 
sollen  't  alle  na  de  macht  ende  middelen ,  die  becomen ,  tot  voordeel 
van  de  Generale  Compe.  dirigeren ,  't  si)  tot  offencijf  off  tegenweer. 
Maer   d'occasien   presenteren   ende   bieden    UEd.    de   dominatie  van 


1  De   concarreniie  .der  Porlngeezen   en   Makassareu   was  daarvan  de  hoofd- 
oorzaak. 

2  Cf.  Bouwstoffen,  II,  394. 


3    Dit  „Verbael"  ontbreekt. 


12 

Orienten  aan ;  den  grooten  Godt  wil  ons  voornemen  meer  ende  meer 
segenen  ende  voorspoedigh  maecken.   Amen ! 

.  •  .  .  Malacca  (den  grooten  Capitegn  geve,  üEd.  eerlangh 
d'incorporatie  mogen  aencundigen)  [cost]  veel  menschenvleesch.  W^ 
Biju  Yoomemens  die  plaets  te  besetten  ende  de  negotie  van  de  Ma- 
leijtse  ende  Sumatrase  (Zuijt?)  cuate  aldaer  te  stabileren .... 

Geschreven  in  U£d.  Gasteel  Batavia  desen  lesten  November  1640. 

•    •     •••••••••••••••••••••     • 

AkTONIO   VAir   DiEMEK. 

gobnslis  van  deb  lun. 
Joh.  van  Twist. 


II.  Gouvemenr-Generaal  (Antonio  Van  Diemen) 
en  Raden  aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Com- 
pagnie, 12  December  1641.  ^ 


't  Valt  hert,  gelteven  U  £d.  te  seggen,  de  Compe.  de  nagelen , 
welcke  aen  haer  ten  principalen  bij  contract  verbonden  s^n,  na  in 
Macassar  moeten  gaen  coopen,  te  meer  't  ontvoeren  ^  daerdoor  ge- 
stijft  wort.  't  Selve  verstaen  medesoo,  wes,  gelijck  onse  ordre  doceert, 
't  coopen  van  nagelen  (doorgaens  conditionneliter  gerecommandeert) 
echter  op  aengetogen  insichten  ten  principalen  verboden  hebben.  Dat 
partyê  nagelen  in  Maccassar  sijn  aengeslagen,  is  geschiet,  als  En- 
gelsche  en  Deenen  capitael  in  voorraedt  hadden,  omme  't  selve  des 
te  minder  te  doen  strecken  ende  den  Deen  van  dat  retour  (daermede 
ons  den  handel  op  Goromandel  tronbleert)  te  frustreren.  Annopassato 
g'informeert  sijnde,  geroerde  Deenen  schepen  noch  capitael  tot  Ma- 
cassar te  gemoeten  hadden,  d'Engelse  cleene  ugtsettingh  per  faulte 


1  Ook  by  deze  missive  raadplege  men  het  meergenoemde  Dagregister/t  welk 
echter  slechts  loopt  tot  31  October.  Men  zie  ook  hierbH  De  Jonge,  II  (V), 
bldz.  *248  —253.  Op  bldz.  249  is  in  r.  3  v.  ben.  tnsschen  de  wo'>rden  „handeP' 
en  „seer^*  weggevallen  „alles." 

2  NL  uit  de  Ambonsche  kwartieren. 


13 

Tan  vaertnQgh  derwaerts  ondernomen,  hadden  den  Commissaris 
Kerckringh  ende  den  Coopman  Zuljdwijck  den  inooop  van  dese  spetie 
strict  verboden,  't  welck  oock  effect  gesorteert  heeft,  solx  de  nagelen, 
welcke  door  't  opulent  gewasch  van  anno  1640  in  redelijeke  quantité 
n^t  Spaensch  Tamate  ende  d'Amboinse  quartieren  tot  ruijm  500 
bhaer  Maccassar  toegevoert,  op  seer  civilen  prijs  ....  gedaelt 
8$n,  dat  is  100  realen  in  spetie  de  550  1^.  <  Den  Deen,  alsgeseQt, 
bngten  credit  ende  schepen,  heeft  stil  geseten  ende d*Engelse hebben 
.  .  .  •  mim  250  bhaer  tot  Bantam  gebracht  .  .  .  .  ,  door 
de  Portngesen  van  Macao  is  derwaerts  ende  [naar]  Manilha  quantité 
vervoert  ....  Nae  Zuljdwijck  rapporteert,  bleven  in  Macassar 
over  omtrent  150  bhaer  ende  waren  van  dit  jaers  gewasch  weynigh 
nagelen  uQt  d'Amboinse  quartieren  tot  Macassar  verschenen,  ten 
aensien  van  den  civilen  prQs 

De  pretensie  van  de  Maccassarse  princen  over  't  aengehaelde 
sandelhout  blijft  met  6240  realen  (die  uijtgekeert  hebben)  onder 
qnitantie  t'eenemael  vereffent  ende  [zQ]  hebben  daerby  volcomen 
eontentement  genomen.  Cijt  dit  different  profiteert  de  Compe.  noch 
/  5403-16-2;  daerenboven  de  benefitien  van  1432  picols  hout  tegen 
acht  realen  den  picol .    .    •    .    . 

....  [AanJ  onse  vruntschap  .  .  .  weten  [wij ,  den  Coningh] 
sich  veel  gelegen  laet,  te  meer  wel  considereren ,  den  Portugees 
Malacca  niet  possideert,  maer  de  Nederlanderen.  ^  8oo  ugtterigck 
schgndt,  maeckt  den  Maccassar  van  ons  groote  estime.  Volgens  belofte 
heeft  de  Compe.  een  erff  tot  residentie  gegundt  * 

•  ...  't  Laet  hem  aensien,  den  Macassar  sijn  dominie  meer 
ende  meer  tracht  uQt  te  breljden ,  *  waerinne  t'  sijner  tijt  (omme  niet 
te  groot  te  werden)  sal  dienen  gestut,  't  slj  bij  dezteriteijt  off  open- 
baer  geweldt.  Dat  d'een  off  d'ander  tijt  met  diergelljcke  off  meerder 
macht  nae  Amboina  off  Banda  moght  tenderen ,   is  ons  gevoelens 


1  Vgl.  het  Dagreglster,  bldz.  281. 

2  Cf.  Dagregiflter,  bldc.  171. 

3  DagregiBter ,  bldz.  365 ,  384 ,  maar  ook  374 ,  432.  —  Ygl.  L.  C.  D.  Van  Dijk : 
Iftérlandê  vro»gttê  betrekkingen  met  Bomeo,  den  SoJo-arehipel  ^  (Jamhodja^  Siam 
en  Oockm-Ckina  (Amsterdam,  J.  H.  Scheltema,  1862),  blda.  97,  98. 

4    Dit  wordt  gecegd  naar  aanleiding  yan  den  tocht  tegen  Timor  (Dagregister, 
bida.  282,  866). 


14 

"bugten  bedencken ,  alsoo  de  Nederlandsche  navale  macht  hua  't  on- 
saghlijck  sIJ.  Oock  sonden  buijten  twijifel  't  keeren  vergeten,  van 
honger  Tergaen  ende  wellicht  totaliter  gefuineert  worden.  Maer  dat 
de  rebellen  '  onder  tijtel  van  handel  met  voick  ende  ammunitie  van 
oorloge  stijft,  is  seker 

....  Opt  cargasoen  [van  Makassar]  blijft  suijver  g*advanceei1 
r  25586-314.  « 

Comende  tot  den  standt  ende  gelegenthcijt  van  de  Amboinse  ende 
Molncse  quartieren ,  wy  hebben  met  opmerckingh  gelesen  ende  her^ 
lesen,  't  gene  UEd.  ons  tot  ordre  ende  reglemendt  op  die  materie 
per  missive  van  11  September  1640  gelieft  aen  te  schrijven  ende 
daernyt  voorder  wel  connen  affmaken  't  geschepte  misnoegen  over 
't  gepasseerde  in  gemelte  provintien,  mitsgaders  't  noodigh  redres 
aldaer  (conform  d'intentie  ende  ordre  van  de  heercn  Seventhlene)  niet 
behertight  noch  naegecomen  werdt,  maer  Comp».  principaele  macht 
te  verre  van  de  handt  op  dangerense  exploicten  gebruijcken ,  weicke 
macht  (soo  UEd.  gelieven  te  seggen)  nergens  beter  als  tot  redres 
van  de  Amboinse  troublen  g'employeert  can  worden.  Wat  best  gedaen 
sy  y  willen  hier  niet  disputeren ,  veel  minder  tegen  U.Ed.  (die  ons  te 
gebieden  hebt)  contes  teren  noch  harnas  «entrecken,  maer  laten  d'ef- 
fecten  ,  uyt  onse  bestieringh  gevolght ,  die  saecke  verantwoorden ; 
met  vertrouwen ,  in  de  nagecomen  advysen  beter^  contentement  ault 
genomen  ende  begrepen  hebben,  dat  groote  werck  niet  is  laten  ver- 
achteren ,  oock  in  maxime  belangende  't  redres  ten  principalen  ,  mits- 
gaders dat  ons  van  Hit  toe  geheel  behooren  te  verseeckeren ,  niet 
discreperen.  Maer  dat  de  beslechtingh  van  dit  groote  werck  (gelgck 
U  Ed.  't  selvc  wel  ende  ten  rechte  noemen)  op  insichte  van  empor- 
tanter  saecken  cenighsints  schynt  geretardeert  te  wesen,  is  geschiedt 
ten  beste  van  de  Generale  Compe. ,  uytwysende  onse  resolntien,  wel 
wetende,  den  Poi-togccs  de  neck  gebrocken  synde,  de  rebellen  in 
Amboina  ende  andere  ongeruste  menschen  facil  tot  gehoorsaemheijt 
ende  onse  devotie  waren  te  brengen.  Interim  is  in  Amboina  niet 
verachtert,  noch  by  de  muytiers  (geUjck   UEd.  seggen)  aenhangh 


4    NI.  van  Amboios. 

6    Over  Makassar  sie  men  verder  M  Dagregister,  vooral  blds.  280^-282,873, 
874,  883,  884,  432. 


15 

gemaeckt ;  't  contrarie  solt  aQt  d'Amboinse  advljsen  van  anno  passato 
ende  't  oyergesonden  nagolretour  (daer  men  ^  soo  seer  aen  scheen  te 
dnbiteren)  ondervonden  ende  begrepen  hebben.  Soo  gelieven  ÜEd. 
mede  te  verstaen,  des  Comps.  forces  sulx  trachten  t'emploijeren,  dat 
daermede  dubbele  diensten  moghten  nijtwei'cken,  waerinne  door  in- 
convenlenten  des  oorloghs  als  andere  intervallen  van  weder  ende  windt 

meermalen  g'obsteert  worden Allen  't  selve  bij  UEd. 

rechtmatigh  geconsidereert  werdende ,  willen  vertrouwen ,  in  toecomende 
beter  gevoelen  van  ons  doente  ende  beleijt  snit  nemen ,  als  (tot  leet- 
wesen)  nQt  aengetogen  missive  bespeuren. 

Wat  diensten  door  d'eerste  ende  tweede  comparitie  des  Gronvemenr 
Generaela  in  Amboina  ^  gevoordert  sQn ,  sullen  hier  niet  ezpresseren, 
noch  't  belegt  van  saecken,  dat  UEd.  onsmakelljck  schijndt  ende  na 
den  perfidieusen  aird  der  volcken  ongefondeert  taxeert,  justificeren, 
ons  desen  aengaende  gedragende  tot  desulcke ,  die  weten ,  d'Amboinse 
provintie  door  d'eerste  expeditie  als  herstelt  ende  de  novo  voor  den 
sAaet  van  de  Compe.  geconqnesteert  sQ.  Emmers  resteerde  voor  de 
Ck>mpe.  int  begin  van  den  jare  1637 ,  als  voor  Lnciella  verschenen  y 
geen  off  weijnigh  gesagh  meer  in  die  quartieren,  't  casteel  Victoria 
was  genoeghsaem  besloten,  sulx  men  onder  convoij  na  de  Passé 
schepte  ende  niet  als  met  gewapent  volck  sich  tot  aen  den  Oliphant  ' 
moght  vertrouwen,  des  Gasteels  onderdanen  waren  op  hunne  inacceS' 
sible  geberghten  gevlucht,  except  weljnige,  die  eenelijck op uijtcomste 
van  saecken  bleven  sien,  *t  lant  Hittoe  ten  principalen  ende  geheel 
Ceram  gerebelleert,  ons  den  oorloge  aendoende,  de  Mooren  ende 
Christenen  van  Boangbessij  ende  Nousselauw  waren  met  den  vijant 
geconbineert,  de  Nederlandsche  redoubt  op  Oma  sterck  belegert  ende 
die  van  d'Uleassers  verdeelt  Uijt  de  tweede  comparitie  sijn  even  soo 
goede  vruchten  gevolght,  gelijck  oock  noch  in  tijde  ende  wijle  ver- 
wachten, hoewel  door  Hamsias  traegheyt  ende  timide  gemoetinvele 
saecken  geretardeert  wierden.  Weten  seer  wel,  de  vemieuwingh  der 
contracten  dit  trouwloos  geslaght  tot  hun  devoir  niet  hout ,  maer  wel 


1  NL  de  XVII,  blUkenB  hanne  missive. 

2  Boawstoffen ,  II,  blds.  lxi^lxiv. 
8    Batoe  Ga4j*h  op  Lei— Timor. 


16 

't  ontsagh  .onser  wapenen.  Hebben  daer  oock  niet  op  gesien,  maer 
verder,  als  namentiyck  omme  DEd.  te  dienen  tegen  Europise  natiën, 
te  meer  d'aenwesende  contracten  gantsch  dnijster  ende  ommeComps. 
recht  te  maincteneren  in  vele  poincten  bevonden  te  defficieren,  die 
nu  door  d'ampUatie  ÜEd.  tegen  alle  natiën  ende  ondercrnijpers  van 
Gomps.  preminentien  ia  rechte  dienen  connen  ende  bij  accoort  off 
onderhandelingli  van  vrede  met  Engelse ,  Deenen ,  France  ende 
Portugesen  gantsch  advantagieus  sljn  ten  aensien  van  de  absolute 
ezclnsie,  daerinne  gecomprehendeert.  Ondertusschenisniet  naegelaten, 
de  vreemdelingen  ende  aenwesende  nagelvervoerders  allen  mogeiycken 
affbreuck  te  doen,  als  op  Cambello  sij  gebleecken.  Soo  hebben  oock 
by  dese  onderhandelingh  meer  recht  ende  actie  op  die  van  Hittoe 
ende  Ceram  becomen  ende  nae  ons  intent  groote  oueenigheden  onder 
dit  gebroetsel  veroorsaeckt,  snlx  tegen  den  anderen  heftigh  in  oorloge 
syn  ende  malcanderen  consumeren ,  waerdoor  ons  te  faciler  werdt , 
d'overbUjvende  gemalteerde  t'onser  devotie  te  reduceren  ende  volgens 
U£d.  intentie  ende  ordre  ons  geheel  van  Hittot  te  versekeren,  dat 
noch  al  syn  tyt  van  doen  heeft.  Hittoe  is  geen  Banda  ' :  't  is  daer 
in  10  k  12  maenden  niet  te  beslechten ;  't  en  sal  oock  niet  als  met 
spillingh  van  veel  volck  uytgewerckt  worden,  ten  sy  den  anderen 
matteren ,  daema  de.  saecke  boleggen.  Dit  westermousson  nemen  voor, 
sooveel  schepen  ende  volck  derwaerts  te  schicken,  als  bybrengen 
connen 

.  .  .  .  D'advisen  melden,  Tonaengesien  de  becomen  sobere 
secoursen)  de  saecken  niet  alleen  in  state  syn  geconserveert ,  maer 
noch  al  verbetert,  sulx  te  verhopen  is,  met  de  tegenwoordige  der- 
waerts te  senden  macht  de  troubelen  in  Amboina  ten  principalen 
sullen  comen  te  cesseren  ende  voorts  met  't  uytsetten  van  een  aen- 
sieneUjcke  aimée  tegen  December  anno  aenstaende  1642  't  eynde 
des  oorloghs,  conform  ÜEd.  intentie  ende  ordre,  t' erlangen  hebben, 
daeraen  door  Godes  genade,  soo  maer  de  g'eyschte  vier 4 sesduysent 
man  becomen,  niet  willen  twyffelen 

.    .    .    •     Conform  UEd.  intentie  [worden]  de  nagelbosschen  der 


1     Over  Banda  eie  men  't  Dagregister.  Op  bldz.  446  leze  men  (r.  21  en  12 
van  ben.)  „Goram"  in  plaats  van  „Gamron.'* 


quaetwHligen  niet  verschoont,  maer  géstadigh,  sooveel  't  saisoen  toelaet, 
sonder  intermlasie  vervolght  ende  geroineert. 

Ondertasschen  claeght  AliJ,  [wij]  hem  den  oorlogh  aendoen,  voor* 
gevende  ons  noyt  g'offenseert  heeft,  dat  echter  geen  feyteiyckheden 
tegen  den  Nederlanderen  meent  t'ondememen.  ^ 

.  .  .  .  't  Schyndt,  [dat  hy]  sich  ten  vollen  opt  Maccassaré 
seconrs  niet  derff  vertrouwen,  omme  by  mancquement  onder  dat 
pretext  heul  omtrent  ons  te  vinden.  Soo  heeft  oock  opt  vertreck  der 
laetste  schepen  gecommitteerde  aent  Casteel  gesonden,  omme  in 
onderhandelingh  van  vrede  te  comen,  dat  eeneiyck  slet,  om  te  diver- 
teren j  geen  groote  cryghsmacht  van  hier  worde  g'eyscht  ende  anderei 
inaichteny  welcke  desen  geveynsden  vogel  moveren.  Edoch  't  werck 
aal  syn  meester  loonen  ende  AHJ  apparent  Leliatte  ^  ende  LimonriJ  ' 
in  Batavia  noch  comen  verselschappen 

.  .  .  •  Amboina  [comt[  nu  ten  achteren  f  69119-1-1,  dat  wel 
met  de  vooijarige  boeken  differeert,  synde  d'ongelden  dese  12  maenden 
omtrent  50000  gnlden  hooger  ende  de  winsten  22000  gulden  minder 
gevallen.  Doch  bevinden  by  examinatie^  desen  tyt  de  besettingh  om- 
trent hondert  man  stercker  als  anno  1639  sy  geweest.  In  voortyden 
heeft  men  Amboina  met  120  k  150  coppen  gehouden :  ^  God  geve , 
bQ  goed  redres  daertoe  weder  magh  worden  gebraght,  't  welck  niet 
bnyten  hope  is.  ^ 


1  Ygl.  Dagregister,  bldz.  291,  292,  293. 

2  Boawstoffen,  II,  bldc.  LXiv. 

3  Ihigregister,  blds.  18 — 21,  33,  35.  Er  valt  daar  menige  druk- of  schryffont , 
an  te  w^zen. 

4  Ygl.  Dagregister,  bldz.  466. 

6    Men  zie  verder  over  de  Ambonsche  kwartieren  het  Dagregister,  Tooral- op  * 
bldz.  280,  287  >  301,  324-329,  368-373,  451—456,  467—468.  In  de  missive  . 
▼ordt  naar   het   Dagregister   verwezen.    Op  bldz.  290  moet  (r.  24  v.  boven)  in 
plaats  van  «bereyt"  gelezen  worden  nberooyt";  op  bldz.  291  (r.  14  v.  boven)  in 
plaats   van    „geen**  het  woord  „een";    op  bldz.  '^95  (r.  10  v.  ben.)  moeten  na 
gManipe"  volgen  de  woorden  „in  goeden  staat  bevonden"  of  iets  dergeiyks ;  op 
bldz.  295  (r.   6   v.  ben.)  moet  in  plaats  van  „  Cajbobo "  gelezen  worden  „  Caj- 
lolo";   op   bldz.   296   (r.   10   v.   boven)   in   plaats   van  „verricht**   de  woorden 
„ons  bericht";  op  bldz.  452  (r.  1  v.  bov.)  in  plaats  van  „hadden**  de  woorden 
„had  den,"  en  (r.  10  v.  ben.)  tusschen  „Tannahitoemessea **  en  „Tolukobessie** 
het  woordje  „of**;  op  bldz.  453   (r.  4  v.   boven)  in  plaats  van  „even  wel  ge*  > 
nomen  wiert "  het  woord  „  euvel  **  of  „  niet  wel  **. 

8 


18 

Beroerendo  de  Moluccos  ende  't  doen  van  den  TArnataensen  Coningh 
Hamsia  als  sgne  Rijzraeden,  continueert  ten  principalen  in  state  als 
vooren  met  redeiyck  succes  in  den  oorloge  tegen  den  Tidorees  ende 
Spaengaert,  die  echter  meer  uQt  ontsagh  ende  door  d'emstige  aen- 
maningh  van  den  Gouverneur  Gaen  vervolgen  dan  uijt  eijgen  motgff 
ende  genegentheijt.  Remercquable  exploicten  worden  wedersijts  by 
mancquement  van  genoeghsame  macht  niet  ondernomen.  Hamsia  ver- 
soeckt  bij  sijne  missive,  ^  dat  tijdelijck  aenstenelijcken  secours  der- 
waerts  wilden  schicken  y  omme  een  eynde  van  den  oorloghe  te  maecken. 
Wy  daerentegen  verstaen ,  de  troublen  in  Amboina  bevoorens  dienen 
beslecht,  de  contractbrekers  gestraft  ende  de  Gompe  van  de  nagelen 
t'eenemael  versekert,  dat  al  anders  by  den  Tamataen  wort  begrepen. 
Ende  voeren  ons  doorgaens  te  gemoet,  [dat  wy]  hun  trachten  bg 
oorloge  te  consumeren,  synde  nu  op  onse  aenmaningh  ende  belofte 
van  secours  in  faicteiycke  hostiliteyt  beyde  met  den  Spaengaert  ende 
Tidorees,  daerdoor  veel  volckx  (soo voorgeven) verliesen.  Grooteende 
treffeiycke  schepen  sien  jaeriyx  in  Moluco  verschynen ,  die  emmers , 
sonder  yets  te  verrichten,  haest  weder  vertrecken;  met  meer  andere 

frivole  discoursen 't  Is  ondertusschen  te  gelooven,  soo 

[wy]  eenmael  met  macht  in  Molncco  verschynen,  deselve  haer  seer 
suspect  wesen,  ende  datter  niet  meer  mede  verricht  worden  sal,  als 
jonghst  op  de  tocht  nae  Piacha,  wt  eygen  motyff  van  Hamsia  voor- 
gestelt,  daer  sich  den  Gouverneur  persooneHjck  met  't  schip  Acker* 
slooth  tot  hun  adsistentie  liet  vinden,  gedaen  sy.  *  Wy  sullen 
evenwel  (dewyie  over  't  doen  van  Hamsia  met  reden  niet  te  dagen 
valt  ende  onsen  Gouverneur  alles  in  volght)  sooveel  als  de  presente 
gelegentheyt  gedooght,  dit  diffident  volck  door  verthooningh  van  onse 
macht  ende  d'accommodatie  met  cruyt  ende  looth  in  devotie  ende 
tot  den  oorlogh  houden,  ter  tyt  de  saecken  andere  ploy  nemen.  Tot 
nu  heeft  Hamsia  van  de  4000  realen,  jaerHjz  by  contract  belooft,  ' 
niet  genoten,  alsoo  ons  noch  te  veel  nagelen uytd'Amboinse  quartieren 
ontvoert  worden.  Dat  cesserende  ende  sich  (geHjck  nu  doet)  omtrent 


1  Bagregister,  bidc.  436—439. 

2  Bagregister,  bldz.  433—435,  437—438.  Caen  geloofde,  dat  hy  in  dese 
Baak  ,,0111  den  tlia||ii  geleijt"  werd  en  zQ  „niet  recht  gemeent  nochte  behar* 
tieht  wiert"  (Missive  aan  G.  G.,  16  ♦Aug.  1641). 

8    Bouwstoffen,  II,  bldz.  Lxiv. 


19 

onsen  slaet    gedragende,   sal  hem   't  belooffde  volgen,   't  welck  hij 
mede  aboo  verataet  ofte  ten  minsten  veijnst,  rechtmatigh  te  wesen. 

Opt  eglandt  Macquian  heeft  d'heere  Caen  tweemael  de  visite  ge- 
daen,  op  alles  ordre  gestelt  ende  de  fortificatie  in  goede  postare 
gebraght.  De  Hacqnianesen  comporteren  hun  redelijck,  int  leveren 
van  soQvere  nagelen  hebben  hnn  wel  gequeten ,  daertoe  d'aenmaningh 
van  den  gemelten  Gonverneur  veel  goets  gedaen  heeft  ende  schijnen 
dese  inhabitanten  meer  als  voor  desen  ons  t'amplecteren.  De  redenen 
hiervan  s^n,  dat  hnn  inbeelden,  van  den  Tarnataensen  Coningh 
rnder  (als  meriteren)  worden  getracteert.  Ende  Hamsia,  omme  in 
sQn  anthoriteijt  te  blijven,  hanght  ons  seer  aen,  wel  wetende,  wQ 
hem  tegen  sijn  partije  mainteneren, cönnen.  God  loff,  tot  soodanigen 
verstandt  gebracht  is.  De  sonen  van  den  overleden  Molncsen  Coningh 
Modiphar  >  siJn  op  9  April  besneden  geworden  ende  geeft  Hamsia 
voor,  't  gonverno  aen  een  derselven  wil  opdragen,  omme  't  eiJDde 
syns  levens  in  devotie  (na  de  Moorse  wijse)  toe  te  brengen,  't  Ge- 
volgh  leert  den  tyt.  't  Is  (als  meermalen  geseijt)  een  variabel ,  timide 
ende  seer  geveijnst  hnmenr,  dat  met  discretie  ende  ontsagh  tot  debvoir 
moet  werden  gehouden  ende  by  den  Gouverneur  Caen  wel  g^observeert 

BIJ 

't  Nagelgewas  is  [in  Batsian]  seer  opulent  geweest, 

maer  door  gebreck  van  volck  niet  geplnckt  ....  Door  pesti- 
lentiale  sieckte  bennen  op  dat  ey landt  veel  menschen  weghgemckt, 
snlx  niet  meer  als  20  Labonwers  ende  15  Mardyckers  gevonden 
worden,  die  op  des  Gouverneurs  ernstige  bestraflSngh  wegen  haer 
boos  ende  mckeloos  leven  goede  beloften  van  beteiiiisse  hebben  ge* 
daen    •    .    •    .    • 

[De  Molukken  komen]  ten  achteren  /*  90028-18-4,  dat  30000  hooger 
dan  anno  passato  loopt,  daertegen  nu  weder  ....  redeUJcke 
partge  nagelen  hebben  becomen  ^ 

.  •  .  .  De  gesanten  ende  't  medegebrachte  schryven  [van  de 
Coninghinne  ^   van  Atchin  *]    syn  na  onse  costnyme  eerHJck  ont- 

1  Bouwstoffen,  II,  passim. 

2  Zie  ferder  over  de  Molukken  het  Dagregister,  vooral  blds.  323-— 333, 
432-— 439.  De  „Beyndert  Ck)nieli8z. " ,  op  bldz.  329  genoemd,  heet  in  de  missive 
.Begndert  W||brantsen,  alias  Poot". 

3  De  Sultan  irta  den  15  Febr.  1641  overleden.  (Dagregister,  bldz.  822). 

4  Zie  't  Dagregister,  bidz.  428,  yv. 


90 

vangen;  worden  t'  sljner  tyt  met  contentement  gedemitteert  [WQ] 
biyven  voornemens,  tot  continuatie  van  vmndschap  een  aensieneigek 
persoon  daemevens  te  committeren,  alsmede,  soo  de  gelegentheQt 
presenteert  I  noch  eenigh  naeder  favenr  te  versoecken,  maer  prinei- 
palijck  te  bevoorderen,  uijt  Ticco  nae  Atchin  soo  groeten  qnantité 
peper  niet  getrocken  werde,  als  vermercken,  van  tljt  tot  tgt  meer 
ende  meer  gedaen  wort,  die  ons,  d'Engelsche  ende  Hooren  aldaer 

wel  dier  aensmeren Dat  comptoir  [Atchin]  continueren 

[wy]  meer  uQt  staet,  als  om  me  proffitabelen  handel. 

•    •    .     .     [Snmatras  Westcust]  heeft  redeiyck  peper  uytgegeven , 

onaengesien  partye  uyt  Ticco  naer  Atchin  is  vervoert 

Op  de  verhandelde  coopmanschappen   ....     [zyn]  sobre  winsten 

[behaald] Den  opulenten  toevoer  van  Snratse  cleeden 

door  de  Mooren  07er  Atchin  bederven  de  merct  in  Ticco  ende 
Priaman  ^ 

.  •  .  .  Reede  syn  van  Palimbangh  eenige  Indiaensche  vaertuygen 
met  peper  [te  Batavia]  aengelandt  ende  stonden  noch  vele  te  volgen , 
snlckx  die  plaetse  van  apparentie  ende  groote  qnantité  peper  uQt  te 
leveren  sy.  Mitsgaders  't  diirabelste  hout  van  geheel  India  in  abon- 
dantie  ende  tot  civilen  pryse,  't  welck  ons  dienen  salby  manquement 
vant  Siams  hout,  te  meer  den  Siammer  sich  nu  begint  intebeeldeni 
[dat  wy]  syn  hout  (geiyck  voor  desen  den  rys)  niet  derven  connen, 
't  welck  de  Portngesen  hem  getracht  hebben  te  doen  gelooFen  ende 

ons  den  uytvoer  te  doen  verbieden Den  Goningh  [van 

Palembang]  schynt  van  ons  veel  staet  te  maecken.  Insisteert  op 
continueele  residentie  ende  dat  een  logie  wilden  bou wen  <^  daertoewel 
gelegen  lant  ende  veel  vryheden  vergandt.  Sollen  ons  't  selve  niet 
langer  mogen  excuseren,  omme  d'Engelse  te  prevenieren.  Echter  is 
onse  meening,  daer  geen  formeel  comptoir  te  stabileren,  eeneiyck 
een  huys  te  bon  wen,  dat  niet  veel  costen  sal,  omme  de  vrund'schap 
te  conserveren,  maer  principaHJck  daerdoor  te  bevoorderen,  alle  dcQ 
peper  nae  Batavia  wort  gebraght,   die  met  onse  schepen  niet  w^h- 


1    Over  Atjeh  en  de  Westkttst  van  Samatra  sie  men  verder  het  Dagregister 
vooral   blds.   106,  107,  196—199,  201,  206-210,  221-222,  894—896,  422— 
426,  428-430,  448—449. 


21 

voeren  y  continuerende  den  handel  nijt  de  schepen ;  houdende  de  logié 
Bimpelgck  tot  een  kQck  in  de  poth ,  ende  niet  tot  onderpanden  '  j 
waerdoor  boo  veel  doenelijck  sullen  verhinderen,  in  April ,  Mey  ende 
Jong  (als  [wij]  daer  geen  schepen  hebben)  den  peper  uae  Siam, 
Cambodja  ende  Coutchin  China  niet  gevoert  wort.  Ende  dewijle  de 
Compe.  na  soo  treffeiyck  rende- vousen  hebben,  als  is  Batavia  ende 
Malacca,  moeten  ons  mettertijt  van  alle  baijtencomptoiren  ontlasten, 
daerdoor  veel  schepen  ende  volck  sal  werden  g'excaseert,  oock  con- 
sequentlijck  d'oncosten  vermindert,  waernaer  de  saken  vandeCompe. 
herwaerts  over  moeten  dirigeren,  dat  noch  al  sljn  swarigheijt  heeft, 
soolange  d'Engelse  geen  anderen  cours  nemen. 

Ondertosschen  connen  niet  recht  vatten  de  reden,  welcke  de  Pa- 
limbangers  moveren,  ons  soo  instantelgck  te  noodigen,  omme  onder- 
panden te  hebben.  Heeft  niet  veel  schijn,  maer  't  is  te  gelooven, 
sich  gaeme  door  ons  tegen  Bantam  ende  oock  wel  voor  den  Mattaram 
tracht  te  versekeren  ^ 

Op  dese  materie  conveneerde  te  vervolgen  onze  gelegentheijt  ende 
handel  des  comptoirs  Jambij ,  maer  dewijle  alle  uijren  de  fluijt  Petten, 
met  peper  geladen,  nevens  nader  advijsen,  mitsgaders  de  boecken 
van  dat  oomptoir,  te  gemoet  sien,  sullen  die  saecke  noch  uljtstellen , 
eenelQck  seggen,  daer  alles  wel  te  wesen  ende  dat  comptoir  desen- 
Jare  nae  eijsch  met  contanten  ende  cleeden  treffelijck  hebben  gepro- 
videert  gebonden,  waerdoor  te  meer  peper  becomen  ende  in  quantité 
met  d'Engelsche  geen  comparatie.  Pangoram  Anum  (die  soo  veel 
jaren  nijt  Palimbangh  nae  Jambij  getendeert  heeft)  is  eijntelijck 
gelargeert ;  '  maer,  soo  over  Palimbangh  vernemen ,  onlangs  gestorven 
ende  sonde  Pangeran  Aria,  sijn  jonger  broeder,  mede  geheel  sieckelijck 
sQn.  't  Affwesen  van  die  persoenen  can  in  onsen  staet  aldaer  geen 
alteratie  ten  qnaden  veroorsaecken ;  de  Coninghinne  Moeder  blijft  dat 
rgck  regeeren  ende  accommodeert  ons  met  contant,  als  verlegen  sijn , 


1  Over  bet  geraar,  dat  de  Comp.  liep,  door  dergeiyke  ,, onderpanden"  in 
de  macht  der  inlandsche  vorsten  te  laten,  vergelyke  men  Van  Dgk,  Borneo, 
bid*.  £9-60. 

2  Hen  aie  verder  over  Palembang  bet  Dagregister,  vooral  bldz.  62 — 64 ^ 
273-276,  400-461,476-478. 

3  Bouwstoffen,  II,  bldz.  Lxxiv. 


22 

buiten  intrest,  wes,  omme  haer  in  goeden  wille  tot  des  Comps.  handel 
te  conserveren,  hebben  aengetogen  Pangoram  Anum  per  Uflaytsehip 
Petten  ady  5  October  met  onse  brieven  gecongrataleert  ende  aen 
Rato  Maes  op  haer  versoeck  een  Parsisch  paert  vereert.  ' 

Anno  passato  is  geen  besendingh  nae  Timor  gedaen  per  mancquement 
van  bequaem   vaertnijgh,  dat  doenmaels  omtrent  Malacca  wiert  §fe- 
brnickt   Dit  saisoen  salder  mede  niet  van  vallen,  alsoo  onse  cleene 
jachten  meest  in  Amboina  noodigh  syn.  Wy  sien,  üEd.  desen  handel 
recommanderen ,  omme  China  met  alle  soorten  van  coopmanschappen 
te  dienen,   daer  't  tot  na  niet  aen  gemancqaeert  heeft,   ende  noch 
niet  aen  ontbreken  sal ,  alsoo  ons  gerieff  van  Macassar  becomen  ende 
hier  gebraght  wert.   't  Selve  continuerende,  ware  niet  vreemt,    [dat 
wy]   't  halen  des  houts  uyt  dat  ongesont  quartier  schorten.    Soo  is 
oock  Macassar  tot  dien  handel  beter  gelegen ,  ons  doorgaens  voordeel 
affsiende,  mits  mym  een  maend  vroeger  op  de  cast  connen  wesen 
ende   de  havens  occuperen.    Echter  sullen   op   dien  handel  letten, 
wanneer  daer  meer  voordeel  aen  bespeuren,  als  't  hout  in  Macassar 
ende  hier  te  coopen.   Met  dese  vlote  becomen  U£d.  5010  ^  schoon 
sandelhout. 

Per  't  schip  den  Snoeck,  29  November  alhier  gekeert 

wort  by  missive  van  den  Commissaris  van  Vlieth  ende  den  coopman 
Reynier  van  Tzum,  gedateert  24  October,  den  gewenschten  stand 
des  compioirs  Siam  '  geconfirmeert.  Syn  Hoogheyts  brieff  >  ende  den 
inhoude  van  dien  was  den  Coningh  in  den  hooghsten  graedt  aenge- 
naem  ende  met  meerder  eere  geaccepteert,  als  oyt  int  ontfangen  van 
andere  de  grootste  Coningen  brieven  gebruyckelyk  sy.  By  nieuwe 
traes  off  acte  heefft  onse  voorige  preëminentien  in  Ligoor,  Bordelen 
ende  de  bocht  van  Patany  g'approbeert  ende  den  Berckelangh  gelast, 


1  Men  zie  verder  over  Djanmbi  het  Da^register,  vooral  blde.  109 — 110, 
166—166,  178—179,  232,  891,  470—472. 

2  Zie  vroegere  adviesen  uit  Siam  in  het  Dagregister,  o.  a.  bldz.  72 — 86; 
282—286. 

8  NI.  yan  den  Prins  van  Oranje,  waarop  de  Siamsche  potentaat  had  aange- 
drongen. Gt.  G.  en  B.  hadden  dien  self  geschreven,  maar  hy  ging  voor  een  mis- 
siye  uit  Nederland  door. 


23 

den  Commissaris  met  brieven  van  voorschrijven  te  dienen.  Wijders 
voorschreven  van  Vlieth  doen  aencnndigen,  dat  sQn  Coninghlijcke 
gunste  ende  't  rijcke  van  Siam  voor  de  Nederlanders  open  staet  .  • 
Ondertnaschen  blyft  desen  Coningh  onveranderlijck  bij  sijnen  gierlgen 
aird,  snlx  de  geprojecteerde  vereeringh  •  •  .  .  betjde  voor  den 
Coningh  ende  Berckelangh  goet  gedacht  hebben  te  vergrooten.  .  •  •  . 

.  ...  't  Is  verre  van  ons,  ministers  van  deCompe.,  waervan 
wel  gedient  wort,  haer  advancement  souden  verachteren  ofte  terugge 
aenden  op  de  bedenckingh  van  andere  religie,  selffs  niet  papisten.  ' 

«...  't  Is  vreemd  ende  blijven  verwondert,  d'overcomende 
oppercoopluijden ,  selfis  op  d'Amsterdamse  schepen,  meest  vreemde- 
lingen syn.  't  Schijnt,  dat  luijden  van  fatsoen  aldaer  (in  Nederland) 
hare  kinderen  van  goet  leven  beter,  als  nae  India  te  sonden,  weten 
te  besteden.  Willen  U£d.  ondertusschen  gebeden  hebben  ,  tot  ge- 
mstigheiit  deser  regeeringh  int  aennemen  van  oppercooplaijden  ende 
andere  te  letten  op  ajQfable  hameuren  ende  de  vreempt  gevoelende, 
met  Godes  woort  strijdigh,  soo  veel  doenelijck  t'ezcuseren. 

.  •  •  •  Uijt  Molacco(daergeenpredicantnoodigh  wertg'oordeelt) 
comt  nae  Amboina  Jan  Claessen  Bacus,  omme  den  predicant  Daniel 
Sonnevelt  te  vervangen,  die  nae  Nederlandt  tendeert 

Meer  aengetogen  Portugesen  Fidalgo  Antonio  Fialho  Ferera  '  stelt 
bnijten  allen  twijffel,  off  sal  tusschen  Portugael  ende  Hare  Hoogh 
Hogende  niet  alleen  vrede  getroffen,  maer  alliantie  ende  verbondt 
van  oorlogh,  als  aengaende  de  commercie,  gemaeckt  ende  India 
daerinne  begrepen  worden ,  daervan  de  sekerheijt  met  UEd.  advQsen 

te  gemoet  sien Wat  ons  belanght,  wg  sijn  van  gevoelen 

(onder  correctie  van  UËd.  wijser  oordeel),  dat  soo  veel  den  staedt 
van  India  raeckt,  te  wenschen  ware  geweest,  den  Portugees  hem  nog t 
van  Spaengien  gesepareert  hadde,  ofte  wij  genoodsaeckt  wierden ,  d^n 
oork)gh ,  die  tot  noch  met  bijsonder  voordeel  Jegens  deselve  gevoert 
hebben ,  te  staecken.  Hij  is  met  de  huipe  Godes  sedert  eenige  jaren 
herwaerts  soodanigh  gematteert,  dat  in  corte  voorts  geheel  uiJt  India 
te  crijgen  soude  siJn,   hetwelck   inestimabel   veel   voor  de  Compe. 


1  Dit  hadden  de  xvii   bljjkens  hun  missiye  yan  18  Sept.  1640  uit  een  vroe' 
geren  brief  yan  G.  Gt,  en  R.  begrepen  en  in  hen  afgekeurd. 

2  Zie  oyer  hem  het  Dagregister,  vooral  bldz.  468—469. 


24 

waerdigh  ware;  wnni  off  wel  (vermitg  hem  allerwegen  op  de  hielen 
0^11  geweest)  seer  verarmt  ende,  ten  ware  dit  interval,  t'  eQnde 
g'raedts  gebraght  slj,  soo  mogen  echter  wel  staet  maecken,  dat  noch 
Deen,  noch  Engelsman  noch  eenigen  anderen  £aropasen  handela^ 
ons  soo  seer  in  den  wegh  sal  wesen  als  den  Portugees,  bgaldienmet 
hem  in  vrede  comen,  hetwelck,  UEd.  genoegh  bekent  zQndc,  on- 
noodigh  werd,  met  vele  woorden  te  demonstreren. 

Maer  off  UEd.  ongeraden  moghten  vinden ,  dien  strengh  te  trecken 
ofte  denselven  niet  conden  vast  honden ,  maer  tot  vrede  moeten  comen, 
soo   sijn   van   opinie    (insgelijz  onder  UEd.  verbeteringh) ,   best' sal 
wesen,   deselve  soo  simpel  sonder  veel  stipulatien,  capitnlatien  ofte 
bedingen,  anders   als  't  gemeene  volckerenrecht  mede  brenght,  veel 
min   eenige   alliancie  ofte   bontgenootschap   gemaeckt  werde.    Want 
connen  niet  bedencken,    daer  eenigh  proffijt  voor  de  €ompe.  mede 
te  behalen  slj,  gelljck  UEd.  bij  resumptie  van  voorschreven  voorstel- 
lingen snit  connen  affmeten.   Wij  sijn  door  Godes  zegen  verre  de 
machtigste  ende  connen   met   de  wapenen  altijt  soodanige  conditien 
maken ,  als  de  Comp«.  voordeel Qckst  wesen  ende  H  geroerde  volcke- 
renrecht  toelaeten  sal.   Soo  't  vrede  wort,   sullen  deselve  religieus 
onderhouden.   Maer  sijn  aen   den  Goningh   van  Geijlon  by  contract 
verbonden,  hem  t'adsisteren ,  den  Portugees  van  sijn  landt  te  drijven, 
dat  sullen   moeten  presteren ,  ofte  [hij]  blijft  onmachtigh ,  's  Comp». 
gedaene   gastos   in   sijnen   dienst   te   betaelen.   Insgelijckz    soo  den 
Visiapourder    recht    ende    kans    heeft,   sijnen  vijandt   uijt  Goa    te 
setten ,  wat  sal  ons  verbieden ,  tot  een  werck ,  soo  dienstigh  voor 
onsen  staet,   de  behulpsame  hand  te  bieden  ende  densclven  in  sQn 
goet  recht  met  Nederlantsche  soldaten  te  accommoderen ,  endesoovoorts 
in  andere  gelegentheden  meer ,  gelljck  UEd.  sulcx  bekent  is. 

Geschreven  in  UEd.  Gasteel  Batavia  desen  12eii  December  a^  1641. 

Antonio  vav  Dimmen. 
ConirxLis  vak  dxb  Luk. 

JOAK  MaETSUTCEBB. 
Fb.   ClROK. 

j.  scfoutbk. 
Salohok  Swbebs. 


25 

III.  Antonio  Caen,  gouverneur  der  Molukken , 
aan  den  Oouv.-6en.  Antonio  van  Diemen,  20 
April  1641. 

Onverwacht  wort  ons  .  •  .  .  geadvijseert ,  dat  den  Hamba 
Radja  Longe  ende  Iman  LissidiJ  met  een  Amboinaas  geselschap  op 
Baetsjan  met  het  jacht  Cleen  Nassauw  uijt  Amboina  stjn  aengeseth 
en  nu  al  met  een  prauw  op  Macquian  waeren  aengecomen ,  om  voorts 
alhier  te  verschijnen  en  als  gesanten  wegen  de  gehoorsaeme  negrijs 
bg  den  Coninck  assistentie  te  vercrijgen  tegens  de  Maccassarsche 
macht,  die  haer  gewisseiyck  't  aenstaende  monsson  met  Loehoestont 
op  den  bals  te  comen.  ^  En  alsoo  dese  legaetschap  den  Mohicxschen 
staet  grootelijcx  tot  naedeel  gestreckt  heeft ,  sullen  haer  yerrichtingh 
wat  breedt  deduceren.  Onder  correctie,  sulcke  legaeten  waeren  nutter 
opgehouden  geweest  als  gelicentieert  en  noch  met  een  jacht  over* 
gevoert,  om  onse  teedere  reformatie,  so<j moeijelijck  te  wege gebracht, 
alhier  wederom  t'imbroiljeercn ,  doch  stellen  de  judicatnre  aen  Uwen 
Edts  w^s  en  versienden  oordeel. 

Amboinaas  gemelte  gesanten ,  onlangs  daernaer  alhier  gearriveert 
wesende,  verschenen  terstont  by  ons,  onder  welcken  den  Iman  LissidiJ, 
van  een  snapachtigh  humeur,  ^  Amboinaas  aenstaende  noot  ter  saecke 
van  de  geduchte  Maccassarsche  macht  soo  hoogh  ende  breet  begon 
ngt  te  schreijen ,  alsoff  in  die  qnartieren  niet  soude  te  redden  sijn  ende 
't  gansche  lant  van  Amboina  met  Maccassarsche  joncken  weghgevoert 
werden.  Met  geene  redenen  was  desen  quidam  te  stutten,  maerriep 
ende  creet   al   even   luijt   sijn   voorgaende  propost ,   't   welck   ons 


1  Onxe  tegenstanders  op  Ambon  zochten  hulp  hJj  Makassar.  Zie  beneden. 

2  De  Gonvernear  van  Amhon»  Ottens,  schrijft  den  6  April  1641  aan  Caen 
OTer  hem ,  dat  deze  in  Amboina  „  Toor  een  onbeschaemt ,  stont  ende  on- 
mstich  persoon  bekent  [is] ,  die  wel  syn  g^etronwicheijt  ende  affectie  tot  de  Comp*. 
heeft  beweesen,  maer  oock  niet  minder  betoont,  dat  in  Hg^oede  noch  in  Hqnade 
sich  eenichsints  matigden  can."  En  de  tgdelyke  opvolger  van  Ottens,  Domekens, 
en  de  Baad  schrgven  den  16  Sept.  1641  aan  G.  G.  en  R.  over  hem,  die 
toea  nog  steeds  in  Ternate  yerbli}f  hield:  ,,De  Lissidieesen  verlangen  seer  naer 
hem  ende  sonde  bg  dese  tegenwoordige  toestant  ons  niet  ondienstich  wesen, 
alsoo  deselve  een  Qverich  man  ende  dootvijandt  van  den  Kimelaha  [Loehoe]  is. 
Dan  vertrouwen  vasteiyck,  het  achtei  blijven  door  *8  Con'ncx  bestellingh  geschiet 
ende  tegen  wil  en  danck  aldaer  biyven  moet." 


26 

moeijelijck  om  hooren  sijnde,  renvoijcerden  haer  tot  den  Tarnataen- 
schen  Goninck,  aen  denwelcken  gelastet  waeren. 

Onder  't  verhaelde  geselschap  qaam  oock  een  Tarnataen,  den- 
welcken de  Quimelaha  Loehoe  vóór  sijn  verlopen  naer  Maccaaear, 
sommige  brieven  soo  aen  den  Coninck  als  eenige  van  Molnecos 
overicht  gegeven  hadt,  om  bij  gelegentheijt  te  bestellen,  daeraff  hi) 
nu  selfOs  de  bode  was.  Dese  brieven  waeren  noch  niet  bestelt ,  als 
wij  de  wetenschap  ciijgende,  den  Coninck  deden  waerschouwen  en 
versoecken,  dat  deselve  achterhaelt  ende  tot  onderlinge  gernstbegtte 
voorschijn  mochten  gebracht  worden ,  't  welck  alsoo  geschiet  is.  .  .  . 
't  Selve  verstrecken  maer  chartabellen ,  ingestelt  om  twist  en  nae- 
dencken  tusschen  den  Coninck  en  siJn  overicht  te  veroorsaecken , 
opdat  hij,  Loehoe,  ondertnsschen  te  vrijer  sijn  personagie  sonde  mogen 
spelen 

Naerdat  sommige  dagen  gepasseert  waeren,  den  Coninck  sijn  ont- 
fangen  brieven  geresumeert  en  de  gecomen  gesanten  gehoort  hadt, 
trachteden  [wij]  te  weten,  hoedanigh  Amboinaas  saecken  bij  Sijne 
Hooght.  worden  geduijt  en  wat  resolutie  daerover  hadde  genomen. 

Ten  welcken  eijnde  door  ons  in  't  Casteel  genoodicht  en  gecom- 
pareert  weseude,  verhaelde  Sijne  Hooght.,  dat  het  gecomen  volck 
gehoort  en  d'ontfangen  missive  met  aendacht  geresumeert  hadt,  maer, 
soo  veel  met  gantscher  vernuft  c^nde  begrijpen,  oordeelde  de  ge- 
ëxalteerde Maccassarsche  hnlpe  (ten  versoecke  van  Loehoe)  bugten 
apparentie.  Was  oock  verwondert,  dat  den  heere  Gouverneur  Ottens 
en  d'overicht  aldaer  soo  schandelijcken  vreese  was  op  den  hals  ge- 
vallen, als  bij  haere  missiven  aencandighden ,  even  ter  selver  tijt  nu 
Amboinaas  saecken  noyt  in  soo  goede  termen  geweest  sijn. 

Aengaende  Loehoes  verloopen  naer  Maccassar,  acht  hy  voordeelgck 
en  sustineert,  dat  deselve  daer  ter  plaets  een  veracht  leven  leyden 
en  schandelijcke  doot  sterven  sal. 

Belangende  Loehoes  te  doen  versoeck  van  assistentie,  gefundeert 
op  voordeelijcke  conditien,  achte  Sijne  Hooght,  dat  den  Coninck  van 
Maccassar  beter  in  matterie  van  staet  geverseert  is,  dan  dat  op  de 
presentatie  van  overdracht  door  een  verloopen  slaeff  ofte  dienaer, 
gelijck  den  Quimelaha  Loehoe  is,  sijn  eijgen  rijck sonde periclitteeren 
tegens  den  Javaenschen  Mattaram,  van  welcken  langh  gedregcht  is, 
den  nieuw  geleijdep  QOQop  van  verbintenis  met  den  Nederlanders  soo 


27 

lichtvaerdelijck  ontloesen  en  met  gantsclier  macht  sonde  trachten ,  een 
yremt  lant  te  incorporeeren ,  daerop  gantsch  geen  pretentie  heeft, 
behalve  dat  oock  wel  weet,  de  Nederlanders  aldaer  soo  vast  geseten 
te  s^n,  dat  hem  lichteiyck  van  de  stranden  afwijsen  en  door  hun 
navale  macht  ruineeren  connen.  In  summa  sijn  opinie  was,  dat  den 
Maccasaaer  de  eijgen  geruste  behoudenis  stjnes  rijcx  ende  der  Ne- 
derlanders vrientschap  meerder  sal  estimeeren,  dan  met  duijsent 
vaertuijgen  (volgens  de  geruchten)  sonder  apparentie  van  goede  uijt- 
compst,  naer  Amboina  tendceren. 

Dese  reden  bij  ons  gehoort  sijnde,  remonstreerden  hem  (volgens 
bet  achriftelijck  versoeck  van  den  heer  Ottens),  dat  die  aldaer  seer 
verwondert  was,  Sijne  Hooght.  soo  weijnich  op  Amboinaas  onlusten 
dede  letten  en  voorgaende  beloften  niet  in  't  werck  stelde  van  raet 
ende  daedelgcke  assistentie.  Maer  aengaende  dit  poinct  bethoonde  sich 
den  Goninck  over  des  heeren  Ottens  onwetentheijt  noch  meer  verwondert, 
naedien  hem  sulcx  door  den  Edn.  Heere  Gouverneur  Oenerael  jonghst 
was  afigeschreven  en  Moluccos  reformatie  gerecommandeert,  hem 
daerom  nutter  en  voor  't  gemeen  proffitabiler  sijnde ,  des  Edn.  Heere 
Gouverneur  Generaels  meeuinge  te  volgen,  dan  de  geïmagineerde 
vreese  van  den  Gouverneur  Ottens  in  acht  te  nemen.  Den  Hoccum 
Limoeri)  was  hierop  gevanckelijck  versonden  en  den  Tidoreeschen 
oorlogh  hernomen,  daerin  oock  wilde  volherden  en  ondertusschen 
Uwer  Edt.  het  volcomen  redres  van  Amboinaas  saecken  bevolen 
laeten,  die  op  soo  goeden  voet  waeren  gebracht,  dat  sijn  tegen- 
woordige verschijningb  met  macht  aldaer  ten  rechten  een  onderciTLiJ- 
pingh  schandelijck  soude  genaemt  worden  van  de  eer  en  glorie,  door 
een  ander  bearbeijt  en  vercregen. 

Oock  was  noch  in  varscher  memorie ,  hoe  weinich  respect  (door  des 
volcx  verscheyden  gesindheijt)  syn  persooneele  compst  laetst  aldaer 
hadt  connen  bouwen  end'indien  by  verschyningh  wederom  eenigh 
obstaculum  voorviel,  geiyck  doenmaeis  met  Loehoe  geschiet  is,  soude 
lichteiyck  syn  goede  meeningh  ten  quaetsten  gcduydet  en  hem  d'oor- 
saeck  van  alles  geïmpu teert  werden. 

Longe,  Iman  Lissidy  ende  haer  geselschap,  dese  vergaderingh  by 
synde,  wilden  iets  hiertegens  bybrengen  en  seyden,  door  Amboinaas 
heere  Gouverneur  gelastet  te  wesen,  Syne  Hooght.  voor  te  houden, 
dat  (by   geiyckenis)  in  Amboinaas  quartieren  i^^er  in  overvloet  was, 


26 

maer  het  stael  moeste  vau  den  Coninck  uijt  Moluceo  comen ;  doch 
den  Coninck  stopte  dese  terstond  de  mont,  seggende,  des  heeren 
Ottens  wetenschap  aldaer  door  lange  ervarentheljt  en  veel  goede  gaven 
soodanigh  behoorde  verstaelt  te  wesen,  dat  hetgeen  nijt  Moluceo  can 
gesonden  worden  geensints  daerbij  in  comparatie  compt,  hoewel  80ne 
scherpsinnichheijt  in  't  licentieeren  van  hem,  Longe,  met  het  gecomen 
geselschap  niet  had  bethoont,  denwelcken  (volgen  Sijn  HooghtJ. 
sustenue)  veel  nntter  aldaer  sonde  gebruijct  hebben ,  dan  tot  besendingh 
herwaerts ,  om  ontijdige  hulpe  te  versoecken  j  de  Molnccos  met  soo 
frivolen  tijding  van  des  Maccassarsche  machts  toscompst  te  vervullen 
en  de  teedere  gemoederen  daerdoor  te  ontrusten.  Want,  als  boven 
geseijt,  hem  geensints  de  geduchte  hulpe  conde  inbeelden,  maer  wel 
geloofde,  bijaldien  als  voor  desen  de  Maccassaer  occasie  mocht  hebben, 
om  parthge  nagelen  te  crijgen,  dat  onder  de  hant  den  Quimelahaas- 
gesinden  met  eenich  geschut  en  amonitie  sonde  trachten  te  staven  ; 
doch  de  gelegentheijt  daertoe  verstout  den  Coninck,  dat  door  het 
fortificeeren  van  verscheyden  plaetsen  alreets  was  benomen. 

Oversnlcx,  siJn  resolutie  uijtspreeckende ,  verclaerde,  dat  onver- 
breeckelijcq  besloten  hadt,  alhier  in  Moluceo  te  blijven,  oock  geen 
van  de  Overichheijt  met  macht  naer  Amboina  te  senden,  alsoo  voor- 
gaende  exempelen  hem  geene  ten  goeden  gesuccedeerde  effecten 
daervan  afbeelden ,  met  welck  bescheljt  eerstdaeghs  Longe  weder 
costij  dacht  te  depescheeren. 

Dit  was  hetgeen  den  Coninck  in  publijcke  vergaderingh  over  Am- 
boinaas  saecken  verclaerde,  't  welck  ons  oock  niet  soo  qualfjck  geviel, 
off  moesten  in  veelen  Sijn  Hooghts  meening  toestemmen,  maer  twljf- 
felden  grootelijcx,  off  niet  het  eene  geseijt  en  't  contrarie  gemeent 
wort,  daeraff  ons  't  vervolgh  des  tijts  wat  naerder  openingh  gedaen 
heeft. 

Amboinaas  gesanten  thoonden  haer  gansch  verslagen  in  dese  des 
Conincz  uijtgesproocken  resolutie;  voornamentlijck  den  Iman  Lissidij 
liep  vast  over  en  weder,  wild'  ons  met  veel  frivole  redenen  tot  het 
contrarie  persuadeeren ,  deed'  voorslagh  van  tenminsten  den  Gappn. 
Laouct  CiboriJ  ende  Quitchil  Japon  ^  nae  Amboina  te  committeeren 
met  sommige  corcorren ,  daerover  [wij]  hem  t'elckens  aen  den  Coninck 


1    Een  der  Ternataansche  Grooten. 


29 

renvo^eerden.    Hetsy  nu  dat   Hamsia   off  door   desen   snapachtigen 
paep    wiert  omgeseth,  off  dat   volgens  onse  saspitie  de  saeck  wel 
anders  meende ,  dan  Toor  ons  hadt  uijtgesproocken  ^   onlangs  naer  't 
gepasseerde  wiert  ons  gecommnniceert  een  secrete  pitscharingh ,  die 
den    Coninek   met  sommige  sijner  vertronwste  overichheijt  over  Am- 
boinaas  saecken  hadt  gehouden,  en  haer  in  snbstancie  voorgedragen^ 
dat  hi)  over  Amboinaas  geanuncieerde  gelegenthetjt  seer  swaermoedigh 
was.    Hi)    overleyde   met   rijpe   deliberatie,   dat   sijn  Amboinaasche 
landen  door  der  Maccassaeren  te  eomen  assistentie  ten  versoecke  van 
Lfoehoe  na  al  van  de  Tamataensche  croone  waeren  gesepareert,  niet 
soa  seer  ten  aensien  der  Maccassaeren,  als   wel  dat  bedacht  was, 
derselver  atercke  overcompst  den  Hollanders  tot  eén  middel  sal  dienen, 
om  haer  't  geheele  lant  van  Amboina  volcomentlijck  eijgen  te  maecken, 
wanneer  bg  fbrme  van  conquest  't  selve  den  Maccassaer  wederom 
Ballen  ogt  handen  rocken  en  haer  selven  sonder  tegenseggen  de  soa- 
Tereiniteijt  approprieeren,  even  gelijck  voor  desen  een  groot  deel  van 
de  Portngiesen  verovert  hebben  en  alsnoch  in  dier  voegen  besitten. 
Yoomamentlijck  soud'  haer   dan  tot  justificatie  dienen,  dat  soowel 
Tematens  onderdanen  alsoock  den  Hollantsen  Gouverneur  tijdelijck 
alhier  aen  't  Hoff  om  hulpe  hadden  gesolicittecrt,  maer  ongehoort  den 
vganden  ter  proeije  waeren  gelaeten.    Om  welcke  pretentie  der  Hol- 
landers voor  te  comen,  gesinth  was,  corts  naerdePoassadenCappan 
Laonct,  wel  geinformeert,  met  sommige  corcorren  naer  Amboina  te 
depescheeren ,   om   door  die   middel  de  gedreijchde  scheuringe   van 
Tematens  rijck  aff  te  weeren ,  want  de  Hollanders  geen  gefundeerde 
pretentie  connen  maecken,  als  tot  het  affweeren  van  den  gemeenen 
vgant  onderlinge  assistentie  gebruljckt  wort. 

Dit  was  des  Conincz  voorstel,  ende  wiert  door  sijn  gekosen  raets- 
InQden  voorts  in  dit  humeur  gestijft,  dewelcke  seljden,  lange  be- 
merckt  te  hebben ,  dat  de  Hollanders  eenlijck  het  volcomon  besith  van 
geheel  Amboina  onder  een  eerlijcken  tijtel  betrachten,  daertoe  geen 
beter  als  de  tegenwoordige  can  wesen,  nu  Loehoe  selffs  om  hulpe 
naer  Maccassar  geloopen  is.  Den  Maccassaer  staet  in  vrede  met  den 
Hollanders  ende  door  onderlingh  besteck  sullen  beijde  naer  Amboina 
eomen,  d'een  qnansuijs  ten  versoecke  van  Loehoe  tot  bijstant  en 
d'ander  om  te  weeren ;  hiernae  sal  de  Maccassaer  den  Hollanders  een 
gefabriceerde  victorie  inruijmen,  dewelcke   dan  des  Conincx  landen 


30 

als  nienwe  conqnesten  van  den  vijant  snllen  blijven  besitten.  In  summa 
de  raetslnyden  seijden,  dat  de  Hollanders  Loehoes  versoeck  om  hulp 
op  Maccassar  haer  tot  voordeel  sullen  laeten  dienen,  oversnlcx  op 
Amboinaas  lantschap  geen  staet  meer  mach  gemaeckt  worden,  macr 
meer  dan  tijt  is,  alhier  in  Molucco  toe  te  sien ,  dat  in  gel ijcker  voegen 
door  den  Hollanders  niet  bedrogen  werden.   Dit  was  het  eerste. 

Naderhant  hadt  Hamsia  sigh  noch  al  naerder  bedacht,  sQn  ach- 
terraet  beroepen  ende  voorgedragen ,  dat  hij  over  d'annunciatie  van 
Amboinaas  gelegentheijt  in  verscheijden  bedenckingen  wiert  getrocken; 
der  Hollanders  doen,  soo  alhier  als  in  Amboina,  blecff  hem  t'eenemaei 
suspect,  sonder  een  goet  nijteljnde  te  connen  grondeeren;  alle  sQn 
actiën  wierden  bij  dit  volck  ten  qnaden  geduijdet,  waerbij  comende 
sijn  hoogen  ouderdom,  was  te  verdrietiger,  deed  hem  soo  tnrbulente 
regeringh  moede  sijn  en  op  middel  gedencken,  om  sigh  daeraff  te 
ontslaen,  ten  wclcken  eijnde  vast  geresolveert  hadt,  corts  naer  de 
Poassa  de  soonen  van  den  overleden  Coninck  Modiphar  te  doen 
besnijden;  d'overicht.  mochte  dan  den  bequaemsten  tot  haeren Coninck 
eligeeren,  hij  was  bereijt,  afstant  van  de  croone  te  doen,  en  soad' 
een  mstplaets  voor  sijn  persoon  verkiesen.  Oock  gemerckt,  hij  Ter- 
natens  constitutie  geheel  onseecker  bevont,  soo  conden  d'onde  en 
onweerbare  luijden  met  het  principael  ende  swaerste  goet  van 
hier  naer  Gilolo  ende  Dodingen  retireeren,  de  jonge,  weerbare, 
mannen  alhier  blijven  en  altijt,  ten  sprongh  vaerdich,  d'nijtcompst 
afwachten. 

Hierover  waeren  verscheijden  gesintheden  geresen,  sommige  meenden, 
den  Coninck  behoorde  van  den  Hollanders  niet  soo  quaden  opinie  te 
hebben,  door  wclcker  bescherming  [hij]  Ternatens  rijck  tot  noch  toe 
gerustelijck  beseten  hadt ;  maer  den  ouden  Sudaha  turbeerde  dees 
gemoederen,  seggende,  Bandaas  ruinen  connen  der  Hollanders  doen 
getuijgen,  tegenwoordigh  hebben  oock  in  Amboina  overal  op  des 
Conincx  plaetsen  forten  gemaeckt,  daermede  't  oppergesagh  tot  haer 
treek  en  en  't  volck  voor  slaven  achten,  verwacht  nu  (seQde  hij),  hoe 
't  alhier  in  Molucco  vergaen  sal ;  wy  weten ,  dat  waer  de  Hollanders 
maer  met  een  vinger  connen  inbooren,  sonder  rusten  het  ganteche 
lichaem  aldaer  plaets  maecken,  daerom  seer  wysselijck  gedaen 
was,  soo  den  Coninck  in  tyts  op  alles  voorsichteUjcq  cond'ordre 
stellen. 


81 

Dusdanige  piischaringen  deriveerden  van  dees  Amboinasche  legaet- 
schap y  jae  men  wild'  ons  doen  geloven,  dat  door  heijmelijcke  besen- 
dingen,  onder  pretext  van  overlopers,   tnsschen  Tidoor  en  Tomaten 
van  Treden  gehandelt  wiert ,  en  alhoewel  snlcx  niet  hebben  seeckerlijck 
▼ememen  connen,  oock  bij  scherp  ondersoeek  bevonden,  dat  de  ver- 
pitscharingen  ons  vrij  wat  met  additie  sijn  aengebracht,  gelijck  'tin 
Billeken    gelegentheijt   aen   oorblasers   nimmermeer   ontbreecqt,    soo 
hebben  ten  principaelen  t'sedert  der  Amboinaschen  gesanten  verschij- 
ningh  den  l'amataen  tot  geen  merckelijcke  feijtelijckht  tegens  Tidorees 
ofte  Spaengiaert  bewegen   connen,  maer  schijnt  speculatie  te  nemen 
ep  d'ngtcompst  van  Amboinaas  gelegentheijt,  dat  voorwaer 't  gemeen 
schadeiyek  en  ons  seer  verdrietich  is.  Wij  connen  ons  niet  bedencken, 
op  wat  goede  insichten  d'heer  Ottens  dese  bootschap  herwaerts  be- 
vordert beeft:  prompte   assistentie   wiste  wel,   dat  van  hier  niet  is 
te  verwachten,   schoon   al  nnt  en  noodigh  waer,    't  welck  eerst  be- 
disputeert  en  overleyt  moeste  werden.  Waertoe  dan  dusdanigen  bohay 
gemaeckt  en  door  gesanten  soo  schadelijcken  tydingh  alhier  verspreijt? 
Hadde  d'heer  Ottens  sijn  motiven  ons  wat  naerder  bij  missive  ge- 
openbaert  en  wij   deselve  ten  dienste  van  d'E.  Compe    bevonden  ^ 
baijten  twijfel  soaden  't  beste  bevordert  hebben,  daer  tegenwoordich 
geblinthockt  sitten  en    met  hertseer  den  verhoopten  voortganck  van 
des  Comps  goeden  stant  in  Molucco  door  dese  besendingh  verhindert 
sien.  Doch  dit  is  na  te  laet :  verstanden  van  de  grootste  imaginatien 
connen  dickmaels   de  fouten  minst  voorsien  off  worden  door  eijgen 
ainnelgckhegt  van  't  rechte  doelwit  affgeleijt.  ^  Ondertosschen  is  het 


1  Ottens  erkende  in  sijn  missive  aan  Caen  van  6  April  1641 ,  dat  de  „Moorse 
brieren,  Ironge,  Jman  Sanacky  ende  d*andere  Lissidieesen  beter  waéren  [in 
Amboina]  gebleven,  als  in  Tarnaten  dns  tronloose  ontroeringe  te  doen."  Maar 
^de  princi]^le  affsenders  der  gemelte  Moorse  brieven,  d'Orangqnags  Tannahit- 
toemessin,  eenige  van  Lonhoe,  Lissidi,  Bonoa  ende  Lissebatte  hebben  daerin 
ter  qnader  tronwen  gehandelt,  welcke,  in  plaetse  van  des  Kimelaha  Louhes 
Tertreck  naer  Maccassar  en  de  ydele  gemchten  van  Maccarsaerse  macht  simpelijck 
aen  ta  melden,  soo  exorbitant,  met  veel  onverstandige,  swaerhooffdige  ende 
leugenachtige  voorstellingen  bngten  onse  kennisse  hebben  vergroot.  Soo  hadden 
▼g  haer  versoeok  oock  al  gans  affgeslagen,  van  imant  persoonelijck  neffensdese 
haere  schriftelijcke  aenmeldingh  wegens  Kimelaha  Louhoes  vertreck  aen  den 
Coninck  van  Tamaten  te  lissentieeren ,  maer  hielden  dese  woelige  wintbreeckers 
b$  ons  so  sterck  aen  met  seggen,  dat  soo  haeren  brieff  sonder  imants  gelegde 
in  Tamaten   qnam,    den   selven    bij    haere   Coninck  onaengenaem  sonde  wesen, 


32 

de  Compe. ,  die  de  meeste  schaed'  en  intrest  daerbij  comt  te  IQden. 
Dit  considerabel  obstacniam  ons  overgccomen  sijnde ,  conden  evenwel 
niet  goet  vinden,  onse  wetenschap  van  Hamsias  pitscbaringen  voor 
den  dagh  te  brengen,  't  welck  niet  als  verwijderingh  conde  caneeeren, 
maer  achteden  raetsamer,  't  spoedich  vertreck  deser  schadelijcke  ge- 
santen  te  bevorderen,  daertoe  ons  den  Coninck  alle  hoope  gegeven 
en  haer  afscheyt  in  corten  gemaeckt  hadt ,  met  resolutie  ,  dat  Capp  aa 
Laouct  GiboriJ  met  een  corcor  volgen  sal,  omover  Amboinaassaecken 
informatie  te  nemen. 

Evenwel  hadden  noch  veel  moeijten ,  jae!  genoechsaem  protesteerende 
besendingen  met  Hamsia,  voor  en  aleer  Longe  met  den  sijnen  eijntlgck 
den  3ea  Janrlo  passato  naer  Macquian  heeft  doen  voeren,  om  met 
een  geordineerde  prauw  voorts  naer  Amboina  te  tendeeren,  vanwaer 
oock  noch  al  onwilligh  voort  geperst,  wederom  een  tijt  langh  op 
Baetsian  gebleven  is  en  vandaer  den  7en  Februari)  haer  reys  be- 
gonnen hebben    


dierbalven  wy  e\|ndelijck  den  Hamba  Radia  Longe  alleen  bij  dese  baere  brieven 
te  gaen  badden  gelissentieert ,  snlcz  wij  oock  onse  overbegt  op  Lissidi  scbri'te- 
l|jck  aencundicbden.  Maer  sijn  des  niet  jegenstaende  dese  onrustige  menschen  door 
Teel  wonderlijcke  concepten  te  rade  geworden,  den  Iman  Soaacky  ende  andere 
bijloopers  neifens  den  Hamba  Badia  Longe  secretelgck  aff  te  vaardigen  ehde  aen 
boort  te  scbicken,  dewelcke  alle  in  Tarnaten  comende,  soo  wij  in  vervolgh  be- 
speuren, baer  seer  vals  ende  ondiensticb  bebben  acngestelt,  invoegen  zy  door 
Bulck  een  verkeert  yertoogb  in  plaetse  van  de  waere  Amboijnsen  verbeeterden 
toestant  neffens  de  swaerboofTdicbeyt  der  meergemelte  Orangquays  wegens  dese 
ongefondeerde  ydele  gerucben,  te  melden,  sij  ons  sobryven  van  desselfs  gele- 
gentbeyt  gecontrarieert  eiide  baere  eijgen  besondere  maximen  on?er8tandeiyck 
ende  trouwelooselyck  gevordert  hebben. 

Soo  vercla'en  wij  UEd.,  dat  naer  veel  ondersoeck  ende  naervragen  jegenwoor- 
dicb  niet  anders  connen  uytvinden,  dan  dat  d'aengetoogen  overhooffden  baere 
Moorse  brieven  ende  gesanten  aen  Coninck  Hamsia  gesonden,  dus  slechtelyck 
met  perijckelen  ende  swaricheijdeu  van  een  onwederstandelycke  Maccassaerse 
macht  vergroot,  oock  tot  desselffs  conforroatie  secretelyck  geinstrueert  bebben, 
op  ooghmerck  omme  daer  door  eenige  Tarnataense  macht  onder  Capp".  Laont 
Quitchil  Cibory ,  Qnitcbil  Japon  ofte  andere  des  Kimelabas  affgunstige  die  van 
Cambello  ende  aenbancb  de  meeste  spyt  ende  affront  te  doen."  Genoemde  afge* 
vaardigden  hadden  gelogen,  voorsooverre  zy  Ottens  in  hunne  mondelinge  ver- 
toogen  aan  den  Sultan  en  aan  Caen  by  deze  zaak  te  pas  badden  gebracht.  Alleen 
Ottens*  brieven  gaven  zgn  gevoelen  te  kennen  en  daarin  had  hy  juist  den  goeden 
toestand  der  Amboinsche  aangelegenheden  bloot  gelegd  en ,  waar  hg  daarin  spreekt 
van  Ternataansche  assiateotie,  heeft  by  daarmee  niet  bedoeld  assistentie  tegen 
de  z.  g.  hulp  uit  Makassar ,  „  maer  om  Cambello  ende  haeren  aenbancb  tot  ge - 
hoorsaemheyt  te  brengen",  wat  de  Sultan  steeds  van  plan  heette  te  zyn. 


33 

Den  Iman  Lissidy,  die  sigh,  als  verhaelt,  seer  absnrdelijck  beeft 
g«qiieten,  conde  tot  geen  vertreck  nevens  Longe  bewillight  worden , 
oefende,  besehaemt  te  wesen,  sonder  wenschelfjck  sncces  bij  den 
sQnen  te  keeren;  ende  heeft  desen  priester  sijn  verbiyff  bi)  den 
Ck>ninck  geobtineert,  daeraen  wegnich  gelegen  is 

Om    .    .    den  nieu  geredresseerden  stant  alhier  vast   te  stellen 

en  te  verseeckeren  tegens  het  wispeltuerigh  en  qaaetaerdigh  humeur 

deser  natie ,  sonder  opmerck  van  incidenten,  mitsgaders  den  Spain- 

giaert  in  sQn  verwacht  Manilhas  secours  affbreuck  te  doen,   hadden 

wQ    aen   uwer  £dt    tQdigh   secours   versocht,   dat  oock   bij  Uwer 

£dt    nootsaeckelijck    wort    geoordeelt,    doch   pregnante   obstaculen 

(geiyck  bemercken)  hebben  hierin  Uwer  Edts  goede  meeningh  ge- 

resiateert.    Alhier  wenschten,  dat  die  den  Coninck  ende  overichheyt 

tot  haer  contentement  conden  inprenten ,  maer  het  spreeckwoort  heeft 

al  by  dit  volck  plaets  begrepen,  dat  se  geen  santen  meer  geloven, 

dan  die  miraeckel  doen.  Echter  sullen  niet  vertragen,  om  haer  door 

alle  mogeiycke  middelen  in  devotie  te  houden  en  tot  het  oorlogh 

t'animeeren ,  hoewel weynich  effecten  daeruyt  volgen. 

Godt  geve,  dat  Wtrecht  (volgens  Uwer  Edts  project)  met  een  goet 
aental  soldaten  tydeUjck  alhier  mach  arriveeren,  opdat  onsinderdaet 
wat  mogen  voordoen,  daeraff  nu  met  bloote  woorden  roemen  encleen 
gelooff  hebben.  Wel  is  waer,  dat  Limoerys  versendingh  int  eerst 
groot  ontsach  heeft  gebaert :  soud'  oock  een  boos  instrument  wesen , 
800  gelargeert  wiert  ende  wederom  tot  staet  qnam.  't  Is  met  de 
Mooren,  nytter  oogen  uytter  herten:  egeene  molestie  comt  ons  om 
syn  off  Leliattes  relaxatie  te  vooren,  maer  daer  en  tegens,  haer 
lamentabile  brieven  hebbende  doen  bestellen,  worden  [zy]  van  ider 
bespot  en  veracht,  oversnlcx  [wy]  voor  beter  oordeelen,  dat  aldaer 
doot  eten,  dan  t'eeniger  tyt  gerelaxceert  worden;  wenschten  met 
Uwer  Edty  Loehoe  ende  Cackaiy  in  gcHjcken  graet  waeren ,  diebeyde 
tot  exempel  dienen,  boedanigh  Mooren,  over  schelmstucken  gepar- 
donneerty  haer  groote  beloften  effectneeren. 

Nopende  Baetsians  gelegentheyt  is  tsedert  onsen  jonghsten  noch  al 

in  beter  poatuer  verandert,   't  Is  seecker,  dat  desen  wrevelmoedigen 

doch  onmacbtigen  Coninck  syn  ooghmerck  op  d*wtcompst  van  Ter- 

natou  saecken  heeft  genomen.  Het  was  al  soo  verre ,  dat  den  Tido- 

leesen  Capp&°  Laouct  met  7  li  8  stucx  corcorren  door  hem  beroepen 

8 


en  achter  't  lant  van  Baetsian  op  een  geaseingneerde  plaeta  geeomen 
was,  ten  eijnde  den  Baetsiander  volgens  gedaen  presentacie  sigh  aen 
de  Tidoreese  croone  soude  verbinden  en  onder  derselver  beschermingli 
een  aen  te  wijsen  residentplaets  aennemen.  Maer  ondertasschen  was 
alhier  de  Tidoreesche  vrede  verbroocken,  daerdoor  den  Baetsiander 
omsichligh  wiert  en  sigh  wederom  onder  onse  protexie  retireerde. 
De  TidoreeseO;  alreets  op  't  lant  gecomen,  haer  bedrogen  vindende  , 
deden  een  lanttocht,  achterhaelden  wel  sesthien  Baetsiansche  onder- 
daenen,  die  gevanckelijck  wegh  voerden,  behalven  noch  sommige, 
die  doot  sloegen  en  vertrocken  soo  voorts  wederom  naer  huijs.  In 
dier  voegen  heeft  des  Baetsianders  variabel  natareel  ons  tot  onge- 
rustheijt  en  sigh  selven  tot  schade  gedient ,  voor  en  aleer  sQn  plicht 
terecht  cond'  overwegen  en  betrachten.  Hij  heeft  tsedert  al  ettel^cke 
Tidoreesen  in  garonw  achterhaelt,  oock  per  missive  sfjn  ftnte  voor 
ons  ten  deele  bekent,  ten  deele  geexcuseert  Volgens  d'advgsen  van 
den  coopman  Walravens  comporteert  sigh  in  alles  wel,  'twelck  hem 
naer  Uwer  Edts  meeningh  in  staet  sal  doen  conserveeren  •  •  •  • 
Hebben  syn  missive  int  vriendelijck  beantwoort,  tot  wei-doen  hem 
geanimeert,  daerneffens  belooft,  ter  eerster  occasie  hem  te  oomen 
besoecken  en  de  nagelen  met  aengename  sorteringe  van  cleeden  te 
voldoen,   doch,   sooveel   bemercken,   sal   ons   cargasoen  schroei  om 

commen ;  meerder  ontseth  hadden  [wij  nit  Batavia] 

verwacht,  als  wel  becomen  hebben. 

D'estime  deser  victorie  (de  verovering  van  Malaka)  begrepen  niet 
alleen  voor  ons  selven,  maer  doen  dageiycx  debvoir,  die  den  inha- 
bitanten  in  te  prenten.  Wort  oock  by  haer  wel  verstaen,  maerhaest 
vergeten.  Niettegenstaende  de  cleyne  hoope  van  recrae,  die  uwer 
Edn  voor  't  presente  jaer  gevet,  salt  niet  swaer  vallen,  tegens  den 
swacken  vyant  Molnccos  staet  te  mainteneeren ,  maer  om  te  gelQck 
onse  fantastycke  bontgenoten  in  devotie  en  tot  schnldigen  plicht  te 
honden,  waere  te  wenschen  geweest,  dat  neffens  de  tydingh  van 
Hallaccas  veroveringh  een  seconrs  van  200  cloecke  soldaten  hadt 
connen  medecomen,  want  dit  volck  niet  alleen  aengemaent,  maer 
voorgegaen  wil  syn ,  off  anders  nemen  haer  excase  op  onse  onmacht, 
vertragen  int  goede ,  jae  I  nemen  vreemde  raetslagen  en  bedenckingen 
ter  contrarie  by  der  hant ;  geHJck  d'ervarenthey  t  overvloedigh  genoech 


35 

heeft  geleert,  dat  Hamsia  met  den  Bijnen  de  verbonden  ende  con- 
tracten niet  ngt  affectie  en  genegentbefjt  onderhout,  maer  nijt  louter 
ontsagh  onser  macht  tot  d'observantie  derselver  genoechsaem  als 
gedrongen  wert,  daertoe  dan  niet  alleen  geruchten  van  victorlen, 
maer  oock  presente  aensieneiyckheden  worden  vereljscht. 

.  .  •  .  Dees  wingierige  natie  [de  Chineezen]  doet  onsen  staet 
alhier  geen  genut;  schacheren  maer  onder  d'arme  soldaten  en  voor- 
namentlljck  den  Mardyckers  occasie  gevende  tot  speelen  als  andersints, 
maecken  dickmaels  tot  overlopers,  die  snlcx  te  vooren  niet  eens  ge- 
dacht hebben  •  •  .  .  Ende  mijns  oordeels  behooren ,  om  redenen 
voorschreven,  van  Battavia  geen  herwaerts  beoorlooft  te  werden. 

Int  Casteel  Malegen  op  't eijlant Thematen,  desen  20en April  1641. 

Was  onderteeckent 

Aktoitio  Caek. 


IV.  Johan  Van  Twist,  gouverneur  ^  van  Ma- 
laka,  aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Compagnie, 
25  November  1641. 


[Ik]  coneludeere,  dat  men  niet  alleen  voorschreven  ingeboome 
Malackeeeen,  ^  die  herwaerts  ende  derwaerts  sgn  verspreijt,  door 
vriendtlijeke  aenbiedinghen  ende  toestaen  van  hunnen  Oodtsdienst, 
waerinne  van  jonghs  sijn  obgebracht  ende  soo  vast  op  staen,  dat 
veele  van  d'  onse  beschaamen,  behoorden  herwaerts  te  noodigen, 
maer  oock  alle  andere  Portugeesen  ende  voickeren ,  sonder  onderschey t 
van  persoonen,  plaetsen  ofte  religie,  den  vrijen  handel  (mits  betae- 
lende  thollen  ende  andere  gerechtigheeden  als  ten  tijde  der  Portu- 
giesen)  ter  deser  plaetsen  toe  te  staen.  Om  alsoo  door  voorschreven 
libre  trafficque  ende  d'incomsten  der  aen  te  brengen  als  versenden 
catgasoenen  de  swaere  ongelden  van  Malaccas  conquest  ende  beset- 


1  De  of&ciêele  titels  Tan  de  meeste  Nederlandsche  hoofden  Tan  bestanrinde 
TerscliiUende  kwartieren  is  Tice-gonyerneur.  Ik  heb  echter  den  titel  gonyernear 
behouden,  die  gewooniyk  werd  gebruikt. 

%    Ygl.  Dagregister,  bldz.  863. 


36 

tinghe  te  supporteeren  ende  dese  gerenommeerde  stadt  als  voor  desen 
in  neeringh  ende  welvaert  te  doen  bloeden.  Sonder  dat  (ons  oordeels) 
in  consideratie  compt,   't  geene  eenige  snstineeren,  namentlgck  dat 
door  de  vrije  vaert  der  geseijde  Portngesen  van  Negepatam ,  St.  Thomé 
ende  andere  gewesten  de  cleedenhandel  bedorven ,  de  Samatrase  casten 
met  alderhande  sorteeringhen  vervult,  de   Gompie  den  peper  ende 
't  goudt  ontrocken ,  ende  alsoo  nootsaecklijcken  niet  alleen  dierte  ende 
dadderye  in  de  doncken,  maer  oock  steljgeringli  in  de  prQsen  van 
den   peeper   ende  ditto   goudt   veroorsaecken   sonde*  Wanneer  soo- 
danige  handelaers  bepaelt  wierden ,  eenlijck  op  Malacca  te  navigeeren 
ende  wederom  van  daer  met  de  bekomen  retouren  naer  hunne  respective 
.  mael-st^en  te  keeren ,  sonder  eenige  andere  plaetsen  (op  groote  poe- 
naliteyten)  aen  te  doen,  gelijck  de  Portngeesen  voor  desen  seer  wel 
hebben  weten  te  practiseeren  ende  daermede  groote  voordeelen  gedaen , 
midts  dit  comptoir  van  contanten  ende  allerleij  manufacturen  in  vorraet 
te  versorghen,   om   meergemelte   cleeden  ofte  andere  winstgevende 
coopmanschappen  aen  de  Malegers  ende  inwoonderen  van  de  omleg- 
gende contraijen  met  gemack  uijt  te  venten ,  wanneer  men  oock  met 
meerder  recht  de  Mooren  ende  s'jentiven  van  voorhaelde  Choroman- 
delse  ofte  Bengaelse  cnsten  den  handel  op  Peragh,  Queda,  BangerQ 
ende  Jangh  Salangh  (daer  den  thin  valt)  soad'  koqnen  ontseggen  ende 
herwaerts  w^sen,  mits  Yerseeckerheeden,.dat  baece  aen  .te  .brengen 
cargasoenen   prijs   courant  aengenomen  ende  in   contanten   ofte  de 
begeerde  coopmanschappen  omgeseth  souden  werden.   Laatende  den 
handel  van  eliphanten  ter  gecitteerde  plaetsen  soolangh  open ,  totdat 
[wij]  middelen  becomen,  dese  animalen,  welcker  bij  meenichte  in  de 
bosschagie  hierontrent  onthouden,  te  vangen  ende  ditto  n^otianten 
'  (welcke  ugt  consideratien  der  groote  winsten,  die  voorschreven  dieren 
alsmede  den  thin  op  Choromandel  ofte  Bengalen  geven,   dickmaels 
de  cleeden  met  verlies  debiteeren  ende  onse  cooplnijden  in  't  venten 
derselver,  als  procure  van  thin,  dapper  in  de  we^h  zyn)  selven  te 
leveren.   In  welcken  gevalle  aen  d'ander  zijde  dient  bevordert,   een 
-vast  contract  met  de  bovengemelte  coningen,   om  alle  den  thin  in 
derselver   landen   vallende   met  exclusie   van  voorschreven  Moorse 
handelaers  ten  gesetten  pryse  tegen  contanten  ende  cleeden  aen  de 
Gompie  te  leveren ,  laetende  van  geiycken  t'haerder  dispositie  de  vaert 
van  de  Atchijnders  (welckers  trafficque  met  redenen  niet  can  worden 


37 

beleth)  ende  Javftenen  met  haere  mantimentos  ende  goederen  van 
wegnigen  emporto  (onder  behooriycke  pascedels  en  recognitie  van 
thollen  als  bg  tgden  der  Portngiesen  gebraijckelijck),  om  alsoo  de 
Yooracbreven  princen  van  alle  vaert  ende  negotie  der  vreemdelingen 
niet  t'ontsetten,  ende  van  ons  te  grooten  afkeer  te  doen  krygen, 
hetwelckcy  indien  't  bagten  irritatie  met  voorgementionneerde  coningen 
can  betracht  ende  g'effectueert  werden,  een  voortreflfelijcke  zaecke 
wesen  sonde,  daertoe  wy  oock  alle  onse  krachten  snllen  inspannen, 
sonderdat  (myns  oordeels)  de  voorhaelde  bevolckingh  ende  accres  van 
Malaccas  negotie ,  Batavias  neehringh  weynich  schaeden  can ,  ende 
dat  ter  consideratien ,  alle  tnsschen  gelegen  plaetsen  op  Snmatra  en 
Bomeo  nae  gelegentheeden  des  monssons  dobbele  reysen  connen  doen, 
met  groote  apparentien,  dat  die  van  Maccassaer  Batavia  nu  meer 
besoQcken'  ende  den  Mataram  met  onsen  staedt  bevredigen  sal  ,•  wanneer  < 
de  Javaense  freqnentatie  Batavias  neeringh  soo  sal  doen  wackeren, 
dat  den  aftreck  van  Malacca  niet  gevolcht  sond  werden.  Behalven 
dat  gemelte  Maccassaren  door  't  bemachtigen  -  van  dese  stadt*  ende  • 
ablnttingh  der  handel  met  de  Portngiesen,  om  die  nagelen  als  voor 
deaen  ngt  d'Amboynse  qnartieren  te  haelen  niet  seer  sullen  trachten , 
dat  voor  onsen  staedt  groote  ende  proffijteUJcke  gemsticheeden  baaren 
wilt*  Derhalven,  om  dese  materie  te  eyndigen ,  ick  als  vooren  beslnyte, 
de  libre  trafficque  ende  vaert  voor  alle  volckeren  ende  natiën ,  daer- 
mede  in  vrede  ende  gemeensaem  handel  leven,  ter  deser  plaetsen  be- 
hoorden toegestaen  te  werden,  daerdoor  nae  alle  apparentien jaerUJcx 
wel  daysent  packen  cleeden  ende  andere  coopmanschappen  naer 
advenant  vertiert  ende  de  lasten  vant  guarnisoen  als  andere  ongelden 

te  boven  moeten  gewonnen  werden 

Om  volgens  Uwer  Edelheeden  loffeUJcke  meeninge  met  de  Indische 
prinoen  in  vreede  te  leeven,  midtgaders  de  commoditeyten  derselver 
landen  ter  naestgelegen  plaetsen  te  trecken,  hebben  in  Marty  voor- 
leden een  expres  vaertuygh  met  brieven  aen  de  respective  Coningen 
van  Peragh ,  Qneda ,  Jangh  Salangh  ende  BangariJ  afgevaerdicht.    • 

Hierop  is  gevolcht,  dat  welgemelte  Coningen  niet  alleen  hunne 
gesanten  met  brieven  vol  complimentos  ende  gelackwenschingh  her- 
rewaertB  gesonden,  maer  onse  residenten  alle  behulp  ende  faveur  in 
den  handel  toegeseyt  hebben,  haer  niet  te  min  excuseerende  over  't 


38 

▼ersoeck  van  alle  den  thin,  in  denelver  landen  vallende  ^  aen  de 
GompA  met  weeringhe  van  andere  handelaers  te  leveren ,  vermidta 
die  van  Peragh  aen  't  Atchgnse  ende  Qneda  aen  't  Johoorse  rQck 
vermaeghtflchap,  mitsgaders  Bangarg  ende  Jangh  Salangh  de  Coningen 
van  Ligoor  ende  Siam  homagie  schnldich  sijn  y  snlcx  om  irritatie  met 
voorschreven  princen  ende  onlusten  op  de  oosten  van  Choromandel, 
Bengalen  ende  andere  plaetsen,  alwaer  de  Compa  comptoiren  houden 
ofte  handel  genieten,  voor  te  comen,  (mijn  bednnekens)  vooreerst 
geen  nader  experiment  can  nfjtgevonden  werden,  dan  voorhaelde 
vremde  negotianten  sonder  onderscheyt  te  constringeeren ,  passen  op 
Halacea  te  haelen  ende  gerechticheeden  hnnder  goederen  aldaer  te 
betaelen,  gelijek  ten  tgde  van  de  Portngeesen  costnijmeiyck  is  ge- 
weest 

Geschreven  in  de  stadt  ende  fortresse  van  Halacea  den  25  No- 
vember 1641. 

JoHAV  VAK  Twist. 


y.  Contract  met  den  Pangerang  van  Palembang,  te 
Batavia,  den  21  Juni  1641,  tijdens  het  verblijf 
van  diens  gezant  aldaar,  ^  bevestigd.  (Kopie.) 

Ten  tijde  als  wanneer  den  capein  SoeriJ  was  gesonden  van  wegens 
den  Capein  Moor  Anthonio  van  Diemen,  omme  te  overhandigen  twee 
stucken  geschut,  neffens  20  stucz  mussquets,  heeffc  den  pangeran 
van  Palimbangh  geaccordeert ,  omme  een  piaets  in  Palembangh  te 
kiesen ,  omme  een  goedongh  daer  op  te  maeken  op  all  sulcke  piaets 
als  zall  begeeren.  Dit  is  't  ackoordt  ^  dat  den  Pangerangh  van  Pa- 
lembangh heefft  gemaeckt  met  den  capein  Sourij  int  jaer  Gingh  inde 
maendt  Radeap,  den  dagh  van  Issemey.  ' 


1    Ygl.  Dagregister,  bldz.  273,  348. 
'2    Yali  öea  schriftelijk  contract  zal  hier  geen  sprake  zijn.   'tis  my  althans* 
niet  in  handen  gekomen. 

3  Biykens  het  „Register"  op  de  officiëele  contractboeken  der  O.  I.  C.  is  dit 
contract  gesloten  in  Koyember  1640.  In  Juni  1640  was  P.Soarij  met  een  zending 
Tan  Batavia  naar  Palembang  yertrokken  en  gednrende  zQn  verbluf  aldaar  werden 
deze  bepalingen  gemaakt. 


39 

Wgders  heefft  capein  Soer^  veraccordeert^  dat  [hg]  inde  gedongh 
sall  BteUen  aght  ^oote  stncx  geschat.  Dooraaek  dat  [hij]  het  geschut 
daer  will  stellen  is,  offer  eenige  Portugesen  qnamen  om  de  gedongh 
te  willen  affloopen  offte  ook  die  vande  Mattaram  offte  eenige  dieff- 
aghtige  menschen  off  ijmandt  anders  die  haerlieden  eenigh  leedt 
willde  aendoen,  want  alle  de  roevers  van  die  van  Paiembangh  mede 
roevers  van  de  Hollanders  zQn.  Te  deser  tljt  is  geweest  sabandhaer 
Yalerias  Gentill.  Daerom  heefft  te  deser  tijt  den  Pangeran  dit  schrifft 
verseegelt  verleendt. 

Batavia  desen  21e  Jonlj  a^  1641. 


y L  Gonvemenr-Generaal  (Antonio  VanDiemen) 
en  Raden  aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Compagnie, 
12  December  1642. 

Per  [het]  flnytschip  den  Dolphin  heeft  den  Commandeur  van  de 
deffentievloote  voor  6oa  opt  versoeck  van  den  Vice  ReQ  Conde  d'AveiJres 
g'aeeordeert ,  desselflb  gesanten  herwaerts  te  voeren.  Ingevolge  sijn 
daermede  tot  ons  gecomen  Diego  Mendes  de  Britto,  Edelman  van 
Conings  huijse  ende  Padre  Freij  Oonsalo  de  Velozo,  Religieus  van 
8t.  Franciscus  ordre,  nevens  haer  brengende  een  missive  van  aen- 
getogen  Vice  ReiJ ,  daerinne  versocht  wird ,  bij  provisie  ende  tot  nader 
ordre  van  onse  principale,  schortingh  van  wapenen;  ende  alsoo  ons 
tot  800  hooghwichtige  saecken  bugten  üEd.  kennisse  niet  g'anthori- 
seert,  oock  't  versoeck  selven  in  die  tiJt  voor  de  Compe  ondienstigh 
vonden,  is  't  selve,  tot  desen  aengaende  ordre  uyt  Nederlant  be- 
qnamen,  ontseyt  ende  sijn  gemelte  gesanten  onverrichter  saecke  uyt 
Batavia  vertrocken  .  •  •  .  Wy  vertrouwen,  soo  hadden  connen 
imagineren,  hun  versoeck  niet  souden  hebben  g'obtineert,  noyt  nae 
Batavia  getendeert  waren,  want  die  moedige  natie  wel aprehenderen, 
dese  nu  soo  uytgevallen  besendingh  een  groeten  crack  aen  hun  respect 
ende  reputatie  is  veroorsaeckende.  Integendeel  heeft  snlcx  aen  UEd. 
staet  hier  te  lande  een  groote  renomé  toegebraght,  alsoo  alle  vreem- 
delingen ,  welcke  dese  gesanten  hier  beooght  hebben ,  voorgeven ,  de 
Portugesen  herwaerts  gecomen  waren,  omme  vreede  te  versoecken 


40 

ende  han  te  yerdemoedigeii}  off  soubatten^  gelijck  men  hier  te  lande 
seijt 

.  .  .  .  [Uit  AmboinaJ  becomen  niet  meer  als  73403  e  girof- 
felnagelen.  ,  .  .  ,  dat  Bober  retoaris,  eenelijck  veroorsaeckt  door 
't  sehrael  gewasch,  alsoo  wel  verseeckert  sgn,  desen  jare  ngtd'Ani- 
boinse  provintie  egeene  offte  emmers  wegnige,  namentigck  5  ofte  6 
bharen,  nagelen  vervoert  ende  in  Maccassar  aengebracht  sfjn.  D'advysen 
ende  't  mondelingh  rapport  van  d'heer  Antonie  Caen  eommnniceren 
ons  gewenschte  tijdinge  ende  geheel  andere  progressen,  als  uijt  de 
sobere  seconrssen,  derwaerts  geschickt,  te  gemoet  sagen.  Ende  sgn 
in  onse  opinie  niet  bedrogen,  namentlijck  't  ontsagh  ende  respect  des 
voorschreven  Gonvemears  omtrent  Goningh  Hamsia,  gednijrend'  sga 
gon?emo  becomen,  goede  effecten  in  d'Amboinse  quartieren  stonden 
nijt  te  wercken. 

Op  onse  ordre  is  meer  aengetogen  heer  Caen  met  de  schepen  Grol, 
Amboina  ende  Waterhont  den  11  FebraariJ  van  MaleQe  geschegden, 
den  20  ende  21e&  dito  voort' Gasteel  Victoria 'aengelandt,   stellende 
datelijck  op  alle  nootwendige  saeeken  soodanigen  regel,  als  den  dienst 
van  de  Compe  vereijschte  ende  d'aenwesende  middelen  gedooghden, 
doende  de  retraict  plaetsen  der  vreemdelingen  met  de  presente  navale 
macht  wel  besetten  ende  in  hun  vaerwater  craljssen ,  sommerende  des 
Casteels  onderdanen  ende  onse  bontgenoten  hunne  correcorren  vaerdigh 
te  houden,  omme  de  trouwloose  contractschenderen  ende  de  nagel- 
vervoerderen  alle  mogelijcken  afbreuck  te  doen.  ^  't  Welck  soodanigen 
effect  gesorteert  heeft,  dat  de  geheele  Maccassarse  uijtgesette  macht 
ot  protectie  van  de  rebellen,  bestaendein36joncken,gobars,  pelinghs 
ende  champans,  geladen  met  provisie,  ammunitie  van  oorloge  ende 


1  Yoor  bQsonderbeden  zie  men  Yalent^n:  Ambon,  II,  b,  blds.  180,  t.y.  £r 
kan  nog  bygeyoegd  worden,  dat  La&la  (bldz.  182,  kolom  1)  door  de  onsen  werd 
ontzet  en  dat  Kambelo  (bldz.  133,  kolom  1)  door  inslniting  tot  vrede  en  het 
maken  van  een  contract  werd  gedwongen.  In  dat  contract  leze  men  in  plaats  van 
„Manla"  bet  woord  „Nonla*\  terwyl  de  missiTe  van  G.  G.  en  Baden  beeft 
,,Latonbala— Eeke"  in  plaats  yan  „Latoeta  en  Hakeks",  sooals  Yalentijn.  — 
Over  den  Kimelaba  Loeboe  (Yalentgn,  t.  a.  p.,  bldz.  133)  scbrgven  Q.  G.  en 
E.  nog:  „Den  Qnimelaba  Lonboe  beeft  sicb  diverse  malen  seer  nedrigb  omtrent 
d'beer  Caen,  soo  aen  landt  als  't  scbeep,  laten  vinden.  Yoor  die  tyt  is  niet 
dienstigb  geoordeelt,  ons  van  denselven  te  versekeren.  HSal  met  beter  fatsoen 
ngt  Tarnate  op  den  naem  van  den  Ooningb  Hamsia  gescbieden". 


41 

met  1200  weerbare  mannen  g'armeert,  totalj}eken  sgn  gemïneert,  aen 

spaenderen  geschoten  ende  in  den  vlam  gestelt Onder 

andere  is  in  een  deser  joncken  bevonden  tachentich  vaten  boscruijt 
van  100  fe  yder^  alle  Engels  bant  Voor  dit,  ende  dat  meer  met  dese 
armade  op  credit  nijtgeseth  hebben ,  staet  ban  sober  retour  t'erlangen. 
Dese  onse  vronden  herwarts  over  spannen  hare  crachten  aen,  om 
ons  verdacht  bij  dlndise  princen  te  maecken,  stellen  alle  Christelijcke 
actiën  ter  zijden,  niet  anders  practiserende ,  dan  onse  progressen  te 
stntten  ^  Mooren  ende  Heijdenen  t'instigeren ,  Comps  stant  bij  openbaer 
gewelt  oflf  onder  sijn  van  vmntschap  bQ  loose  vonden  ende  verraderse 
practgcqnen  alle  mogelijcken  aflfbrenck  te  doen,  't  welck  reede  al 
eeoige  Uwer  £d.  dienaren  hebben  gevoelt  ende  andere,  nevens 
Comps  middelen,  peryckel  geloopen,  soo  daer niet tijdelijck in versien 
hadden*  Edoch  door  Godes  genade  becomenbeyde,  den  werckmeester 
ende  d'instrnmenten,  loon  nae  wercken,  vallende  in  den  put,  die  voor 
ons  bereQden. 

't  Is  seecker,  den  Maccassaer  desen  jare  de  protectie  van  Hittoe 
ende  Combello  ernst  geweest  ende  hem  de  landen  in  recompense 
reede  opgedragen  siJn,  hebbende  onder  de  boven  gespecificeerde 
armade  énde  crijghsmacht,  die  uyt  Maccassarcn  bestont,  tot  opper- 
hoofden derwaerts  gecommitteert  Demoliaen  ende  Tomannconw,  die 
titel  van  Crayn,  dat  is  Coningh,  voeren.  *  Een  derselver  wort  ge- 
racbt,  't  keeren  nae  Maccassar  vergeten  heeft,  met  omtrent  600  van 
de  zgne. 

In  lissidi,  Loahoe,  op  d'eyianden  Amblanw,  Manipes,  Kelangh 
ende  meer  andere  vlecken  op  Ceram  biyven  onse  garnisoenen  tot 
nader  ordre  continueren,  ende  dewyie  Locky,  van  welckers  strantde 
rebellen  haer  meeste  HJfftocht  plachten  te  halen ,  op  syn  verscheyden 
leQt,  soo  resteert  in  de  provintie  van  Amboina  niet  anders  als  den 
tronwloosen  Kacky  AUJ  ende  consorten  te  verdelgen  ende  ons  geheel 
Hittoe  subject  te  maecken,  '   daer  door  Godes  genade  niet  aen  te 


1  Yalentgn:  t  a.  p.,  blds.  130 — 131  geeft  andere  uamen  op. 

2  Gaens  oordeel  oyer  de  gevoelens  der  Amboneezen  yatte  hy  in  s^n  missiye 
aan  G.  G.  en  Baden  van  30  April  1642  aldoe  kort  samen:  „T'  schfjut  dit 
moorsche  gebroetael  eenichlgk  specnlaiie  nemen  wat  nijtcompste  Got  geven,  en 
wie  heere  vant  land  worden  sal," 


42 

dubiteren  is,  alsoo  alles  daernae  prepareren  ende  d*heere  Caen  op 
onse  aenmaeDingh  sich  heeft  laten  bewegen,  dese  wichtige  saecke 
ten  dienste  van  de  Compe  te  manieren  ende  door  Godes  gratie  ge- 
Inckigh  nijt  te  voeren.  '  't  Wachten  is  maer  nae  Frederick  Hendrick 
ende  verscheijde  andere  schepen,  die  ons  alle  ntjren  nijt  diverse 
plaetsen  staen  toe  te  comen.  Present  hebben  omtrent  600  soldaten  tot 
dese  expeditie  vaerdigh  •  .  •  .  Ten  ware  niet  vreemt,  soo  de 
g'efjschte  6000  coppen  haddet  gelieven  te  senden ,  aenstaende  jaer 
meester  van  Amboina  ende  geheel  Spaens  Tamate  waert  geworden , 
edoch  dat  nu  niet  doeneigck  zy.  Verhoopen,  cort  daeracn  wel  sal 
connen  geschieden.  D'heer  Caen  gaet  nae  verrichter  saecken,  met 
sooveel  macht  als  can  nijtmaecken,  nae  Tamate. 

Combello  sgn  voornemens  met  een  deffenctjff  hnijs  te  verstercken 
ende  daer  gamisoen  te  houden,  geiyck  voor  eerst  op  diverse  andere 
plaetsen  dienen  te  continueren.  .  •  •  ,  als  syn  die  van  Amblaaw, 
Kelangh,  Hanipes,  Bouro  ende  Assahoudi.  Wy  meenen,  op  gemelte 
qnartieren  residentie  te  nemen,  wel  voor  een  drie  ji  vier  jaren  dienstigh 
te  wesen ,  omme  den  toegangh  van  alle  vreemdelingen  te  beter  te 
weeren  ende  Amboina  te  doen  vergeten.  ^ 
•    •    «     .     •     •.•••••••••.••«•••« 

Des  Casteels  onderdanen  ende  onse  geallieerde,  soo  Christenen, 
Hooren  als  Heijdenen,  comporteren  hun  wel,  yverigh  ende  trouw  .  .  .  • 
De  verstreckte  lasten  [over  geheel  Amboina]  boven  de  proffijten 
comen  te  bedragen  guldens  100964,  —  6,  't  welck  nu  al  weder 
ruim  30000  guldens  met  de  voorjarige  boecken  differeert,  ontstaende 
iiyt*  dó  vërgrootingh  van  de  lasten    ..... 

Wt  Molucco.  .  .  .  becomen  niet  meer  als  8957  9  nagelen  •  .  •  • 
ter  oorsaecke  vaut  quaet  gewasch  ....  't  Jacht  Grol  is  ter  deffentie 
tegen  twee  gemeene  galeyen,  die  de  Spangiaerden  aldaer  hebben, 
overgebleven. 

't  Spaens  secours,  uyt  Hanilha  desen  jare  behouden  in  Tamate 


1  Caen,  die  den  29  Sept.  te  Batavia  was  teruggekomen ,  vertrok  met  dat  doel 
den  23/4  Dec.  1642  nit  Batavia  met  10  schepen  en  8  sloepen,  bemand  met  600 
soldaten  en  660  man  nseevarend*  volck".  Tot  hnn  spQt  konden  G.  O.  en  R.  niet 
meer  manschappen  missen.  (Missive  van  Qt,  O.  &  R.  aan  de  XYII ,  23  Dec  1642). 

2  Het  gamisoen  over  geheel  Amboina  bedroeg  op  dit  tgdstip  466  soldaten, 
terwQl  7  jachten  den  Gouverneur  ten  dienste  stonden. 


43 

gecomen,  heeft  bestaen  nijt  't  groot  galjoen  St.  Jan  Babtiste  ende 
een  patache.  Ons  Nederlants  Spaens  galjoen,  cruyssende  op  d'aen- 
compete  der  Spaengiaerden ,  bejegende  d^  St.  Jaan  Babtista  den  18 
Jannarg  passato  ende  sijn  twee  achtereenvolgende  dagen  heftigh  tegen 

den  ander  doende  geweest,  maer  eijntlijck  geschapeert 

[Wg  hebben]  niet  seecker  verstaen,  wat  ontseth  van  volck  dat  [de 
Spanjaarden]  becomen  hebben.  Nae  apparentie  ende  vermidts  dese 
moedige  natie  hnn  t'sedert  seer  stil  met  gesloten  forten  hebben  ge- 
honden,  is  te  presumeren,  't  secours  sober  zij  geweest,  't  Galjoen 
lagh  diep  geladen  ende  is  daermede  gecomen  Don  Pedro  del  Reyo 
tot  Goavemenr  ende  den  gewesen  Gonvr  Figerere  in  goede  verseke- 
ringh  naer  Manilha  gevoert 

.  •  .  •  Wt  gevangene .  •  .  •  verstaet  men,  desen  jare  twee 
schepen,  andere  seggen  maer  een  schip,  in  Manilha  uQt  Nova 
Spaengien  aengelandt  waeren.  Edoch  de  gevangenen  differeren  in 
hnn  verclaringh  ende  nljt  China  wird  desen  aengaende  in  Ta^oaan 
niet  vernomen.  * 

Keerende  weder  tot  de  Molncze  saecken,  snllen  daerinne  niet 
prolix  wesen ,  te  meer  het  daer  nae  wensch  gaet  ende  Coningh  Hamsia 
sich  geheel  na  onse  maniere  begint  te  voegen.  De  Tarnataensche 
hoolTden,  die  hnn  anno  passato  op  den  tocht  nae  Tocheo  nae  behoo ren 
niet  hadden  g'acqniteert  ^ .  .  •  .  heeft  [Hamsia]  met  deportementen 
van  offitien  ende  pecnniele  boete  gestraft.  Quimelaha  ArabiJ ,  principael 
belhamer,  is  in  de  gevangenisse  gestorven,  waerdoor  de  Compe  op 
Macjan  van  een  schadelljck  instrument  verlost  zij.  Soo  heeft  Hamsia  . . 
op  d'instantie  '  van  den  Gouverneur  Caen  eenen  Mardassa,  per  Qui- 
melaha Louhoe  ende  consorten  uyt  Amboina  in  Tarnate  gesonden , 


1  Biykens  misaiFQ  23  Dec/  1642  van  G.  G.  en  R.  aan  de  xvii  badden  zg  nit 
stellige  bron  yernomen ,  dat  tot  Ang.  1642  geen  enkel  scbip  in  Manila  nit  „  Nova 
Spaigne  "  was  yerscbenen. 

2  Caen  scbreef  30  April  1642  aan  den  Gl  G.:  ^Hebben  met  al  ons  vernuft 
niet  anders  connen  begrijpen ,  off  Hamsia  heeft  de  saecke  yan  Toucheo  recht  ge- 
raegnt,  maar  den  affgerechten  Arabg  (in  sijn  leyen  een  oprecht  yriendt  yan 
Limonri)  heeft  dit  werck  soodanich  weten  te  beleijden,  dat  yan  eersten  aff  niet 
als  een  vmchteloos  schegden  ons  daer  van  conden  beloven." 

3  Zeer  ernstige  instantie,  blykens  bovengenoemde  missive.  „Want  het  gaet 
hoet  wil,  ofT  hg  de  saecke  recht  meent  off  niet,  soo  sal  evenwel  dese  executie 
tie  rebellen  in  Amboijna  omsichtich  maecken. " 


44 

omme  van  haer  doen  reden  te  geven  •  •  •   .   ,  doen  dooden,  welcke 
executie  't  eztimeren  is  ende  de  rebellen  dapper  doet  omsien.   Den 

oorloge  tegen  Tidor  ende  den  Castiliaen  contineert 

Hamsias  soon,  geprocureert  bg  een  van  sijn  principale  by  wQven , .  • . 
18  overleden.  Desselffs  vrouwe  Pontrij ,  suster  des  Conings  van  Tidor, 
heeft  Syn  Hooght  een  dochter  gebaert  ^  ende  is  dito  Pontry  mede 
comen  t'  overleven.  ^  't  Een  en  't  ander  is  beyde  voor  ons  ende  den 
Tamataensen  staet  zeer  dienstigh ,  daermede  de  correspondentie  met 
Tidor  geheel  affgesneden  ende  een  van  Coningh  Modifars  sonen  int 
ryck  te  snccederen  staet. 

Opt  vertreck  van  den  Gonvernenr  Caen  bleeff  den  Tamataensen 
Coningh  debil  ende  sieckeiyk,  maer  naderhant  gereconvaliseerti  djit 
in  dese  occnrentie  seer  dienstigh  oofdeelen.  Geliet  sich  onder  ^1 
vertreck  van  den  Qonverneur  Caen  bedroeft  •  .  .  •  ,  gelQck  nn 
met  de  comste  van  den  E.  Woater  Seroyen  '  seer  wel  schynt  ge* 
contenteert  te  wesen,  volgens  syn  schrijven,  in  copie  hier  nevens- 
gaende.  * 

Cort  nae  d'heer  Caens  vertreck  syn  ter  wederzyde ,  soo  van  d'onse^ 
de  Tamatanen  y  Tidoresen  ende  Spaengiaerden  met  voordeel  ende 
bate  soo  nu  ende  dan  eenige  attentaten  ende  exploicten  op  den  anderen 

onderleyt 

Tot  beslayt  van  de  Molucxse  handelingh  sullen  noch  int  corte 
aenroeren ,  den  Coniogh  Hamsia  persoonUjck  in  Juiy  passato  den  (bg 
haer)  verwaerloosden  tocht  van  anno  passato  op  Tockeo  met  grooten 
yver  hernomen  ende  het  Tidorees  fort  Piacho ,  van  ons  met  de  schepen 
't  Spaens  Galjoen  ende  Grol  nevens  40  musquettiers  g'assisteert,  na 
daer  voor  schut  geplant  is  geweest ,  verovert  heeft,  't  welck  een  groote 
victorie  voor  den  Tamataensen  staet  ende  den  Tidorees  (als  synde 
desselffiB  spyscamer)  merckeiyck  affbreeck  zy.    •    •    .    . 

De  Nederlantsche  macht ,  daermede  UEd.  forten  in  Molucco  werden 
bewaert,  bestont  .....    den  18en  Augti  deses  jaers  uyt  513 


1  „  Dat  Hamsia  s^n  droef heyt  (over  den  dood  van  sfln  aoon)  yergeten  ende 
weder  oplujjcken  deed"  (Verbael  getrocken  nflt  de  incceasive  adviaen  Tan  Ter* 
nate  van  1642  door  Johan  Maatsniker.) 

2  I, Overlijden*'  wordt  bedoeld  biykens  H  Verbaal. 

d    „  Van  kints  been  in  d'Amboinee  quartieren  opgeqneeckt  ende  met  den  Ooningh 
Hamsia  wel  bekent",  8chri)ven  (J.  ö.  en  R.  op  een  andere  plaat*  in  desen brief. 
4    Van  6—15  Ang.,  sonder  belang. 


4S 

eoppen  te  water  en  te   lande,    sijnde  66   man   minder  als  anno 

Iiassato 

Den  Vice  Goavernenr  Seroije  >  schrijft  opt  eijnde 

agns  briefis,  gedateert  18Aagti  passato,.  #  •  «  •  den  staat  der 
Oastilianen  slecht  te  wesen;  haer  gaieijen,  van  oaderdom  bynae  on- 
bragekelQcki  connen  nanwelijcx  't  schiete  verdragen;  hare  forten 
schaers  beseth;  snlcx  hun  met  partyen  int  velt  niet  derven  ver- 
thoonen  .  •  •  .  .  Soo  hont  sich  den  Tidorees  mede  geheel  stil; 
't  sehQnt,  door  't  verlies  van  Piacho  hem  de  conragie  ontvalt,  gebreck 
▼an  monteosten  heeft  ende  d'een  ende  d'ander  wellicht  door  man- 
qnement  vant  Manilhas  secours  tot  extremiteyten  sullen  comen  te 
vervallen,  weshalven  [wy]  oock  te  meer  hebben  gevigileert,  omme 
*t  selve  te  bemachtigen  ofte  mineren.  Ingevolge  .  .  •  den  9en  No- 
vember  van  hier  recht  door  nae  Tamate  nytgeseth  d'oorlogsschepen 
Egmont  ende  Arnemnyden,  wel  g'armeert  ende  gemant  .    •    •    • 

D'advysen  ende  mondelinge  rapporten  [uit  Hakassar]  van  •  •  . 
SnytwQck  ^  syn  van  geen  sonderlinge  consideratie.  Uyt  onsen  name 
hadde  den  Goningh  ende  de  Groote  •  .  •  .  diverse  maelen  aen- 
gesprooeken  ende  versocht,  dat  jaer  soo  weynigh  vaertuygh  ende  volck 
nae  Amboina  wilde  Uirgeren  als  doeneiyck  ende  t'excnseren  ware, 
opdat  't  ongeval  over  syne  subjecten,  'twelck  hun  door  onse  aldaer 
te  versehynen  crygsmacht  stont  te  genaken,  te  snportabler  vallen 
ende  te  minder  verwyderingh  mochte  canseren ,  daer  op  geen  andere 
antwoorde  beqnam,  dan  dat  niemandt  daerin  wilde  wetten  stellen 
ende  de  onlusten,  tusschen  syne  ende  d'onse  in  Amboina  ontstaende, 
geen  verhinderingh  noch  differentie  in  den  vreede  ende  goede  eenigheyt 
tnsschen  hem  ende  den  Gouvemeur-Generael  veroorsaecken  sonde, 
geiyck  dan  nytterUjck  't  minste  misnoegen  niet  dede  bUjcken,  als 
door  ons  ende  de  syne  't  disaister  van  syn  armade  wirt  verwittight. 
Ende  dewyie  nn  desselflfd  maxime  ende  qoade  conrssen  soo  evident 
biycken  ende  onder  schyn  van  met  de  vreemdelingen  ende  nagelcoopers 
het  niet  langer  can  excuseren,  schrijft  ons  by  sljne  missive,  dese 
besendingh  nae  Combello  ende  Hittoeeeneiycx  heeft  onderleyt,  omme 


1  De  berichten  van  Seroijen  moeten  met  eenigeomsiclitigbeid  worden  gebruikt: 
altlians  eenige  jaren  later,  yooral  in  1648,  kwam  'smane  onbetrouwbaarheid  aao 
den  dag. 

2  Den  2  October  met  bet  scbip  Byp  te  Batayia  temggekeerd. 


46 

de  Moorse  kercken  ende  sljn  religions  verwanten  te  besoecken  ende 
begroeten,  daer  op  voornemens  sijn  te  repliceren/  die  besendingh 
beter  tot  Mecca  sonde  passen  ende  dat  sal  moeten 'de6isterén,*Bi)n 
armade  tot  protectie  onser  rebellen ,  Tarnates  Conings  onderdanen , 
nae  d'Amboinse  qoartieren  te  schicken,  off  dat  staet  moet  maken, 
met  ons  te  breecken  ende  in  openbaren  oorloge  te  comen.  Vertroawen, 
dat  [hij],  nu  Combello  onse  garnisoenen  ingenomen  heeft  ende  't  met 
CackiJAUJ  opt  gijpen  leijt,  alle  vooitlere  hostile  procednljrén  ende  qnade 
handelingh  afflaten  sal  ende  dit  siJn  doen  meer  ontstaet  door  aenra- 
dingh  van  Engelse,   Deenen  ende  Portugesen  als  uijt  eijgen  motijff. 

D'Engelsen  coopman  in  Maccassar  is  seer  ontset  geworden ,  wanneer 
per  fanlte  van  middelen  moest  gedoogen,  de  meeBte  nagelen  door 
Snijtwijck  wirden  aengeslagen 

....  De  Deense  saecken  [in  Makassar]  loopen  genoeghsaem 
desperaet;  den  Commandeur  de  Ruijter  geeft  voor,  alwaert  met  de 
halve  ladingh,  desen  jare  nae  Denemarcken  sal  retourneren.  Nae 
verstaen,  is  in  allen  noch  16  k  IQ  man  sterck,  om  't  schip  te 
gonvemeren 

[In  Banda]  blijft  alles  in  onveranderlljcken  stant  nae  wensch  •  .  • 
Volgens  ordre  sullen  circnmspectelijck  letten,  dese  costelQcke  peerle 
van  niemant  als  den  eijgenaer  gemaniert  wordt 

D'heere  AcoleiJ,  wiens  tgt  ten  volle  g'expireert  is  ende  met  ernst 
om  sijnen  vervanger  aenhout,  hebben  geresolveert ,  sijn  billijck  ver- 
soeck  t'advoljeren  ende  met  eenengearresteert,  d'heerComeUs  Witsen, 
Raedt  extraordinaris ,  tot  sijn  E.  verlosser  [in]  dat  gouvernement 
t'emplogeren.  Gaet  met  d'heer  Caen  over  Amboina ,  omme  aldaer  dies 
landt  gelegentheijt  ende  regeeringe  voor  een  tijt  te  beoogen  ende  sich 
daer  van  te  dienen ' 

•  ...  De  Commissaris  Jeremias  van  Vliet  [was]  met  't  schip 
Heemskerck  [van  Siam]  nae  Patanijs  bocht  vertrocken,  alwaer,  na- 
mentlljck  in  Ligor,  Sangora,  Bordelongh  ende  Patany,  seer  wel  is 
ontfangen,  •  .  •  •  d'oude  previlegien  bij  gerenoveerde  contract- 
brieven  weder  voor  de  Compe  g'obtineert 

Met   de   Vorstinne   van   Patany   [was  hy]   op  onse 

approbatie  vereenight,  die,  tot  geen  vergoedingh  van  schade,  aende 


1    Over  Martapoera  en  Kota  Waringin,  sie:  YanDQk,  Borneo,  blds.  104— >nO. 


47 

Batavise  bgesetene  Ghinesen  in  den  jare  1632  gedaen  ^|  ommeveele 
redenen  op  die  saeck  bijgebracht  connende  verstaen,  de  Compe  in 
recompense  gegnnt  heeft  tol  ende  andere  lasten  vrijheijt  Toor  drie 
achtereenvolgende  jaren  >  .  .  .  Die  qnartieren  sijn  van  aparentie 
ende  staen  de  Compe  goede  proffijten  toe  te  brengen,  insonderheijt 
omme  dat  in  Ligor  boo  merckeiycke  quantité  thin  tot  redelijcken 
prijsen  te  becomen  sQ 

Desen  jare  hebben  tot  vervolgh  des  handels  in  de  Patanise  bocht 
geen  ngtsettingh  gedaen,  eensdeels  door  mancqnement  van  schepen 
ende  jachten,  maer  principalljck ,  dat  dito  handel  liever  in  Halacca 
ende  Batavia  souden  trecken ,  't  welck  nimmer  sal  geschieden ,  wanneer 
wQ  dese  laijden  haer  nootwendigheden  toevoeren ,  mitsgaders  hnn  thin 
ende  peper  comen  affhalen. 
•    •    ••     •••••••••••••••«•••■• 

Vervolgende  de  saecke  van  de  Portngesen  ende  particnlierigck 
nopende  het  thien-jarigh  tractaet  van  bestant,  met  deselve  natie 
tnsschen  Hare  Hoogh  Mog.  ende  d'heere  Tristan  de  Mendosa  Furtado, 
ambassadenr  van  don  Jan,  Coningh  van  Portugael,  g'arresteert  ende 
beslooten,  mitsgaders   wederzijds  geratificeert ,  als  ons  bf)  de  pam- 

r 

pieren  per  't  schip  den  Salamander,   2  October  ontfangen,  '   is  ge- 

bleecken ,    in  onse  jonghste  brieven  van  anno  passato 

hebben  ons  gevoelen  op  dese  onderhandelingh  breet  gedednceert  te 
kennen  gegeven  ende  daerby  geremonstreert,   wel)nigh  conditien  te 


1  Bouwstoffen,  II,  bldz.  217. 

2  ^  Door  dese  beyredinge  heeft  de  Comp.  yande  wegnich  handel ,  dese  regse 
gedaan,  13S0  realen  van  den  thol  geprofiteert,  enlcx  bjj  't  vervolch  yan  negotie 
de  pretentie  yan  de  6600  realen  wel  rgckelijck  can  ingewonnen  worden.**  (Yer- 
bael  yan  d'  adyQsen  nit Siam 1641—1642  door  Jnstna  Schouten.) 

3  Zie  nog  den  brief  yan  Antonio  Yan  Diemen  aan  de  Staten-Generaal  dd. 
12  Dec.  1642  in  de  Kronyk  van  het  Hittoriseh  Oenootiehap  gevettigd  te  Utrecht, 
Berde  Serie.  Yieide  deel.  (utrecht,  Eemink  en  Zoon.  1868), bldx. 226-228.  Het 
tractaat  ia  in  Nederlandache  yertaling  opgenomen  bf|  LienweyanAitsema:  5!iiit«}» 
vem  SUêt  en  Oarlogh^  II  (*8-Grayenhage,  1669),  bldz.  766— 769.  Het  werd  echter 
Biet  gesloten  den  22  Juni  1641,  sooals  dd&r  en  by  De  Jonge,  Opkomst,  II  (Y), 
blda.  CXIX,  wordt  gesegd,  maar  den  12  yan  die  maand,  —  Deoorspronkelgke, 
Latjjnache,  tekst  wordt  o.  a.  gebonden  b^  Da  Mont:  Corpe  unioereel  diplomatique  ^ 
YI,  a  (Amsterdam,  La  Haye,  MDOCXXYIII),  bldz. 216 -218. Het tracUat  werd 
geratificeerd  door  den  Koning  yan  Portugal  den  18  Noy.  1641 ,  door  de  Staten- 
Generaal  den  22  Febr.  1642.  In  April  yan  dat  jaar  werd  de  Salamander  naar 
Indie  afgesonden. 


48 

stipuleren  voor  den  stael  van  de  Gompe  best  ware ,  't  weick  UEd. , 
bevooren  onse  advijsen  gelesen  hadt,  mede  soo  schijnt  benepen  te 
hebben.  Ingevolge  niet  meer  (concernerende  d'  Oost  India)  dan  sev^i 
articalen  seer  favorabel  ende  tot  weistant  van  de  generale  Compe  ge- 

tracteert  ende  beraemt  stjn Dat  punt  wel  waergenomen 

sQnde,  oordeelen  desen  stilstant  soo  schadelijck  voor  de  generale 
Compe  niet,  als  costIJ  veele  wel  opinicren.  De  groote  prejnditie  zQ , 
dat  nu  onbecommert  hun  retouren  ende  secourssen  nae  ende  uQt 
Portngael  sullen  becomen,  daertegen  staet  des  Comps  handel  ende 
incompste  hier  te  lande  te  vergrooten  ende  te  verbeterwi  door  den 
toevoer  van  velerhande  coopmanschappeni  die  de  particuliere  Piortogese 
cooplieden  ons  staen  toe  te  brengen  ende  in  retour  aff  te  halen»  *X  Is 
met  de  Portugesen  ende  hare  descendenten  geheel  anders  als  meC 
onse  burgeren  ende  des  Comp"  handel  gelegen :  't  meerder  getal 
'houden  ""India  voor  hun  vadeflandt,  niet  meer  aen'^Portugael  gê- 
denckende,  negotieren  derwaerts  weijnigh  off  niet,  sastenteren  ende 
verrQcken  haer  met  de  voordeelen  in  India ,  gelijck  off  inboorlingen 
waren  ende  geen  ander  vaderlant  kenden.  Hls  oock  apparent,  veele 
hun  residentie  tot  Batavia  sullen  nemen,  ten  ware  de  religie  haer 

wederhielde 

•  •  .  .  Des  Conmgins  [van  Atjeh]  gesanten  s^n  hier  verbleven 
tot  den  15eii  Meij  deses  jaers  •  .  •  •  Nevens  gemelte  gesanten 
committeerden  aen  de  Atchinse  Coninghinne  den  oppercoopman  Pieter 
SourQ  onder  titul  van  Commissaris,  omme  gemelte  Coninghinne  in 
de  aengevangen  regeeringe  te  begroeten  ....  Den  2en  October 
keerden  over  de  Westcuste  met  den  oppercoopman  Jacob  Oompostel  ^ 
't  .  •  jacht  d'Anna  ende  26  November  den  Commissaris  Soury  met 

den  Otter  over  Malacca Ende  rapporteert  aengetogen 

Commissaris  soo  sehrifteiyck  als  mondelingh ,  dat  ons  vertoeven  ende 
't  lange  uljtwesen  van  de  Atchinse  gesanten  in  Atchin  bij  de  Regenten 
veel  bedencken  ende  groote  vreese  veroorsaeckte.  Onse  quaetgunstige 
hadden  over  dese  tardance  vreemde  saecken  voorgegeven,  dat  met 
Atchin  niet  goets  voornemens  waren,  ^   welcke  blame   den  opper- 


1  Hy  vertrok  naar  Nederland  en  was  10  Ang.  1642  vervangen  door  den 
opperkoopman  Pieter  Willemss. 

a  Uit  Sonry*!  dagregister,  2  Jnni  1642,  blQkt,  dat  de  Atjehers  dit  op- 
maakten nit  de  vredeHpraeparaten  met  Portugal. 


49 

coopman  Compostel  soo  veel  doenelijck  trachte  te  stnijten  ende  met 
gefondeerde  redenen  refoteerde,  tot  eijntelijck  't  contrarie  in  eflTect 
bleeck  door  de  verschiJDingh  onser  schepen  ^  't  keeren  hunner  gesanten 
ende  des  Commissaris  compste  met  onse  missive  ende  vereeringh, 
't  welek  oock  bethoont  hebben,  op  't  hooghste  aengenaem  te  wesen, 
sijnde   gemelte   missive   ende  geschencken   met   groot  respect  ende 

ongewoone  eere  g'accepteert Wijders  heeft  hare  Hooght   de 

previlegien,  van  den  Paduck  Mahron  aen  de  Compe  toegestaen, 
geconfirmeert  ende  met  nienwe  schriftelijcke  mandaten  becrachtight , 
mitsgaders  dat  alle  de  vreemdelingen  (except  d'  Atchinders),  die  op 
de  Westcnst  te  handelen  worden  geadmitteert ,  soodaenigen  thol 
voortaen,  als  de  Nederlanderen,  sullen  betaelen,  ^ 

£nde  vertrock  't  jacht  d'Anna  den  21en  Augusti  met  den  opper- 
coopman  Compostel,  nevens  des  Mayts  bode,  met  dese  ordre  ende 
gerenoveerde  contracten  uijt  Atchin  aen  de  Panglimas  ofte  Gouvrs 
op  de  Westcnste,  omme  haer  tot  regel  te  dienen  .    .    .  ,   dat  oock 

800  effect  sorteerde 

.  .  .  .  Wy  sullen  alles  ten  beste  van  de  Gompe  dirigeren  ende 
die  van  Atchin  (welcke  genoeghsaem  t'onser  devotie  hebben) ,  trachten 
eontentement  te  doen,  omme  mettertijt  meer  voordeden  uijt  datrijck 
t'obtineren  ende  ten  principale  den  handel  op  de  Westcnst,  soo  wel 
in  den  verthier  der  cleeden  als  't  bemachtigen  des  pepers,  alleen  te 
ganderen,  mitsgaders  noch  verlichtinge  van  thol,  daer  al  goede  hoope 
van  zij  ende  niet  aen  te  twijffelen  is,  bij  aldien  den  Portugees  yets 
wes  tegen  dat  Rijck  comt  voor  te  nemen,  't  welck  seeckerlijck  sal 
doen,  ten  ware  'tselvo  uQt  respect  van  ons  naeliet,  ende  dat  Atchin 
sich  onder  't  tractaet  van  bestant  voechde,  't  welck  niet  voornemen 
seer  te  poncheren,  omme  te  meer  van  den  Atchinder  g'adoreert  te 
werden;  3es  tot  onderhoudingh  van  vrintschap  ende  goede  corres- 
pondentie, mitsgaders  't  waernemen  van  den  soberen  handel  aldaer, 
gereaolveert  blijven,  met  besendingh  derwaerts  te  continueren.  .  • 
....  D'Engelse  schepen  van  Courtens  Compe  sijn  de  West- 
cnst door  de  Gouvrs  ontseijt  ende  sonder  handel  vertrocken .  .  .  .  ^ 


1  zie  haar  brief  bldz.  72. 

2  't  Qeen   in   't  yervolg  dezer  missive  voorkomt  over  de  ontdekkingstochten 

naar  hei  „Zaytlant,  de  Znijt  ende  Oostcuste  van  Nova  Gninea"  is  afgedrukt  by 

Jacob  Swart:   Journaal  van  de  reu  naar  het  onbekende  Zuidland,  in  1642,  door 

Jh$l  JeauM.  Tasman,  (Amsterdam,  Hulst  van  Keulen.  1860),  blds.  6^8. 

4 


50 

UEd.  .  •  •  gefondeerde  consideratien  rakende  d'Indise  oolonien 
hebben  wel  begrepen  ende  dewQle  't  zoo  is ,  de  natnrele  van  ons 
patria  ten  aensien  des  overvloets  aldaer  menichvaldige  goede  gele- 
gentheden  vinden,  omme  haer  beter  als  in  schrale  landen  t'enieren, 
800  staet  ons  van  dien  cant  weijnigh  te  verwachten.  Snllen  derhalve 
op  andere  middelen  moeten  dencken  ende  trachten,  met  de  descen- 
denten ende  natiën  deser  landen  dat  nootwendigh  werck  te  voorderen, 
des  oock  sonder  onderscheijt  soldaten  ende  andere  geringe  personen, 
sulcx  versoeckende ,  toestaen,  met  vrouwen  vant  lant  te  trouwen; 
ende  van  dese  affsetsels  vertrouwen,  metter  tijt  al  ijets  goets  comen 
aal  ...  .  Ondertusschen  crijten  de  landen  van  Batavia ,  lia- 
lacca,  Banda,  Formosa  ende  andere,  haere  vmchtbaerheden  door 
gebreck  van  menschen  den  mensche  niet  connen  communiceren  off 
participant  maecken,  sulcx  UEd.  almede  de  helpende  hant  moeten 
bieden  ende  ons  toe  schicken  alderhande  slagh  van  manvolck  .  .  • 

Ten  aensien  de  schepen  desen  jare  meest  alle  lange  uijtreysen 
gemaeckt  hebben,  is  't  vlees,  speek  ende  boter  seer  geoonsumeert, 
des  hier  weijnigh  van  hare  overige  provisien  becomen  ende  ons 
schaersheijt  veroorsaeckt ,  dat  van  UEd.  rijckelijck  dient  gesnppleert, 
ten  eijnde  mogen  continueren  op  't  ordinarii  te  schaffen,  sijnde  twee 
vlees  ende  een  speckdagh  weeckeiyck,  waerdoor  In^ia  no  soo  gemint 
wort,  dat  qualijck  oudt  volck  connen  becomen ,  omme  de  retourschepen 
over  zee  te  brengen,  sulcx  daertoe  alweder  veel  nieuw  volck  int  landt 
gecomen  moeten  gebmijcken.  IJder  is  even  graegh,  omme  sich  te 
verbinden;  sommige  blijven  voor  haer  oude  gagie,  't  welok  de 
Compe  grooten  luljster  ende  ons  vreughde  is 

Geschreven  in  UEd.  Gasteel  Batavia  desen  12eii  December  A<>.  1642. 

Antonio  van  Dibkbk. 
Akth.  Gabn. 
gosvslis  vak  bsb  lijv. 
JoAir  Maetsittojusb. 

J.  SCHOUTEK. 
SALOlfOir  SWBBBS. 
GOBNBI.18   WlTSBIT. 


51 

Tn.  Namen  van  de  plaatsen  die  in  Orienten  bij  de  Porin- 
giesen  en  Nederlanders  werden  beseten  en  gefreqnen- 
teert  y  met  distinctie  wat  yder  int  bijsonder  toecompt , 
alleen  bevaert  en  gesamentlijck  frequenteren.  * 

Op  de  casten  van  Monomotapa,  Monsambicqne  en 
Meiinde  tosschen  Cabo  de  bona  Esperanca  en  de  Roode 
Zee   beaitten  en   frequenteren  de  Portugiesen  alleen 

de  fortresse  Soffala  op  de  cust  vant  rijck  Monomotapa, 
de  fortgens  en  fetorien  Kilimane,  Angosia,  Cabo  deCou- 
rentos  en  verscheijden  rivieren  daer  ontrent; 

de  stadt  en  fortresse  Monsambicqne,  en  in  dat  gewest 
de  groote  vlecke  Sena  en  't  fort  St.  Marceel  met  de 
rivieren  de  Quama; 

de  fortresse  Mombassa,  en  daer  ontrent  opdecustevan 
Melinde,  de  vlecken  en  fetorien  van  Pate,  Monfia,  Oengebar, 
Ampassa,  en  andere  van  minder  inportantie; 

t'  egiandt  MadagasC/ar  wert  aende  west  cust  bij  de  Por- 
tngiese  en  des  selfs  Oost  Cust  van  de  Nederlanders  be- 
varen,  't  Egiant  Mouritins  is  met  een  fort  in  possessie 
genomen  *  met  d'omleggende  eijlanden. 
Op  de  cnsten  van  Arabia. 

besitten  de  Portugiesen  alleen  de  fortressen  van  Mascatte 
en  de  fortjens  in  Julfaer  en  Seaer;  frequenteeren  mede 
daer  ontrent  diverze  plaatsen  van  cleijnen  naem. 

De  Nederlanders  frequenteeren  alleen  Mocha  int  Roode 
Meer. 

De  Portugiesen  en  Nederlanders  bevaeren  beyde  op  de 
bug  ten  cust  van  Arabia  t'eijlant  Saccatora,  AdeU;  Murabath, 
Fartacque  en  diversche  andere  plaatsen. 
In  de  landen  van  Persia  en  Corasan 

hebben  de  Portugiesen  opt  eyiant  Barem  een  factoria 


1  NI.  op  het  tgdfltip,  dat  de  wapenstilstand  met  Portugal  in  Batavia  officieel 
Mcend  werd:  2  October  1642.  Deze  opgave  was  een  uitvloeisel  van  art.  VII 
TftB  het  tractaat:  j,[Uiraque  pars]  liherum  etto^  uirique  parti  navigare^  pariUr 
loea  pouidere,  mum  commereinm  fine  ullo  impedimento  exercere^  aeque  ut  tempore 
g£  eub  mamfesiatume  praedietarum  indueiarum  eeetaiionitque  omnit  hottiUtatu  actuê 
m  Indut  Orientalit  ioecapatsedit ,  effective eommeapit,  tuumque  eommereium  exercuit,^^ 

2  KL  door  de  Nederlanders. 


52 

en  t'  geniet  vanden  halven  tol,  item  pasgelt  alle  vande 
Moorsche  scheepen  en  Arrabischeperelvispchersybevaeren 
alleen  inden  Sinus  Persicns,  Balsora,  Bandar,  Oongo, 
Cabo  de  Jasques ,  Bandar  Kecheer  en  andere  plaatsen  meer. 

Tot  Bandar  Oamaron,  trafiicqneren  de  Nederlanders 
alleen  in  haere  factorijen  ofte  comptoir. 

Gesaementlijck  negotieren  de  Portagiesen  en  Nederlan- 
ders te  lande  door  t  gantsche  Persiaensche  rijck,  doch 
wert  de  Portagiesen  de  negotie  omtrent  Ormns ,  tot  Sa- 
maron,  Lareca,  Cismtj,  nochte  daer  als  vrunden  te  landen, 
niet  toegelaeten. 
Inde  landen  van  Gusaratte  en  Hindostan 

besitten  de  Portugiesen  de  fortresse  en  t'  eijlant  Dio 
ofte  Dieu ; 

de  stadt  Daman  en  onder  desselfs  jnrisdictie  de  forten 
St.  Jeronimo,  St.  Geos,  Danar  en  Tarapor;  negotieren 
alleen  in  Sinde,  daerse  den  halven  thol  genieten. 

Beijde    de   natiën   trafficqneren   in   Snratta,    Brotsiai 
Cambaija,   Amadabath,  door  geheel  Gnsaratta,  mede  tot 
Agra,  en  in  alle  de  Coninckrijcken  van  Indostan. 
Op  de  casten  van  India  en  Malabar 

besitten  de  Portagiesen  de  hooft  stadt  Ot6&  met  haere 
fortressen  en  jnrisdictie  der  landen  van  Bardes  en  SalcedO| 
en  bij  noorden  de  selve  op  dlndische  Cast 

de  stadt  Chanl  en  daer  ontrent  t'  fort  Morro  en  Bonbajn, 
de  fortresse  en  vlecke  Carango,  en  t'  vleck  Masagan; 

de  stadt  Bassin ,  en  daer  ontrent ,  t'  groote  vleck  Tanna, 
met  drie  bolwercken ,  t'  fort  en  vleck  Bandera,  't  casteel 
Assarim,  gelegen  op  den  berch  Serra  de  Cerrgn,  en  de 
forten  Manora  en  Majsinqaelme ; 

item  bij  snijden  Goa  op  de  Malabarsche  cnst  de  for- 
tressen en  vlecken  Onor,  Batecalo,  Barcelor,  Oamboigni 
Mangalor,  Cananor,  en  Cranganor; 

de  stadt  Contchijn  met  haer  territoir  en  nieuwe  forten 
omtrent  de  landt  der  zee  en  riviere  en  te  landewaerts 
een  fort  genaemt  Castelle,  de  fortresse  en  t'  arme  dorp 
Coaloan,  item  de  sobere  vlecke  Toatoucorijn. 


53 

De  Nederlanders  besitten  een  gefortificeerde  factoria 
tot  Wingnrla,  en  frequenteren  nefiens  de  Portogiesen  de 
Moorse  stadt  Chaul,  t'  rijck  van  Yisiaponr,  Calicout, 
Penanij ,  PercattiJ ,  en  de  geheele  cast  van  Malabar,  daer 
den  Portngies  geen  forten  heeft. 
Op  t'egUndt  Geijlon 

besitten  de  Portngiesen 

de  stadt  Colnmbo  en  in  desselffs  territoir  de  proventien 
Quatro  en  Siette  Corles; 

de  fortresse  Negamb  met  haer  jurisdictie;  de  fortresse 
Jaffanapatam  en  desselfs  dependerende  lant; 

de  fortresse  Manar  met  haer  territoir. 

De  Nederlanders  besitten  op  dit  eijlant 

de  stadt  Gale,  zijnde  haer  competerent  territoir  ' ;  de 
proventien  Mature  en  Saffragan ; 

bevaeren  de  casten  vant  geheele  eijlandt  en  frequenteeren 
bijsonderlijcken  Trincquenemalen  en  Battacalo,  welckz 
forten  van  de  Portugiesen  gewonnen  en  den  Ceijlonsen 
Coninck  overgelevert  sQn; 

D'eijlanden  Maldives  werden  present  van  Nederlanders 
noch  Portugiesen  bevaeren. 
Op  de  cust  van  Choromandel 

besitten  de  Portugiesen 

de  stadt  Nagapatnam; 

de  vlecke  Porta  Nova  en 

de  stadt  St.  Thome; 

frequenteeren  mede  de  coninckrijcken  van  Carnatica  en 
Golconda. 

De  Nederlanders  besitten  t'  casteel  Geldria  tot  Paliacatta, 
en  hebben*  een  comptoir  tot  Masulipatam,  daer  den  Por- 
tngies niet  wert  geadmitteert.  Item  factorijen  Tegenapat- 
nam,  Polesera,  en  veel  andere  plaetsen  binnen  s'lants, 
frequenteren  de  geheele  cust  en  de  rijcken  van  Carnatica, 
Orixa,  Basnagar  en  Oolconda. 


1  Zooals  men  weet,  gaf  jaist  het  yerschil  van  gevoelen  omtrent  de  landen 
onder  Gale  aanleiding  tot  de  nienwe  ygandelijkheden  tnsschen  de  Nederlanders 
en  Portogeezen  in  Oost-Indië. 


54 

In  BengaU  en  des  selfs  bochte 

bewoonen  de  Portngiesen  de  vlecke  Ongig  onder  sabjectie 
des  Goningbs  van  Indostan ,  varen  en  negotieren  door  geheel 
Bengala. 

De  Nederlanders  hebben  daer  de  factoria  tot  PipelQ  en 
trafficqneren  door  t'  gantsche  Bengaelse  rijck. 

De  Coninckrijcke  van  Arracan,  ^^S^y  HowaQ,  Tanas- 
sarij  en  wat  aende  Bengaelse  Zee,   onder  t'  Siamse  rfjck 
behoort,  werden  vande  Portngiesen  en  Nederlanders  beQde 
in  negotie  en  traflSeqne  gefreqnenteert. 
Op  de  West  en  Oost  cast  vant  lant  Maleija 

besitten  de  Nederlanders  de  stereke  stadt  Malacca  met 
desselff^  territoir  ende  competeert  bon  'alle  't  recht ,  dat 
de  Portngiesen  (als  een  dependeerende  jnrisdictie)  hebben 
gepossideert,  onder  andere  de  commertien  van  degeheele 
Maleljse  west  cnst,  de  bandars  van  Pera,  Qaeda,Trangh, 
Bangarij,  Oedjongh  Salangh  en  alle  d'  eijlanden  daer 
langhs  gelegen,  insgelijckx  de  negotie  in  de  coninckr^cken 
van  Johor,  PataniJ  en  Pahan. 
In  't  ryck  van  Siam 

traflScqueeren    en    freqnenteeren    de  Nederlanders   en 

Portngiesen  gesamentlijck  de  Coninckiycke  hooftstadt  Jndia 

en  desselffs  territoir ,  't  riJck  van  Lijgor  en  de  proventien 

van  Sangora,  Bordelongh  en  't  gantsche  Siamse  coninck- 

rijck. 

De  coninckrijcken  van  Cambodia,  Ghampa,  Toncquin  werden  mede 

van  beyde  natiën  gefreqnenteert;  met  Qainangh  ofte  Coetchynchyna 

zyn  de  Nederlanders  onlanghs  in  oorloch  geraeckt. 

Int  coninckryck  van  Chyna  besitten  de  Portngiesen  de  stadt  Macao 
op  een  eyiant  van  de  provintie  Quantan. 

De  Nederlanders  hebben  op  t'  eyiandl  Formosa  de  forten 
van  Tayonan  en  Wanckan  in  possessie  vant  gantsche 
ey landt,  behalve  t'  Castilaense  fort  Kelangh  en  sommige 
Indiaense  dorpen  int  geberchte  gelegen  en  freqnenteeren 
int  ryck  van  Chyna  de  proventie  en  rieviere  van  Ghincheu 
en  d'eyianden  van  Pehon. 
De    eyianden    van  Japan  werden  presenteHjck  van  geen  andere 


55 

Eoropiiuieii  als  de  Nederlanders  gefreqnenteert  en  zijn  de  Portugiesen 
door  's  KeQsers  mandaet  daer  eenwich  nijt  gebannen. 

D'eijlanden  Philipinas   ofte   Lucons  werden  meest  alle 

▼an  de  Caatilianen  onder  de  stadt  Manilha  beheerscht; 

present  werden  van  Nederlanders  noch  Portngiesen  be- 

'    vaeren,  alleen  op  de  daer  comende  sil verscheepen  van 

Nova  Hispania  gecrnijscht. 

In  de  egianden  van  Oost  India 

besitten  de  Nederlanders  op  H  eijlant  Java  de  hooffstadt 
Batavia  en  H coninckrijck  Jacatra,  freqnenteeren  Bantam, 
etc.  en  hebben  de  Portngiesen  op  'tgantscheeijlandtgein 
vaert  nochte  traffijcq. 

Opt  eyiant  Snmatra  hebben  de  Nederlanders  haere 
factorijen  tot  Atch^n  en  Jamby,  freqnenteeren  alleen  de 
rijcken  en  bandars  van  Pallmbangh ,  Andragiery ,  Campar, 
Bencalis,  Raccam,  DellJ,  Ticou,  Priaman,  Indrapoera, 
Sillebar,  midtsgaders  alle  plaatsen  op  de  bnijten  en  bin- 
nencnsten  vant  geheele  eyiant,  dat  van  de  Portngiesen 
niet  bevaeren  wert,  noch  geen  van  d'  ey landen  langhs 
desselfb  cnsten  gelegen. 

Op  't  eyiandt  Borneo  negotieeren  de  Nederlanders  en 
fiatavias  ingesetene  tot  diversche  plaatsen  en  hebben  de 
Portngiesen  op  't  geheele  eyiandt  geen  vaert. 

Op  't  eyiant  Gelebes  tot  Macassar  trafficqneren  beyde, 
Nederlanders  en  Portugiesen. 

D'eyianden  BaUj,  Lombocq  ende  Balayer  en  Boaton 
werden  alleen  by  de  Nederlanders  en  geen  Portugiesen 
bevaeren ;  Byma  op  't  eyiandt  Sumbawa  wert  van  beyde 
natiën  gefreqnenteert. 

Op  d'eyianden  van  Solor  besitten  de  Portngiesen  't  fortgen 
en  vlecke  Larentncqne  en  de  Nederlanders  behonden  't 
recht  van  possessie  van  't  fort  Henricns.  't  Ëyiant  Timor 
wert  van  beyde  natiën  gefreqnenteert. 

De  Molucqse  eyianden  werden  van  de  Portngiesen  niet 
gefreqnenteert.  Temata,  Macqnian,  Batsian  en  Gillolo 
syn  met  Nederlantse  forten  en  gnarnisoenen  beset  en 
wert  't  eyiant  Tidor  etca.  van  de  Castilianen  beseten. 


56 

't  Eijlandt  AmboQna  met  d'omleggende  eilanden  hebben 
de  Nederlanders  door  forten  en  contracten  in  poneme 
en  verbont,  zijnde  de  fireqnentatie  geen  andere  natiën 
toegelaten,  maer  Tplcomen  gexcladeert 

D'eijlanden  van  Banda  werden  volcomentlijck  van  de 
Nederlanders  in  eijgendom  beseten  en  geen  andere  natiën 
daer  te  trafficqneren  vergnnt.  Insgelijckx  werden  alle 
d'eijlanden  oostwaerts  gelegen  alleen  van  de  Nederlanders 
bevaeren  en  is  daervan  possessie  genomen  en  sijn  de 
Portngiesen  in  dat  gewest  niet  bekent 

't  Geheele  nienw  ontdecte  Zuijtlandt ,  gelegen  onder  de 
longitnde  van  55  tot  220  graden  inclnijs,  sQnde  tnsschen 
de  Meridiaenen,  die  loopen  over  Gabo  Boua  Spei,  't 
oostelijckste  eijlant  Salomonis  van  de  Linea  Aeqainoctial 
tot  aen  den  Polns  Antarcticus  ofte  van  de  bnijtenste  casten 
en  eijianden  vant  geheele  Zoytlandt,  is  corts  bij  de  Ne- 
derlanders eerst  ontdeckt  en  altsamen  wettelijck  in  possessie 
genomen.  Geen  Portngiese  navigatie  is  oljt  in  dat  deel 
der  werelt  geweest. 


VIII.     Verbael   getrocken   nijt   de   successive  advisen 
van  Ternate  deses  jaers  1642. 

....    Wort  .   .   .    geadviseert  belangende  de  gelegentheden 
derwaerts  over  in  substantie  als  volght: 

Eersteigck  pr  tschip  Amboina  door  den  gonvr  Antonio  Caen  in 
dato  laesten  April  nijt  Amboina,  hoe  dat  twee  dagen  nae  't  slnijten 
van  sijn  jongste  advisen  pr  tjacht  Ackersloot  den  Spangaert  met 
drie  compen  blancke  coppen ,  een  compo  Panpangers,  ende  tgros  harer 
Mardijckers,  te  samen  352  coppen  onder  commando  van  eenen  Barnebe 
de  la  Place  (synde  degene  die  voor  desen  den  Coninck  van  Tidor 
vermoert  heeft,  >   naderhant  tot  capiteyn  gevordert)   hem  int  bosch 


t    BouwstoiTen,  II,  bldz.  381—383. 


57 

omtrent  ons  Gasteel  in  een  dicke  ruijghte  gelegert  hebbende,  om 
d'cDse  eenigh  voordeel  af  te  sien  ende  door  eenige  Mardijekers  ondect 
geworden  sgnde,  daer  over  int  qnartier  een  subijten  alarm  ontstaen 
ende  bij   de  Tematanen  ende  Mardijekers  soo  confags  ende  baestich 
naa  deselve  uitgevallen  was,  dat  den  vljant  ten  eijnde  van  de  eaelte 
int  incomen  vant  boscb  on  verslens  bejegenende,  in  voegen  met  mns- 
quettados  begroet  waren  geworden  y  dat  met  een  dode  ende  ettelijcke 
geqneaten  te  rogge  mosten  wijeken ,  ende  het  apparent  te  qaaet  gehad 
Bonden  hebben  j  ten  ware  den  gonvr ,  de  rencontre  vant  casteel  siende , 
datelijc  den  vendrich  Barent  Hanseü  met  40  musqnettiers  tot  seeonrs 
gecommandeert  ende  derwaerts  gesonden  had,  gaende  sijn  E.  onder- 
tnaschen  selve  buijten  nae  Aquimalackie  ende  den  hoeck  van  Ta- 
langamma,  om   voorschreven   troupe  van  daer  nae  gelegentheijt  van 
saken  nader  ordre  te  geven.  Bnijten  gecomen ,  ende  den  voorschreven 
vendrich  met  sijn  troupe  ende  goet  getal  Ternatanen  ende  Mardijekers 
gevolght  wesende ,  verstond  sijn  E.  van  eenige  geqneste  Mindananwers, 
sg  niet  als  Spaense  Mardijekers  gesien  hadden  ende  daer  geen  blancken 
onder  waren,  weshalven  gemelte  troupe  last  gaff,   voorsichtich  ende 
lancsaem  tot  aent  eijnde  van  de  eaelte  te  marcheren ,  sonder  nochtans 
in  het  bosch  te  comen  ende  dat  een  sergant  met  8  a  10  musqnettiers 
ende  eenige  Mardijekers   vooruijt  soude  commanderen,   om  tvelt  te 
ontdeeken,  alsoo  niettegenstaende  voorschreven  verclaringe  der  Min* 
dananwers  al  beducht  bleeff,  daer  meerder  macht  moste  sijn,  ende 
wel  eenige  Spangarden   in  embuscade  schugien,   gelijc  nae  weijnich 
tijt  ondervonden  wiert.  Den  sergant  JacobHeusden,  die  volgen [s] ordre 
van  den  gouvr    vooruijt  gesonden  was,  liet   noch  eenige  gewillige 
Mardgckers  vooruijt  lopen,   die  contrarie  voorschreven  ordre  hun  int 
bos  begaven  ende  den  sergant  met  sijn  troupe  deselve  naer:  totdat 
den  Spangart  onverhoets  op  t  lijffquamen,  ende  met  een  onverwachte 
cherge  sodanich   wierden  bejegent,   dat  een   der  voor  uijt   lopende 
Mardgckers,   een   Temataen,   ende   vljff  soldaten   swaerUjc   gequest 
wierden.  Den  vendrich,  dien  hem  tot  dien  tljl  volgens  ordre  bug  tent 
bos  gehouden   had,  horende  voorschreven  rencontre,  ende  vresende, 
de  gemelte  part  ge  eenigh  ongeval  mochte  treffen,   quam  deselve  te 
hulp,  soo  couragieus  ende  cloeckmoedich  aenvallende,  dat  denvgant 
confngs  genoegh,  soot  scheen,  ugt  haer  voordeel  dreven,  ende  voor 
jaegden ,  totdat  bg  hare  troupe ,  die  in  goet  getal  achter  in  embiiscade 


58 

gelaten  hadden,  qnamen,  op  welcke  gemelte  vendrich ,  al  schietende, 
mede  in  drongh,  dat  vandaer  mede  mosten  ruijmen  ende  d'onse  tyelt 
latende,  retirerende  tot  onder  faveur  van  haar  geleijs  geschat,  die  op 
het  geschiet  van  Remi  was  comen  oversteken.  Doch  den  vendrich  in 
dese  rescontre  met  noch  twee  sijne  swaerlfjck  geqnest  sijnde ,  vonden 
d'andere  officieren  ongeraden,  den  vijant  int  onbedreven  bosch  verder 
te  volgen,  maer  waren  met  hare  geqnesten  (daer  van  al  twee  doot 
waren)  met  ordre  afgetrocken  ende  bij  den  gonvr  te  rugge  gecomen, 
die  seer  ton  vrede  was,  dat  hun  tegens  expresse  ordre  in  soo  onbekenden 
dichten  bosch ,  daer  den  vijant  op  sijn  voordeel  lagh ,  begeven  hadden, 
doch  wilde  den  sergant  hem  excuseren,  van  de  liardyckers  verleQt 
te  sijn,  die  geroepen  hadden,  niet  als  Spaenae  Mardgckera  int  velt 
waren.  Echter  was  de  victorie  bij  d'onse  gebleven  ende  den  vijant 
met  schande  gevlncht. 

Int  vervolgen  van  den  vijant  hadden  d'onse  een  belacheiycke  Spaens 
briefken  op  de  wegh  gevonden,  Inijdende  in  onse  tale  getranslateert 
als  volght: 

Alhier  is  gecomen  ende  geweest  den  valerensen  Gapiteijn  don  Bamebe 
de  la  Place,  om  UI.  bekent  te  maken,  wie  de  Spaengarden  ende  bare 
soldaten  syn.  Sij  wenschen  ende  souden  verbiyt  wesen,  ül.  een  in 
campange  te  sien.  Ondertekent,  don  Augustyn  Osorio.  Een  staelken 
van  den  Spaensen  hooghmoet. 

D'onse  hadden  in  voorschreven  schermutsinge  3  doden  (2  soldaten 
ende  een  Temataen)  ende  14  gequesten,  daer  onder  den  geselden 
vendrich  die  ses  dagen  daer  aen  was  comen  't  overiyden,  comende 
d'  Compe  daer  een  cloeck  soldaet  aen  te  missen.  Aen  de  Spaense 
syde  souden,  volgens  tseggen  der  overlopers,  niet  meer  als  een 
vendrich  doot,  ende  3  blancken  met  2  Mardyckers  gequest  wesen, 
dat  quaUjck  te  geloven  ware,  synde  de  Spangaert  gewent,  gelQc 
syne  victorie  by  alle  uijtterUjcke  tekenen  bekent  ende  mchtbaer  te 
maken,  alsoo  syne  nederlagen  bedect  ende  secreet  te  houden. 

* 

't  Schip  Spaens  galleen  had ,  naer  dat  het  sedert  't  begin  van  De- 
cecember  op  't  Manilhas  secours  gecruyst  hebbende,  door  siecktedes 
volcs  >  genootsaect  was  geworden,  naer  Maleye  te  retourneren,  voor 


1    Beri-beri  (Missive   van   Caeii   en  sgnen  Raad  aan  den  G.  G.  van  SO  April 
1642.)  Het  schip  stond  onder  be?el  van  Maximiliaan  Bontemps. 


59 

de  twede  mael  met  verach  volck  ngtgesonden  sgnde,  op  18  Jannargi 

hebbende  wederom  al  veel  siecken   inde  cofj,  een   wel  gemonteert 

▼Santa  galloen,  genaemt  Sant  Joan,  van  Manilha  comende ,  bejegent , 

ende  daer  jegen  2  dagen  hevieb  slaegbs  geweest,  soo  dat  defki  Spanjard  , 

die   hem   den   eersten   dagb    mannelijck   gequeten  ende  d'onse  met 

opgi^gde  segien  ingewacht  bad,  eijndelijc  wel  te  vrede  was,  hem 

naer  Gammalamme  te  sal veren,  connende  door   d'onse   vermits  de 

stilte  slet  gevAlgbt  worden,  ende  ons  schip  opck sodanich  doomagelt 

weder  voort  casteel  verscheen ,  dat  het  wonder  om  sien  was ,  hebbende 

eenenvgftich  schoten  soo  met  lancals  ront  scherp  doort  hol  van  t  schip, 

dJier  van  seven  onder  water  becomen;  de  besaens  mast ,  grote  stengh, 

met  veel  lopende  en  staende  want,  mitsgaders  meest  alle  de  seijlen 

ende   7  ramparden  waren  gansch  aen  stncken,  doch  hadden  echter 

niet  meer  als  vijf  doden  ende  9  merckelijc  geqneste,  dat  tenaensien 

▼ant  hevich  ende  langh  schieten  weijnich  waer,apparentbygecomen, 

doordien  het  schip  van  seker  hout  getimmert  sij ,  dat  geen  splinters 

geeft.   Wat  schade  den  vijant  geleden  ende  hoeveel  doden  ofte  ge- 

qneaten  becomen  had ,  bleef  onseker ;  eenige  overlopers  hadden  ver- 

claert,   wel  30  doden  overhoort  geset  ende  over  de  40  geqnesten  op 

Oammalamma  int  hospitael  gebracht  waren. 

Des  anderen  daeghs  morgens  sagen  d'onse  vant  Casteel  voorschreven 
Spaens  galleen,  nevens  noch  een  patacke  (twelc  te  voren  nietgesien 
ende  mede  van  Manilha  gecomen  was)  onder  de  platte  forme  voor 
Bonmi  ten  anker,  sijnde  t  achterschip  van  galleen  over  de  galderije 
met  zeijldoeck  bespijckert,  apparent  om  de  schoten  ende  gaten  te 
bedecken. 

Ons  schip  voort  Casteel  gecomen  sijnde,  gestelt  als  voorschreven, 
qnam  den  coninck  Hamsia  boven  den  gonvr  versoecken,  het  selve 
eens  mochte  gaen  besichtigen  ende  voer  den  gonvr  met  hem  aen 
boort ^  hem  ten  hoogsten  verwonderende,  dat  het  selve  binnen  ende 
bo^t^  onder  ende  boven  water  sodanich  doorboort  ende  echter  niet 
giesoncken  ware. 


60 

IX.  Wouter  Sero  Ij  en,  gouverneur  der  Molukken , 
aan  den  6ouv.-Gen.  Antonio  Van  DiemeBy  13 
Angnstus  1642. 


Aldus  int  gouverno  geinvestureert  ....  zijnde,  ■  aspireerde 
met  alle  mogelijcke  debvoir,  't  voornaemste  poinct  mijnder  instructie^ 
vesende  t'  vigoureus  voeden  ende  aenhitsen  van  den  oorloch  tusschen 
den  Spanjaert,  Tidorees  ende  T'ernataen,  t'observeeren  ende  inson- 
derheijt  bij  Hamsia  t'insisteeren.  Daertoe  bevonden,  by  ende  zijne 
Soasivos,  Quimelahas  ende  Quipattes  genegen  te  zijn,  doende  goede 
hoope  ende  toesegginge,  om  inde  selve  met  meerder  ernst  alsoytte 
vooren  wilden  continueeren 

Met  den  Coninck  soo  nu  ende  dan  over  een  ende  andere  saken 
ende  concernerende  den  oorlocb  gesproocken  hebbende,  verclaerde 
eijndelijck  zijne  genegentheijt  ende  goede  meijninge  tot  eenen  tocht 
naer  Pyache  op  Battachinas  cust,  daer  ao  passado ,  als  wanneer  zijne 
hongie  gecombineert  met  onse  crijchsmacht  ende  geassisteert  met 
den  voorsichtigen  ende  goeden  iver  van  den  Heere  Gonvr  Antonio 
Caen,  door  ongehoorsaemheyt  ende  tragen  iver  der  Soasivos  ende 
Temataensche  overheyt  schandeUjck mosten  afwy eken ,  seggende,8elf8 
in  persoon  mede  te  willen  gaen,  ten  einde  soo  emportanten  saeck 
ten  besten  mochte  wtgevourt  werden,  ende  versochte  oversnlcz  onae 
huipe  ende  bystant  tot  meerder  renforcement  ten  tyde  als  wanneer 
zyne  gantsche  macht  (tot  welcx  versameling  hem  naer  de  bocht  van. 
Gilola  wilde  transporteeren),  bij  een  wesen  soude,  welck  voorstel 
des  Conincx  ons  gants  wel  geviel ,  als  zynde  t'  rechte  doel  waemaer 
geschooten  wiert,  sulcx,  om  Zyne  Mat  in  dat  voornemen  te  facili- 
teeren  ende  moet  te  geven,  gewillich  accordeerden,  hem  ^oeseggende 
alle  vermogende  hulpe  ende  bystant  van  scheepen,  volck,  geschudt, 
ammonitie  van  oorloch  ende  wes  meer  tot  sulck  werck  behoorde, 
soo  anders  d'  saecke  ten  rechten  wilde  behartigen.  Zyn  Mat  gaff 
door  bHjckenden  iver  ons  goede  hoope,  ende  prepareerde  sichonder- 
wyien  tot  de  reyse  naer  Gilola. 


1     1  Mei  1642. 


61 

T*  gebeurde  onderentasschen ,  dat  boo  nn  ende  dan  heijmelijcke  inden 
nacht  eenige  Tidoreesen  int  quartier  qnamen  ende  oock  wel  eenige 
dagen  vertoeffden ,  sulcz ,  ons  aengedient  zijnde  j  een  quaet  vermoeden 
veroorsaecte   ende   omsichticli    maeckten.     Weshalve   daerover   oock 
heftich  bg  Hamaia  doleerde,  die  sich  daervan  excuseerde ,  ende  den 
innocenten  speelde,  echter  met  beloften ,  dat  daerop  wilde  laten  passen  , 
om  alle  qnade  verdacht  zyns  psoons  wech  te  nemen.  Weijnich  dagen 
hiemaer  wiert  ons  doorde  tolcken  gerapporteert,  dat  door  des  Conincx 
wacht   twee  Tidoreesen,   des   nachts  met   een   cleen  prantjen  voor 
t'  qnartier  comende,  waren  g'eattrappeert,  ende  in  s' Conincx  gevan- 
genhags   opgeslooten,   wesende   Zijne   Mat   voornemens,   deselve  als 
slaven  in  de  kettingh  te  doen  clincken ,  dat  ons  niet  wel  geviel ,  maer 
liever  anders  sagen ,  weshalven  om  t'  vier  van  oneenichheijt  bedt  aen 
te  steecken,  ende  den  bant  van  hegmelijcke  vmntschap  deser  twee 
coningen,  soo  der  sulcx  schnijlden,  te  pertnrbeeren ,  vouchden  ons 
Bonder  versuijm  by  Hamsia,  hem  voor  oogen  stellende  de  seeckerheyt 
van  tgeene   daeraen   selfis  twyffelde,   namentUjck  dat  nn  hadde  in 
banden  becomen   de  geene  welcke  nimmer  en  ruste,  voor  datse  syn 
verderff  sagen,  wtgemaect  zynde  omme  zyn  psoon  by  nacht  te  ver- 
moorden, de  stadt  te  verbranden,  ofte  eenich  ander  schelmstuck  tot 
nadeel  van  zyn  croone  te  bevorderen,  weshalven  de  sulcke,  welcke 
oock  achtervolgende  den  oorloch  by  alle  staten  van  menschen  corpo- 
reeiyck   metter  doot  gestraft   wierden,   behoorden  te  castyden,   tot 
schrick  ende  afkeer  van  diergeUJcke  ondercmypers  ende  verraders, 
soo  hy  immers  zynen  staet  wilde  gerust  besitten  ende  van  nadacht 
bevryt  zyn.  Dit  dacht  Hamsia  int  eerste  wat  te  rigoreus  geprocedeert 
te  zijn,  ten  aensten  den  eenen  een  fraey  jongman  zynde,  princevan 
den   Tidoreeschen  bloede,  groot  geacht  ende  vermaechschapt  onder 
de   Temataensche  overicheyt;    vreesende   dieshalven   eenich   quaet 
gevolch,  twelck  wy  hem  geheel  anders  inprente  met  verseeckeringe 
van    meerder  gerustheyt   ende   onder  de   zyne   gevreest   te   zullen 
werden.  Hamsia  begon  int  eynde  zyn  oor  te  neygen ,  ende  gelooff  te 
stellen  int  geene  welcke  hem  eerst  niet  en  conde  inbeelden  endegaff 
boope,  om  t'  effect  van  ons  voornemen  te  sullen  erlangen ,  doch  siende 
het  trage  gevolch,  insisteerde  [ik]  nochmael  ende  cregenmetheyme- 
Igcke  hantsalvingh  Quitchil  Japon  ende  Radja  Oilolo  tot  adjutenrs, 
die  het  ombrengen  deser  twee  soo  hart  aendrongen  ende  ons  int  ge- 


62 

divalgeerde  qnaet  voornemen  der  Tidoreesen  snlcken  gelooff  g»Ten, 
dat  Hamsia  d'ezecutie  most  approbeeren,  dienvolgende  d*  selve  op 
claren  middage  met  gevolch  van  veele  grooten  ende  conincx  igffgarde 
verbg  t'  caateel  tot  bnljten  het  staketael  brachten  ende  aldaer  onthatet 
wierden.  Den  coninck  liet  wgders  door  zijne  mariiyos  t'  ganache 
qnartier  overroepen  ende  op  straffe  van  de  doot  verbieden ,  voortaen 
egeene  Tidoreesen  meer  heymelljck  te  versteecken  ofte  hnljsveaten 
met  eedaweeringh,  dat  die  contrarie  zyn  gebodt  deede,  insgeiycx  de 
doot  sonde  te  verwachten  hebben,  seggende  zijn  eijgen  kinderen  niet 
te  willen  verschoonen.  Dit  bedrijff  van  Hamsia  gaff  ons  hoope  van 
meerder  verbitteringe  tusschen  Tidoor  ende  Tematen,  twelck  oock 
ten  ont wijffel  baren  sal^  ende  ona  meerder  gemsthegt,  sulex  ooek 
dagetQez  gevoel  ende  gants  geen  gewach  van  Tidoreesen  meer  ver- 
mercken. 

Ende  geiyck  vooren  geaegt,  Coninck  Hamsia  meermalen  in  verga- 
deringe  geproponeert  hadde ,  andermael  een  tocht  ende  prenve  op  het 
Tidorees  fort  Piacho  te  doen,  waren  hem  met  continneele  aen- 
prickelingen  by,  om  een  eynd  van  saken  tesien.  Dienvolgende  Zyne 
Mt  voomam  9  in  eygenen  prsoon  andermael  naer  d'overcnst  Gilolote 
gaen  omme  zyne  gantsche  arme  de  remas  in  loco  ende  van  Sabona, 
Gammacnor  ende  Loloda  byeen  te  versameien.  Edoch  dewyi  dit  volck 
haer  trage  naturel  myn  niet  t'eenemael  onbekent  was  ende  wel  wiste, 
hy  in  minder  dan  een  maent  niet  en  sonde  de  retour  zyn,  namen 
voor,  vermits  den  tyt  ende  t'  beste  vant  mousson  vast  begon  te 
verloopen,  pr  de  scheepen  t'  Oalljoen  ende  GroU  een  keer  naer 
Hacqnian  ende  Baets'jan  tot  visite  der  Compes  respective  bnyten- 
plaetsen  te  doen,  gemerckt  in  een  geruyme  jaar  costi  geen  versouck 
gedaen  ende  dienvolgende  Baets'jans  coninck  hem  t'onvreden  hiel 

Beer  trage  genegentheyt  vermercten  ten  desen  tyt  inde  Minda- 
nauwers  ',  om  naer  haer  lant  ende  mr  te  retourneeren ,  aengesien 
met  meerder  gemack  haer  broot  hier  conden  winnen,  als  wel  de 
moeyeUjcke  reys,  soo  sy  deselffde  noemden,  te  onderwinden,  gesint 
waren.  Edoch  om  de  Compa  van  desen  prfidiensen  ende  leuyen  hoop 
eenmael  t'ontlasten,   vonden  geraden  haer  gestadich  op  de  hielen  te 


l    Cf.  Dsgroffiater,  bldx.  29. 


63 

zgii,   ende  tot  vertreck  aen  te  porren,   haer  ten  dien  fijne  met  een 
halfsieete  eorcorre,  proviande  ende  andere  meDadentien  accommoderende^ 
salex  dat  deselve,  alhoewel  ongaeme,  doch  naer  schijn  met  conten- 
tementy  in  Jnnio  vertrocken  sijn. 
•      ■     •     •     •     ••••••••••••••••••• 

Vao  MaleQen  gescheiden  zijnde ,  geraeckten  eerst  met  veel  moeyten 
ende  sporlings  den   15en   [Jnni]   voort  casteel  Bar  nevelt  in  Baetsjan 

ten  ancker [De  koning  stelde]  hem  seer  verbigdt  aen, 

▼erhalende  onder  anderen  int  corte  sijn  jongst  gedanen  garonw  aende 
custe  van  Weda,  ofte  Hattachina,  alwaer  van  Tidoors  onderdanen  3 
negrQs  in  d'assche  gelecht  ende  29,  soo  coppen  als  levendige  gevan- 
genen, becomen  hadt,  snlcz  den  oppercoopm  Sr  David  Walravens 
insgeiycx  affimeerde  ende  nevens  dien  geheel  wijdlopich  desselfs 
snocesaive  goede  comportementen,  dat  mijn  in  regnardt  van  voorige 
leven  ende  qnade  actiën  geheel  wonder  deede;  echter  mosten  tselve 
op  aflbmative  bevestinge  voor  waer  aennemen,  tgeen  mijn  lief  was.  * 

Goninck  Hamsia  versocht  desen  coninek  door  schrijven,  hem  met 
een  a  2  correcorren  op  de  tocht  naer  Pgache  t'aseisteeren ,  twelck 
pladt  afslonch,  ten  antwoort  gevende,  noijt  onder  Tematens  gesach 
noeh  commando,  maer  op  zijn  selven,  ende  ten  dienste  van  de 
Compa  gBStaen  te  hebben,  weshalven  ons  ende  niet  hem  te  gehoor- 
aamen  hadt,  belofte  doende  met  een  corcorre jegens  geprefigeerden  tgt 
op  Maleijen  te  comen,  omme  nevens  onse  Mardgckers  dienst  te  doeni 
twekk  in  gevolch  oock  volbracht  heeft. 

De  Labonsche  christenen ,  wesende  noch  ontrent  4  a  23  int  getal, 
comporteeren  haer  als  vooren ,  doch  geheel  traech  inden  godsdienst ; 
stichtige  vermaninge  nochte  harde  reprehemende  mach  onder  dien 
tragen  hoop  wegnich  baten. 

Heefgeroerden  Coninek  versocht  seer  instantelQck ,  om  op  seecker 
nabg  geleien  berclyen  een  vastichhegt  tot  sQner  bescherminge  ende 
retraict  op  te  werpen,  twelck  hem,  vermits  over  ons  fort  Bamevelt 


1  Hen  moet  kierl))j  nog  in  aanmerking  nemen,  dat  dese  vorst  overhoop  lag 
met  Walnvens,  waarvan  de  aclinld  volgens  Sero^en  geheel  aan  de  agde  van 
liatstgenoemde  was» 


64 

commandeert  ende  met  canon  can  bereijckt  werden,  niet  en  hebben 
willen  accordeeren,  maer  vergunt,  rontsom  zijn  negrij  een  pallesada , 
retrenchemt;  ofte  oock  wel  op  een  fraeije  vlackte  bij  seeckere  lompe 
rivier  genaemt,  een  pallesade  viercant  te  maken,  sulcx  hem  niet 
aenstont,  seggende  daer  met  niet  bewaert  te  zijn,  doch  was  met  het 
weijgeren  ende  afslaen  sijns  versoucx  echter  gecontenteert. 

•  .  •  Quamen  den  25en  [Juni]  ter  rheede  voor  Qnofficqaia  aent 
eyiant  Maqn,  vindende  den  cappn  Laontaldaer vastbesich^degeheele 
hongie  vant  eijlant  voorschreven  gereed  te  maken. 

.  .  .  Tot  den  oorloch  met  Tidoor  sijn  de  inhabitanten  gaats 
wel  gerust,  ende  [wij]  vinden  den  jongen  Sengadja  boven  anderen  een 
vailjant  soldaet 

Coninck  Hamsia   een   maent   tot   versamelinge   sijner  macht  van 
d'overcnst  op  Oilola  geweest  zijnde ,  qnam  eerst  den  8en  Jnlij  weder 
van   [aan  ?]  Maleijen ,   met  een  trcijn  van  35  a  36  corcorren  ende 
victaalie  praawen,  als  wanneer  sand«rendae6h  met  alle  zijne  grooten, 
Soasivos,   Qaimelahas  ende  Sengadjes  boven  op  het  huijs  qnam  om 
met  ons  over  d'empleo  te  beraetslagen ,  ende  met  hem  op  zijn  ver- 
souck   in   een   aparte  camer   afgetreden   sijnde,   proponeerde   gants 
ernstelijck  het  hervatten    vanden  tocht  op  Pijache,  soo  schandelijck 
door  de  zijne  a^  passdo  versuijmt,  jaa  verclaerde,  dat  soo  genegen 
was,   dat  de  lust  daertoe  hem  somwijlen  t'slapen  benam,  weshalven 
niet  conde  rusten,  voor  ende  aleer  een  eijnde  van  sIjn  voornemen 
sach.  Wij  sagen  den  Coninck  hierover  met  sulcken  begeerte  ontsteecken, 
dattet  ider  verwondering  bijbracht;  sclffs  zyne  hovelingen  scheenen 
inde  g'imagineerde  conqueste  te  giorieeren ,  sulcx  dat  niet  alleen  zQn 
voornemen  laudeerde,  maer  te  bedt  aensiet ,  hem  daertoe  presenterende 
allen  mogelijcke  assistentie,  opdat  doch  dit  project  ten  gewenste  effecte 
mochte  sien.  Doch  de  vreese  was,  dat  de  moet  niet  alleen  soude  comen 
te  verswacken,  maer  dat  oock  het  voornemen  meer  belauchelijck  (sic!) 
als  laudabel  soude  eijndigcn ,  waeromme  hem  de  veranderlijcke  humeuren 
der  wispelturige  ende  groot  opgevende  Ternatanen ,  sijne  onderdanen , 
genouch  voor  oogen  hiel,  hem  biddende  te  willen  persisteeren  bij  soo 
goeden  voornemen,  ende  topperste  gesach  over  soo  swaerwichtigen 
werck  een  goet  beleyder  ende  oprecht  chrysman  beveelen  wilde,  ten 
eynde  synen  staat  daerdoor  geen  inbreuck  tot  nadeel  quame  te  lyden. 
Hierop  verclaerde  Zyne  Mt   dat  self  in  persoon  wride  mede  gaen, 


65 

ende  begdé,  schaa  ende  sch'aade/  eer  ende  voordeel ,  in  dese  sQne 
hooge  jaaren  deelachtich  zijn.  Alles  sonde  ten  ont waffel  wel  gaan, 
800  maer  met  crnijt ,  looth ,  hondt ,  eenige  soldaten  ende  beijde  scheepen 
tot  zQn  behntp  mocht  genieten ,  twelck  hem  volcomen  toestondt ,  ende 
oock  ons  psoon  tot  sijn  naeste  raat  ende  geleijde,  dat  hem  wonder 
wel  geWel,  daerop  met  een  blij  gemoet  opstont  ende  voor  d'  eerste 
mael  wel  gecontenteert  vrolgck  vertrock. 

Gednerichigck  lieten  Zijne  Mat  door  gecommitteerde  insinneeren 
ende  vmndelijck  aenmanen,  sich  te  spoedigen,  ten  eQnde  door  verloop 
van  tgt  geen  empeschement  subject  quame  te  werden ;  edoch ,  soo  was 
al  bet  seggen,  dat  Zijne  Mat  de  sake  soo  beQverden  ende  gednrich 
opulent  sich  occnpeerde  met  toernstinge  der  corcorren,  dat  hem  niet 
ontsach,  selfs  als  een  arbeijtsman  te  gebruijcken,  in  vongen  nimmer 
iedieh  was.  Snlcz  gaff  ons  wel  goede  hoope,  maer  moste  al  met 
lydsaemheQt  d'effecten  in  gevolch  verbeyden,  ende  en  conde  ons 
daervan  niet  veel  goets  verseeckeren,  aengesien  het  sammelen  den 
tyt  eonsnmeerde. 

Dan  eyndelijck,  soo  voorgegeven  wiert,  gereet  zynde,  qnam  Zyne 
Mat  andermael  binnen  om  voort  jongste  consultatie  te  plegen,  ende 
g^ff  te  kennen  volcomen  gereet  te  wesen,  doch  om  den  viant  (die 
Plaehe  ongetwyffelt  versterckt  sonde  hebben)  te  diverteeren  ende 
stratagema  te  speelen,  was  te  rade  geworden,  van  hier  steeckende, 
langs  de  wal  van  d*overcust  tot  Aqnilamma  te  pangaljen ,  endevandaer 
het  snyteynde  van  Tidoor  onder  faveur  der  scheepen  aen  te  doen , 
derselver  vaerluygen  ende  alles  wat  conde  becoomen,  in  d'  assche^ 
te  leggen,  om  door  soodanigen  middel  den  viant  wt  Piache  gelockt 
hebbende,  met  meerder  seeckerheyt  ende  minder  dangier  syn  voor- 
nemen t'  erlangen.  Het  voorstel  was  geheel  goet,  doch  vreese  vant 
gevolch  conde  ons  t'  beste  niet  verseeckeren.  Echter  mosten  op- 
d'  wtcomste  beijden. 

Wy  hadden  ons  prsoon  den  coninck  gepresenteert  op  de  tocht 
te  geleyden ,  geUjck  vooren  gesecht  hebbe ,  om  alles  selfs  mede 
bg  te  zyn,  dan  syne  Mat  noch  te  den  raat  conde  tot  die  sake  niet 
resolveeren,  voorwendende  dat  beyde  te  geiyck  den  coninck  end' 
Hr  Qonvr  van  huys,  de  staet  van  volck  vry  ontbloodt  ende  het: 
casteel  met  40  doecke  soldaten  vermindert ,  de  rheede  van  scheepen, 
kdich,  vreesden  eenige  s'viant^  invasien,  dat  met  het  thuijs  bleven. 

5 


66 

sonde  connen  geprevenieert ,  stadt  ende  t'  Gasteel  te  gelljck  beter 
bewaert  worden,  als  door  mindere  officieren   ende   s^ne  Soasivoa, 
dns  800  moest  een  van  tween  off  den  coninck  off  d'Heer  Gonvr    de 
stadt  ende  t  Gasteel  bewaren  ende  aengesien  sijne  Mat   t'eenemael 
met  couragie  ende  vol  moets  genegen  de  schande  het  Temataensche 
rijck  a^  passado  overgecomen  af  te  vagen ,  was  wel  geresolveert  selfs 
te  gaan,  ende  sonde  niet  wederkeeren  off  Piache  was  hem,  off*  hg 
ende  meest   de   zijne  sonde  die  plaetse  met  haer  bloedt  ende  leven 
laten.  Dus  mosten  ons  om  den  coninck  te  wil  te  zgn,  ende  conten* 
tement  te  geven  daer  met  laten  geseggen,  committerende  tot  wtvoe- 
ringh  van  die  saeck  in  onsen  name   den  oppercoopm  Harmen  Roese 
den   welcken   met   ample   instrnctie   tot  wtvoeringe  van    dat  werek 
versaegen,  ende  om  den  coninck  voor  te  gaan  ende  te  bethoonen, 
dat  het  ons  alsoo  ernst  was  als  hem,  deden  alles  imbarcqueren ,  ende 
lieten  beijde  scheepen,  t*  Galjoen  endeGroU  op  15en  Jalio  ouder  segi 
gaan  om  den  coninck  aen  Aquilamma  te  verwachten  ende  van  daer 
bij  surprlnse  Tidoor  t'  Infesteeren.   Twee   dagen   hiernaer  volchden 
sijne  Mat   ende  qnam  eerst  den  19eii  bij  onse  scheepen,   ende  mon- 
sterden zijn  volck  die  behalve  2000  boeren,  te  lande  omtrent  1200 
coppen  wtroaecten.  Zijne  Mat   gaff  zijn  volck  desselfs  secreete  voor- 
nemen namenlijck  om  Tidoor  aen  te  doen ,  te  kennen ,  doch  niemand 
was  daertoe  genegen,  maer  ider  vreesden  t'  seerst ,  ende  megnden  den 
jongsten  dach  was  haer  naeckende.  Hier  bemerckten  eerst  der  Ter- 
natanen  groot  roepende  ende  opgeven  seer  haest  in  roock  verdween , 
des  d'onse  siende  daer  niet  vorderlijcz  soude  verrichten  maer  met  een 
hoope  diffidente  Mooren  eer  schande  als  eere  te  verwachten  hadden , 
resolveerden  met  den  coninck  het  eerste  voor  Piache  te  mcken ,  sulcx 
effect  sorteerde  ende  quamen  den  21en  voor  de  riviere  alwaer  des 
anderendaechs  40  onser  soldaten  onder  den  cappn  Paulns  Andriesz 
nevens  200  gewapende  Ternatanen  landende ,  opwaerts  naer  seeckere 
Tidoreese  wachtplaetse  marcheerden,  om  tselve  te  bemachtigen  ende 
d'  riviere  tot  het  incoomen  der  corcorren  veijl  te  maken.  De  Tidoreesen 
d'  onse  siende  stelden  haer  tot  offencie  ende  verwachtense  op  den 
tromp  van  haar  musqnetten,  doch   vermerckende  d^  onse  even  fors 
aenqnamen  verlieten  gemelde  plaetse,  sonder  considerable  resistentie, 
ons  inruy  mende  daemede  t'  grootste  voordeel  tot  voet  op  haer  lant, 
ende  wiert  gemelte  plaetse  dadelijck  voor  den  coninck  versterckt,  ende 


67 

met  geschat  wel  versien,  ten  eijnde  oock  bij  tijen  van  noot,  d'onse 
daerin  voor  8'  viants  gewelt  bestaen  mochten.  Van  daer  vorders  op- 
waerts  gaende  qnamen  egndelijck  door  moetjelijcke  wegen  ende  mo- 
rassige  gronden  tot  een  roerschoot  bg  t  fort ;  alwaer  d'  onse  neder- 
pUntende  haer  dadeiyck  met  een  pallesade  retrenchemt   verstercten, 
Bulcx  den  viant  sonder  eenigh  belett  toeliet ,  eeniyck  dapper  inde 
weer  synde  haer  fort  te  verstereken,  met  voedangels  ende  palleaaden 
jegens  de  mueren  aen  wel  rnjjm  een  vadem  dick,  tusschen  beijden 
met  rgswerk;  facijnen   ende  lange  rnijchten  gevoldt,  om  coegels  te 
doen  smooren ,  ende  haere  binnenwereken  voor  instorten  te  prevenieeren, 
D'  onse  hare  baterije  voltoijt  hebbende  ende  met  extreeme  arbeijt  een 
canon   van  24  f%   met  noch  minder  geschat  daerin  gebracht  zynde, 
bestonden  wacker  te  blasen ,  snlcx  den  viant  vreemt  docht,  niet  gelooft 
hebbende ,  soo  grooten  canon  mogeüjck  was ,  door  het  moras  te  sleepen, 
daerbg  te  laet  bemerckten  haer  achteloosheijt  int  gewillich  ende  ge- 
mackelljck   inmijmen   der   wachtplaetse   voort   incoomen   der   rivier. 
Echter  gaven    [zij]  geen  moet  verlooren,  maer  troeffden  soo  wacker 
met  canon  en  mnsqnetten  dat  den  timidiensen  Ternataen  dateUjck  in 
coaragie   merckeHjck  begon  te  verflaawcny  ende  twaer  d'  onse  haer 
niet  wederhonden  hadden,   sonden  t  spel  te  grabbel  gelaten  hebben. 
D'  onse  vielen  hierover  aen  den  Coninck,  die  hem  int  eerst  in  genomen 
wachthaijs  onthielt,  klachtich,  ende  stelden  de  goede  apparentie  bij 
continaatie  van  goeden  ijver,  mitsgaders  het  schandeHjck  gevolchblj 
afftreck  voor  oogen ,  tweick  Hamsia  wederom  sulcke  couragio  by  bracht 
dat  ordre  gaff>  aen   nog  een  ander  baterye,  tot  naderinge  vant  fort 
viytich  te  arbeyden,  ende  gedurich  inde  gemaecte  werckentebiyven, 
snlcx  dat  seer  geswint  dry  vaste  boute  viercanten  beqnamen ,  waerwt 
800  hevich  geschooten  wiert,   dat  den  viant  noch  op  zyn  pnncten, 
noch  op  gerdynen  gedoeren  conde,  doch  het  slimste  voor  haer  waren 
de  granaden,   die  by  menlchte  wt  een  steenstuck  binnen  geschooten 
wierden ,  snkx  dat  genoach  te  doen  cregen  onder  groot  geschrey  ende 
gekerm  den  brant  te  blnssen  die  alomme  in  tempel  ende  hnysen  door 
gemelte  granaden  veroorsaeckten,  soo  dat  niet  anders  en  resteerde 
om  een  victoriense  wtcomste  te  erlangen ,  dan  een  generalen  storm 
over  de  gemaekte  bressen  te  doen,  daertoe  den  coninch  om  minst 
vokk  te  pericliteeren  niet  wel  resolveeren  conde ,  waeromme  den  viant 
geduricb  met  canon  moesten  gaende  houden.  Dit  belegh  duerden  tot 


'68 

'primo  Aagasto  als  wanneer  geen  wtcomdteh  sagen  ende  den  viant  eVea 
sterck  vier  gaff,  ende  d'  onse  met  den  Ternataenschen  Cappn  -  Laanct  tot 
onder  een  pistool  schoot  genadert  waren ,  de  sieckten  door  het  dampich 
ende  moerassich  aertrijck  begon  te  volgen,  soo  dat  nootsakelijck  een 
corte  expeditie  noodich  was,  dat  den  coninck  oock  soo  begreep  ende 
dierhalven  tot  een  storm  met  d'  onse  resolveerden ,  waerop  des  mor- 
gens, wesende  den  tweeden,  seer  hevich  den  viant  beschooten  wiert 
*van  alle  canten,  dat  aen  weder  zijden  door  de  bressen  conde  sien. 
Dit  duerde  tot  inder  nacht  als  wanneer  den  vrindich  van  Malel)e& 
nevens  onse  Mardijckers  ende  eenige  Tematanen  aennamen  cmgpende 
: langs  d'aerde  de  voetangels,  die  bij  miljoenen  geplandt  stonden,  wt 
.te  plücken   ende   den   wech   tot   den   storm  jegens  s'anderendaechs 
smorgens  te  prepareeren,  dewelcke  wat  nae  aende  wal  comendegeen 
wacht  vernamen ,  waeromme  wat  naerder  cmijpen :  bestonden  de  bres 
-op  te  klauteren,  totdat  eijndelijck  sonder  de  minste  ontmoetingh  in 
een  van  de  puncten  geraecten,  ende  niemant  vernemende  Orangie 
orangie  riepen,  tweick  van  de  rest  gehoort   zijnde  aenvielen  ende 
meester  vant  fort  wierden,  niemant  anders   daerinne  vindende  dan 
vier  afgesleete  ende  verouderde  vrouwen,  de  reste  wesende  300  Ti- 
doreesen,   ende  omtrent  100  inwoonders  waren  omtrent  den  avont 
sonder   slach  ofte  stoodt  te  doen,  schandelijck  verloopen  ende  over 
t'  mouras  met  groot  peryckel  t'  landewaert  gevlucht,  waervan  int 
naervolgen  op  den  dach  door  de  Ternatanen  eenige  becomen  wia^den, 
dewelcke  verclaerden  den  Tidooreschen  Cappn  Laouct  selfs  binnen 
geweest  was,  doch  hij  ende  eenige  vande  sijne  swaerlijck  gequest 
sljude  sagen  geen  middel  om  t'  fort  lange  te  behouden,  weshalven 
om  niet  in  onse  handen  te  vervallen  de  vlucht  voor  een  redeiycke 
compositie  resolveerden.   Dus  wierden  wij  op  den  2«a  Augustii  van 
het  stercke  Tidoreese  fort  (dat  de  natuur  immers  soo  sterck  alst  oock 
inder  daet  seer  polijt  in  calck  ende  steen  gelecht  door  menschen- 
' handen  sterck  gebout  was)  meester,   hebbende  binnen  zijn  mueren 
'die  vierdehalf  voeten  dickte  heeff,  32  vadem  inde  lengte  ende  24 
inde  breete,   de   puncten   waervan   de   twee   massijff  waeren,  ende 
d'  andere   twee   beneden   tot   pachuijsen    geprepareert ,   ende  boven 
gesoldert,  hebbende  in  de  hoochte  vierdehalff  vadem.  Op  de  punteü 
wiert  gevonden,  doch  wt  hare  affnijten  geschooten,  2  isere  stucken, 
d^een  van  9,  dander  van  6  ®,  2  grclote  metalen  valcoenen  van  10 


69 

ende  11  £9  ende  drie  baseen,  daer  beneffens  ontrent  4  potten  sohoon^ 
croQt,  in  een  propere  gemetselde  kelder,  tweick  door  der  Tematanen 
onaebtsaem  vier  dragen  in  den  brant  gerecht,  edoch  sondr  schade 
aen  iemant  te  doen.. 

Gednerende  dit  belegh  zijn  niet  meer  dan  een  Macqnandr  door, 
eggen  volcz  oBTOorsichtigheijt  dootgeschooten ,  een  constapel  mits-, 
gaders  een  Mardijcker  doorde  beenen  ende  een  soldaet  een  schamp- 
aeboot  op  den  arm  getroffen,  zijnde  vleeswonden.  Godt  almachtich 
moet  over  dese  treffelijcke  victorie  indereeawicheijt  gelooft  zijn.  Amen.. 

Coninck  Hamsia  was  over  dese  victorie  soo  verheucht  dat  hem  de 
tranen  van  blijtschap  wt  d'oogen  sprongen,  hij  hadde  niet  gedacht 
sgnen  onderdom  sulcke  conqueste  sonde  beleeft  hebben,  snlcx  vol- 
mondich  te  kennen  gaff,  wanneer  de  sterckte  dier  plaetsesach,  edoch 
en  gaff  de  eer  daervan  niet  hem  maer  ons  diese  oock  ten  rechten, 
toeqnam ,  aengesien  sonder  Nederlanders  noijt  Temataen  soodanigen 
plaetse  meester  sonde  geworden  zijn.  Insgelijcz  mede  soo  den  coninck 
daer  persoonUjck  niet  geweest  hadde,  sonde  die  tocht  geen  ander- 
wteomste  erlangt  hebben,  als  a^  passado,  des  hem  den  een  soo  wel 
als  den  ander,  de  victorie  toeschrijven  ende  d'eer  gandeeren  mach.. 
Hamsia  vereerden  op  becomen  tgdingh  der  veroveringe  de  constapels 
200  Ra  dat  van  een  Moor  al  veel  is. 

..  •  .  Die  van  Ca^oa  ende  Mortier  wert  gesecht  de  geconques- 
teerde  plaetse  door  den  conincq  in  possessie  sal  gegeven  werden 

Den  Tidorees  heeft  bij  Piache  veel  jaa  zi)n  geheele  brootcamr  ver-. 
looren ,  ende  sal  hem  snlcx  ten  hoocbsten  incommodeeren ,  geen  nader 
sagou  plaetse  voor  hem  sijnde  als  de  cast  van  Weda  inde  straat 
Patïentia  dat  sonder  groot  perijckel  niet  can  geschieden,  ende  ten 
ontwijffel  die  plaetse  de  Tidoreesche  gehoorsaemheijt  snllen  afgaan^ 
ende  onder  den  Temataen  wiens  vassalen  deselve  wel  eer  geweest 
zQn  toevallen,  snlcx  dat  die  van  die  plaetse  mede gefrustreert zijnde, 
Tidoors  onderganck  ende  Hamsias  aenwas  geschapen  staet,  sulcx  den 
tyt  ons  openbaren  wil. 

T'is  een  groote  achteloosht  van  den  Tidorees  geweest  dat  ons  de 
plaetse  soo  licht  ingernijmt  heeft  ende  geen  beter  voorsorge  gedrageoi 
om  tin  tgts  haer  begonnen  baterije  aende  eerste  ellebogte  des  riviers 
te  voltofien  ende  daerwt  het  aen  ende  vorder  incomen  der  rivire  te 
beletten.   Immers  soo  groote  slechtigheit  ende  versny n^  wast  van  Ivier, 


70 

dat  de  rivier  met  geen  omgehoade  boomen  dieder  aen  wederzijden 
bij  duijsenden  staen  besloot.  Hondert  dnijsent  menschen  en  badden 
die  plaetse  geen  hindr  gedaen,  nochte  geen  vaertnljcb  mogelijck 
geweest  daerdoor  te  booren.  De  sterckte  van  haer  fort  dat  geen  aen- 
eomen  heefl,  als  de  rivier  op,  en  heeft  haer  niet  omsichtichgemaeckt, 
snlcx  dat  haer  onverstant  ons  haer  geessel  gemaecict  heeft. 

Groote  eontentie  heeft  Piaches  verlies  tasschen  den  Spanjaert  ende 
Tidorees  veroorsaeekt.  Den  Spangjaert  heeft  hem  geenige  de  minste 
assistentie  willen  bewijsen  onaengesien  daeromme  hart  aengehonden 
ende  versoeht  heeft,  weshalven  den  Tidorees  bij  den  Gouvr  op 
Oammalamna  zQnde  met  grammen  moede  ende  groot  misnougen  ver- 
trock,  in  vongen  dat  oock  gedaerende  het  belegh  voor  Piache  noeh 
door  Tidorees  noch  door  Spanjaert,  eenige  exploicten  op  d'overcast 
ofte  Macqjan  gedacn  zijn.  'tLaet  hem  aensien  als  offdenSpangiaert 
der  Tidoreesen  onderganck  ernst  zij,  ende  naer  desselfs  winst  ofte 
verlies  wegnich  vraecht,  daer  nochtans  inde  schade  concequentelijck 
moet  participeeren ,  want  Tidoor  niet  hebbende ,  moet  Oammalamma 
grootelijcx  bijleggen.  De  magasijnen  hebben  niet  in  voorraet,  ende  de 
Mardijckers  connen  op  de  vrnchten  van  haer  tuijnen  op  verre  naer 
niet  leven ,  soo  dat  soo  wel  den  eenen  als  den  anderen  V  verlies  ende 
schade  gemeen  zQ 

Coninck  Hamsia  heeft  hem  tzeder[t]  t'vertreck  van  d'Hr  Gaan  met 
zgne  groeten  gants  schickelijck  gecomporteert,  ende  meijnt  den  oorloch 
met  Tidoor )  ende  den  Spangiaert  geheel  ernst,  sulcx  dat  niet  en 
geloove  t'  eeniger  tijt  daervan  desisteeren  sal,  te  meer  met  sijnen 
hoogen  onderdom  t'  verstan  t  augmenteert,  seer  wel  siende  hoe  de 
baken  geschapen  staat,  ende  met  wat  voordeel  ende  respect  de 
üompe  den  oorloch  nlom  jegens  hare  vianden  lofFeltjck  wtvourt,  wel 
denckende  soo  bg  voorige  quade  gangen  persisteert,  eenmael d'roede 
gewisselijck  voelen  sonde,  derhalven  voor  hem  best  ende  zijnen  staet 
t'  seeckerste,  dat  bij  goetdoen  ende  t'voeren  van  den  oorlogh  perse- 
vereert     

De  Hacq jnanders  als  vooren  aengeroert  honden  haer  geheel  schap- 

pelijck  ende  obedient  onder  den  coninck ;   't  leveren 

van  drooge  ende  wel  geconditioneerde  nagelen  wert  by  haer  achter- 
volcht    •    •    •    •    • 

BIJ  Hamsia  hebbe   noQt   vernomen  eenich  versouck   wegens  de 


71 

belooffde  4000  r*  jaerlijcx  alhoewel  in  sijn  schrijven  daervan  verhael 
doet.  ZtJD  cranck  vermogen  int  naercomen  der  contracten  acngaende 
de  fideele  leverantie  der  nagelen  in  d'Amboinsche  provintien  geeft 
hem  swacke  hoope.  Echter  valt  UEd.  op  hoope  importn^n ;  dat  hem 
prompte  assistentie  ende  protexie  jegens  alle  zijne  qnaetwillige  ende 
ongehoorsame  onderdanen ,  in  dat  gewest  gepresenteert  wert ,  is  Zijne 
Mat  gantsch  aengenaem^  dan  om  dat  werck  een  goeden  glimp  te 
geven,  ende  ten  effecte  te  brengen,  is  hem  onmogelljck.  Soo  van 
geiycke  de  gerequireerde  straffe  aen  den  Quimelaha  Terbile  op  Soala 
wegens  de  begane  moort  aen  ons  volck,  '  waeraen  geen  monw  en 
te  setten  weet,  ende  dierhalven  liever  sagh,  door  dVangh  van  onse 
wapenen  gejastificeert  ende  aen  sijne  gerechticheijt  mochte  geholpen 
werden  als  door  hem  die  tot  snlcz  te  doen  onvermogen  [d]  is. 

Om  gestadich  der  Mooren  secreete  raetsplegingen  bekent  te  zijn, 
gebmycken  aenbrengers,  doch  tot  noch  toe  is  ons  niet  nadeelighs 
voorgecomen 

Geene  vreemdelingen  zijn  desen  jaare  in  de  Molncxsche  quartieren 
verscheenen 

Vermits  recuperatie  van  Coninck  Hamsias  voorige  gesontheijt  waermet 
schgnt  verjongt  te  zijn,  is  deselve  van  voornemen  geheell  verandert, 
ende  meijnt  in  de  regeringe  tot  t'jongst  zijns  leven  te  prsevereren, 
dat  een  goede  saeck  is,  ende  d'  Compa  proflStabel,  aengesien  de 
kinderen  vanden  overleden  Coninck  Modaphar  noch  geheel  joncq  zijnde 
de  regeringe  te  lastich  sonde  vallen,  ende  den  Molucxschen  staedt 
geheel  verkeert  dirigeeren 

De  Chineesen  inde  Molnccos  sijn  in  redelijcke  getal.  Haer  vertreck 
van  hier  was  wel  noodich  aengesien  onder  den  soldaet  gemeenelijck 
eenen  beroQden  beurs  maken.  Al  die  versoacken,  sullen  [wij]  licen- 
tieeren     

Maleijen  is  jegenwoordich  met  een  goeden  schoolmeester  versien 
ende  wert  de  jeucht  daerdoor  redelQck  gevordert 

Den  godsdienst  wert  alhier naer  ver- 
mogen ende  middelen  waergenomen  ende  door  een  sieckentroostcr 
volbracht,   doch  met  meerder  aengenaemheijt  ende  beter  stichtinge 


1    Later  bleek  echter,  dat  deze  Kimelaha  tgdenshet  plegen  van  dien  moord,  in 
1636,  op  Ternate  was  geweest.  (Molnks  verhaal  1644—1646.) 


72 

♦ 

ioade  Bulcz  door  een  predicker  geschieden  .    .    «    •    Domine  Bac«B 
doet  gantBch  qaalijck;  dat  van  hem  geeft,  geen  vruchten  in  Teraaten 
te  doen  zyn  ,  ende  dierhalven  van  hier  verhaljst  is ,  onnodich  acht^ide 
dese  plaetse  een  predicant  te  hebben    ....    weshalven  gantsek 

gedienatelijck  versoncke    ....     ons  in  aenstaende  met  een  pre- 
dicant te  versorgen. 

•■•-•••••••••••••••••••     •     • 

Actnm  Male^en  int  Gasteel  opt  EQlant  Tematen  desen  18  Aag^ 
1642. 

Was  onderteekent  I 
W.  Sebotisk. 


X.    Translaet  brieff  van   de  Coninginne  van  Atchin 
aen  den  Gonvemeur  generael.'  > 

Desen  mQnen  brieff  gaet  aende  Gapiteljn  Generael  Antonio  van 
Diemen  PangUma  vant  Lant  ende  V  Gasteel  Batavia  de  welcke  seer 
vermaerti  stontmoedich  ende  verstandich  is  inde  crijghs  saken,  die 
alle  sijne  vijanden  overwint. 

Verders  gelieft  den  Gapitegn  te  weten,  dat  den  snljveren  brieff 
van  den  Gapiteijn  '  wel  ontfangen  hebbe  die  den  Gommandenr  Pieter 
Sonri)  heeft  gebracht  in  Gompe  van  SirQ  Bidijendra,  ende  Motte 
berchan,  '  continerende  veel  soete  woorden,  daer b\j  vaste  verseecke- 
ringe  vande  eenicheijt  vanden  Gapt  n  ;  alle  t'  selve  hebbe  ick  alsoo 
inder  daet  (door  hulp  vanden  Grooten  God)  bevonden,  daer  ick  den 
Groeten  God  hooghlijcken  voor  daückende. 

Verders  jseijt  den  Gapiteijn  in  sljnen  brieffdat  men  doch  den  handel 
van  Indraponra  soude  brengen  in  Selida,  doch  de  rivier  van  Indra- 


1  Zonder  datum.  Sonrg  bracht  hem  den  26  Nov.  1642  te  Batavia. 

2  Gedateerd  14  Mei  1642. 
8    Hare  gesanten. 


73 

ponra  hebbenae  mij  bekent  gemaeckt,   dat  een  seër  qaade  rivier  is, 
ende  aDe  het  volck  van  dat  laat  sijn  altsamen  met  groote  sieekte 
geqoelt,  soodat  het  niet  wesen  en  can,  om  de  grote  stortende  bharen 
van  gemelte    rivier,   't  welck  seer   moeijlijck  sonde  vallen  int  gaen 
ende  eomen  nae  Selida,  alsoo  de  rivier  van  Indraponra  extraordinarij 
groote  stortingen  heeft,  ende  ingeval  datse  met  gewelt  wilden  gaen 
ende  eomen  ende  het  selve  aennamen  te  doen ,  soo  sonde  daer  groote 
schade  nQt  eomen  te  ontstaen ,  het  sij  met  inde  gront  raken  van  haer 
vaertaggen  ofte  anders  ende  alse  in  Selida  zouden  handelen ,  sal  daer 
veel  verlooren  gaen  op  de  tollen  die  daer  aireede  siJn.  Seker ,  Padocea 
Morhom  Macotta  Allem  ^   heeft  den  Groeten  God  blJ  hem  geroepen 
ende  alles,   hoe  ende  in  wat  manieren  hij  in  alle  sfjn  landen  heeft 
gegoavemeert ,  ende  ondersoeck  in  siJn  landen  gedaen  en  alle  de 
eonstagmen   ende  gewoonten  sal  ick  oock  alsoo  altljt  onderhouden, 
alsoo  ick  CoBinck  geworden  ben ,  en  als  een  kint  van  Padncca  Morhom 
Maeotta  Allem,  sal  ick   alle   wetten   ende  constuijmen  alsoo  mede 
onderhouden  ende  naercomen  ende  het  sonde  mij  seer  beswaerlijck 
sQn,  800  ick  eenige  veranderingh  iwers  in  wilde  doen,  maer  het  is 
licht  voor  mg  te  achtervolgen  de  constuymen  van  Padncca  Morhom 
Maccota  Allem. 

Verders  versoeckt  den  Capiteijn  in  sijn  brieff,  datter  geen  vreemde 
coopluijden  souden  eomen  handelen  inde  Bhandar  Califa  ende  Priaman 
ende  Padangh  ende  Indra  Poura;  van  de  Agemr  ofte  Megolders  die 
haer  residentie  houden  inde  Bhandar  Darodulja  Darnsalem  ende  alle 
coopluijden  van  andere  landen  heb  ick  belast,  als  inde bovenstaende 
plaetsen  eomen  handelen ,  dat  se  altijt ,  wanneer  se  daer  eomen ,  tollen 
sullen  volgens  constuijmen,  gelijc  als  de  Javanen  en  de  Chinesen 
ende  ick  heb  alle  den  tol  qufjt  gescholden  van  alle  de  onderdanen 
van  Daroudonja  Darrousalem  ende  dat  ten  respecte  datter  tusschen 
die  luijden  ende  de  ingesetenen  van  Daroudonja  Darousalem  geen 
onderscheijt  is. 

Verders  verhaelt  den  Capiteijn  in  sijnen  brieff  wegens  het  lant 
van  Pahangh ,   dat  gebleven  is  acnden  Oranghcalja  Lazamana ,   die 

t  Dey«der  van  den  tegenwoordigen  Saltan,  (Iskandar  Moeda,  overleden  in  1686). 
f^gl.  Bouwstoifen ,  II  ^  bldi.  lxxvii).  Zgn  opvolger  en  schooBEoon  overleed  in 
1641.  Zie  hiervóór  bldc.  19. 


74 

Paducca  Morhom  Darousalem  ^  had  gesonden  te  wonen  in  Pahangh 
ende  bg  leven  van  Padacca  Morhom  Darousalem,  hebben  alle  de 
inwoonders  gesabmitteert  onder  het  gebiet  van  Padacca  Morhotn  Da- 
rousalem,  ende  ick  nu  Goninck  geworden  sijnde,  ben  van  resolutie 
te  achtervolgen  de  onde  coustaijmen,  ende  het  is  nu  seker  dat  alle 
groote  ende  gemeente  haer  opwerpen  tegens  mij  ende  wanneer  den 
Laxamana  wederom  van  Pahangh  qnam  heeft  hij  mij  bekent  gemaeckt 
dat  [hij]  Bendhara  Pahangh  hadde  overgegeven  aen  die  van  Johor  ende 
alle  mijn  onderdanen  ende  ammonitie  van  ooilogh  is  in  Pahang^h 
gebleven ;  ingeval  nu  de  groten  van  Pahangh  met  goede  oprechte 
suijverheijt  willen  omgaen ,  ende  mij  alle  mijn  onderdanen  ende 
ammonitie  van  oorlogh  wederom  senden  salt  goet  wesen,  maer  bg 
aldien  die  van  Pahangh  niet  willen  verstaen  mijn  volck  ende  am- 
monitie van  oorlogh  wederom  te  senden  sullen  alsdan  als  verraders 
van  God  Almachtich  ende  van  mij  oock  sijn.  Maer  nae  mijn  oordeel 
is  jegenwoordich  Pahangh  ende  Batavia  een  lant;  den  Gapitegn 
gelief  daer  over  te  disponeren  nae  sijn  welgevallen,  ende  sij  luijden 
sullen  allen  ongetwljffelt  naercomen  ende  achtervolgen  al  wat  den 
Capiteijn  haer  gebiet  ende  alle  mijn  ammonitie  van  oorlogh  ende 
mijn  onderdanen  die  in  Pahangh  sijn,  sal  ick  in  handen  van  Godt 
Almachtich  opofferen  ofte  wat  den  Capiteijn  daer  van  gelief  te  be- 
velen. 

Verders  gelief  den  Capiteijn  noch  te  weten  dat  ick  van  deaen 
mousson  geen  ambassadeurs  en  sal  senden  naer Batavia,  alsoo jegen- 
woordich alle  saccken  tnsschen  beide  rljcken  met  goet  contentement 
sijn  affgedaen  ende  in  geval  hier  naer  in  een  van  twee  plaetsen  bg 
d'een  ofte  d'ander  iets  voorviel  sullen  alsdan  gesanten  senden  alsoo 
ter  desen  tijt  het  lant  van  Atchin  Darousalem  ende  het  lant  van 
Batta  sijn  gelijck  als  een  lantschap.  Laet  doch  niet  naer  dat  de 
coopluijden  gaen  ende  comen  handelen ,  soo  lange  als  de  son  lichten 
sal,   alsoo   het   Godt   belieft    heeft   mij    te  deser  tijt  als  Coninck  te 

stellen. 

Verders  gelieft  den  Capiteijn  Generael  te  weten  dat  ten  tijde  van 
Paducca    Morhom    Macotte   Alem   hadde   gesonden    den   Orangcaija 


1    Haar   in   1641   overleden   echtgenoot    —   0?er   Fahang   vgl.  men  Boaw- 
stoffen,  II,  bldzz.  357,  365,  390—392. 


75 

Laxamana  met  een  armade  naer  Malacca,  een  straff  van  God  Almachtich 
over  haer  gecomen  is,  dat  den  Laxamana  t'  onder  is  gebracht,  ende 
hebben  de  Portugeesen  alle  de  groote  heeren  gevangen  genomen  ende 
naer  haer  lant  vervoert,  wie  weet  wat  meenichte  grote  heeren  datter 
noch  in  handen  vande  Portngesen  sijn  '.  Daer  is  eenen  grooten  heer 
vant  lant  Darondonij  Darousalem  genaemt  Mara  Agemet,  vereert  met 
den  Titnl  van  Orangcaija  Radia  Lella  Wangsa  ende  tot  noch  toe  en 
heeft  het  Godt  niet  gelieft  dat  ick  iets  in  die  sake  hebbe  connen 
verrichten  y  om  hem  wederom  te  becomen,  doch  met  de  voorsichtig- 
heijt  vanden  CapiteIJn  verhope  denselven  Marga  Agemet  weder  om 
te  crljgen  uijt  handen  van  den  Portngesen  alsoo  mij  bekent  is,  den 
Capiteijn  tot  alle  saecken  licht  raet  weet. 


XI.    Instructie  voor  den  E.  Jeremias  van  Vlieth  gaende 
'  voor  vice  gonvr    .    .     .    over  Palimbangh  ende 
Jambij  na  Malacca,  waer  nae  hem  metten  Raet 
dier  Stadt  en  vloote  reguleren  sal,   29  Septem- 
ber 1642. 

Als  boven  gemelt  sal  d'heer  Johan  van  Twist  in  10  a  15  dagen 
^gnatie  en  transport  vant  Malax  gouverno  en  directie  doen   .... 

ÜË.  sal  opt  aenvaerden  sijns  ampts,  den  heere  van  Twist  aff- 
voorderen,  alle  originele  en  noodige  copien  van  schriften,  boecken, 
pampieren,  en  andere  mnnimenten,  egecne  uijtgesondert,  die  t'gou- 
Tenio  en  directie  van  Malacca  eenighsints  aengaen,  ....  gelijck 
mede  sijn  E.  gelast  is,  UE.  voor  sljn  vertreck  van  soodanigen  schrif- 
teiijcken  memorie  te  versien,  als  door  becomen  experientie  oordeelen 
^l)  U.  E.  hem  nefiens  dese  U.  E.  Instructie  tot  onse  becomen  appro- 
l>&tie  ofte  desselffs  vemietingh  ten  dienste  van  de  Gompe  reguleren 
BoU,  en  [met]  goede  opmerckinghe  volgen,  d'ordre  door  ons  bij 
Instmctie  acn  d'heer  Joan  van  Twist  voor  t'veroveren  van  Malacca, 
^  daer  nae  suecessive  bij  missiven  van  .  •  .  .  a®  1641 ,  item  van 
•   •   .    •    anno  1642,  gemelten  heer  Gouverneur  gegeven  .    .    • 

1  Tgl.  Bouwstoffen,  ü,  bldz.  xxix. 


76 

Hoedanigen  bestant  tusschen  t'  rgck  van  Portagael  en  den  Staiet 
der  Vereenighde  Nederlanden  gelraeteert,  en  bQ  den  Coningh  ea 
Staten  Qenerael  geratifieeert  is,  can  ü. E.  int  neffens  sijnde  tractaet 
in  beyde  de  talen  sien,  als  mede  uijt  t'  schreven  vande  heeren  17e, 
haer  Ed:  meijninge  desaengaende  vernemen,  waer  aen  ons  gedragen, 
maer  wanneer  d'ordre  van  hare  Ho.  Mogende  nopende  de  pnblic&tie, 
en  onderhoudingh  vant  gemelte  bestant  ....  snllen  beoomen  hebben, 
heeft  ü.  E.  onse  naerdre  ordre  te  wachten,  hoedanigh  de  Portageaen 
t'  frequenteren  van  Malacca,  en  t'  passeren  van  desselffs  enghte  sal 
toegelaten  werden. 

Ende  dewijle  nu  met  den  Portugees  in  trefnes  sijn,  sal  de  stad 
Malacca  oock  met  minder  garnisoen,  en  desselffs  enghte  met  wegnige 
pavale  macht  verzekert  en  beseth  ponnen  werden 

De  noodige  fortificatie,  't  slnijten  van  pnnten,  timmeren  van 
steene  corpus  de  garden,  en  wat  meer  bij  d'heer  van  Twist,  tot 
versterckinge,  snijveringe  en  verbeteringe  vande  stadt  is  geprojecteert, 
sal  UE.  nae  vermogen  bevoorderen 

Alle  bedenckelijcke  en  doenelijcke  middelen ,  moeten  ü.  E.  tot 
conservatie  der  gesontheijt,  en  wegnemingh  vande  vuijle  dampen, 
en  andere  oorsaken,  der  Malaxse  ongesontheyt,  en  schadeigcke 
sterfte,  gestadigh  aen  wenden,  waer  toe  seer  dienstigh  achten^  de 
stadt  so6  langhs  soö  meer  gereijnight,  alle  onnutte  huijden,  inson- 
derheijt  omtrent  stadts  muijren  affgebroken,  de  erven  geslecht ,  en 
met  frnijt  boomen  beplant  werden,  de  punten  met  goede  corpus  de 
garden  tot  bequaem  logiement  der  soldaten  te  versien,  gelljck  mede 
de  stadt  (f  zijner  tijt)  aende  lant  sijde,  met  een  gracht  tot  ver- 
sterckingh  en  dempingh  der  stinckende  moerassen  omgraven  dient, 
maer  insonderheijt  dient  het  hospitael  van  sijn  hooge  ongelegentheijt 
op  een  bequaeme  plaets,  omtrent  de  zee,  ofte  revier  kant  getrans- 
porteert,  wel  suijver  gehouden,  ende  alle  doenelijcke  naerstigheijt, 
tot  goede  sorghvuldige  cure  en  tractement  vande  siecken  geordonneert, 
waer  toe  van  hier  een  wel  gestoffeerde  kist  met  medicamenten, 
....     *  ü^  hart  broot ,  en  diverse  versnaperingh  derwaerts  sendeo. 

T'  bevolcken  van  Malacca  en  t' cultiveren  vande  omleggende  thugnen, 
sal  allenxkens  moeten  geschieden,  waer  toe  U.  E.  met  alle  gelegent- 


1    Oninge^ald. 


77 

hegt  de  beqoaemste  middelen  gebrnycken  moet,  dat  van  ons  saecessive 
nae  vermogen  gesecondeert  sal  werden,   goede   qnantité  thngn  saet 
senden  derwaerts,  maer  slaven  connen  na  geene  missen;  de  swarte 
Christenen  en  Malaccesen,   die  in  d'  om  leggende  plaetsen  noch  ge- 
vangen sgn,    moet  UE.  vervolgen  te  regateren,  en  dit  voick  (als 
sQnde  t'eenemael  geportngeseert)   in  goede  snbjectie  houden.   Inson- 
derhegt  d'  overgebleven  Portugesen  ende  Mestteen ,   dat  lenlje,    ho- 
vaerdlgei  onrustige  en  crackelige  menschen  sijn,  die  in  geenderleQ 
wijse  vertrouwen  moght,   sulcx  scberpelijck  op  der  selver  doen  en 
leven  letten   moet,   geen   publfjcque  exercitie  vande  Roomse  religie 
salt  in  Malacca  noch  desselffs   Territoir   dit  volcicjen  toelaten  ^   de 
vrijhegt  van  conscientie ,  en  oogbluijckent  gedoogh  der  misse  is  meer 
viijheljt  als  onsen  Staet  aldaer  bnijten  perijckel  verdragen  can,  ten 
welken  insicbte  maer  wegnigh  geestel^cke   persoenen  dulden,  ende 
V  meerder  getal  wegh  schicken  sult. 

Den  eijgendom  van  alle  hnijsen,  erven,  thuijncn,  en  velden,  soo 
binnen  de  stadt  als  in  desselffs  ressort,  sult  voor  de  Compe  noch  al 
behouden,  ten  ware  U.  E.  om  goede  consideratien  raetsaem  vont^ 
eenige  dersèlver  te  vercopen,  ofte  wegh  te  schencken,  doch  ons 
oordeels  achten  dit  noch  al  wat  te  prematuijr,  maer  sal  U.  E.  om  de 
bevolckingh  en  culture  soo  veel  doenelijck  te  bevoorderen,  eenige 
bngaen  en  thnijuen,  voor  1,2 a3  Jaren,  soo  wel  aen  Comps  dienaers 
als  vrge  Inljden ,  ten  geringen  prijse  wel  mogen  verpachten ,  off  ver- 
hngren,  ofte   om   cleijne   erkenteuisse  in  leeninge  geven,   midts'd^ 

hogsen,  ende  erven  door  de  besitters  t'  hunner  costen  gerepareert 
en  onderhouden ,  mitsgaders  de  thuijnen  en  velden  gecultiveert ,  be- 
plant en  verbetert  werden ,  op  dat  de  generale  Compe  mettertijt  daer 
behoorlQcke  vrucht  van  trecken  mach. 

IVoude  dominatie  die  de  Portugesen  tot  Malacca  ontrent  d'omge- 
legen  volcken,  t'  passeren  van  desselffs  enghte,  t'  aendoen  van  de 
plaets,  t' vorderen  van  tollen  en  anckeragie,  t' halen  van  passen,  en 
alle  andere  costufjmen ,  als  een  ongetwljffelt  recht  hebben  gepossideert, 
Bal  Ü.E.  voor  onsen  Staet  int  geheel  mainteneren,  doch  met  soo- 
^igen  discretie  en  voorsichtigheijt,  dat  daer  door  niet  gehindert 
werdc,  Malacca  haest  in  neeringh  en  voorspoet  respirere ,  terwelcken 
iittiehte  seer  circumspect  met  de  Moorse  en  Gentijffse  schepen  van 
(^oromandel  en  fiengala  (die  in  de  thin  quartieren  van  Pera,  Qneda, 


78 

SalaDgh,  Trangh,  enz.  comea  negotieren)  moet  gehandelt  werden; 
evenwel  dienen  bedwongen,  passen,  tot  dien  handel  in  Malaeca  te 
comen  halen,  en  gewoonlijck  thol  te  betalen.  Immers  moet  snkx 
bi)  ongelegentheijt  des  Moessnns,  aen  onse  daeromtrent  cruijsaende 
jachten  effect  sorteren,  opdat  dese  lieden  gewent  mogen  werden,  de 
Nederlanders  niet  alleen  Malacca,  maer  oock  dessclffs  dependentien, 
possideren.  Met  minder  respect  moet  de  vrije  vaert  der  Javanen  in 
dat  gewest  verhindert  werden,  en  deselve  bedwongen,  passen  in 
Malacca  te  halen,  oock  int  gaen  en  keeren  (schoon  geen  laat  en 
breecken)  de  costuijmelijcke  tollen  te  betalen,  als  bij  de  Fortagiesen 
gebruijckelijck  is  geweest,  en  al  die  Malacca  sondcr  aendoen  passeren, 
zal  U. E.  doort  cruijssent  vaertnljgh  doen  nemen,  en  voor  goeden 
bnijt  aenslaen,  de  persoonen  voor  d'  eerste  macl  largeren,  en  sulcx 
meer  plegende,  inde  kettingh  sluijten,  doch  met  Maleljers ,  Ghinesen, 
en  Macassaren,  snit  sachter  procederen,  doende  als  met  den  Baet 
oirbaerlijckst  vint. 

Bij  t'  laetste  schryvens  van  d*heer  van  Twist  vernamen  met  ver- 
wonderen de  Malacze  Portogesen  geen  thol  vande  uijtgevoerde  coop- 
manschappen  nae  Maccaaw  hebben  betaelt,  vermidts  snlcx  ten  tyde 
van  der  Portngesen  regeringh  soo  gepractiseert  is,  maer  geconsidereert, 
begde  de  plaetsen  doen  van  eenen  heer  beseten,  en  daeromme  maer 
in  een  vertholt  wiert,  soo  can  dese  costnijme  bij  ons  in  presente 
gelegentheijt  sonder  prejuditie  van  den  H^  geen  plaets  hebben.  U.E. 
sal  daeromme  van  alle  vertreckende  Portogesen,  soo  wel  die  coatg 
als  elders  remoreren,  den  gewoonelijcken  Thol  van  5  pr  cento  voor 
uijtvoer,  en  9  pr    cento  van  inbrengen  doen  betalen. 

Ende  dewijle  d'heer  van  Twist  in  opinie  is  desen  jare  wel  eenige 
Portugiese  en  Moorse  negotianten  met  doecken  ende  andere  waren, 
in  MaLicca  comen  mochten ,  sal  U.  E.  den  handel  (mits  thol  betalende) 
toestaen,  en  mits  apparent  zij  hare  waren  bij  merckelljken  toevoer 
onder  d'arme  Malaxse  iiigesctene  niet  al  sullen  connen  vercoopen, 
soo  senden  nu  derwaerts  eenige  coopmanschappen  die  tot  Cormandel 
ende  Bengale  best  gewilt  sijn ,  op  dat  met  sulcke  lieden-  ten  proffijte 
genegotieert ,  en  dien  handel  tot  accres  van  Malaccas  neeringh  gevoet 
mocht  werden 

Soo  't  vangen  der  eliphanten  (die  in  grooter  menichte  en  van 
goede  race  inde  bossen  van  Malacca  sQu)  door  beqname  middelen  in 


79 

Bwangh  gebracht,  en  die  beesten  vande  Coromandelse  ende  Bengaehe 

Mooren  daer  so  gretigh   als   in   Siam,   Pegn,  Atchin,  Queda,  ende 

andere  Maleyse  quartieren  gesocht  mochten  worden,  sonde  sulcx  tot 

aeD^w^asch    van   neeringh ,   een   seer   dienstige   sake    sijn.   U.  E.  snit 

daerom  letten,  en  met  gelegentheijt  bljde  beqnaemste  middelen onder- 

staen ,  off  ijets  nnttelijcx  daer  in  gedaen  can  werden ,  waer  toe  middelen 

van    Siam,  Patanij,  Atehijn,  off  andere  gebuQrplaetsen  sullen  requi- 

reren ,  welcke  natiën   wij   achten  hun  daer  toe  wel  sullen  laten  ge- 

bruycken,  en  om  den  witten  eliphant  te  vangen  (die  men  daer  seijt 

te    wesen)  gretigh   sijn ,  omme  t'  welcke  te  bevoorderen ,  U.  E.  een 

tanto  opt  vangen   van  die  beesten,  en  een  merckelijke  somma  gelts 

op   den   witten   oliphant  stellen  conde,  op  hoope  eenige  lieden  sulcz 

op  eggen  costen  mochten  onderstaen,  maer  t'  zij  sulcx  gebenre,  ofte 

niet,  dient  in  allen  gevalle  in  desen  ijets  ter  preuve  ondersocht. 

Met  d'  eerste  bequame  gelegentheijt,  sal  U.  E.  uijt  Malaeca,  aen 
alle  d'  omleggende  coningen  adviseren ,  dat  als  Gouverneur  in  Malaeca 
resideert,  aenbiedende  alle  goede  gebuijrschap  en  correspondentie  met 
haer  te  houden,  noodighende  derselver  ondersaten  om  te  negotieren, 
met  toesegginge  van  liberen  handel,  goet  en  redelijck  tractement, 
tweick  wegen  gedane  toesegginghe  omtrent  alle  vreemdelingen  soo 
nacomen  sult,  haer  vrundelijck  bejegenen,  van  Malaccas  oude gerech- 
tigheit  Boetelijck  induceren,  en  gedaijrighlijck  pogen,  hunlieden 
behondens  s'  heeren  recht,  hoe  langer  hoe  meer  derwaerts  telocken, 
en  nae  vermogen  in  aUe  redelijckheyt  contentement  te  doen. 

Nae  Patanij ,  en  de  Siamse  bocht ,  sal  ü.  E.  midts  geen  nutter 
vogagies  versuQ mende,  wel  besendinge  mogen  doen,  soo  ombestiael, 
als  t'  gnnt  tot  negotie  proffijtelijck  acht,  de  coninginne  en  groeten 
aeaschrijvende,  hoe  als  gouvr  in  Malaeca  resideert,  haer  nodigende 
met  U.  E.  goede  vrnntschap  en  correspondentie  te  houden.  Nu  is  t' 
Moesun  tot  den  handel  van  thin  verloopen,  tegen  anno  aenstaende 
sollen  hier  nader  op  die  saecke  letten,  en  U.  E.  daer  toe  met  vaer- 
toggh  en  waren  versien,  doch  met  [moet?]  U.  E.  de  saecke  volgens 
onse  maxime  soo  trachten  te  beleij den,  den  peper,  thin,  rijs,  enz.  ons 
door  de  Maleijers,  Siammers,  en  alle  andere  Indiaense  negotianten, 
tot  Batavia  en  in  Malaeca  mach  werden  toegebracht,  t'  welck,  nu 
meester  vant  Zngder  India  zijn,  immers  soo  wel  als  ter  tyde  vander 
Portogesen   dominatie  behoort  te  geschieden,   want  seecker  is,   soo 


80 

de  saecke  iti  dese  gelegenthegt  daer  toe  niet  wert  gebntcbt,  de  ge- 
tnelte  residentien  de  generale  Compe  tot  grooten  last  eft  schade 
gedijen ,  weshalve  hier  op  wijsselijck  dient  geleth ,  op  dat  hoe  langer 
hoe  meer  onse  costelijcke  besendingen  en  comptoiren  intrecken,  en 
de  Compe  daer  Tan  tot  merckelijcken  voordeel  ontlasten  mogen. 

Inde  riviere  van  Camper  >  sal  U.  E.  met  d*  eerste  gelegentheijt 
een  jacht  met  een  bequam  coopman  senden,  om  te  ondersoecken 
wat  aldaer  voor  de  Compe  inden  handel  van  gont,  besar  steenen 
enz.  te  verrichten  is;  de  plaetse,  daer  inde  noorder  voor  stadt  van 
Malacca  goet  gout,  van  aloij  als  t  Chinees,  maer  in  cleijne  qoantitegt 
gevonden  wert ,  sal  U.  E.  opt  cnrienste  nae  doen  spenren ,  ende  wel 
ondersoecken ,  off  de  Compe  daer  eenigh  nut  van  trecken  can. 

Den  thin  handel  sult  conform  onse  ordre  in  de  missive  van  den 
14en  MeiJ  verleden  aen  d'  Hr  van  Twist  gegeven ,  met  Me  doene- 
lljcke  neersticheijt  in  Pera,  Queda,  Salaugh,  en  omtrent  gelegen 
plaetsen,  wel  doen  vervolgen,  en  van  tijt  tot  tljt  soodanigen  ordre 
daer  toe  geven ,  als  met  advijs  vanden  oppercoopman  Jan  Harmansen 
(die  daertoe  begeeren  gebruijckt)  sult  bevinden  te  vereQsschen.  D'heer 
van  Twist  sustineert  en  versoeckt,  desen  handel  int  geheel  onder 
Malaccas  directie  behoort  gecomprehendeert  te  werden,  insgeiyx 
Atchijn,   dat  om  veel  redenen  niet  dienstich  connen  vinden,  maer 

begeeren  d'  aengewesen  ordre  pnntueel  geobedieert D'heer 

van  Twists  voorslagh,  om  nae  t'  gebmijck  der  Portugesen  t'  ver- 
voeren  vanden  thin  uijt  Pera  geheel  te  hinderen,  achten  seer  goet, 
mits  den  treek  nae  Atchijn  toegelaten  wert,  om  de Coninghinne ende 
Ryz  Raden  aldaer  geen  misnoegen  te  geven. 

De  verscheijden  onredelijcke  vexatien  en  overlasten  d*  onse  door 
den  gonvr  van  Oedjongh  Salangh  in  hare  negotie  als  andersinta 
sucressive  aengedaen,  insonderheijt  sijne  laetste  cruele  ^  proceduyren 
en  execrable  moort  vanden  soldaet  Hendrick  Barentsen,  dienen  tot 
affschrick  van  d'  omtrent  gelegen  volcken  rigoureusel|)ck  gestraft, 
dat  door  cleijne  macht  geschieden  can,  de  wijle  met  geen  duijsent 
man  bcvolckt  is,  ten  eijnde  evidentelijck  bl{)cke  hoe  rechtveerdigh 
ons  van  geleden  affronte  connen  revcngeren,    en  wat  alle  Indiaense 


1  Samatra'f  Ooftknst 

2  Pit  was  gebeurd  in  ditielfde  jaar  1642. 


81 

nuti^n  3eat  pre^eryeren  onaer  vrintaebap  gelagen  is,  .wesWvep  [wij] 
U.  £.  met  den  Raet  aothoriseren ,  de  verdiende  castijdinge  soo  haest  als 
doeneigck  is,  met  de  vermeiende  en  gevoeghlijcxste  middelen  bijder 
bant  te  nemen,  en  de  vaert  van  alle  negotianten  geheel  van  daer 
te  weeren,  gelijck  mede  in  voorsi^nige  consideratie  genomen  dient , 
off  ons  van  dat   thin   r^cke  eijlandt  niet  behooren  te  verseeckeren^ 
want  t'  sonde  al  een  profitabel  mine  wesen,  jaeriyz  een  qnantité 
▼an  ontrent  2000  bharen  tin  (diemen  seijt  dat  nQt  can  geven)  van 
daer  te  treeken,   waer  tegen  alleen  in  bedenckelijcke  consideratie, 
comt,  dit  eyiandt  onder  t'  rijck  van  Ligor  sorteert,  en  gevolchelgck 
onder  de  Siamse  Croone  behoort,  welckz  Coningh  daer  door  wel  licht 
geirriteert,  en  na  der  barbaren  gewoonte  bewogen  conde  werden, 
§et8.  prejqdiciab.el8.  t^en  Qns.  CQmptoir  ^n  .re^ident^n  jn  .sijq  hpoft. 
stadt  Jndia  voor  te  nemen,  waer  van  wij  t'  qnaeste  niet  gevoelen, 
maer  opinieren  dien  prince  hem  om  soo  cleijnen  schade  tegen  ons  in 
d'oorloge  niet  wickelen  saL 

T'  seconrs  van  80  soldaten  dat  nn  nae  Malacca  senden,  sonde  tot 
gequeRen  aenslach  wel  gebruyckt  connen  werden,  doch  nadesencant 
met  meerder  macht  segnerder  geschieden.  Soo  de  saecke  dan  uy  tgestelt 
mocht  werden,  sal  ü. E.  hem   vande  gelegentheyt  en  d'inportaotie 
deses  eyiauls,   mitsgaders  by  wat  middelen  gevoeghiyckst   te  con- 
qnesteren  is,  grondigh  informeren,   en  ons  met  den  eersten  D,  E. 
ond^rvijid\^gh  ep  goetdnQcken  .d^er  yan^ov^rs^hryv^n,.  opdajt  tydeiyck. 
t'  dienstige  op  dit  pnnt  resolveren ,  en  ordonneren  mogen.  En  honden 
wy  voor  seker,  by   aldien  dit  eyiandt  van  soodanigen  grooten  con- 
sideratie is,  als  by  diversche  daer  wel  geëxperimenteerde  persoenen 
eenstemmigh  wert  geraporteert,  de  Portngesen  (na  met  ons  in  stilstant 
syn)  op  800  proffijteiycker  saecke  haest  snllen  letten ,  en  sonder  eenigh 
respect  aenden  Siammer  te  dragen,  t'  gemelte  eyiandt  licht  incor- 
poreren,  en  hem  als  als  een  nntteUJcke  conqueste  toe-eygenen,  dat 
gantsch  niet  toegelaten ,  maer  tydcHJck  geprevenieert ,  en  voor  onsen 
Staet  verseeckert  off  bemachtight  dient.  In  alle  manieren  dienen  voor 
te  comen  den  Portngies  gednyrent  desen  stilstant,  d'een  off  d'ander 
plaetae  in  dese  Zayder  qnartieren  come  tebegrypen,  dat  infalibeiyck 
by  progressiven  staet,  snllen  trachten  t'  ondernemen,  twelck  echter 
volgens  t^  sevende  artyckel  niet  vermogen  te  doen,  dat  t'syner  üjt 

naerder  snllen  ventaleren,  ende  U.  £•  daerop  precise  ordre  geven. 

e 


82 


De  tegenwoordige  gelegenthegt  der  Johoriten ,  als  mede  des  Conings 
e&de  Lazamanas  bedrijff ,  d'aencomst  van  hnnne  gesanten  aQt  Batavia, 
t'  beeomen  contentementi  en  wat  meer  noterens  waerdigh  tot  Maccam 

Toeheet  omgaet,  sullen gaeme  vernemen ,  tenwelck^i 

eijnde  soo  haest  als  in  Malacca  gecomen  sQt,  SQn  Hooglit  en  Extie 
nwe  comst  en  qoaliteijt  doen  cnndigen,  en  hunne  op  genomen  vreese 
voorde  attentaten  vanden  Mattaram  ofte  Palimbanger  trachten  weg 
te  nemen  I  met  hun  lieden  tegen  alle  hare  vyanden,  als  tronwe  bont- 
genoten nae  plicht  t'assisteren ,  t'  welcke  des  noodigh  sijnde^  üae 
vermogen  presteren  solt,  trachtende  dan  soo veelJavanen tot kettingh 
slaven  te  beeomen,  als  doeneigck  wesen  mogfat 

Gonsalvo,  schooimr,  gaet  met  si)ne  familie  tot  onderwgsingh  van 
de  Malacxse  jencht,  pr  dese  armade  derwaerts.  D'heer  van  Twist 
heeft  voor  desen  omme  diergelijcken  schoolmr  versocht.  Sijn  trac- 
tement  is  maentlQcx  seven  realen  courant,  namentlijck  tot  laste  vande 
C!omp«  twee  ende  den  kerckeraedt  contribneert  5  gel^cke  realen  •  •  •  • 
Desen  Gonsalvo  sult  met  een  huijsken  tot  wooningh  accommodeereO| 
ende  bnQten  de  Stadt  thugn,  plaets  off  vdt  gunnen,  omme  daer 
door  te  beter  aende  cost  te  raken,  ende  ijets  teprofflteren,  mitssich 
tselve  met  sQn  comportement  waerdich  maeckt. 


Int  Gasteel  Batavia  den  29en  September  1642.  Geteekend 

Antokij  vak  Diekek. 
cobitblis  vak  dsb  lijk. 

JOAK  MAXTSriJCKSB. 
JrSTÜS    SOHOXTTEK. 

Salohon  Swbxbs. 

COBKXLIS   WiTSXK. 
PiSTEB  BOBEBL. 


XII.  Johan    Van    Twist,    oudgonvérAear   Van 
'       '  Malaka,  aan  Beeren  XVtl,  17  December  1642: 

Mgtieii  eersten  aen  Uwer  Ede   ig  geweest  den   25en  Novembris 
JL641     •    /   ;    .    -'T  sedert  zijn  door  ijverlijck  bevorderen  de  ver* 
Tallen  fortificatien  volcomentlijcken  gerepareert,  de  respective  pnnctea 
In  \beter  postuljr  alef  voor  desen  opgetrocken,  ende  met  goede  corps 
da  gnarden  Yoorsien,  insonderheyt  de  hooft  punt  Goiras^   alias  Fre» 
derick  Hendrlck,   die  34  voeten  verdickt,   ende  met  eenen  muQr^ 
jstEeokendelgelijckiycken  met  de  gardynen  tusschen  de  punten  Mav- 
'jïtins  énde  Middélbürcb,  is  afgeslooten,  op  'tweick  eensteenencorpt 
dn.giiarde  aal  worden  gebonwt,  tot  beter  eommoditey t  der  soldaeten^ 
:die  door  den  stanck  der  dooden,   gedny rende  't  belegh  ^Idaer  be- 
•gravènV  véele  zieckten  ende  sterften  onderworpen  waeren ;  soo  metter 
.tgdt  op  alle  andeiiB  punten  sal  geschieden ,  om  dei*  gesonden  gesondt- 
.heed^,  soóved  doeniyck  te  conserveeren ;  alsoo  wy  met  leedtweesen 
meer  ende  meer  ervaeren,  dat  Malacca  de  C(»npe  veel  volcq  costen 
2Bal,  Vermidts  in  de  Incht  verborgen  fenynen  scbuyien,  die  pestilen- 
iiaele  zieckten  causeeren,  invougen  de  lieden  d'eenüyr  gesopt,  d'ander 
ngr  achieUJcken   van  den   doot  overrast  worden,  zynde  geduyrende 
den  aenvangh  myner  gonveme  reede  469  persoonen ,  daeronder  veele 
•officieren,  met  onsen  oudsten  soone,  overleden,  waertegen  niét  caa 
iwerden  bedacht,  dan  door  mateiyck  leven  ende 't myden  van swaeren 
arbeyt,   voornameniyck   in   't   bette  der   sonnen  ofte  openen  locht, 
ntfbiDS  tydich  gebmyck  der  medicynen ,  aleer  de  besmettinge  d'over- 
bandt  geAoomen  heeft,  den  scbadt  der  gesondtheeden  te  preserveeren, 
want  alsoo  't  meerendeel  der  nleuwaancomlingen  lichaemen ,  insonder- 
lieyt  d'orangh  baros  (geiyck  men  die  hier  te  lande  noemt)  ongetempert 
sgn,  worden  die  door  d'  ongesontheyt  van  de  dimaet  lichteUJcken 
besmet,   soo  by  tyts  geen  behulp  middelen  gebruycken  ende  hun 
saer  behooren  wachten  v^nj  't  geene  den  menschen  alhier  schaede  doet , 
snlcz  van  de  becomen  220  soldaeten  tot  recme,  ais  yerlossinghe  [van 
hen] ,  wiens  ty t  g'expireert  waeren ,  binnen  't  jaer  122  coppen  syn  ge- 
storven, behalven  veele  tot  reconvalisatie  naer  Queda  ende  Batavia 
gesonden.   Diénvolgende  wenscheiyck  waer,  dit  guarnisoen  met  oudt 
voick  conde    werden   versterckt  daertoe  w^ynich  apparentién  sieni 
doordien  d'onde  soldaeten  midts  onlanghs  de  gedaene  tochten  oftt 


84 

exploicten  *t  meefendeelovèrleeden,  ofte  naer 't  Patria  sOn  Tertroeken ; 
?Nreg]ialTeii  ods  bevlietigeUi  de  tegenwoordige,  welcke  ten  deele  de 
lucht  sijn  gewent,  ende  de  ordinaire  zieckten  hebben wtgestaen ,  door 
goede  verbeteringh  tot  continuatie  te  bewegen ,  alhoewel  weynich  tot 
nieuw  verbant  willen  verstaen,  soo  schuw  is  IJder  voor  dese-plaetSi 
Die^egenstaende  boven  alle  andere  guamisoenen  van  cost  ende  dranck 
werden  getracteert;  midtsgaders  van  geldt  ende  cleedingh  gesabal- 
4ieert,  want  alsoo  vermerckèn  't  nuttigen  van  ouden  costy  sieckten 
ende  watersucht  veróirsaeckten  ende  de  versche  spgse  ter  geaondthey  t 
veel  bequamer  zij,  hebben  de  Heeren  Oenerael  ende  Raaden  via 
Indien  (op  onse  voorstéllinghe)  geordonneert,  in  't  verstrecken  der 
jandtsoen  penningen  ofte  't  meerderen  der  subsidien  soodanieh  te 
handelen,  als  de  cassa  (sonder  't  vercorten  der  negotie)  verdragen 
wil,  geiyck  haere  welgemelte  £d:  met  het  senden  van  alderleg  ver- 
•verschingen  ons  vaderlijcken  seconderen  ende  met  d'effecten  bethooneOi 
dat  haer  de  bewaringhe  van  dese  vermaerde  stadt  ter  herten  gaet* 
Blijvende  wij  echter  in  hoope,  dat  dese  besmettelljcke  zieckte  ende 
schadeiycke  sterfte,  wanneer  de  stadt  van  alle  ondienstige  hngsen 
gesuijvert,  ende  't  omgraeven  van  de  rivier  bezuljden  deselve  tot  in 
'de  zee,  voltrocken  is,  metter  tijt  cesseren,  ende  de  lucht  beijlsaemder 
werden  sal,  soo  men  met  het  verhoogen  van  de  Batavische  gronden, 
door  't  delven  van  verschegden  grachten,  ende  commodieuse binnen- 
eolcken,  midtsgaders  't  dempen  der  moerassige  poelen  (waerdoor 
d'infectie  ten  principaelen  ontstaen)  heeft  ondervonden. 

Van  geigcken  blijven  geresolveert,  >  het  canael  van  de  haven  dat 
met  laegh  water  meest  droogh  legt ,  door  't  afsluijten  van  't  zeewater 
met  een  slnijs  aen  de  voorschreven  znijdtcand ,  ende  't  leggen  van 
oude  wracken  vol  steen,  met  palen  ter  wedersijden  als  een  hooft  wd 
vast  geheyt,  voor  jachten  ende  middelbaere  schepen  bequaem  te 
maecken ,  alsoo  bij  ijder  werdt  gepresumeert ,  midts  't  vloegen  vaa 
,'t  zeewater  tot  boven  in  de  revier,  ende  't  affischutten  in  manieren 
vooren  verhaelt,  de  ebbe  des  te  crachtiger  schugringe  ende  diepe 


1  Blijkbaar  is  dit  gedeelte  yan  den  brief  opgetteld^  YÓördat  Van  Twist  had 
gehpord,  dat  by  door  Yan  Vliet  son  worden  yenrangen;  6f  beeft  Tan  Twist  de 
hoop  gekoesterd,  dat  by  opnieuw  door  G.  G.  en  E.  naar  Halaka  ion  worden 
gronden»  ...  .     j 


85 

pasBagie  maecken  sal.  Doch  sal  dit  werck  niet  worden  btj  der  hant 
genomen  y  voor  dat  de  noodlchste  voltrockeny  ende  alles  in  yolcomed 

poBtngr  gebracht  zij sljnde  (mijns  oordeels)  hiernae 

dienstich  het  Yolmaecken  van  de  begonnen  fortificatien  op  't  Roode 
egiandt,  tot  wijdinghe  der  reede,  ende  voorcomingh  van  te  nemen 
vestingh  eeniger  vijanden ,  gelijck  die  reede  bij  de  Portngeesen  be^ 
gonnen  ende  6  voeten  boven  't  water  opgetrocken  is.  Oeconsidereert 
bg  overeencominge  met  geseljde  Portngeesen  ende  libre  trafflcqne 
met  alle  andere  natiën,  Malacca  gestadich  van  vreemdelingen  als 
een  bgencorfT  wemelen  sal,  dienvolgende  oock  met  een  competent 
gnamisoen,  neffens  alIerleQ  noodtsaecklijckheeden  boven  andere  for- 
tressen  moet  werden  versorght  ende  vast  gemaeckt.  Alsoo  ons  de 
▼oorhaelde  overeencominghe,  soo  veel  verseeckertheeden  niet  geven 
can^  dat  wij  de  Portngeesen  met  haere  creaturen,  anders  als  voor 
onse  gesimnleerde  ofte  door  noodt  gedrongen  vrienden  moeten  ver- 
tronwen,  maer  tegen  deselve  moeten  gebmgcken  de  canteele  ver- 
seeckertheeden als  ten  tgde  van  openbaeren  oorloge,  het  welckesi)n 
onse  wapenen. 

•  Om  de  voorhaelde  werckeii  spoediger  te  vorderen ,  ende  de  arbeijders 
te  williger  te  maecken,  hebben  de  daghgelden  der  swarte  inwoon- 
deren  van  6  tot  9  stnQvers  (sonder  r^s)  verhooght,  vermidts  deselve 
dachtich  vielen,  op  voorigen  loon  hnnne  familien  niet  snstenteeren 
conden,  gelijck  door  de  gedaene  besendingen  van  den  ontvanger  Jan 
Jansen  Menie  goet  getal  Christenen  wtJohoor,  Nanningh  ende  Rombon 
gelost,  ende  vorderlijcke  contracten  wegen  't  verloopen  van  beijde 
agts  ingesetenen  gemaeckt  sijn,  om  door  dese  middelen  Malacca  als 
voor  desen  te  pepnleeren  ende  in  neeringhe  te  doen  bloeijen. 

Ende  opdat  de  voornoemde  geloste  Christenen  niet  eenwich  in 
slavemije  blijven  souden,  sQn  deselve  voornemens  haere  resgattes  met 
het  arbeiden  aen  des  Comp»  fortificatien  (tot  j  reael  'sdaeghsende 
H  fli  rSs)  te  laeten  verdieneil ,  sonder  dat  nevens  andere  lijffeggenen 
w^en  bewaert,  maer  onder  een  bijsonder  hooft  gestelt.  Soo  wij  die 
vóór  desen  IQffeQgenen  geweest  sijn,  naer  een  jaer  dienst  voor  rijs 
ende  cleeden,  hnn  vrijheQt  (als  boven)  heben  toegeseght,  midts  op- 
brengende de  verschooten  penningen  met  de  opgelden  van  dien,  om 
'haer  des  temeer*  tot  Comps  dienst  t'  enconrageeren,  ende  andere 
'door  dit  gemchte  herwaerts  te  locken. 


86 

:  Op  •  g^alligeerde  coriaderatien  ende'  omtne  dUtinotelljek  te  #eeten; 
!t  getal  der  presente  inwoóndei^n  ende  wien  vocht  deaea  lijffèggen 
geweest  ofte  vryhe^t  genooten  hebhen,  badden  wQ'  in  de  maendt 
November  anno  passado,  bij  openbaren  edict  alle  onse  ibgèsetenén 
genotificeert  te  compareeren  voor  gecommitteerdens  vrt  den  Raedt^ 
met  perfecte  rolle  van  ijeders  huijsgesin,  nevens  verclaringhe,  trien 
tmi  tgde  der  Pórtngeesen  igffeijgeneA  ofte  vrg  geweest  waereo , 
om  alsoo  die  van  den  anderen  te  onderscheQden ,  ende  eenmael  van 
deraelver  lamentatien  ontledicht  te  blijven.  Dan  alsoo  vemserekteiiy 
bieronder  groot  bedroóh  schnyidén,  vermidts  wegnich  werck  maften, 
den  anderen  met  valscbe  attéstatien  te  voordien,  volgens  welckers 
tenenr  gaer  geen  oflf  weijnich  lyffeggenen  gevonden  werden ,  is  naer 
yéele  discoursen  op  die  materie  vast  gestelt,  dat  alle  die  t' eenigea 
tgden  onvry  geweest,  als  noch  daervoor  gehouden  ende  getracteert 
souden  werden,  schoon  't  meerendeel  sustineerden ,  dat  van  ban 
meesters  libertegt  vergunt,  ofte  ten  tijde  van  't  belegh  om  den  coet 
te  soncken  waeren  weeh  gejaeght,  maer  die  met  genoughsaeme  be- 
Bcheeden  probeeren,  dat  van  vrije  ouderen  gebooren,  ende  daervoor 
altijt  erkent  waeren,  dat  de  zoodanige  midts  betaeledde  behoorlQck 
losgelt  aan  de  Coikipi«  Ofte  derselver  IQffheeren  ia  vplcomen  vrghegl 
souden  werden  herstelt,  om  door  dese  Ghristeiycke medoogentheeden 
(gesien  volgens  't  recht  vanden  oorlogh ,  efide  wegens  haere  bethoonde 
obstinaetheeden  alle  in  dienstbaerheijt  waeren  vervallen)  de  lieden 
des  te  meer  tot  ons  ende  onsen  staet  te  verbinden* 

UQtwysende  de  perfecte  rollen  naer  Batavia  gesonden,  bevonden 
wy  ter  dier  tyt  binnen  Malaccas territorium  1603inwoonderen,  welcke 
desen  jaere  tot  2227  coppen  sljn  vermeerdert 

Wat  debvoiren  by  ons  wierden  aengewendt,  conden  ter  selver  tyt 
de  natureele  Pórtngeesen  ofte  mesticen  niet  beweegen,  tot  het  af* 
sweeren  des '  Coninct  van  Hispanien ,  geduyrende  hun  verbHjff  wel 
getronwicheyt  tot  den  Nederlandtsen  staet  belovende,  sonder  eenige 
machinatien  ofte  wapenen  tegen  deselve  voortenemen:  maer  den 
Coninck  haeren  Heere  af  te  gaen,  was  (naer  hun  beduncken)  ge- 
quetster  maijesteyt,  ende  souden  deswegen  lyffeHJck  werden  gestraft, 
wanneer  op  andere  plaetsen  van  zyn  gebiedt  remoreerden ,  sulcz  naer 
diverse  contestatien,  eyndtHJck  den  eedt  .....  hebben  ge- 
presteert ,  midts  dat  wy,   iq   oonformite  de  ordre  van  de  Heeren 


87 

Generael  en  Raeden  van  Indien  desetve  acte  passeerden ,  met  gë* 
legentheQt  te  mogen  vertrecken  werwaerts  gelieffden ,  weicke  TrgschrUt 
nevens  de  geraclite  bevredingh  met  den  nieuwen  Coningh  hun  soo* 
danich  vernought,  dat  veele^  die  neijghden  elders  domicilium  te 
kiesen,  geresolveert  hebben,  costlj  te  verblijven;  onder  nieuwe  belofte  van 
▼olcomen  obedientie,  ende  't  afgaen  vande  verplichtinge  des  Coninghs 
Tam  Spangien,  in  wiens  plaets  met  lichaem  ende  siele  Don  Juan  de 
IVe  tamplecteren  schenen. 

Tot  procuradoor  over  de  voorschreven  natureele  Portugesen  ende 

meetieeni  is  bij  gemeene  stemmen  g'eligeert,  Anthonio  LouQs  Pingero 

(een  fijn  d^elijck  man)  ende  tot  schepenen  vier  Comps   dienaereui 

jaeffens  drye  van  d'aensienlijckste  der  gemelte  Portugesen ,  die  op  den 

geluckighen   dagh   der   verjaringe   vande   bemachtinge  deser  stadt, 

(naer  gedaene  vreuchden  teeckenen  ende  publijoqe  dauekseggingOi 

over  Boo  heeriycken  ende  miraculeusen  victorie),   solemneelgck  cijn 

geanthoriseert  I  ende  soodanigen  provisioneelen  instructie  ter  handt 

gestelt,   als  in  ons  dagbregister  op  14en  Jannarij  te  sien  is.  '.    ügt* 

gesondert  dat  bg  nader  resolutie  (thaeren  versoecke)  is  goetgevonden, 

de  voorschreven  Portugeesen  van  crimineele  vonnissen  t'excuseeren , 

doordien  derselver  wetten  niemandt,  dan  den  Yice  BeQ  ofte  de  Ga- 

pitegnen  Generaels  der  respective  fortressen  toelaeten ,  halsgerichten 

wt  te  spreecken. 

Tot  het  formeeren  van  't  voorschreven  schepen  collegie,  hebben 
wQ  des  te  eer  geresolveert,  om  ons  te  ontlasten  van  de  veelvoudige 
geschillen ,  die  onder  deselve  ende  generaelijck  al  vande  inwoonderen 
veeityts  om  beuselingen  ontstaen,  ende  op  dat  de  voorschreven  Por- 
tugeesen mettertijt  kennisse  souden  crijgen  van  onse  costuijmen  ende 
wetten ,  die  alhoewel  in  substantie  met  de  keijserlijcke  statuten 
accordeeren,  door  verloop  van  tijt  bij  haer  t'  eenemael  in  non  ob- 
servantie gecomen,  ofte  door  geltsucht  der  justicieren  in 't  vergeetbouck 
geraeckt  sijn,  sulcx  wegen  der  Nederlanderen  billige  ende  prompte 
justitie  niet  min  verwondert  als  vernought  blijven.  Te  laet  bekennende, 
hunne  nonchalance  in  desen ;  't  welck  door  't  rechtvaerdich  oordeel 
vanden  oppersten  rechter,  derselver  onderganck  veroirsaeckt  heeft. 
Want  daer  voor  desen  niet  sonder  wapenen,  ende  met  veele  knechten 


1    Dit  dagregister  ontbreekt:  Van  Twist  heeft  het  niet  naar  patria  gesonden. 


88 

g'accompa^éert ,  iiaawlgoz  dorsten  langhs  de  straeten  gaen,  bayteii 
]t>rïjcke1  ran  eenige  qaaetwilligers  besprongen ,  ofte  defselver  vronwen, 
kinderen  ende   megden  geschoffiert  te  worden ,  gaet  als  nn  eeneii 
iegeigck    vry    ende  ongemolesteert,  bagten  de  stadt  eenighe  mgieii, 
èn  de  opwaerts  langhs  de  rivier ,  töt  het  gebiedt  van  Nanningh 
Rbmbou  sonder  molest   ofte  vreese  voer  iemanden,  ten  waere 
wilde  dieren,  die  door  voorige  destructie  dapper  d'overhandt  nemen 
ende  groote   schade  aen  de  thnijnen,  menschen  ende  beesten  doeD. 
Invoagen   ▼oorschreven   Portngeesen   ende   inesticen   seer    stil    ende 
gehoorsaem,  onder  onse  regeeringhe  (Godt  danck)  leven,  ider  tracfa- 
ténde ,  met  *t  geen  hem  't  goet  avontnijr  noch  overich  gelaten  heeft ,  aich 
té  behelpen.  De  voornaemste  onder  d'haere  met  onse  bewillinge  naer 
lljEtecao   wtgernst   hebbende,   een  Chgneese  joncqne,  ....    [d« 
lading]   naer  taxatie  weerdich  6000  realen  van  8en  waermede  öp   de 
bécomen  licentie   van   de  Heeren  Generael  ende  Raaden  van  Indien 
den  14en  Juig  passado  naer  Maccaa  syn  vertrocken,  wiens  verrichten 
ende  wedercompste  met  verlangen  te  gemoet  sien. 
.    800  continneeren  in  voorbaelde  obedientien ,  generaelijck  alle  andere 
ingesetenen,   hnn   genesende   met  dé  zeevaert,   vischvanghst,  ende 
ülderleij  hanteringen.  Niet  sonder  apparentien,  dat  midtb  de  compste 
van  goet  getal  Ghyneesen  van  Batavia  onder  de  Capitayn  Notchgn, 
de  voorschreven  thuynen  onder  Malaccas  gebiedt  hoerende,  wederom 
geeoltiveert ,   en   den  landtbouw  merckéigck  toenemen  sal,  daertoe 
wy   van  onse   zijde,   midts  't  lossen  van  de  voornoemde  gevang^ea 
Christenen    wt  handen   der  Mooren  ende  't  goet  tractement  aen  de 
vremdelingen  alle  onse  krachten  inspannen.  Excaseerende  voor  eerst 
't  heffen  van  hooftgeldt  der  voorschreven  Chyneesen,  ende  hnQr  van 
landen  ofte   thugnen,  om  de  consequentie   van  de  haestige  ende  (e 
groot  schynende   belastinge,  midts   dat  alle  incomende  mantimentos 
10  ende  de  coopmanschappen  (als  ten  tyde  der  Portngeesen  regieringe 
gebmyckeiyck)  9  pr  cento  aen  de  Compie  betaelen,  neffens  den  lOen 
van  den  verschen  visch  ende  de  helfft  der  frenyten  nyt  de  verhaelde 
hoven,   laetende   de  resterende  ten  proffyte  van  de  geene  welcke 
ditto  |)lacken,   ende  aen   de   marckt   brengen,   hebbende   de  voor- 
schreven incompsten  voorledene  jaere  in  den  tyt  van  8   maenden 
ra  2789^  ende  presentUJck  in  12/m  6796  reaelen  gerendeert,  welcke 
.  midts  de  vrye  vaert  der  Hooren  ende  'sjentiven  van  d'Indische  ofte 


89 

Cbomouiiidebe   coBten  7aii  tijt  tot  tgt  staen  te  vermeerderen,  door- 
dien de  Heeren  Oenerael  ende  Raaden  Tan  Indien  met  mg  verstaen, 
ende  bevoelen  geen  vaert  op  de  tliinqnartieren,  bnijten  onse  passen 
ende   't  aendoen   deser  reede,  mitsgaders  het  betalen  der  gewoon- 
lijcke  thoUen  toe  te  staen,  waerdoor  Malaceas  oudt  recht  sal  werden 
ingevoerty  ende  dese  stadt  (als  voorhaelt)  mercklijck  worden  verbetert : 
het  weleke    door  Godes  zegen   eer  langh   meer  ende  meer  toe  te 
nemen  staet,   by   aldien   den   vanghst  van    elifhanten   alhier   can 
werden  in    tregn   gebracht,  gelijck  wy  te  onderleggen  voornemens 
bigven:   zijnde   meer  dan  seecker  datter  menichte  oliphanten  in  dé 
naergelegen  bosschen  ontbonden ,  die  dagelijcr  onder  de  mnijren  haer 
verthoonen,    ende   van   de   uijtlanderen    voor  grooter  ende  schoener 
rasse,  dan   die   van   Siam,   Ligoor,   Patang  ofte  Atchijn  g*oordeelt 
werden. 

Tot  de  vanghst  van  gemelte  oliphanten,  zijn  ons  noodich  eenich 
volek  ngt  Ceijlon,  Slam  ofte  Atchijn  neffens  een  beqnaem  persoon 
in  dier  landen  verkeert,  ende  de  maniere  van  doen  ofte  omganck 
met  die  lieden  gewent,  waeromme  te  vergeefb  meermaelen  hebben 
geaehreten ;  want  om  die  nQt  aengetogen  quartieren  bnijten  permissie 
der  prinsen  te  becomen  niet  geraden  zQ ,  ende  vrijwillich  swaerlijcken 
sollen  g'obtinert  werden,  geconsidereert  niet  ongevoelijcken  blijven, 
hierdoor  haere  incompsten  merckelijck  snllen  verminderen,  doordien 
de  vremdelingen  om  derselver  onlijdelijcke  vexatien  ende  exactien 
in  'i  procnreren  van  voorschreven  oliphanten  te  ontgaen,  verclaeren 
liever  de  voorschreven  beesten  tot  veel  hoogher  prQs  alhier  te 
coopen,  dan  voorhaelde  travallien  langer  snbject  te  zijn. 

Boven  in  de  rivier  omtrent  de  geberghden  tnsschen  het  gebiedt 
▼sn  Nanningh  ende  Moar,  die  genaemt  werden  Ledan,  dat  is  te 
fteggen  vervloeckt  landt,  om  dat  aldaer  veele  spoocken  (soo  de  in- 
woonderen  affirmeeren)  gesien  werden,  verhoudt  een  natie  van  de 
Malegeren  geheeten  Bouironaw,  ofte  wilde  menschen ,  gaende  mannen 
ende  vronwen  sonder  eenighe  schaemte  geheel  naeckt,  bij  aert-, 
boomvnichten  ende  alderleij  wildt  gedierten  levende:  haere  batten 
8Qn  van  bladen  der  boomen,  door  dien  selden  langer,  dan  2  off  3 
daegen  op  een  plaets  verblijven,  legeren  meest  onder  den  voet  van 
de  voornoemde  geberchten,  dienende  de  assen  van  't  vier,  daerby 
Sewarmt   ofte  haren  cost  gebraden  hebben,  voor  haer  rost  plaats , 


90 

ende  tot  dexsel  voor  de  conde  des  nachts.  Dese  wilden  hebben  bQ- 
wijlen  goede  quantitegt  bezaer-steenen ,  agelhout  ende  calambacq, 
waeronder  een  stnck  geweest  is,  dat  voor  desen  den  Portugees Lope 
de  Melle  (wien  met  geseijde  salvages  door  de  gelegentheijt  van  zynen 
thuijn,  groote  gemeensaemheeden  hadde)  voor  1100  crnzados  veroocht 
heeft.  Des  wij  met  dese  lieden  kennisse  te  maecken,  den  ontfanger 
Jan  Jansen  Menie  neffens  den  mesticen  Cap^  Alexander  Mendes  ende 
den  Maleytschen  schrijver  Intche  Cadees  naer  de  plaetsen  haerder 
residentien  hebben  opgesonden,  wiens  rapport  in  't  nevensgaende 
verbael  dato  21en  Septcmbris  te  lesen  is.  > 

Ende  dewijle  omtrent  de  plaetsen,  alwaer  voorhaelde  wilden  resi- 
deren ,  de  meeste  oliphanten  gevonden  werden,  die  [zij]  met  sonderlinghe 
behendicheijt  weten  te  dooden,  sullen  dese  lieden  wesen  beqnaeme 
instrumenten  tot  ons  desseijn ,  bij  aldien  't  onswaerts  connen  getrocken 
werden ,  daertoe  de  beginselen  goede  hoope  geven :  hebbende  deselve, 
als  vernouch  van  't  onthael,  door  voorschreven  ontfanger  hun  aen* 
gedaen,  ons  laeten  weten,  dat  tegen  den  aenstaenden  frenQt  tgt 
weder  aen  de  rivier  cant  comen  willen,  met  de  Nederlandtseo 
Oouvemeur  in  persoon  te  spreecken,  wanneer  wij  hun  door  giften 
ende  schoone  toeseggingen  tot  dit  dienstige  werck  voornemen  te  be- 
wegen. Laetende  den  Capitain  Alexander  Mendes  (onder  haer  wel 
bekent)  met  eenighe  van  onse  swarte  inwoonderen,  om  haer  het 
maecken  van  stricken,  cuijlen  ofte  beslooten  plaetsen,  tot  den  vanghst 
der  voorschreven  beesten  te  onderrichten,  ofte  soo  sulcx  (wt  vreese) 
niet  willen  gcdoogen,  haer  ter  handt  stellen,  de  modelle  van  het 
theatrum,     in     Siam    ons    door    den    Commissaris    Jeremias    van 


1  Dit  rapport,  waaryan  een  afschrift  op  H  R.  A.  aanwezig  is,  is  afgedrukt 
in  de  Bijdragen  tot  de  taal'  land-  en  volkenkunde  van  Neder landaeh'lndiê,  — 
Nieuwe  volgreeks.  Vierde  deel.  (Amsterdam,  Frederik  Muller,  1B62),  blds. 
127^133  (P.  A.  Leupe:  De  Orang  henoeaU  of  wilden  op  Malakka  t»  1642). 
Eenige  ernstige  druk-  of  schryffouten  yinden  hier  een  plaats.  Op  blds.  129, 
r.  5  y.  ben.  leze  men  yoor  „ende"  het  woordje  „is";  op  bldz.  130,  r.  16  y. 
boy.  yoege  men  tusscben  „achter"  en  „gemelte"  het  woordje  «in'*,  r.  6  y.  ben. 
leze  men  yoor  „  waaronder\^ :  „waaren  der",  yoor  „yeertigh,  dese":  „yeertigh 
d°*"  (dito*B);  r.  3  y.  ben.  yoor  „  crjghen  ende " :  „cryghen.  £nde";  op  blds.  131} 
r.  7  y.  ben.  yoor:  „een  draey  ende  ganck":  „een  drayende  ganck";  op  bldz. 
132,  r.  5  y.  boy.  yoor  „Fanchalan  banir":  „Fanckalan  Auer";  op  bldi.  132; 
r.  8  en  2  y.  ben.  schrappe  men  de  woorden  „ende  arack",  die  in  het  Hs.  niet 
Yoorkomen;  enz.  enz. 


91 

Vliet  ,  .'  .  den  6en  April  .  .  .  gelaten.'  Op  vertrouwen  dat 
bg  eftet;  bief  door  de  Generaele  Gompo  niet  alleen  een  overtreffe* 
Igeke  mgne  aal  werden  geopent,  maer  dat  door  de  bekeeringe  van 
dese  brutale  mensehen  6odt  ter  deser  plaetsen  een  aengenaemen 
dienat  sal  geschieden. 

Belangende   de   inwoonderen   van   Nanningh  ende  Ringen  (Comps 
vaasallen)  ende  de  Maleijers  van  Rombou  ende  naergelegen plaetsen, 
Btaende  onder  de  gehoorsaemheyt  van  den  JohoorsenConinck,  deselve 
hebben  wQ,  door  't  slnijten  der  rivieren  Panagij  ende  Songi-Oodjöngh, 
als  den   landt   tocht  des  Sabanders  Menie,  niet  alleen  den  handel 
piet  de   vremdelingen   beleth   ende  bedwongen   haere  goederen  hier 
aen  de  markt  te  brengen,  maer  soodanich  t'onswaerts  verplicht,  dat 
aUe  gebnerlgcke  correspondentien  met  dese  stadt  houden,  ende  hun 
vaa  voorige   ongeoorloffde   actiën  wachtten:  want  alsoo  van  tijt  tot 
tijt  wierden    berecht,    verscheijden  vremde  vnertuljghen  bnijten  onse 
passen  ofte    licentie   met   de  inwoonderen  van  Nanningh  (tegen  soo 
aolemneelen   oontract   ende  meermael   gedaene   insinnatie)  in  handel 
lagen;  dat   oock  gewaer   wierden,    de   gemelde  Nanninghers   ende 
Romboners  de  van  hier  vervoerde  ofte  verlopen  Christenen  over  landt 
aaer  Pahan,  ende  langhs  de  voorhaelde  rivieren  vervoerden ,  hebben 
wij  niet  langer  connen  dissimuleren,  maer  met  de  jachten  Rijswijek 
ende  Draeck  in  compe  van  5  tynganghs  gemant  met  150  swarte  in- 
woonderen  ende   25   kloncke   soldaeten,   onder  't  gesagh  van  den 
eersten  lientenant   Davidt   Fincx,    de   gemelte   rivieren  met  't  om- 
honwjen  van  boomen  soodanich  gestopt,  dat  niet  sonder  extraordinarie 
moegten  connen  g'opent  werden.   Voor  wettige  pr ineen  aengeslaegen 
6  vaertnljghen   geladen    met   gesouden  viech,  daervan  de  gevangen 
eenigen  tijt    in   de  kettingh  bewaert  wierden,  doch  naderhandt  door 
voorbidden  des  Johoorsen  Üonincx,  tegen  Christenen   slaven  gerandt- 
soeneert,  om   alsoo   ontsach   onder  dese  arrogante  natie  te  maecken. 

Hebbende  bovendien  den  welgemelten  Johoorsen  Coninck  de 

liooffdenvan  geseijde  Rombon  (op  ons  gedaene  beklagh)  gecondemneertin 
^a  amende  van  200  reaelen,  welcke  door  onse  intercessie  gaem 
sagen  geremiteert.  Des  wij  om  de  wonde  weder  een  weijnich  te 
aeelen,  deselve  hebben  toegestaen,  door  een  gemaeckte  passagie, 
,^t  haere  lijfEtochten  herwaerts  te  comen  tot  gerief  desesguaiiiisoens  9 
vien  deselver  aentebrengen  renforchiementen  qnalijck  connen  derven. 


92 

MiddelerwIJl  de  jachten  tot  besettingh '  van  voornoemde  revieren 
besich  waeren,  is  door  het  volck  van  den  Capitain  Alexander  Mendet 
gecapty  hout  tot  het  maecken  van  een  nieuwe  brogge  over  de  water- 
poort, waeromme  te  vergeefs  aen  den  Johoorsen  Laxamana  meer- 
maelen  hadden  geschreven ,  ons  eenigcken  ontbreeckende  goed  getal 
van  timmerluiden,  om  deselve  in't  werck  te  stellen.  Ende  alsoo  wQ 
verstonden  den  voorgemelten  Johoorsen  Coninck  inde  maendt  Decembris 
met  groot  gevoigh  wi  Patania  binnen  Maccam  Tonheel  geretourneerd 
was,  die  voorschreven  Laxamana  wegen  de  familiaire  gemeensaem- 
heeden,  ende  dat  quansuijs  de  bewesen  assistentie  tot  Malaccas 
conquest,  niet  naer  meriten  was  gerecompenseert,  verdacht  bidt, 
hebben  den  provisioneelen  fiscaal  Pieter  Willemsen  ende  sabandaer 
Jan  Jansen  Menie  met  een  matige  schenckagie  aen  gedachten  Coninck 
affgeveerdicht ,  om  gemelte  Hoocht  wegen  de  geluckige  weder- 
compste  in  zijne  erfiSanden  te  congratuleeren ,  ende  onse  grieven, 
midts  't  weijgeren  van  voorschreven  hout,  als  de  versochte  10  stucx 
nieuwe  chaloupen  ende  arbeiders,  tot  het  opmaecken  der resteerende 
fortificatiewercken  zedichlijcken  voor  te  draegen;  mitsgaders  snlcx 
te  procureeren,  als  derselver  instructie  dicteert    .    •    .    • 

Voornoemde  gecommitteerden  met  het  jacht  Welsingen  op  8»» 
FebmarQ  hier  te  reede  retoumeerende,  relateerden,  van  den  Coninck 
ende  Groeten  in  Johoor  wel  ontfangen  ende  minnelQck  waeren  ge* 
tracteert,  met  wien  naer  verscheljden  commnnicatien  hadden  be- 
slooten  seecker  contract  ....  meldende:  dat  alle  Johoorse 
vaertugghen,  tendeerende  benoorden  Malacca,  gehouden  bleven  dese 
reede  aen  te  doen ,  ende  pascedels  te  procureren ,  voor  't  selve  be- 
taelende,  een  ^  ende  ^  ditto  reael  hooftgeldt  voor  gder  persoon, 
sonder  dat  souden  geconstringeert  werden  eenige  goederen  te  ver- 
coopen,  ende  van  die  vrijwiilich  debiteerden  voldoen  de  tollen  van 
10  pr  cento  als  voor  desen  gebruIJckeUjck.  Soo  aen  d'ander  sQde 
was  veraccordt  dat  de  Malackeese  inwoonderen  op  de  haevenen 
ende  rivieren  van  H  Johoorse  rijck  negotieerende  met  geen  nieuwe 
heffingen  souden  werden  beswaert,  waer  van  acte  in  debita  forma 
gemaekt  is,  ende  ter  wederzijden  onderteeckent 

Oemelten    Coninck  versochte   wijders  aen   onse  gecommitteerden 

passen   voor  sijne[vaertnggen,  trafficqueren^e  op  Siam,  Cambodia, 

'Coutche  China,   Patania   ende  Pahan,  ten  egnde  van  onse  schepen 


9a 

iii   «ee    oietB  uocliten  beschadicht   werden,  't  welcq  ten  dien  tijt 

4>deefde19ck  werdt  afgeslaegen,  ende  hem  van  de  Ed:HeerGenerael 

Is  toegeetaen ,  wien  pr  deaselfs  afgesonden  gezanten  Zijne  Hoocht  een 

trelfelgcke   sehenekagie   beeft  gesonden ,  om  denselven  volcomen  ge- 

noogen  te  geven ,  ende  den  moedigen  Laxamana  tot  d'onde  genegent- 

heeden    te   beweegen;   die  hem   ten  hoochsten  vergenoeght  houdt  | 

wegen  oose  gedaene  voorschrijvingh ,  ten  regnarde  van  zijnen  persooni 

alhoewel   desselffa  qnaetwilligera   alvooren  te  boven  gecomen,  ende 

▼an  de  MaQt  tot  naeaten  raedt  g'eligert  was.   Iq  teeken  van  dien, 

herwaerta   geaonden  hebbende  de  toegeseijde  5  stncz  chalonpen  voor 

Batavia  ende  AmboIJna  met   haere  riemen  ende  pangaijen,  welcke 

met  gelQeke  eortoisie  sQn  gerecompenseert,  voornemens  blQvendemet 

het   bont   in   de   rivier  van   PanagiJ  vallende,  ons  te  behelpen,  om 

geen   nieuwe  obligatie   ofte  ombragie  te  maeeken,  gesien  doch  alle 

Indiaehe  princen  meenen,  wanneer  maer  de  minste  diensten  voor  de 

Nederlanderen  doen ,  derhalven  ten  hoochsten  aen  haer  sijn  verplicht , 

ende  gehouden  bleven  snlcx  met  groote  giften  ende  danckseggingen 

te  vergoeden. 

Yan  gelQcken  was  den  geseyden  Johoorsen  Coninck  voornemens 
geweest,  een  besendinghe  naer  Atchyn  te  doen,  dat  hem  door  onse 
geoommitteerdens  werdt  afgeraden,  schynende  desen  prins,  midts 
't  bethoonen  van  dienstplichtige  offitien,  naer  der  Coninginne  hnwe- 
Igck  te  staen,  't  welck  efter  beswaerUJcken  obtineren  sal,  alsoo  der 
Johoriten  naem,  door  de  tyrannige  heerschingen  vanden  overleden 
Coningh,  de  Atchynders  te  hooren  een  grouwel  is.  Oock  sonde  de 
vereeoige  deser  twee  Ooninckrycken  voor  onsen  staet  niet  vorderHJck 
sgn,  geconaidereert  derselver  gecombineerde  macht  ende  soperioritey  t 
lichteiycken  eenige  obstacnlen  in  Comps  handel  ende  verkregen 
praeminentien  baeren  sonde.  Hoe  het  de  Atchynse  Mayte  de  besettinge 
van  Pahan  (door  derselver  Laxamana  ende  Bandara  vrywillich  ver« 
laten)  gevalt,  snllen  hiemaer,  wanneer  van  d' Atchynse  gelegent- 
heeden  sehryven,  mentioneren. 

Hiemaer  hebben  wy  den  meer  genoemden  Sabandaer  ende  Tom* 
magon  Jan  Menie  met  de  becomen  voorschrijvinge  des  gemelten 
Johoorsen  Conines,  neffens  10  Nederlantse  soldaeten  ende  20  gewa- 
pende Malackeesen  tot  zyne  snyte  over  landt  naer  Nanningh  ende 
Bomlion  afgesonden)  die  85  Christenen  voor  649^  crnsadoos  gerant* 


Bcieneert,  medebracht,  hebbende  met  den  Haradia'ende  Overstens  hi 
gedachte  Romboa  fijnalijcken  g'accordeert,  dat  de  persoenen  die  naer 
desen  van  weder  zijden  coomen  te  verloopen ,  snllen  betaelen  de  heUR 
van  de  weerde,  sonder  dat  tegen  danck  sonden  werden  gerest itaeert, 
wanneer  begeerden  Christenen  ofte  Moors  te  werden;  alles  in  ood- 
formite  seecker  schriftelijck  contract  met  den  Portngeesen  Tommagon 
Jnan  Lopes  de  More  in  den  jaere  1625  gemaeckt  ende  ten  versoecke 
vanden  Raedt  deser  stede ,  door  den  Johoorsen  Coninck  a*  1635  be- 

crachticht ,  midts  dat  hieronder  niet  wierden  begrepen ,  de 

Christenen,  ofte  derselver  lijffeijgenen,  die  onder  de  voorschreven 
Maleijeren  alsdoen  verbleven,  weicke  verloopende  de  helfil  van  den 
prijs  niet  sonde  werden  wtgekeert,  vermidts  op  d'  aenbiedinghe  van 
voornoemden  Sabander  niet  te  voorschijn  gebracht,  maer  van  derselver 
meesteren  achter  de  handt  gehouden  waeren.  Ende  aisoo  de  vtn»- 
gemelte  hooffden  demoedelijck  d'  ontslnijtinghe  vande  rivier  PanagQ 
versochten ,  onder  beloften ,  van  voortaen  hun  obedienter  tegen  desen 
ëtaet  te  draegen,  ende  met  haere  goederen  dagelijcx  aende  marckt 
te  coomen,  hebben  wij  (alsvooren  verhaelt)  hun  versoeck  toegestaen , 
om  alles  weder  in  contente  te  stellen. 

Den  voornoemden  Maradia  eenigen  tljdt  hiernaer  in  persoon  met 
groot  gevolgh  binnen  Malacca  gecompareert  wesende,  om  wegen  de 
voorschreven  gratieuse  ontsluijtingh ,  en  verleende  voorschrift  aen  dÏB 
Johoorse  Mayt  hoochlijck  bedanckende,  die  naer  behoorlijck  onthael, 
isonderlingh  vemonght,  wederom  is  vertrocken,  d'  onse  alle  vriendt- 
echappen  ende  coirtosien  in  zijn  gebiedt  aendoende. 

In  Nanningh  ende  omleggende  dorpen  Meleecke,  Nichon,  Tehenc- 
napoeti  ende  Camoije  vondt  den  meergemelten  Tommagon  groote 
disordre,  door  quade  toesicht  ende  slappe  justitie  der  hoofiden,  die 
met  geltboeten  ende  hare  reprimenden  wierden  gestrafft,  niet  alleeii 
ide  geseijde  ondstens,  maer  oock  de  geheele  menichte,  op  den  wedt- 
i)oeck  geswooren  hebbende,  de  gepleechde  ongeregeltheeden  niet  meer 
te  gedoogen,  maer  de  transgresseurs  sonder  simulatie  te  corrigeeren 
ofte  den  voorschreven  Tommagon  in  handen  leveren ,  onder  toeseggiagh 
van  volcomen  vergiffnis  wegen  't  gepasseerde,  ende  qü^tscbeldinghe 
vande  onde  Portugeese  schnlden;  midtsgaders  bepalinge  derselver 
frequentatie  ter  voorschreven  plaetsen  bayten  speciale  consent  va^ 
ons  ofte  den  gedachten  Tommagon,  door  dien  remaroqueérdeii}  naer 


95- 

gewoonte  de  lieden  veele  logenen,  tot  yilipendentie  der  Nederlanderen' 
reputatie  wQs  maeckten. 

Tot  het  insamelen  der  lOen  ende  taxseeren  der  betelthnynen  (die 
w^dt  ende  zijdt  yerspreidt  staen)  was  in  gementionneerde  Nanningh 
yerbleven    Diego  Lopes   mestice    Portugees,   met   last,   sclierplijck 
finqnireeren  naer  't  verborgen  geweer ,  waervan  (nietjegenstaende  de 
gedaene   hnijssoeckingh)   maer   een  ouden  verroesten  degen  te  voor- 
sefagn  qnaem.  Ende  alhoewel  de  voorschreven  thienden  als   inkom- 
sten van  de  hoven  maer  300  reaelen  gerendeert  hebben,  't  welcqde 
gedaene  ongelden  niet   balanceren,   soo  is  nochtans   raetsaem   ge- 
weest, door  de  personeele  verschijninge  van  gedachten  Sabander  ende 
Tomagon   tegen   't  aenstaende   alles   in  ordre  te  brengen,  wanneer 
onvermgdeigcken    de   proffijten    augmenteeren   sullen,   doordien   de 
geselde  iowoonderen  wederom   sterck  rijs  planten,  ende  die  landen, 
die  'door   den   oorlogh    verwildert   sijn,  beginnen  te  cultiveeren,  bij 
akLien  in  haere   goetwiilicheeden    maer    continneeren,   daerom   ons 
niet  connen    verseeckeren,  vermidts  dese  wrenelige  Manicabers,  om 
geringe  oirsaecken   meermaelen  gerevolteert ,  ende  tegens  de  Portn- 
geesen  in   oorlogh   geraeckt  sijn,  dat  t'elckens  met  groote  amenden 
ofte  't  wechnemen   der  hoofden  van  de  voornaemste  roervincken  is 
^Ö  S^i^ht,  ende  ons  sal  dienen  tot  exempel,  bij  aldien  hun  wijders 
eoomen  Ce  verloopen. 

In  mijnen  voorigen  hebben  aengeroert  van  eenen  Johorit  genaeml 
Ifltche  Tciig,  hooft  van  Ringen,  die  vande  Portugeesen  voor  desen 
gepTotigeert ,  ende  corts  naer  Halaccas  bemachtingh  bij  den  Com- 
mandeur Kaertekoe  in  bescherminge  genomen;  midtsgaders  op  onse 
gelegde  afgecomen,  ende  alsoo  subject  van  den  Nederlandtsen  staet 
geworden  Lb,  presenteerende  voor  onpartijdige  persoenen  tegen  des 
I^sxamanas  beschuldinghe  sich  te  verantwoorden,  dat  de  Johoorse 
UaQt  (die  hem  als  verlopen  rebel  vordert j  is  aengecundicht,  wien 
MOTeel  contentement  doen  sullen,  als  behoudens  •  .  .  Intche  Chiiys 
goet  reeht  eenichsints  doenlijck  zij. 

YoorBchreven  Intche  Tchilij  is  met  zijn  gemael,  (verwant  des 
^oboorsen  Conincx)  verseheijden  reijsen  binnen  dese  fortresse  in  teecken 
^^  sabjectie  ende  obedientie  gecomen ;  versoeckende  oorlof  met  zQue 
onderhebbende  Male^ers  (sterck  197  coppen)  te  mogen  bewooiien 
bet  landt  van    Marilimon   en    Eyer-Touwer,   gelegen  tusschen   de 


96 

rivier  Gaasangh  (welcke  Halaccas  gebiedt  aehegc)  ende  de  Water 
eyiandeiiy  voorgevende,  dat  de  velden  ontrent  Ringen  mooraasiob 
ende  de  distantie  te  verre  binnen  't  landt  vande  zeekandt  gelegen 
waeren.   Des   wij  (naer  genomen  inspectie)  desselfiis  versouck  hebben 

toegestaen ^ 

Tot  hervattingh  van  geroerde  gondthandel  ^  hebben  andermael 
op  ^  JaliJ  wtgesety  een  overdecte  boodt,  gemant  met  6  Neder* 
landeren  ende  10  swarte  inwoonderen,  item  16  packen  diversche 
sorteeringecleeden  ter  monture  van  f  6014  onder  't  gezach  vanden 
adsistent  Pieter  Pletersen,  in  de  Maleijtse  ende  Portngeese  tale  wel 
ervaren,  met  ample  instrnctie,  hoedanich  in  't  venten  van  voor- 
schreven cleeden  ende  den  ineoop  van  goadt  hem  sal  hebben  te 
regnleeren,    welcke    boodt    tegen    de    compste  vande  Tajonanscbe 

lastschepen   verwachten,  omme  't  goudt met  deseive  naer 

Choromandel  te  versenden,  tot  nieuwen  empleo  •  •  •  •  van  •  •  •  . 
Choromandelse  cleeden  ....  die  ...  in  het  toecomende  in  meerder 
quantitegt  snllen  worden  gebeneficeert  •  •  .  • 
.  De  Portugeesen  ende  Clingers  hebben  voor  desen  groote  voor- 
deden, midts  de  consumptie  van  menichte  cleeden,  bQ  4^n  voor- 
schreven goudthandel  genooten,  houdende  gestadich  hunne  factooren 
daer  ter  plaetsen  met  hunne  cargasoenen,  die  't  goudt,  soo  *t  van 
de  Manicabers  uijt  de  bovenlanden  werdt  aen  marckt  gebracht,  nijt 
de  eerste  handt  opkochten,  het  welcke  (naer  genomen  preuve)  bij 
ons  mede  sal  worden  gepractiseert ,  om  den  aftreck  der  cleeden  te 
doen  wackeren,  ende  roeerder  quantiteyt  goudt  te  amasseeren.  Soo 
wij  tot  meerder  accres  van  handel,  in  d'aenstaende  maenden  van 
Jannario  ofte  Februario  (wanneer  minst  te  versugmen  is)  voornemens 
blijven,  den  ontfanger  Jan  Jansen  Menie,  (in  dese  contregen  wel 
bedreven)  met  een  jacht  ofte  suf&gant  vacrtuggh  ende  dienstige  car- 
gasoenen naer  Pahan  afteveerdigen,  tot  opcoop  van  ditto goudt,  ende 
procnre  van  eliphanten,  midtsgaders  volck,  hun  op  de  vanghst  van 
die  beesten  verstaende;  doordien  tegen  voorhadden  tgt ,  verschegden 
handdlaers  van  de  Indische,  Choromandelse  ofte  Bengaelse  custea 
alhier  te  verschgnen  staen,  wiens  cargasoenen,  alsoo  vooreerst  door 


1  fiy  i^de  riviere  Campher**. 

2  Oningerald. 


97 

de  Maleijers  van  d'omleggende  plaetsen  niet  sullen  worden  gemailt[?]  ^ 

voor  reeekeningh  van  de  Compe  marcktganghs  dienden  aengenomen, 

schoon    de   prijsen    met  den  incoop  van  donse  differeeren ,  om  alsoo 

voorschreven    handelaers   niet   vruchteloos  te  laeten  retourneeren  ,  't 

welcq  Malaccas  beroemde  reputatie  eenen  grooten  cracq  geven  soude. 

Doch   sal    dit    bij    ons    niet   worden   onderlegt,    voor  ende  aleer  de 

inwoonderen  ofte  nabnijren  nijt  de  eerste  handt  zijn  gerieft,  om  niet 

te  schgnen   eenen    g'aposteerden    handel   intevoeren.   Want  't  geene 

de  Compe   bij    de    vente   hunder   cleedeu   compt   te  missen,  aen  de 

incompsten  ende  wtvoer  der  coopmanschappen  gevonden  werdt ,  zijnde 

ten  desen    insichte  seer   noodich,   dat  dit  comptoir  snccessivelijcken 

van   contanten    ende   dienstige    coopmanschappen    in   voorraet  werde 

voorsien,   om    gder   naer   eijsck   te   gerieven,   ende  de  uijtlanderen 

vande  vaert    op  de  thinqnartieren  (bngten  irritatie)  des  te  eerder  te 

diverteeren. 

Ten  aensien  de  Batavische   schepen   met   d'   Attchljnse  gezanten 
bugten   expectatie   vertouffden,   ende   wij    wt  de   brieven    van   den 
oppercoopman  Jacob  Compostel  verstonden,  het  generael  wantrouwen 
wegen  desselffs  tandance ,  ende  andere  beduchtingen ,  vermits  Malaccas 
incorporatie,  gevoet  ende  aengehitst  door  Maradia  (tweeden  persoon 
inde  regieringhe)  ende  sijne  medestaenders,    voorgevende  de  toerus- 
tinge  van  een  geweldige  Nederlandtse  vloodt  naer   Atchijn,  om  den 
oppersten    Biscop  Calij  (der  Coninginne  halven  broeder)  aan   't  rijck 
te  helpen,  met  soodanige  assenrantie  ende  gecouleurde  redenen,  dat 
haere  M&iy^  in  twijffel  van  onse  getrouwicheeden  gebracht ,  ende  alles 
tot  tegenweer  prepai^eeren  liedt,   sonder   in   achtinge   te   nemen   de 
menichvuldige  verseeckerheeden  door  S^  Compostel  ter  contrarie  gedaan, 
selffs  naer  dat  dese  gefingeerde  logenen ,  door  sonderlinge  bestieringen 
des  Alderhooghsten   ontdeckt,    ende   den   autheur  (een   verloochent 
Portugees,  genaemt  Manuel  Mombacq,   tolcq    van   de   Comp^),    van 
gedachte  Coninginne  rechtveerdichlijcken  metter  doodt  was  gestrafft: 
hebben  [wy] ,  tot  voorcomingh  van  meerder  diffidentiën ,  ende  omme  de 
Maijte  de   vermoedende  oirsaecken  des  vertouvens  haerder   gesanten 
bekent  te  maecken,  bewillicht,  een  onser  voornaamste  bolderen  ge- 
heeten  Anthonio  Pingero,   die    met   zgn  vaertuijgh   ende   ingeladen 
goederen,  neffens  50  stncx  roode   dobbele   Cantonse  damasten   ende 
474  d®.  armosijnen  vande  Compe,  den  18^°  Maert  derwaerts  genavigeert 

7 


98 

is,  vindonde  op  zijn  aencompste  (den  2'"  Aprilis)  de  voorhaelde  wmn- 
trouwen  alsnoch  continueren,  voorgemelten  Maradia  uijtstroyende, 
dat  binnen  dit  vaertuijch  hegmelijcke  ammonitiën  van  oorl(>gen  ge- 
laden waeren,  voorde  Biscop  Calij  ende  sijn  volck,  om  die  tegen  de 
Goninginne  te  wapenen.  Weleke  logenen  sooveel  gelooff  cregen,  dat 
onse  brieven  in  den  nacht  ten  hoove  gebracht ,  ende  door  S^  Compostel 
ter  presentie  van  de  voomaemptste  Orangkagen  wierden  geleesen 
ende  nljtgeleijt,  welckers  teneur  deselve  soodanich  behaeghden,  dat 
de  vorder  enqueste  achterbleeff ,  ende  het  mistrouwen  ten  deele  scheen 
weghgenomen  te  weesen.  Oeiyck  met  de  compste  van  den  E.  Com- 
missaris Pieter  Sourij  *  ende  de  meergemelte  gezanten  de  HalJ  te  van 
der  Nederlanderen  standtvasticheden  op  nieuws  preuven  becomen  heeft, 
ende  alle  wantrouwen  aen  d'een  zijde  gestelt,  tot  niet  weynich  eere 
van  geroerden  Ertsbiscop  Calij  ende  verminderinghe  van  't  credit  des 
meergemelten  Maradia  met  zQue  creaturen ,  dat  den  Almogenden  geve, 
ten  nutte  van  't  gemeen  langh  continueere. 

Nochtans  dient  Atchijn  doorgaens  van  een  acty f  ende  in  dier  landen 
of  hooffsche  gebruycken  wel  ervaeren  hooft  voorsien,  daertoe  den 
oppercoopman  Pieter  Willemsen  suffi^ant  oordeelen,  om  tydeiyck  des 
Comps  quaetwilligen  menées  te  stutten,  ende  haere  dier  vercregen 
praeminentien  op  Sumatras  Westcusten  in  't  geheel  te  conserveeren, 
sonder  weleke  die  pryckel  souden  loopen  van  ondermynt  te  werden, 
soo  door  toedoen  van  den  Geestiycken  Biscop  Sich  Nordyn,  ende 
d'Engelse  vrienden  meermaelen  is  onderleyt.  Doch  ten  respecte  van 
Gomps  macht  (die  ontsien  wordt)  t'elckens  afgeslaegen.  Want  gesien 
de  vrije  vaert  alle  natiën  wordt  toegestaen,  waerdoor  Atchyn  meer 
als  oyt  te  vooren  in  neeringhe  ende  welstant  floreert,  ende  de  inha- 
bitanten  handel  langhs  de  Sumatrase  custen  merckeHjck  toeneempt, 
doordien  de  Atchynders,  welcken  voor  desen  hunne  middelen  (door 
vreese)  achter  de  handt  hielden,  onder  de  sachtsinnige  regieringe 
van   dese  princesse,   deselve  voor  den   dagh   brengen  ende  thaeren 

■ 

voordeel  gebruycken,  soude  de  Compe  dien  winstgevenden  handel 
langhs  de  Sumaterse  custen  ten  deele  worden  jousoir  gemaeckt,  by 
aldien  de  Engelsen  off  Mooren  ueffens  ons  ingelaeten  wierden ,  leg- 
gende doorgaens  7,  8  ende  9  Moorse  ofte  Jentyfse  vaertuyghen  op 


1     Zie  hiervóór,  bldc.  48. 


de  Atchijnse  reede,  den  eenen  soo  haest  niet  vertrocken  zijnde,  ofte 
andere  met  haere  cargaeoenen  verschijnen  in  plaets,  salcx  dat  door 
dese  vrije  comertie  Atchijn  de  eerste  vrachten  van  Malaccas  veroveringh 
treckt.  T  welcq  efter  niet  can  werden  verbooden ,  soo  lange  de  verleende 
lirmannen  (die  op  nienws  krachtiger  als  voor  desen  sijn  geconfir- 
meert)  g'obedieert,  ende  den  handel  langhs  de  voorhaelde  Westcusten 
in  voorige  liberteijt  ons  werdt  toegestaen,  daeraen  (vooreerst)  niet 
willen  twijffelen ,  ten  waere  de  vaert  der  Mooren  over  Atchijn  op 
Malacca  ende  Perah,  waervan  hier  achter  sal  worden  gesproocken, 

nieuwe  onlusten  baerden De  Atchijnse  Coninginne, 

voor  de  compste  vanden  gemelte  Commissaris  voornemens  geweest 
zijnde,  Pahan  wederom  te  besetten,  [is]  door  inductie  van  Zijn  E. 
ende    de  voomaemste  Rljcx  Raeden,  als  oordeelende   die  plaats  van 

wepich  belooningh  ofte  proffijten,  van  resolutie verandert, 

simpelijck  pretendeerende  het  gelaten  canon ^ 

In  compe.    van    voora  enge  togen   Sr.  Anthonio  Pingero,  quam  met 

recommandatie   van   den    oppercoopman  Compostel   seecker  Portugees 

stierman   met    een  smal  cargasoentgen ,  bestaende  in  amphioen  ende 

lijfftochten,  wt  den  naem  van  de  aanwesende  uijtlandsche  anachodas, 

versoeckende  vrije  passen  ,  om  met  haere  coopmanschappen  op  Malacca 

te  trafficqueeren ,  dat  wij  vermogens  de  becomen  ordre  van  de  Heeren 

Generael  ende  Raaden  van  Indien  hun  hebben  toegestaen    .... 

Den  voornoemden   stierman   in   retour   van  zijne  goederen  vervoert 

hebbende,   3    bhaaren   thin  tot  70  realen  de  bhaar  van  446  ®,van 

de  Compe  ingecocht,  dat  ruijm  80  pr  cento  advance  geeft,  ende  tot 

veel  hooger  prys  in  Persien  of  Souratten  niet  can  gedebiteert  werden , 

des  wij    voornemen,  pertije  tegen  de  compste  der  genoemde  vremde 

bandellaers   alhier  te   behouden,   om    tegen   derselver   aentebrengen 

cargasoenen  om  te  setten,  ende  alsoo  onse  ongelden  goet  te  maecken. 

Soo  op   de  geruchten  van  't  goet  onthael,  die  generaelijcken  den 

verbleven  Portugeesen ,  mesticen  inwoonderen  ende  vremdelingen  wert 

aangedaen,   op    27en   Julij    passato  over  Dellij  alhier  is  aangecomen 

een   vaertuijgh    van   den  Bintara-Chan  van  Atchijn,  g'accompagneert 

door  desselffs  broeder  ende  verscheijden  Mogollen  vande  aanwesende 

Bengaelsche  schepen:  bestaande  desselffii  ladinghe  meest  in  deeden, 

weljnich  rijs,   boter   ende   olij,   monteerende   ter   somma  van  9000- _^ 

Vgl.  hieryóór,  bldz.  74.  '   \'  \ 


lÖO 

realen;  item  op  6en  Novembris,  een  groot  Moors  schip,  toebehoorende 
den    tweeden   soon  des  Grooten  Mogols,  geladen  met  50  lasten  rysy 
ende  andere  goederen    .    .    .    .  ,  gewerdeert  op  15  a  16000  reaelen 

van   8en  y   om  de  gelegentheeden  van  deser  plaetse  t'onderstaen.  Die 
wij    ten    dien  respecte,  als   de   medegebrachte   recommandatien  van 
haere  principaelen ,  alle  behoorlijcke  vemongen  geven ,  om  meer  andere 
herwaerts   te    locken.   Niet   tw^ffelende   off  sal   door  desen  middel, 
ende   een  open  handel  met  eenen  iegelijcken  sonder  onderscheyt  van 
persoonen  ofte  natiën  Malac(^  tot  haeren  voorigen  standt  raecken,  ende 
de  Generale  Compe.  in  vergeldinghe  der  geleden  lasten ,  de  verhoopte 
vruchten   alleenxkens   toebrengen.    Dat   Godt   geve,  gednijrende  den 
tydt  mijnder  gouveme  beleven  mogen.  ' 

Vooraengetogen  Moors  schip  was  op  't  vertreck  des  Commissaris  Pieter 
Soury  zeyiveerdich ,  om  in  zyn  E.  Compe.  naer  Malacca  te  navigeeren, 
dat  de  anachoda  van  de  Conïnginne  was  toegestaen.  Dan  alsoo  op  't 
affscheyden  van  gedachten  Commissaris  midts  hardt  weder  't  voorschreven 
schip  te  reede  was  bUJ ven  leggen ,  hebben  eenige  Grooten ,  ende  onder 
anderen  (zoo  te  presnmeeren  staet)  onsen  geaffectionneerden  vriendt 
Maradia,  haere  May  te  voorgedraegen ,  deschaaden,  welcke't  AtchQnse 
Ryck  sonde  comen  te  tijden ,  byaldien  de  negotie  haer  ontoogen ,  ende 
tot  Malacca  weder  wierdt  opgerecht.    Welck  voorgeven  soo  veel  aen- 
sien   vercregen   heeft,   dat  haere  May  te  onder  pretext,  dat  gemelten 
anachoda  genaemt  Mirza  Mamoed  seeckere  dochter  van  een  moorsen 
paep   beslaepen,  denselven   werdt   aen  landt  ontbooden,  ende  in  't 
uytkomen   vande  revier,  soo  hem  de   novo  geveynsdetijcken  licentie 
vergunt  was ,  jammertijcken  heeft  doen  vermoorden  ,  gaende  zyn  volck 
tegen   wil   onder  zeyi.  Hoe  dit  by  den  Mogol  ofte  desselffs  soon  sal 
werden  genomen,  leerdt  den  tyt,  ende  is  een  aenmeerckens  weerdich 
voorbeelt,  wat  vertrouwen  op  de  Indische  princen  toezeggingen,  ende 
verbanden   te   stellen  zy     ......     't  welck  geensints  van  ons 

behoort  geleden  te  werden,  al  sond'  men  met  dit  ryck  derw^en  in 
contentie  raecken.  Want  het  disputabel  zyn ,  welcke  den  andere  soude 
praevaleeren ,  't  weeren  van  de  Indische,  Choromandelse,  Bengaelse 
ende  andere  schadeHJcke  handellaars  van  Atchyn  buyten  onse  passen 
ende  't  aendoen  van  Malaccas  reede,  ofte  't  betaelen  van  costuyme- 
rl^cke   gerechtlcheeden ,   off  de  praeminentien  die  in  den  thol,  ende 

*1    Zie  noot  1)  op  bldz.  84. 


101 

handel  langs  Samatras  westcusten  genieten.  Behalven  dat  het  meer 
dan  seecker  is,  bijaldien  wij  Nederianderen  't  eeniger  tijt  met  Atchijn 
in  oorloge  qoame,  de  voornaemste  plaetsen  van  geraelte  westensten , 
bun,  (als  voor  desen)  van  dei  Coninginne  gehoorsaemheeden  ontrec- 
ken,  ende  d^  onse  (des  begeerende)  toevallen  souden.  Doeh  moet  hiertoe 
niet  werden  geresolveert ,  voor  dat  alle  minnelgcke  versoecken  in  't 
werck  gestelt,  ende  men  ooghensehijnlijcken  gewaer  werdt,  door  voor- 
haelde  ofte  andere  plaetsen ,  meer  schadelijeken  dan  voordeeigeken  te 
verwagten  staen.  Ende  dus  veele  op  die  materie. 

Bij  continuatie  van  dese  schaarsheijt  <  ofte  bijaldien  de  Compe.  met 
den   Mattaram  in   oorloogh    raackt,    sal   groote   necessiteyt   in  dese 
naburige   plaatsen   ontstaen,   ende   ijder  soucken  sijn  behouften  van 
Malacca  te  halen,  gesien  de  landen  van  Johor  ende  Peragh ,  beswaer- 
lijeken  hun    selven   van  rijs   connen   bedroopen,  maar   van    andere 
quartieren  moeten  werden  gespijst.  Weshalven  wij ,  behalven  de  voor- 
schreven besendinghe  naer  Raccan,   Trangh,  Queda  ende  andererijs- 
plaatsen   800   veel   vaertnijghen   van   onse  borgeren  uitmaecken,  als 
eenighsindtSy  door   verstrecq    van    goederen    (onder  behoorlijcke  ver- 
seeckeringh)    mogelijck  zij.  Blijvende  mijne  sustenue  dat  men  volgens 
der  Portugeesen    gebruyeken,    geenighe   Javanen   den  toevoer   van 
maiotimentos   naer   de   thin-landen  behoorden   toetestaan,   maer  alle 
restringeren   derselver  lijftochten    alhier  te  vercoopen  ende  den  thin 
aldaer  gen^otieert  ten  gesetteu  pryse  aan  de  Compe.  te  leveren ,  waer 
door  ben  den  lust  van  selffs  vergaen  ende  de  naerburen  genootsaackt 
soaden  worden  hare  behouften  van  Malacca  (als  voor  desen)  te  haelen 
ende  den   toeloop  hier  ter   steede  merckeiijcken  accresseren   sonde. 
Het  is  seecker  y  dat  de  voorschreven  Javanen  een  schelmachtighe  natie 
i^7  die  onder   schyn  van   vreede,  langhe   op  haer  luijmen  gelegen 
hebben,   de   Compe.    eenen   quaden  tour  te  speelen.  Doch  sijn  haere 
attentaeten  (onder    verbeteringh)  omtrendt  Malacca    soo  seer  als  tot 
Batavia  niet  te   vreesen,    wanneer   ons  gnarnisoen  maer  competendt 
ende  in  goede  dispositie  blijven.  Geconsidereert  haer  geen  toeganck 
binnen  de  stadt  wordt  toegestaen,  mitsgaders  de  respective  punten 
zoodanigh  zijn   afgesloten   ende   met  wachten   beseth,  dat  ijder  een 

1   NI.  Tan  rgat. 


102 

fortresse  verstreckt.  Behalven,  dat  haer  de  gelegentheeden  van  toevoer 
ende  secoars  ter  naaster  plaatsen  can  ontset  worden  j  doordien  [wQ] 
(naast  de  Goddelijcke  hulpe)  aent  meesterschap  ter  zee  om  deselve 
te  benauwen  ende  uijt  te  hongeren,  niet  dubiteeren. 

Verscheijden  Jav^Cense  vaertuljghen  vande  Oost,  geladen  met  zoudt, 
snijckeren ,  ajuijn ,  loock  ende  Maduersche  cleeden ,  sijn  dit  verloopeo 
monsson  met  passen  vande  Ede.  Heer  Gonvernr.  Qenerael  hier  ge- 
arriveert,  die  wij  naer  't  betalen  der  costuij  men  hunne  reijse  op  Peragh 
ende  Queda  vreedelljck  hebben  laten  vorderen,  onder  reserve  dat 
indt  wederkeeren,  andermael  aenieggen  ende  den  thol  ofte  opgelt 
vanden  gehandelden  thin  betalen  sullen,  ofte  in  eonformite  der  be* 
comen  last  vanden  welgemeiten  Edn.  Heer  Gouvr.  Generael  ende 
Raden  van  Indien  voor  goeden  buljt  verclaart,  alle  die  sonder  ge- 
melte   passen   ende  t'  aendoen  deeser  rheede  trachten  te  passeren  .  . 

Niet  alleen  de  vaert  der  Javanen  op  de  thinquartieren,  maar  oock 
de  gestadige  traffijcque  der  Mooren  van  Choromandel  ende  Bengalen 
in  die  gewesten  bevinden  Comps.  handel  soo  van  thin  als  voornamentlijck 
de  doecken,  door  t  voeren  over  landt  nae  PataniJ  ,  Ligor  en  Pahan,  ten 
hooghsten  schadeiyck,  ende  Malaccas  wel  vaert  seer  hinderlijck;  weshal- 
ven  de  welgemelte  Heeren  Generael  en  de  Raden  van  Indien  (met  my) 
verstaan ,  die  negotie  door  't  cruijssen  onser  jachten  hun  beieth  ofte  dat 
gedwongen  sullen  werden  alhier  tollen  te  betalen ,  ofte  te  negotieren , 
geiyck  ten  tijde  van  der  Portugesen  heerschingen.  Tot  welcken  eijnde, 
als  omme  met  de  respective  Coningen  vorderlijcke  contracten  nopende 
den  thin  in  derselver  landen  vallende  te  maacken,  den  oppercoopman 
Jan  Harmansen  met  de  jachten  Welsinghen  ende  Punte  Gale  en  een 
dienstigh  cargasoen  ter  monture  van  f  43000  den  19en  Juni)  »naer  de 
geseljde  thinquartieren  is  afgeveerdigt 

Geroerden  Jan  Harmansen,  den  27en  Jnnlj  voomoempt  met  de 
jachten  ter  reede  van  Queda  aaniangende  vond  den  ouden  Coninck 
doodiyck  kranck,  die  den  30en  daeraenvolgende  deser  werelt  is 
komen  t'  overleven,  nomineerende  tot  sijnen  successeur,  zijnen  twee- 
den soon  (een  prins  van  grote  hoope),  den  oudsten  soon,  midts  zyn 
ongehoorsaemheijt  ende  onstichtelljck  leven  alsoo  voorbijgaende.  Met 
welcken  nieuwen  Coninck  voorschreven  Sr.  Harmansen  naer  ver- 
aehoeijden  communicatien   heeft  gemaackt  een  vorderlijck  contract.  ' 

•      m 

'1    Zie  dit  contract  op  bldc.  106—108. 


103 

Deflen  jonghen  prins  door  t'  aenraaden  eenigher  grooten  geresolveert 
schijnende,  de  uijtlanderen  't  vervoeren  van  thin  t'  onUeggen,  ende 
zijn  gedeelte  met  eeijghen  vaertuijgen  naer  Bengalen  te  zenden; 
tweick  Zijne  Hooght.  vande  Heeren  Generael  ende  Raden  van  Indien 
is  toegestaen,  waerdoor  de  vreemdelingen  des  te  meereen  afkeer  van 
Queda  ende  begeerte  naer  Malacca  cryghen  zullen,  insonderheyt  bij- 
aldien behooriycke  ontbael  genieten,  ende  den  vanghst  van  eliphanten 
(als  meermalen  verbaelt)  can  in  treyn  gebracht  werden,  waer  toe 
alle  onse  krachten  inspannen. 

Tot  voltreckingh  vandt  voorhaelde  contract  ende  ontfangh  van 
den  tin  is  door  Sr.  Harmansen  in  Queda  gelaten  den  ondercoopman 

Martinas  Oravins Loggen  in  gemelte  Queda  vier  Moorse 

handellaers,  daer  onder  een  groot  Gnserats  schip,  hebbende  passen 
van  den  Directeur  Paulus  Croock,  met  allerley  assortementen  van 
cleden,  snlcx  die  vande  Compa.  geen  25  pr.  cento  winst  rendeeren 
konden. 

Intmm  gemelten  oppercoopman  Jan  Harmansen  in  Queda  vertonfden, 
hadde  tjacht  Gale  met  de  geprojecteerde  cleeden  ende  provisien  .... 
naer  Jangh   Salangh   (den   8en  JuHj)  afgeveerdight,  wien  met  Wel- 
singhen  primo   Angusty  is  gevolght  ende  den  15eQ  daeraenvolgende 
in  gemelte  Salangh  aangekomen ;  vindeode  het  voorschreven  cargasoen 
met  d*ad vaneen   van   70   ten   honderden,   door  den   coopman  Joris 
Vermeeren   reede   gebeneficeert,  ende  290  baren  thin,  van  d'   oude 
restanten  geprocedeert,  int  jacht  Galen  g'embarqueert,  eestende  den 
▼oornoemden  thin,  met  d'  ongelden  daer  op  gesnporteert,  f  30782 — 
18—14  ofte  4|  realen  de  bhaer  van  360  ®  twelcq,  ten  aensien  der 
pr^sen  van    Queda  ende  Peragh  veel  is,  doordien  desen  Salanghsen 
gebieder   niet    jegenstaande    de   toesegginge,   t' voorleden  jaer    aen 
Sr.  Harmansen  gedaen ,  in  zyne  qnade  coursen  meer  ende  meer  voort- 
gaat,   des    Comps.    coopmanschappen   niet   alleen  naer   welgevallen 
taxserende,   ende  geweldichHjcken  naer  sich  nemende,  maar  oock  in 
^^rtij  passado,   sonder   de  minste  redenen,  schelmachtigh  doen  om- 
brengen hebbende,   een   soldaet  genaempt   Hendrick  Barentsen  van 
^materdam ,  geiyck  mede  aende  doot  vanden  Vice  Commandr.  Orlando 
Tbibonit  1   schnldigh   gevonden  wordt,  des  wy  voorschreven  enorme 

^    Zie  oyer  hem  Boawstoffen,  II,  o.  a.  bldz.  395,  396. 


104 

actiën  y  ende  onlijdelijck  vexatien,  aen  Compd.  residenten  succes- 
sivelijck  gepleecht ,  ter  gelegender  tijdt  soodanigh  voornemen  te  corri- 
geeren ,  dat  het  andere  sal  dienen  tot  een  afschrick  y  hun  te  wachten 
de  Nederlanderen  ongeiyck  ofte  geweiden  aen  te  doen ,  waer  toe  ons 
dese  mael  macht  ende  middelen  ontbroocken  heeft. 

Voorhadden  Salanghsen  geweldigher  was  ^  voor  d'aencompste  van- 
den  oppercoopman   Jan   Harmansen    naer   Ligoor  tot  betalinghe  der 
achterstellighe   tribnijten   (beloopende    10   bharen  thin  jaarlijcx)  ver 
trocken ,  in  handen  van  sijnen  gesobstitueerden  Gouvernr  gelaten  heb- 
bende  seeckeren   brieff  aende  comende  hooffden,  ofte  wel  den  Edn. 
Hr.   Gouvernr.    Oenerael,    waarinne  de  gepleechte   moort  met  veele 
onwaerheden  tracht  te  verbloemen,   leggende  de  schuit  op  den  coop- 
man  Vermeer,  ^  die  bg  contrarie  getuigenissen  sich  genouchsaem  deffen- 
deert,    weshalven   Sr.    Harmansen    (gelijck   hem   bij    instructie   was 
gelast)  de   zaecke  in  staedt  gelaten  heeft ,  om  voorschreven  Salangers 
in  slaap  te  wiegen,  ende  alsoo  hier  naer  des  te  beter  te  straffen  .  . 
De  gedane  opgelden  in  gemelte  Oedjangh-Salangh,  midts  het  getal 
van  Compfl.  dienaren  tot  bewaren  der  selver  effecten  tegen  de  schelm- 
achtighe  practijcquen   van    desen   tijran,   die  niet  anders   heeft  ge- 
tracht, dan  door  geüngeerde  pretexten  den  coopman  Vermeeren  ende 
vordre    Nederlanderen  om  te  brengen  ende  met  Uwen  Ed».  middelen 

hem    te  verrijcken,  loepen  hoogh Blijvende 't  Compt^ 

aldaer  beset  met  ses  Nederlanderen  ende  5  swarte  mardijckers  .... 
[De  tinhandel  is]  van  consideratie,  ende  [dient]  circumspecteiijck 
vervolght,  't  zij  met  een  sware  poene  de  voorschreven  moort  te 
repareeren  ofte  met  een  redoutable  macht  dat  eij  landt  voordeComp^. 
te  verseeckeren ,  hetwelcke  veele  oordeelen,  geene  onlusten  omtrent 
de  Ligorse  ofte  Siamse  Coninghen  geven  zouden,  wanneer  hunne 
tributen  jaerlijcx  opgebracht  ende  weinich  vermeerdert  wierden. 
Alsoo  dit  eijlandt  soo  rijck  van  thin  is,  als  eenighe  andere  landen, 
daerentegen  het  volcq,  mits  de  vexatien  van  dien  Heere^  sootraagh, 
dat  geen  meer  thin  arbeijden,  als  tot  lijfis  onderhoudt  ende  cleden 
nodigh 'hebben,  wel  wetende  dat  het  overighe  haer  afgenomen  ende 
zij  doorgaens  niet  anders  dan  slaven  getracteert  worden,  derhalven 
naer  zoodanigh  gelegentheeden  haecken. 

1  Ook  de  opvolger  van  Van  Twist  meende,  dat  Vermeeren  „  groote  oorsaecke " 
had  gegeven         dien  moord.  (Van  Vliet  aan  den  G.  G. ,  24  Dec.  1642.) 


105 

Tot  voltreckingh  van  voorhaelde  conqneste,  oordeelde  meergemelte 

Sr.  Harmansen  ende  Vermeeren  150  blance  als  swarte  coppen  snffisandt 

om  dat  eglandt  te  dwinghen ,  ende  de  rijsvelden  te  distraeren ,  wannéér 

de  inhabitanten  souden  genootdruct  werden  int  geberchte  te  vluchten , 

van  waer  binnen  corten  tijt,  door  hongers  noot  in  onse  handen  staen 

te  comen ,  wandt  de  rivier  tusschen  Salangh  ende  Bangeri ,  die  maer 

ander    half  mnsquet   schoot  breet   is,    met   prauwen   beseth   sijnde, 

niemandt  vandt  eijlandt  naer  die  vaste  cust  comen  kan ,  wanneer  men 

dien     cleijnmoedighen ,    doch    verraderschen   hoop,    ofte   der    selver 

hoofiden   conden    straffen   naer  welgevallen,  opdat   ontwaer  worden, 

vrge    Nederlanderen  ende  geen  Portugeesen  geoffenceert  hebben,  die 

door  haer  meenichmael  sijn  omgebracht  ofte  van  hunne  goederen  (onder 

versierde  pretexten)  gespoeljeert. 

Tot  het  leveren  van  den  helft  des  thins  in  Perah,  ende  't  weeren 
der    vreemdelingen   buljten   onse   passen,  wilt  den  Coninck  geensints 
verstaen,    tegen   waerheijt   voorgevende,  snlcx   noijt   in  gebruijck  is 
geweest:   daer   meer  dan   notoir    zy,    dat   alvooren   Perah  door  de 
Atchgnders    was  bemachticht,    den  Patanisen    Coninck  bij  solemnele 
contracten  bleeff  verobligert,    alle   den   thin,    in  voornoemde  Perah 
vallende,    aenden   Gouverneur    van   Malacca   (wiens   proffijten   ende 
incompsten  hierinne  bestonden)  ten  gesetten  prijse  van  31|  realen  de 
bhaer  te    leveren,  sonder  eenigen  thin  te  mogen  vervoeren,  buijten 
desselffs   bewillinge,  op  hooghe  poenen,  houdende  ter  dier  tijden  ge- 
dachten Gouverneur   zijne    facteurs    binnen  Perah,  om  deselve,  soo 
haest  wt  de  bovenlanden  wierdt  afgebracht,  t'ontfangen.    Betaalende 
de    Javanen   ende    wtlanderen,  welcke  haere  goederen  in  thin  (door 
dien    weijnich    geit  aldaer  in  gebruijck  is)  hadden  omgeset,  voor  op- 
gelden 10  ten  honderden ,  die  wanneer  gedachten  thin  binnen  Malacca 
wederom   wilden    ineoopen,    deselve  niet  dan  met  50  a  60  pr.  cento 
winst  bequamen.    Wel  is  waer  dat  't  sedert  onse  nauwe  besettingen, 
ende  dat  de  Portugeesen  met  d'Atchijnder  in  contentie  gekomen  zijn, 
dese  obligatie  soo  nauw  niet  is  naergekomen,  maer  dat  soo  wel  wy 
Nederlanderen ,  als  andere  natiën  thin  in  Perah  becomen  hebben ,  doch 
is   sulcx   der   Portugesen   schuit   geweest,   die  ons   geensints   magh 
praejudiceren ,   naerdemael  wij    door  de  wapenen  in  derselver  recht- 
matige  pretentien  gesuccedeert   zijn.    Want   bg  aldien  de  vaert  der 


106 

Mooren  van  de  Indische,  Choromandelse  ofte  Bengaelse  casten  over 
Atchfjn  op  Perah  met  allerley  sorteringen  van  lijnwaeten  werdt  toe- 
gestaen,  Perah  ende  Atchijn  de  vruchten  van  Malaccas  conqnest  ge- 
nieten snllen,  ende  dese  costelijcke  plaets  nimmermeer  ofte  be- 
swaarlijcken  tot  voorigen  florisanten  standt  geraecken,  waartoe  noch- 
tans met  alle  industrie  arbeijden.  Niet  dat  de  ingeboorne  AtchQnders 
die  trafficqne  (midts  de  vriendtschap  met  dat  rijck)  kan  werden  ver- 
boden, maer  eenlijken  sustineren,  dat  de  Compe.  behoorden  toe  tb 
komen  de  helffc  van  den  thin  gelijck  in  Queda,  welckers  Coninck 
hem  anders  grootelijcx  beklaegen ,  ende  't  gemaeckte  verdragh  annleren 
sal,  waerinne  nochtans  niet,  dan  met  de  sachste  middelen  doenlijcken, 
ontrent   de   Atchijnse  Coninginne  moet  werden   gcarbeyt,   om  geen 

ontijdige  irritatie  te  geven 

JouAN  VAN  Twist. 
Mallacca  17en  December  1642. 


XIII.  Accoordt  ende  contract,  gemaeckt  by  Jan  Her- 
mansen,  oppercoopman  ende  directeur  deser 
quartiersche  comptoiren  wegens  den  standt  der 
Vereenighde  Nederlandtsche  Oostindische  Compe. 
int  coninckrgck  van  Queda,  uyt  autoriteit  van 
d'E.  He  Anthonio  van  Diemen ,  Gouvernr  Oeneri 
over  Orienten,  mitsgaders  by  missive  van  den 
E.  Ho  Joan  van  Twist,  Qouvernr  en  directrvande 
stadt  ende  fortresse  Malacca  en  zyn  E.  missive  aen 
de  Mayesteyt  in  dato  18e  Juny  1642  ons  daer 
toe  geauthoriseerdt ,  ter  ene  zyde  ende  den  door- 
lughtigen  Coninck  van  Queda,  Poulelaea  ende 
meer  andere  heerHjckheden  ter  andere  zyde,  dat 
voor  eeuwigh ,  onverbreeckeUjck ;  desen  1  len  Jaiy 
1642  in  Queda. 

ËersteUjck  sall  den  koninck  toelaten,  [dat  van]  alle  den  tin  in 
Queda  off  van  buyten  incom[en]t,  valit  aende  Vereenighde  Neder- 
landsche  Oostindische  Compe.  (de  dienaers  des^elffs)  de  gereghte  helfft 
ende  dat  tot  7  tayl  13  maes  trae,  jder  teyll  gereekent  tegens 
4  ruy   d'    masen  \  d®,  sonde  zyn  gemellte  tayiis  en  masen  t'  samen 


107 

gerekent  just  3I|ra  sleghte  Quedase  mnnt  pr  baer.  Edoch  tvolck  van 
die    den   thin  aende  Hollanders  te  merekt  brengen ,  wert  in  haer  be- 
lieven   vaast   gestellt  off  kleden  jegens  een  redelijcke  marct  dan  ge- 
melte  Qaedase  munt  begeeren ,  sonder  andere  uijtwegen  van  Spaense 
r°  off  eenlge  andere  pretentie  '  te  maecken,  gehouden  zijn  te  leveren. 
Vorders  den  Coninck  sall  niet  vermogen,  eenigh  tin  met  zijn  eijgen 
jaghten,    prauwen  als   andersints,    veell  min   andere  natiens,  nljt  te 
voeren,  voor  ende  alleer  den  coopman  offke  andere  Compe.  dienaers, 
daer  toe  gelasst ,  met  een  gecommitteerde  vanden  Coninck  aen  boordt 
geeomen    zijn,    item   de   quantiteijt  gewoogen  en  perfectelijck  aende 
vooratadt   Poupon   opgenomen  heefft,  welck  verbandt  gemelte  Comps. 
schepen  off  jaghten   als  anders ,  eer  eenigh  tin  van  hier  vervoeren , 
gelgckerwijs  sullen  onderworpen  zijn.  De  hier  toe  vorengenomineerde 
gecommitteerdens  sullen,  zoo  haest  de  jaghten,  scheepen  off  prauwen 
affgedreven  ende   zijlieden  boven  geeomen  zijn,  nae  den  Eoninck  off 
Orangcaija   Basaer   ter   eerster  gelegentheijt  jder  met  hun  brieffgen 
transporteeren,  allvooren   besonder   een   contra   bouck  van  't  uijtge- 
voerde   continueelijck   tsamen   well  houden,  jtem  de  qualiteit  van  't 
nU^evoerde   aen  den  Koninck  off  Orangcaya  vertoonen.  Soo  dan  be« 
vonden  werdt,  meer  door  den  Koninck  offs'Eonings  bevell  als  ander- 
sints  dan   de  Hollanders  uijtgevoerdt  offte  toegewogen  hebben,  sall 
den   Koninck   gehouden  zijn,  binnen  5  a  6  dagen,  voor  soo  veele  in 
ons  packhuijsen  offt  allreede  wegh  gesondene  minder  bevinden ,  voor 
de  prijs  ende  conditie  hier  vooren  beraemdt,  te  sullen  leveren. 

Den  Coninck  zall  vermogen ,  wat  schepen  uijt  Bengale ,  Suratte  als 
andere  plaetsen,  so  passen  vande  opperhooffden  der  Nederlandtse 
Compe.  dienaers  uijt  die  quartieren  vertoonen,  maer  anders  niet, 
om  in  Queda  te  handelen,  vergunt  werden.  Edogh  zoo  hun  passen, 
op  Malacca  eerst  aen  te  doen,  houden  ende  daer  nogh  niet  maer 
eerst  aencomen,  sall  in  dier  gelegentheijt  [door]  den  coopman  vande 
Nederlanse  Compe.  met  een  gecommitteerde  vande  Coninck  oijt  last 
der  gemelte  Coninck  ende  de  Ede.  Hr.  Gouverneur  Generaal  de  revier 
ontaeght  werden  ende  nae  Malacca  wijsen;  pas  vande  GouVernr. 
aldaer  op  hun  wedercomste  vertoont  hebbende ,  den  handel  ook  anders 


1  „Door  dien  om  de  lager  valeur,  der  Spaansche  realen,  ende  schadeiycke 
coDgeqaentle  t*  Fortagees  geit  niet  geraden  was  aldaer  in  treijn  te  brengen/* 
(Johan  Yan  Twist  aan  de  Heeren  xvii,  17  Dec.  1642.) 


108 

niet  vergunnen,   tot   welck  visiteeren   der  passen  den  coopman  van 
meer  aangetogen  Compe.  gelooff  zali  gegeven  werden. 

Was  onderteekent  Joan  Hermansbn.  Ter  zijde  stondt:  nagedaene 
collatie  jegens  d'  origineele,  door  den  Koninck  int  Haleifts  heefft 
laten  schrijven  ende  met  stjn  gewoonlijck  merck  bevesstight,  is  dese 
daermede  bevonden  te  accorderen.  Datum  ut  sapra.  Was  onderteekent 
Joan  Hbbmansbv. 


XIV.  Accoort  ende  contract  tnsschen  d'  Eden  Heer 
Antonio  van  Diemen  gonvr  generaal  over  den 
stant  der  Vereenichde  Neederlanden  in  India 
Orientalis  ter  eenre  ende  S'  Jebingh  Plimbangh 
Pangoran  over  Palimbang  ende  t'  eljland  Banca 
&a )  gemaeckt  met  voornoemden  pangoran  bij  ons, 
Jeremias  van  Vlieth  commissaris  ende  extra- 
ordinaris  gesant  aen  sijn  Hoocheijt,  Adriaen  van 
Liesvelt,  oppercoopman  ende  hooft  vande  Neder- 
lantsche  commertien  in  Palimbangh  (beljde  daer 
toe  geauthoriseert  van  sijn  wel  gemeite  Edt.)  ende 
den  oppercoopman  Dirck  Snouck,  welck  contract 
onverbreeckeltjck ,  ende  voor  eeuwich  wesen  zal,  ' 
[20  October  1642]. 

Ëeretelijck  sal  den  pangoran  toelaten  (volgens  d'acte  aen  den  cappi- 
teljn  Pieter  Sourlj  in  November  a<^.  1640  verleent,)  *  dat  deNeeder- 
lantsche  Compa  in  Sijn  Hoochoijts  hoofdstadt  Palimbangh  op  de  ver- 
gunde plaetse,  streckende  O.  Z.  O.  aen  d*  overcant  langhs  de  reviere, 
van  sulcker  lengte  ende  breete,  als  noodich  hebben,  op  haere  costen 
laeten  bouwen,  ende  doen  opmaecken  sal  soo  danighen  magasijn, 
t  sij  van  hout  ofte  steen  als  den  cappiteijn  generael  sal  goet  vinden 
ende  gelieven  t'  ordonneeren. 

Den  pangaran  sal  niet  vermogen,  eenige  Portugiesen,  Javanen, 
Cbineesen  ofte  wat  natie  t'  selve  mochte  wesen,  op  50  vadem  omtrent 
Compa«  magasijn ,  ofte  erve  te  laten  woonen ,  maer  ter  contrarie  haer 
t'  selffde  verbieden  ten  sij  met  toelaten  van  s'  Compaa  resident. 


1  Vgl.  De  Jonge,  II(v),  bld«.  260-267. 

2  Later  in  Batayia  bevoHtigd,  sie  hierYÓór  bldz.  38—89. 


109 

Des  Compas  dienaeren  ende  subjecten,  t'  sij  van  wat  natie  die  sijn, 
ofte  van  waer  comen,  sullen  gnieten  vrijheijt  in  de  christeiycke 
religie,  d'  selve  onverhindert ,  ende  sonder  spodt,  exerceren ,  ende  in 
soodanighen  liberteijt  als  in  Batta,  ofte  eenighe  plaetsen  onder  haer 
gebiet  vermoghen  te  doen. 

Niemant  van   s'   Comp&s  ofte  des  pangerans  subjecten  sullen  ver- 
moghen eenige  questie ,  arguatie ,  ofte  disputatie  van  religie  te  maecken, 
ofte    aen    te    vanghen,   op   peene  dat  ijder  den  sgnen,  soo  wel  sijn 
hoocheijt   als   Compas  resident,   aenden  lijve  daer  over  straffen  sall. 
Soo  imant  van  Compas  dienaren  ofte  subiecten  (daer  Godt  voor  sij) 
tegens   den   pangaran,   de  geestelijcken  hunner  religie,  ofte  grooten 
deses  rijcx,  sich  soo  danich  vergreepen,  dat  t'  feijt  ezemplare  straffe 
meriteerden ,  sal   den    pangaren  echter  sulcx  niet  vermogen  t'execu- 
teeren  maer  den  delinquant  met  d'  informatie  leveren  in  handen  van 
8*  Gompaa  resident   op   dat   den   selven  naar  exigentie  van  saecken 
gestraft,  ofte  nae  Batta  gevoert,  ende  aldaer  in  handen  van  justitie 
overgelevert  werde. 

Ingeval  s'  Gompa»  Resident  ofte  cappiteijn  over  de  negotie,  door 
infadementen  ende  vexatien  soo  getercht  wierdt  (welck  wij  niet  hoopen) 
dat  door  swackheijt  ende  menscheiycke  beweeging  hem  tegens  den 
pangaren,  geestelijcken  ofte  grooten  deses  rijcx  in  eenigherleij  wijse 
vergrepe,  sal  den  pangaran  nochte  niemant  sulucx  vermoghen  hier  te 
straffen ,  maer  van  alles  goede  informatie  nemen ,  ende  den  cappiteijn 
generael  sulcx  aenschrijven,  in  welcken  gevalle  sijn  £dt  oock  soo- 
danigen  justitie  administreeren  sall,  als  naer  rechten  bevint  te  behooren 
ende  tot  sgn  hoocheyts  coutentement  strecken  sal. 

Soo  imant  van  s'  Compas  subiecten ,  ofte  lijffeijgenen  by  den  pangaran 
overloopt,  t'  sij  sulcx  uit  oorsaecke,  ofte  opgenomen  haet,  tegen  si) ne 
overheeren  geschiet,  ofte  sich  ergens  soeckt  te  verbergen,  sal  syn 
hoochey t  gehouden  wesen ,  de  selve  op  te  doen  soecken ,  ende  over  te 
leveren  in  handen  van  s'  Compa  resident. 

Oft  gebeurde  (twelck  Gk)dt  verhoede)  dat  eenige  ingeboorne  ofte 
inwoonders  in  Palimbangh,  t'  sy  wat  natie  ofte  in  qualiteit  die  souden 
mogen  wesen,  hun  onderstouten ,  s' Compas  resident,  syne  mindere  ofte 
eenighe  subjecten  vanden  Neederlantschen  staet ,  hoon  ofte  smaet  aen 
te  doen,  ofte  scheltwoorden  tegens  haer  uyt  te  spouwen,  sal  syn  hoochey t 
alsulcke  dateiyck  naer  meriten  doen  straffen,  soo  niet,  den  cappiteyn 


110 

in  handen  leveren ,  om  naar  exi^entie  van  saecken  selffs  te  straffen, 
ofte  op  Battavia  te  voeren,  ende  by  weijgeringhe  van  justitie  sal 
den  resident  soodanighe  moghen  in  heclite  nemen,  ende  handelen 
daer  met  soot  behoort. 

Des  Compfts  dienaren,  vassaien  ende  subjecten  onder  t*gebiet  van 
den  cappiteijn  generaal  die  hier  comen  negotieren ,  snllen  betalen  van 
alle  cleeden,  die  geopent  werden,  ider  sorteeringe  een  stnck  sonder 
meer,  ende  vanden  peeper,  die  nijt  sijn  hoocheijts  Rijck  vervoert  sal 
werden ,  hondert  vijff  ra  van  achten  in  spetie  van  ider  hondert  picol , 
te  wceten  tachtich  r&  voor  den  pangaran,  ende  vijff  en  twintich  dittos 
aenden  sabandaer,  die  tot  dat  ampt  geadmitteert  is,  ofte  gebrngckt 
wert ,  welcke  gerechticheijt  den  pangaran  ende  sabandar  bij  mancque- 
ment  van  penninghen,  in  cleeden  merckt  ganck  snllen  aennemen, 
ende  haer  daer  met  laaten  contenteeren. 

Alle  cooplieden,  borgeiycke  ende  gemeene  persoonen ,  egenc  ngt 
gesondert,  snllen  vermogen  met  s'  Gompas  Residenten  te  handelen, 
coopen  ende  vercoopen,  in  alle  coopmanschappen  ende  goederen ,  son- 
der dat  imant  snlcx  sal  beletten  ofte  verhinderen. 

Den  pangaran  sal  sijne  ingeboornen,  ende  ingcsetenen,  t'sij  Chi- 
neesen,  ofte  andere  natiën,  daer  met  s'Compas  residenten  handelen, 
aen  doen  cundighen,  dat  niemant  cleeden  nochte  comptanten  sal 
verstrekt  werden  eer  de  selve  peeper  aen  boort  hebben  gelevert,  en 
principalick  niet  aende  grooten  vant  rijck,  om  dat  men  daer  mede  de 
meeste  moeiten  heeft,  ende  tVeijgeren  onlusten  veroorsaeckt,  ten 
ware  den  pangaran  daer  selffs  voor  wilde  responderen. 

Soo  s'Gompas  Resident  nochtans  goet  vont,  aen  Chineesen  ofte 
imant  cleden  ende  comptanten  voor  al  eer  dat  peper  leveren ,  te  ver- 
trouwen, sal  voornoemde  resident,  bf)  mancquement  van  tijdelijcke 
betaalinghe,  vermogen  soodanighe  luijden  t'scheep  gevanckelijck  te 
setten,  ende  voort  vertreck  niet  voldoende,  naer  Battavia  voeren, 
sonder  dat  sijn  hoocheijt  (schoon  t'ingebornen  sijn,  ofte  Chineesen, 
die  hun  onder  sijn  hoocheijt,  de  coninginne  ofte  eenighe  grooten 
hadde  begeven)  t'selve  in  eeniger  manieren  sal  beletten,  maer  ter 
contrarie  alle  debvoir  aenwenden,  d'onse  satisfactie  geschiede. 

Den  pangaran  zal  niet  toelaaten,  dat  eenighe  natiën  peeper  ugt 
sijn  lant  vervoeren ,  als  alleen  s'  Compas  dienaeren  ende  haere  sub- 
jecten ofte  sQne  inwoonders,  mits  dat  sij  de  selve  opBatta  brengen, 


UI 

alwaer  bon  goei  onthael  gedaen,  ende  in  alles  geaccommodeert  sullen 
werden.  Ingeval  den  nijtvoer  van  peeper  by  's  Gompas  residenten 
vermerckt  werdt ,  sullen  vermoghen  alles  te  lichten ,  alwaert  binnen 
de  Reviere  ofte  hier  ter  Rheede. 

Des  Compas  Resident  sal  d'anthoriteijt  ende  t'gesagh  hebben  over 
alle  Battavische  Chineesen  en  s'Compangies  subjecten,  die  metjonc- 
ken,  ofte  vaertuijghen  hier  verschijnen,  soo  de  selve  qnalijck  doen, 
straffen,  en  soo  imant  hnn  verongelijckt,  voorstaen,  ende  recht  vor- 
deren, ende  soo  eenighe  fugitiven  (van  Battavia  ofte  ander  plaetsen 
gevlacht)  gewaer  werdt,  bun  sonder  eenighe  contradictie  weder 
moghen  vervoeren. 

Alle  vaertuijghen  t'sij  wat  natiën  die  sijn,  ende  van  waer  dat 
comen,  sullen  hnn  passeduls  aen  s' Compas  resident  verthoonen;  ver- 
treckende,  passeduls  van  voornoemden  resident  voirderen;  echter  sal 
gemelden  Resident  geen  passedul  geven  aen  die  van  droost  van  Java 
ofte  voorbij  Malacca  willen,  maer  soo  den  pangoran  t'aenstaende 
noorder  mousson  voorneempt,  drie  a  4  vaertuijghen  om  de  oost  van 
Java  te  senden ,  sal  Sr.  Liesvelt  passen  verleenen ,  doch  int  aanstaende 
sal  sijn  hoocheijt  sulcx  aen  d'  Ed.  Hr.  generael  moeten  versoucken. 
Ingeval  eenighe  vaertuijgen  by  noorden  Mallacca  willen  vaeren ,  sullen 
die  rheede  eerst  aen  doen,  ende  aldaer  een  passedul  van  den 
gonvr.  versoucken ,  ende  soo  s'  Compas  scheepen  ofte  haere  subjecten 
eenigLe  vaertugghen  bij  noorden  Mallacca,  ofte  de  oost  van  Java 
sonder  passen  en  bejegenen,  sullen  voor  goeden  buijt  aengeskigen 
werden. 

Des  pangerans  ingeboornen  ende  subjecten  sullen  vermoghen  met 
passen  van  s'  Compaa  Resident  van  hier  naer  Johoor,  Pahangh, 
Patanij,  Siam,  ende  Cambodia  te  varen  met  soodanighe  coopman- 
schappen,  die  de  Compa  niet  prejudiciable  sijn,  maer  sullen  geen 
Pieper  derwaerts  voeren,  ofte  soo  contrarie  bevonden  wert,  sal 
s'  Compaa  resident  (de  vaertuijghen  in  dese  reviere  sijnde)  de  peper 
daer  ugt  moghen  lichten ;  in  zee  onse  scheepen  bejegenende  aenge- 
slaghen,  ende  voor  goede  buit  verclaert  werden. 

Ingeval  s'  Compas  scheepen  ofte  haer  subjecten  eenighe  vaertuijgen 
van  waer  dat  comen ,  met  maintimentos  ofte  geringhe  coopmanschappen , 
tQ88cben  Lucepara  ende  Linga  bejegenen,  die  t'  voornemen  naer 
Palimbangh  hebben,  sullen  sij  lieden  soodanighe  vaertuigen,  volghens 


112 

t'  contract  met  den  cappiteijn  Sourij  voor  desen  gemaeckt,  ^  vrQ 
ende  lijber  laeten  .passeeren,  de  wijle  Palimbangh  sijn  voetsel  van 
sout ,  rijs ,  ende  meer  behoefticheeden  nijt  andere  landen  hebben  moet, 
maer  soo  de  selve  nae  andre  plaetsen  tendeeren,  sullen  s'  Gomp^ 
scheepen  ofte  haere  snbjecten  alles  (sellQfs  voor  de  Palimbanghse 
rivieren,  seehavenen  ende  plaetsen  onder  'tgebiet  vanden  Pangaran) 
mogen  aenslaen ,  ende  voor  goede  prinsen  honden. 

Des  Compas  dienaren  ofte  haere  subjecten  sullen  binnen  de  Palim- 
banghse reviere  geen  handelaers  beschadigen  maer  soo  binnen  voor- 
noemde reviere,  ofte  inde  Palinghbangse  straate  eenighe  oorloghs 
vaertuijghen  vanden  Mattaram  bejegenen,  mogen  deselve  vrijelQck 
aentasten,  soo  danighen  hostiliteijt  thoonen  ende  beschaadigen  aen 
scheepen,  volckeren  ende  goederen,  soo  als  te  raade  werden  sallen. 
Den  Pangeran  sal  voortaen  soo  danighen  Bontgenoot  ende  gealieert 
vrindt  vanden  cappiteijn  generael  ende  Nederlantschen  staat  sgn, 
eeuwich  ende  onveranderlijck  blijven,  dat  niet  vermogen  sal,  hnnne 
vijanden  in  eeniger  manieren  t'  assisteeren,  nochte  doen  assisteereo 
maer  oock  voor  vijanden  houden  ende  doen  honden,  die  haer  in 
hostile  posture  tegens  sijn  Edt,  sijne  dienaers,  hnnne  commertien 
ofte  subjecten  stellen  ofte  doen  stellen,  op  peene  van  oock  in  vyant- 
schap  met  den  Nederlantschen  staet  te  vallen.  Integendeel  sal  den 
cappiteijn  generael  den  pangaran  in  alle  toevallen  adsisteren  ende 
tegens  sijne  v^anden  soo  danigh  proteegeren,  als  den  noot  ver- 
eijsq.chen,  's  Oomp&s  macht  toelaten,  ende  de  gelegentbeijt  aen- 
wijsen  sal. 

Tot  besluit  belooft  den  pangaran  mits  desen,  dat  ons  in  alle 
swaricheeden  ende  overvallen  sal  beschermen  jegens  alle  beduchte  ofte 
openbaere  vijanden  ende  geveijnsde  vrunden,  die  s'  Compas  dienaaren 
ofte  hare  subjecten  met  gewelt  ofte  practijcquen  eenigen  hinder  souden 
willen  mogen,  ofte  connen  aen  doen,  welck  contract  ter wedersijden, 
met  onse  hantteeckens  becrachticht  is. 

Int  schip  de  Luijpaerdtt  in  de  Reviere  voor  Palimbangh  desen 
20en  October  a"  1642. 

Dit  contract  is  met  drie  zegels  becrachtigt.  Namentlijck  van 
IsEBiNGH  Plimbangh,  paugarau ,  Radingh  Tommagon,  eerste,  ende 


1    Wat  contract  hier  kan  bedoeld  egn,  weet  ik  niet. 


113 

KsATj  ToHMAOON  Natta  Psa  Raadjc,  derde  persooii  lilt  Rijcke,  ende 
onderteeckent  bi)  Jebbhtab  tav  Vlieth,  Adbiaen  tanLibsyelt, 
Dtbck  SiToucK,  nefTens  hnnne  wapens  in  Rooden  Lack  daer  op 
gedrnckt. 


XV.  Hendrik  Van  Gent,  Opperkoopman  te  Djambi 
aan     den     Gouverneur  Generaal    Antonio    Van 
Diemen,  13  Augustus  1642. 

•    ••••     •     ••••••••••••■••••     • 

Op  27ea    Jnlij   passado  hebben   volgens   UEdl   ordre  ende  alhier 
getrocken  resolutie,  mij   vervoeght  met  den  E.  Commissaris  Gerard 
Herben  ^   voor  den   Pangeran  de  PatiJ ,  die  wy  bejegende  met  een 
goet   getal   sijner   principale   ende   onderdanen   op   zijne  passebaen, 
alwaer   denselve  U.  Edl  ordre,  naer  den  inhout,  met  dese  woorden 
voorgdiouden  is,  namentlijck  datU.  Edl,  door  den  Nederlantsen  Coop- 
man,  die  tot   Bantam   negotieert,  zij  aengeschreven ,  denselven  uijt 
de  ment  van  d'Engelse  President  verstaen  heeft,  dat  hem  uijt  Japara, 
van  haren  Coopn  die  aldaer  leght,  was  aengecundicht ,  die  van  JambQ 
han  lant  aenden  Matram  hadden  opgedragen ,  ende  d'opperste  autho- 
ritegt  gecedeert,   ende  zulcx   waer  is,  dat  U.  Edl  van  meninge  zij  , 
'tComptoir  op  te  breecken,  Jambij  te  verlaten,  ende  hem  den  oorlogh 
aen  te  doen ,  alsoo  U.  Edl  alle  de  gene ,  die  haer  aenden  Matram  ver- 
binden, ende   onder   zijn   gehoorsaemht  begeven,  voor  zoo  grooten 
vijanden  als  den  Matram  selffs  houden ;  ende  dat  hij  dienvolgende  op 
zijn  rQcx  welvaren  most  letten  ende  zulcx  niet  naercomen ,  oft  anders 
U.  Ëdl  zijn  voornemen  int  werck  zoude  stellen ;  waerop  hi)  Pangeran 
seer  beleefdelijck  selffs  ende  oock  door  zijne  Sabandaer  Eeeij  Ranga 
dede  antwoorden ,  't  selve  onwaerachtich  te  zijn ,  dat  sijne  lant  aenden 
Matram   soud   opgedragen   hebben,   ende  denselve  't  opperste  autho- 
riteijt  gecedeert,  dewijl  niet  genegen  ben,  mijn  selffs  in  slavernye te 
brengen,  daer  ick  jegen  woordich  in  vrijdom  leeff,  ende  als  een  Coninck 
te  regeren    heb   naer   mijn   beleeven;    ten    ware  den  macht  vanden 
Matram,  mij  soo  groot  overquam,  ende  van  haer  geweldelyck  wierde 
aengetast,   ende   tot   zulcx   geconstringeerd   werden,  soo  en  zal  ick 

1    Hg  was  b$   commissie  van  27  Jnai  door  Qt,  Qt.  en  Baden  naar  Djambi  af- 
geraardigd. 

8 


114 

daer  toe  niet  resolveren,  ende  algdan  zal  noch  vooreerst  den  Ed«  Hr 
Gonvemenr-Generael  tot  mijnen  assistentie  versoncicen,  om  denselve 
te  wederstaen,   ende  bij  aldien  dan  noch  te  swack  zijn,  zoo  wil  ick 
Godt   de  saeck  bevolen   laten.    Ten  anderen  zeijde  hij,  soo  ick  van 
zoodanige  humeuren  ware  geweest,  ick  zonde  den  Capiteijn  van  hier 
over    langh  wel  hebben  doen  vertrecken,  ende  my  als  den  Palingh- 
bander   tot   den  Matram  vervoeght  hebben  twelck  immers  tot  heden 
niet   en   is   geschiet   ende   niet   geschieden  zal ,  zoo  lange  ick  leve. 
Hierop  hebbe  hem  wederom  beantwoort,  dat  hij  vastelfjck  te  geloov^i 
heeft,  U.  Ede.  hem  tegen  alle  zijne  vijanden  zal  soucken  t'assisteren, 
ende  te  beschermen,  zoo  lange  den  Nederlantse  macht,  in  India  zal 
zijn,   die  boven    alle  scheepsmacht  te  vreesen  staet,  geiyck  bli|ckt, 
d'Engelsen  ons  hebben  gerapporteert ,  een  hunner  schepen  van  Banjar 
Masin,    ende   voorders    van    Japara   comende,   om    naer   Bantam  te 
zeijlen,    door   den  Ede  Hr  Generaels  beleijt  is  aengetast,  ende  daer 
uijt  met  gewelt  gelicht  18  Banjaresen,  die  alle  door  de  Nederlantse 
natie  om   't  leven  zijn  gebracht  ^  Naer  uytterlijck  vernemen  condt, 
altereerde  hij,  Pangeran ,  ende  eenige  van  de  Grooten ,  in  dese  tydingh , 
vermits   seer   ieverich    vraechden   waer  deselve  heen  wilden.  Gaven 
haer  in  autwoort,  door  d%  Engelse  verstaen  te  hebben,  hunne  meninge 
naer   Meecke  '^    voorder   was,    maer  toen  door  zijn  E.  den  Ede.  Hr. 
Gouverneur  Generaal,  deesmael  verhindert 

Naer    mijn    gevoelen    streckt,   is   de   beantwoorden    van 

den  Pangeran  de  Patij,  op  U  Ede  voorgestelde  vrage  ende  meninge, 
beveijnsdelijck  geschiet,  ende  dat  door  vrese,^van  U.  Ëds  toom  op 
hem  te  verwecken,  niet  anders  heeft  derven  spreecken,  dewgl  zyn 
principale  incompsten  van  des  E.  Gompes  commertie  hem  weelde  doet 
hebben,  ende  UEde  hem  't  allen  tyden  sijne  denre  sluijten  condt, 
maer  ick  houde  voor  seecker,  dat  d'opdracht  van  zijn  rijck,  al  voor 
eenige  tyt  geschiet  is,  ende  apparentlijck  wel  meerder  belofften  ge- 
daen  zijn.  De  waeromme  zullen  UEde  int  cort  hieronder  specificeren. 

Eerstelijck  dat  hij,  Pangeran ,  ende  ZQue  Grooten  deses  rijcx  dieverse 
malen  van  haer  hebben  gegeven ,  soo  't  geviel,  den  Matram  alhier  ons  ^ 


1  Hiermede   wordt  waarschijnlijk  gedoeld  op  hetgeen  wordt  medegedeeld  bjj 
De  Jonge,  II  (V),  bldz.  cxxiii— cxxiv. 

2  Mekka. 

3  NI.  de  Djambiërs. 


ii5 

qnam  besoncken,  wij  zonden  hem  moeten  erkennen, ende respecteren, 
want  niet  machtich  zijn,  zoodanigeneen  potentaet,  diemeer  milioenen 
zielen  heeft,  als  wij  dnijsenden  zijn,  wederstaen.  Wijders  zoo  streek t 
al  den  Pangerans  ende  Groote  van  Jambijs  genegentht. ,  meer  als  oijt 
voor  desen,   soo   mij   van    dieverse  Jambinesen  zelffs  is   onderricht, 
nn  ter  Matramwaerts ,  meer  als  wel  bij  voorige  tijden  heeft  gedaen. 
Verstaen    oock   dieverse   malen    vanden   Coninck  zelfb,  dat  hij  der 
Javaense  dracht  ende  spraeck  voorhet  treffe]ijckst,ende  aengenaemst, 
voor  zooveel   hem  bekent  is,  inde  werelt  hout;  heeft  derhalven  ge- 
boden alle  't  berghsvoick ,    zoo  wel    van  Quamangh,  Tensgouw  (?), 
Cotte,   als    andere  qnartieren,   die  bij  zijne  voorouders  tot  op  desen 
t^nwoordigen   tijt,   naer  haren  believen  opt  Maleijs  gecleet  hel)ben 
gegaen,   dat    voordaen,  zoo  wanneer  aen  Tannapilij  zgn,  ende  hem 
eomeo  sombatten  ofte  reverentie  bewijsen,  int  Javaens  gewaet  moeten 
verschenen.  Wijders  dat  dieverse  malen  door  zijne  sabandaers  heeft 
doen  weten,   soo    U.  Ede.  geen  schip  gelieffde  voor  Tannapilij,  ofte 
'sOompes  logie    te   honden,   hij   Pangeran  niet  genegen  was,  langer 
zijn  contract   te  honden,  vant  niet  uijtvoeren  der  peper,  als  vande 
Nederlantse  natie,  ende  Engelse,  wilde  achtervolgen,  gevende  daer- 
mede  te  kennen ,  zijn  trots  ende  nietige  ongenegentht  tot  U.  Ede.  waerts. 
Ten   tweeden,   dat  hij,  Pangeran,  tot  2  a  3  dieverse  malen  heeft 
opgehaelt,   ende   ter   propooste  te  pas  gebracht,  zijnen  ambassadeur 
Keeij  Snma  Inda  door  U.  Ede  was  aengeseght,  ingevalle  hem  degeegste  ' 
stucken  geschuts  haddet  laten  volgen,   de  betalingh  met  de  coogels 
hchtelijck  sonde  becomen,   dat  hij  die  reden  wel  in  zijn  hardt  bewa- 
ren ende  niet  vergeten  zoud. 

Ten  derden,  dat  ons  met  een  zeer  vileijne  practijcqne,  van  des  E. 
Compes  gerechtige  penningen  hout;  niet  tegenstaende  de  debiteurs, 
met  recht  overwonnen,  ende  door  den  rechter  tot  betalingh  gewezen 
zijn,  zoo  geschiet  nochtans,  dat  de  luijden  doort  behulp  van  hem, 
Pangeran,  door  ons^  alhoewel  naer  zijne  wetten  overwonnen  zijnde, 
geen  slaven,  slavinnen,  ofte  eenich  huijs  nootdruft  mach  affgenomen 
werden,  niettegenstaende  hare  rechten  medebrengen,  wanneer  d'over- 
wonnenne  weijgerich  in  betalinge  is,  alles  tot  believen  vanden  cre- 
diteur staet,  ja  zelffis  tot  den  rijspot  incluijs. 

i    Een  verzoek   om   geschut   was   een  der  gewone  vragen  van  verschillende 
inlandscbc  vorsten  aan  G.  G.  en  Baden. 


iie 

Ten  vierden  is  mij  op  13«n  Jnnïo,  door  zeecker  Jambineze  vront, 
genaempt  Keeij  Marta  Wangsa ,  int  secreet  ooder  belofte ,  van  niemant 
ter  wcrelt  bekent  te  maecken ,  verclaevt ,  hoe  den  Pangeran  in  Jamby , 
met  zijne  grooten  des  Hljcx,  eenparichUjck  hebben  geresolveert,  wan- 
neer den  Coninck  van  Palinghboan,  uijt  den  Matram  zonde  zgn  gere* 
tourneert,  ons  alhier  op  eene  wijze  te  tracteren  als  die  van  Banjar 
Massin ,  om  daer  door  by  den  Matram  in  grooter  aensieniyckbt  te  zyn 
(alhoewel  den  Palinghbander,  in  den  Matram  selffs  is  geweest)  als 
die  van  Palinghboan ,  want  verstaen  hebben,  den  Coninck  van  Banjar, 
door  zijne  gedane  moort,  een  groot  vrnnt  vanden  Matram  geworden  is; 
maer  alsoo  in  dese  te  largo  zoude  vallen,  alle  de  reeden  daerby  gepasaeert, 
te  verhalen ,  ende  met  Godes  bescherminghe  wel  niet  anders  zal  zyn ,  als 
een  Jambinese  resolutie ,  die  niet  langer  als  van  d'eene  passertyt  tot  den 
anderen  deurt,  dat  is  van  's  morgens  tot  des  avonts,  en  zullen  in  deze  niet 
prolongeren,  maer  eenlyck  aen  ons  dachregister  refereren    •    .     •    . 

Ten  vyffden  is  op  14  d".,  ter  instantie  vande  Sabandaers  ende 
myne  toelatingh,  'twelck  dede  om  haer  te  probeeren ,  of  zoo  wantrouwich 
zouden  zyn,  alsoo  den  Conninck  was  aengedient  in  Compes  logie 
4  stucken  grolQf  canon  waren  gebracht,  des  Sarangs  woningh  door 
Gecommitteerde  gevisiteort,  alsoo  gerucht  was,  aldaer  in  eenheQme- 
Hjcke  plaetse  stonden,  ende  ick  daermede  voornemens  zoude  zyn, 
tegens  den  Pangeran  in  oorloge  te  treeden,  ende  met  voorschreven 
canon,  vyandeiyck  tegen  hem  te  stellen.  Derhalven  resolveerde,  de- 
wyi  een  Sabandaer  in  de  logie  was,  denselve  int  victualie  packhuys 
te  leijden,  ende  hem  dus  oock  te  laten  visiteren,  alwaer  mede  niet 
en  vont.  Naerdat  dese  visitatien  gedaen  waren,  ende  den  Pangeran 
my  tegen  den  avont,  't  hemwaerts  ontbiedende,  hebbe  selffis  vande 
valsche  beschuldigingen  voor  hem  zynde,  begonnen  te  discoureren, 
ende  versocht  seer  instanteiyck  te  mogen  weten,  wie  myn  belasters, 
in  zoo  een  valsche  oplegginge,  waren  geweest,  dien  hy  niet  wilde 
bekent  maecken,  zeggende  door  zyn  vrouwe,  de  Coningin, hem  selfis 
was  aengedient,  ende  dat  zy  't  selve ,  door  een  Chinees  souden  hebben 
verstaen,  doch  dat  den  naem,  ofte  gedaente  van  dien,  haer  ver- 
geten was,  waer  door  vertrouwe,  wel  door  hun  selffs  gepractiseert 
is,  om  des  Compes  logie  eens  ten  deele  te  deursnoffelen.  Ëndeblyckt 
daer  uyt,  ons  in  geenigen  deelen  vertrouwen,  't  weick  eenichsints 
openbaringe  van  een  ongeruste  conscientie  zyn. 


117 

Ten  sesten,  hebben  dieverse  malen',  uijt  de  Sabandaers,  ende 
grooten  deses  Rycz,  disconrswijs  verstaen,  den  Pangeran  de  Patij 
van  Jambg ,  door  den  Pangeran  van  Palinghboan  ernBtelijck  versocht 
18  geweest,  de  Nederlantse  natie  alhier,  in  loocko  zijnde,  nevens  de 
middelen  van  de  E.  Gompe.,  in  handen  vanden  Matram  te  interro- 
geren,  opdat  den  toorn  vanden  gemelden  Matram  over  hem  niet  en 
qname  te  ontsteecken  ;•  dat  oock  hij,  Depatij,  vergadert  zijnde  met 
zijne  voornaamste  des  Rijcx ,  daerover  resolutie  heeft  getrocken ,  doch 
in  wat  voegen  is  mij  onbekent.  Intrum  is  nijtgestelt,  tot  de  compste 
vanden  gemelden  Palinghbander ,  als  wanneer  in  die  zaecke  nader 
besougneren  zullen. 

Door  den  bockal  van  Keeij  Tommegongh  Surri  Janata,  wiens  jonck 
in  Molnco  (zoo  hij  segt)  verlooren  ende  't  volck  inde  kettingh  ge- 
slagen is,  waerover  mij  tot  twe  malen  aengesprooeken  heeft,  oft 
U.  Ede.  oock  daervan  geadviseert  hadde,  ende  alzoo  znlcx  tot  noch 
toe  niet  en  is  geschiet,  hebbe  hem  t'elckens  beantwoort,  van  neen, 
is  mij  openbaerlijck  ende  resolnijt  aangeseght,  dat  den  Pangeran  de 
Patij  zijn  rijck  aenden  Matram  heeft  opgedragen  ende  voortaen  jaar- 
Hjcx,  als  die  van  Palinghboan,  den  Matram  baren  onpattij  ofte 
trijbnijt  zullen  opbrengen,  maer  dat  denselve  niet  van  meningh  is 
(gelijck  ick  wel  gelove)  onder  zoodanige  belofften,  wel  geschiet  te 
zyn,  de  Nederlantse  natie  uljt  zijn  rijck  niet  te  verlaten,  vermidts 
dacr  door  zijne  principale  incomen  geniet ;  oock  dat  den  Pangeran  de 
Patij,  waerachtelijck  door  den  Pangeran  van  Palingboan  is  versocht 
geweest,  de  Nederlanders  inden  Matrams  handen  te  leveren,  maer 
dat  daer  toe  (vermidts  die  in  Jambij  negotieren,  coopluijden  zijn, 
die  hem  voordeel  aendoen),  niet  heeft  willen  resolveren. 

Over  dese  menichvuldige  quade  tijdinge,  niet  wetende  ofte  waer- 
lijck  inder  daet  zijn,  hebbe  alle  des  E.  Oompes  dienaers,  alhier  ten 
Comptoire  bescheijden,  ider  met  een  goet  roer,  een  pieck,  ende  een 
zljdgeweer,  midtsgaders  wat  tot  zulcx  van  noode  mocht  zijn,  by 
eenich  rescontre  wel  versien,  ende  daer  boven  op  haer  versocht 
Compes  middelen  met  den  anderen ,  (zoo  t  quame  dat  Godt  verhoede 
door  d*  een  off  d'  ander  wierde  aengetast) ,  tot  't  uijterste  te  defen- 
deren,  waer  toe  haer  gelyckeUjck  bereijt  hebbe  bevonden  te  zQn, 
zülcx  met  den  anderen  bereijt  zyn ,  volgens  schuldigen  plicht ,  tot  den 
laet£tcii  man  te  verdedigen ,  't  welck  zonder  de  hulpe  van  een  ondiep 


118 

gaend  jacht ,  daer  op  gevoert  can  werden  12  a  14  lepelstucken,  we^nich 
ofte  niet,  zoo  zy  int  quaet  its  comen  voor  te  nemen,  [zal  kannen  baten.] 

Oock   zoo  hebben   den   Coninek,  ende    groote    vaa 

desen  rijcke  midtsgaders  de  Chinesen  wijtloopich  gedivnigeert  de 
fouten  der  Sabandaer  van  den  Palinghbansen  Coninck  %  ende  dat 
oversnlcx  (J.  Ede.  voornemens 'biy ft,  naer  rechten  daer  over  te  dispo- 
neren, daer  op  mgn  den  Pangeran  antwoorde,  zoo  ick  om  hem  ver- 
socht,  zond  den  Heer  Generael  hem  myn  wel  willen  laten  volgea. 
Gaff  hem  in  antwoort ,  dat  vertronde  van  jae ,  zoo  gene  sware  straffe 
begaen  hadde,  maer  zoo  *t  gene  dat  hem  opgeleljt  waer  is,  sal  hy 
aparantHjck  gestraft  werden,  tot  een  anders  exempel  op  onse  wijse, 
datter  de  doot  naer  volght ,  't  welck  hem  vreemt ,  nevens  sijn  onder- 
danen scheen  om  hoeren  te  wosen,  vermidts  onder  U.  Ede.  gonvemo^ 
zoo  hy  ende  meer  anderen  zeyden ,  niet  en  stondt.  Echter  aeifde 
haer,  dat  apparentHjck  eerlangh  daer  van  wel  hooren  zoude ; 't  schgnt 
haer  seer  vreemt  in  d'  ooren  te  clincken ,  dat  hy  zoo  subtyl  op  Batta. 
gebracht  is;  ende  aldaer  hem  moet  verantwoorden ,  de wyi  den  Coninck 
van  Palinghboans  slaefF,  ende  een  thnyshoorder  in  Palinghboan  is. 

Gemerckt  by  den  E.  Commissaris  Herbers ,  ende  my ,  tvoorstaende  ^ 
een  zaecke  van  importantie  is  bevonden  te  zyn,  om  den  Pangeran 
gene  reeden  van  onschult  te  geven,  zoo  wanneer  (dat  Godt  verhoedej, 
ons  alhier  eenige  molesten  overquam ,  is  den  Breeden  Raedt  der  schepen 
Gracht,  Armuyden,  den  Dolfphyn  ^  in  d^  Gracht  beroepen ,  ende  haer 
den  inhoüt  der  becomene  missive,  ^  nevens  't  geene  my  voordelijck 
tot  preservatie  van  Compes  middelen  ende  alhier  ter  Comptoir  voor- 
gedragen ,  waerop  eenparichüjck  ten  meesten  dienste  van  de  E.  Compe  in 
Raade  is  geresolveert ,  't  geene  volcht. 

1  Dit  was  een  zekere  Chineesche  schipper^  Bencki  geheeten,  die  uit  Batavia 
met  de  noorderzon  was  vertrokken  met  achterlating  van  veel  schalden ,  en  in 
Palembang  zeer  in  aanzien  was  gekomen.  Abel  Jansz.  Tasman  na  was  in  April 
1641  naar  Palembang  gezonden  met  een  vloot  van  4  schepen,  om  eens  pools- 
hoogte te  nemen  en  desnoods  gewapen'ierhand  op  te  treden.  Men  vreesde  nl. 
kwaad,  omdat  de  Sultan  van  Palembang  den  Mattaram  een  bezoek  bracht. 
Tasman  had  Bencki  met  een  zoet  lijntje  aan  boord  weten  te  krijgen  en  hem 
gevankelijk  naar  Batavia  gebracht. 

2  Nl.  de  verschillende  omstandigheden,  waarop  Van  Gent  zyn  ongunstig  ge- 
voelen omtrent  den  Pangeran  baseerde. 

3  De  beide  laatstgenoemde  schepen  waren  juist  uit  Malaka  aangekomen. 

4  Nl.  een  missive,  zoo  juist  van  den  Pangerang  ontvangen. 


119 

Dat  men  den  Pangeran ,  als  tot  meerder  verseeckeringe  van  's  Compea 
inportante  capitael ,  ende  ter  instantie  vanden  Oppercoopn  Sr  Hendrick 
van  Gent,  met  eenparige  advijsen,  raadtzaam  geoordeelt,  de  flnyt 
Gracht  zoo  spoedich  doenlijck  is,  inde  twee  schepen,  te  weten 
ArmDijden  ende  den  Dolphijn,  zooveel  peper  over  te  schepen,  als 
eenichsints  zoude  connen  bergen,  daerinne  de  schippers  vande  zelve, 
opt  *t  ernstichste  wert  gerecommandeert ,  zich  vWjtich  te  qnijten, 
's  Oompes  dienst  naer  vermogen  te  bevorderen ,  ende  de  ledige  plaetsen 
haerder  schepen  met  peper  te  vervullen ,  om  den  Coninck  van  Jambij , 
dewelcke  instantelijck  is  verzoeckende ,  een  schip  op  de  rieviere, 
boven  in  Jambij  mach  verblijven ,  met  de  fluijt  Gracht  die  wel  de 
vlotgaenste  der  aenwezende  schepen  is,  te  accommandeeren ,  ende 
voorts  tot  meerder  defentie  van  vooraengetogen  fluijt  ende  's  Compes. 
middelen  in  Jambij,  d'*.  fluijt  boven  't  crnijt  daermede  van  Batta. 
gedepechecrt  is,  ten  overvloeden  te  provideren  met  noch  500  f§  bos- 
emyt,  nijt  de  flnyt  de  Dolphijn,  ende  tweedeene  hantsameisere  stuck- 
gens,  schietende  een  flS  iser,van't  oorlochsjacht  Armuijden ,  dewelcke 
die  vande  fluit  werden  toegcvoeght,  omme  bij  rescontre  van  eenlch 
vijanthjck  attentaet,  int  wederopcorten  vande  riviere,  met  den  res- 
terende peper,  zijnde  picols  cattij >  naer  behooren  te 

connen  qnijten,  ende  Compes  middelen  beschermen. 

Aetam    int    fluijt    schip   Gracht,    leggende  ter  reede  voor  Jambijs 
bhaar,  adj.  13en  Auguso  1642. 
Onderstont 

Hbndrigk  van  Gent. 


XVI.  Hendrik  Van  Gent,Opperkoopmante  Djambi, 
en  zijnen  Raad,  aan  den  Gouverneur- Generaal 
Antonio  Van  Diemen,  31  Augustus  1642. 

Pr.  desen  gaet  een  expressen  vanden   Pangeran  Aria  ofte  Depatij , 
genaempt   Serimaha  Radga  Lella,  om  U  Ed^.  een  der  zijne  ongesti- 


1    Oningeyiüd. 


120 

leerde  ende  zeer  trotsen  brieff  t'overhandigen^  waervan  nevens 
U  Ede  copge  gewerde ,  nopende  den  anaehoda  Bincky  in  Palioghboan , 
'twelck  hem   ten   aensien,    om    U  Ede  van  hun  doen  zoo  veel  ons 
bekent  is ,  t*adverteren  ^  hebbe  toegestempt ,  opdat ,  't  gunt  Godt  ver- 
hoede,   de   E.  Comp«  alhier  eenige  schade  overquam,  hij  Pangeran 
geen   ontschnldiginge  zal  hebben,  wegens  zijn  waerschouwinge  in  te 
brengen,  alsoo  de  humeuren  der  Jambijneesen  met  de  compst  vanden 
Palinghbander,  te   meer  zonder  rescontre  van  schepen  aidaer  gelnc- 
keiyck   zijn   aengelant,   als   den   dach  bij  den  nacht  verandert  s^Q} 
gelijck  U  Ede  nijt  het  mondelingh  rappoort  van  des  E.  Compes   tolcq 
Anas,   welcke   op  't  versoeck  vanden  Pangeran,  ende  ten  principale 
omme  U  Ede  zoo  veele  hem  bewust  is,  onderrichtinge  vande groots-, 
trots-,  midtsgaders  valshcyt  der  Jambijneesen  te  doen ,  want  tot  genen 
anderen   intentie  desen  Radga  Lella  bij  U  Edo  compt  te  verschynen 
als   om   den    nachoda  Binckij   voornoemt  wederom  in  Palinghban  te 
hebben,  'twelck   mijn    van    desen   valschen  Jambinees  zeer  vreempt 
ter   eerster   instantie   te    voorcn  quam,  ende  oock  deed  tegenstellen, 
dewijl    het  in  Palinghban  geschiet  is,  maer  naderhant  bespeurende, 
zij  eenlijck  't  selve  tot  een  maxime  nemen ,  ende  met  die  van  Palingh- 
ban, dewijl  van  cleenen  macht  in  Jambij  zijn ,  daer  zij 't  al  op  zoucken 
te   draei)en,  eens  willen  zijn,  om  te  beter  ons  met  hun  voorweten, 
aen   die   van   Palinghban,   ofte   den    Matram  onder  deckmantel  van 
niet  ajQf  te  weten,  ofte  wel  van  wetende,  met  't  zeggen  te  cleen  van 
macht  zijn,  zoodanigen  een  potentaet  zijn  believen  te  weijgeren,  ge- 
lijck   in    voorigen    tijden    U    genoech  ende  dickmaels  hebbe  gewaer- 
sehouwt,  den  Ede  Hr  Gouverneur  Generael,  een  jacht  ofte  twee  tot 
uwe   bevrijdinge   diende    voor   de    logie  te  laten,  alsoo  den  Matram 
uwen  vijant  is,  ende  wij  geen  tegen  weer  van  zoodanige  coningen  van 
macht  kennen  doen,  waer  door  zij  vei-trouwen,  zoo  eenige  molesten 
U  Ede  dienaers  alhier  overcome  hun  te  connen  defenderen  niet  tegen- 
staende  hun  schelmstucken  genoech  blijcken.  Doch  vertrouwe  U  Ede. 
op  d'ontfangh  deser  daerinne  ordre  stellen  zult,  onderentusschen blij- 
ven in  vertrouwen  U.  Ede  der    Jambijneezen  hooghmoet,  ende  trots- 
zicheyt  een  breijdei  in  den  mont  zult  gelieven  te  geven,  opdat  dien 
vertwijffelden  natie  ÜEds  toorn  eens  comen  te  smaecken ,  't  welck  zeer 
lichtelijck  met  de  naervolgende  middelen  te  doen  is. 
Dat   U   Ede   boven  't  fluijtschip  Gracht  noch   een  clonck,  ondiep 


121 

gaendy  welgemonteert  jacht  van  12  a  14  stncken  geschuts,  tot  voor 

de  logie  gelieft  te  laten  opcorten ,  ende  daerbij  ons  ordre  geven ,  den 

Jambgneezen  Pangeran  aen  te  zeggen ,  dat  des  E.  CoropeR  nijtstaende 

scbnlden,  dewyi  't  mouson  dagelijcx  begint  in  te  comen ,  begeren  met 

z^n  hulp  ons  zal  betaelt  werden ;  ten  andren  dat  de  oude  affgeschrevon 

ende   verwonnenne  schuldenaren,  van  gelijeke  werde   geordonneert , 

zulcx  te    doen,   oft  dat  anders  van  meninge  zijn,    hem  den  oorlogh 

van  dien  nQr  aen  te  doen ;  wanneer  's  Gompes  dienaren  ende  middelen 

van  hier  mosten  gelicht,  ende  inde  schepen  gebracht  werden,  opdat 

men  eens  ter  deegen  dese  nietige  natie ,  hun  natuer  ofte  gesimuieerden 

samblant ,  met  ernst  mocht  ondertasten ,  ende  tot  aen  zee  vertrecken , 

ofte  zoo    U  Edts  wille    ware,  voor  een  tijt  met   den   oorloogh   hun 

besoeeken,     v^ant     genoechsaem    blijckelijck     is,     dat     de     vrede 

niet  eer   estimeren    voor   en   aleer   den  oorloodi   gesmaeckt   znllen 

hebben. 

Naer  mijn  vertrouwen,   't  welck  U  Ede  mij  niet  qualijck  gelieft  af 
te  nemen,   dewijl  ongevarseert,  doch  met  een  genegen  gemoettot's 
Compw   welvaert  mijn  gevoelen  spreek,  soud  den  voorschreven  Pan- 
geran van  Jambij  binnen  corte  wesen  tot  subjectie  ende  gehoorsaemht 
te  brengen,   alsuo  dees  Jambijs  rivier  met  twee  jachten  naer  wille 
zonder  dat    een   scheep  praenw  van  4  scheppers  opvaren  can,  is  te 
slttgten ,  waer  door  den  toevoert ,  't  welck  zij  van  andere  plaetzen  als 
Java,  Jhoor,  Patania,  Macassar  moeten  hebben,  bestaende  in  zout, 
slaven,  rijs ,  tamberijn ,  culjt ,  loock ,  ajuijn ,  verders  alderhande  Javaense 
ende  Jhoorse  waren,  ende  zoo  wanneer  zoodanige  goederen  niet  naer 
ürdinarie  gewoonte   mogen   incomen,  sal  daer  uijt  volgen  voor  eerst 
een  inlantsen    oorlogh,    tusschen   die    vande  bo vengelegen  plaetseii, 
ende  Jambij ,  vermits  dat  voick  alleene  bij  den  handel  van  p6per  be- 
ataet  en  zoo  wanneer  haer  den  peper  niet  afgecocht  en  werde,  ver- 
mits d'Ëngelse   daer   toe  geen  capitael  hebben  nochte  brengen,  zoo 
zQllen  die  luijden  geen  cleeden ,  tot  harer  believen  als  nu  becommen , 
noehte  van    rijs   ofte   zont,  ende  andere  cleenicheden  connen  gerij  ft 
werden,  't  welck  veroorsaecken  zal,  voor  eerst  armoede,  endenader- 
hant  onlast    tot  de  aenplantingh  van    peper,  zulcx  dat  gelijck  [zij] 
bij  vrede  reede  wel  gedaen  hebben,   tegen  den  Jambijnesen  Coninck 
opwerpen  zullen,   ende   zal   oorsaeck    zijn,    meerder  qnantiteijt  van 
peper  ngt   Andragiery   afTcomen   zal,  als  jegenwoordich  doet,  doch 


122 

most  op  Toncal  'twelck  tasschen  AndragieriJ  ende  Jambij  Ieght,goet 
oc^hmerck  gehouden  werden,  vermits  van  Manicabo  tot  aen  zee  met 
een  bequame  rivier  voor  cleen  vaertuijgh  ny tcompt ,  daerop  by  vyant- 
lyck  voornemen,  mede  goet  ooghmerek  diende  genomen  te  werden. 
Door  dese  ende  meer  andere  middelen,  U  £de  beter  als  mij  bekent, 
zoo  den  handel  van  desc  nietige  natie  conde  gestaeckt  werden ,  zendt 
men  hnn  leeren  vrede  estimeren,  ende  hun  vanden  Matarams  ontzet, 
ende  hnlp  doen  affstacn ,  zoo  der  peper  handel  gemist  als  voren  can 
werden ,  dewijl  hi]  haer  geen  ontzet  noch  des  Gompes  jachten  nadeel 
ter  werelt  zond  kennen  doen  ende  zoo  U  Ede  tot  besendingh  van  een 
jacht  ofte  jachten  verstaet,  versoecke  U  Ede  zoodra  mogelijck  zij, 
herwaerts  gelieft  te  doen  spoeden ,  opdat,  voor  haer  becomen  antwoort, 
int  opcorten  mach  zijn. 

De  quade  gernchten  van  der  Javanen ,  Palinghbanders  ende  Jambij- 
neesen  nemen  meer  ende  meer  toe,  ende  comt  mijn  op  stont  ter  ooren, 
dns  verre  geschreven  hebbende,  den  Pangeran  Aria  ofte  de  Patij, 
soo  als  nu  genoempt  werdt,  den  Javanen  ende  Pal inghbanderen  vrij- 
heijt  verleent  heeft,  ons  haer  geleden  schade  ontrent  Ba'htam,  te 
mogen  vergelden,  alsoo  het  penningen  ende  parsoonen  waren,  die 
door  U  Ede  loffelijck  beleijt  verovert  zijn,  die  tot  grootmacckingh 
vande  Matram  naer  Meecka  waren  gesonden ,  dat  overzulcx  voor  hnn 
een  onverdraechlljcken  smaet  ende  schande  zoud  zijn ,  soo  daer  voor 
niet  ietwes  tot  nadeel  van  de  E.  Compe  verrichte. 

Actnm  int  Nederlants  Comptoir  Jambij ,  adij  alt*"  Aug"*  a*"  1642. 

Was  onderteijckent 

Hendbick  van  Gknt. 

CORKELIS   ClAESZ. 

Willem  van  Gent. 

DiBCK  Kemp  van  Assinohen. 


123 

XVII.  GoQverneur-Generaal  (Antonio  VanDiemen) 
en  Raden  aan  „den  Pangoram  di  Patj  in  Jambij", 
1  November  1642. 


'T  is   nn   18  dagen,  dat  [wij]  Uwe  Hooght.  nevens  onse  missive 
pr.  twee  schepen  gesonden  hebben,  een  schoon,  hoogh,  ende  conra- 
^ieas  Parsiaens  paerd,  van  groote  waerde,  met  twee   stoot-rammen ; 
w^illen  niet  twijffelen,  alles  sal  Uwe  Hooght  in  behoor] ijclce  forme  ge- 
levert,    ende   aengenaem   geweest  sijn.  Mitsgaders  doort  afstaen  van 
dit  8O0   raer,  ende  meritabel  paert  onse  genegentheijd  'tnwaerts  be- 
grepen.    T  sedert   is   hier   aengeland   Sirij   Maradja   Lelie,  die  ons 
behandight  heeft  Uwe  Hoogheijts  schrijven,  met  twee  spiessen  tot 
vereeringh.  Dese  besendingh  is  ons  emmers  soo  vreemd  voorgecomen , 
als  den  inhoude  des  brieffs  absurt,  ende  ongerijmd  vinden.   Wi)  sijn 
daer  over  beschaemt,  ende  Uwe  Hooght  doet  sijn  achtbaerheijd  ende 
respect  te  cort,  dat  tot  contemplatie  vanden  Pangeran  in  Palimbangh , 
voor  so   vilen,   ende   geringen  persoon   als    is   den  Chinees  Binclci 
intercedeert,   ende  desselffs  relaxatie  bij  ons  solliciteert,  alsoo  sulcx 
te  doen  den  Pangoram  van  Palimbangh,  ende  niet  Uwe  Hooght  com- 
peteert; dese  saecke  raecUt  de  regeringh  van  Palimbangh,  endegaet 
Jambij  niet  aen.  Soo  hebben  den  Pangoran  aldaer  van  ons  doen  redenen 
gegeven ,  ende  oock  aengeschreven ,  dit  seditieus  instrument  voornamen 
nae  merite  te  straffen,  mitsgaders  van  Sijn  Hooght  gevoordert  Binc- 
kis  middelen,  omme  alhier  daermede  sijne   schnlden  te  betalen.  Wat 
den  Pangoran  van  Palembangh  doen ,  ende  antwoorden  sal ,  staet  ons 
te  vernemen.  Wil  nu  den  Pangoran  van  Palimbangh,  ons  ofte  Jam  bij 
den   oorloge   aandoen,   omme   dat   over  ons  eggen   volck,  ende  een 
verlopen  Chinees   recht   doen,    wij   snllent   aensien,    ende   ons    wel 
defenderen:  sijn  niet  gesint  Binckj  te  largeren,  maer  als  geseijt  hem 
nae   merite  te  straffen.  En  bijaldien,  gelijck  Uwe  Hooght  schrijft  die 
van  Palimbangh  met  des  Mattarams  volck,  daerover  Ijct  wes  op  ons 
volck ,  ende  middelen ,  willen  attenteren ,  ende  deselve  niet  vermogens 
sQt  te  protegeren,  gelijck  nochtans  schuldigh  bent,  ende  belooft  hebt, 
800  versoecken  Uwe  Hoogheljd  ons  volck,  bevorens  vant  qnaet  voor- 
nemen  der  Palimbangers ,  ende  andere  waerschonwd,  ende  van  land 
't  scheep   doet  vertrecken,  op  dat  tnsschen  Uwe  Hooght  ende  onsen 


124 

Staet  geen  verwyderingh  comt^    want  verclaren  bij  aldien  d'  onse  de 
minste  swarigheljd  toecomt,  ende  deselve  niet  bevorens  hebt  g' ad  ver- 
teert ,  off  doen  vertrecken ,  alle  d'  onheijlen  die  d'  onse  over  comen , 
houden   sullen   als  van  Uwe  Hoogh^  hercomende,  ende  ons  daerover 
revengeren   als   dat  behoo.d;   dit  gelieve    (Jwe  Hooght  wel  't  over- 
leggen, ende  niet   toe    te  staen,  d'  onse  onder  uwe  regeringe,  over- 
last worde  aengedaen,   opdat  Batavia  ende  JamblJ  mogen  blijven   als 
man   ende   vrouw,   gelijck   nu   sonder    veranderingli  veele  jaren  s^n 
geweest.  Wij  sijn  met  alle  Indische  princen  genegen  vrede  te  honden, 
als  snlcx  sonder   vercortingh  van  ons  goet  recht  can  geschieden;  wil 
un  den  Palimbanger  tot  contemplatie  van  den  Mattaram  onsen  vgand 
worden,    wij    blijven   des  getroost  ende   sullen   niet  alleen  die  vaa 
Palimbangh ,  maer  den  Mattaram ,  ende  alle  andere  die  het  daermede 
willen   houden  in  coirte  doen  verstaen,  't  ons  beter  te  vriend,  als  te 
vijand  te  hebben  sij.  Wij  seggen  tot  besluQt,  dat  over  Binckis  saken 
met   den    Pangeran  van   Palimbangh   sullen   pitchiaren,   ende  recht 
doen    ende  soo   uwe   Hooght   ons   volck,   ende  middelen  tegen  den 
Palimbanger  niet  beschermen  cunt:    laetse   tijdelljck  vertrecken,  off 
sullen   't   ongeval    tegen   JamblJ    verhalen,   edoch    wij    meenen  dat 
alles   voor   desen    in  roock  sal  slJn  verdwenen,  ende  die  van  Palim- 
bangh geen  harnas  om  Benckj  tegen  ons  sullen  aentrecken.  Maer  uwe 
Hooght  moet  weten  dat  wij  dese  pitchiaringh  wel  begrijpen,  deselve 
uijt  des  Mattarams  koker  comt,  ende  dient  dit  versoeck  voor  Binckj 
eenelljck  tot  een  preuve,    ommo   soo   daerinne  condecendeer Jen ,  den 
priester  HadglJ  *  tot  welgevallen  van  den  Mattaran  mede  te  voorderen. 
Maer  uwe   Hooght  moet  daer  op  geen  staet  maken,  wand  wij  sullen 
Bencki   doen   sterven,  ende   Hadgij    met  des  Mattarams  realen  niet 
largeren,    bevoren   onse  gevangenen  in   Batavia  siJn  gebracht,  ende 
verhopen   door  Godes   genade  in  corte   te  tlionen,  dat  veel  minder 
estime   vanden  Mattaram  maken,  als  veele  menen.  Dwe  Hooght  laet 
hem  niet  abuseren,  wij  nemen  aen,  Jambij  tegen  alle  sijne  vijanden 
te  defenderen,  't  sal  daeromme  goed  zijn.  Uwe  Hooght  ende  die  van 
Palembangh  desen  trolsen  Mattaram  (die  alle  princen  tot  siJn  slaven 
tracht  te  maecken)  afsnijd  ende  ons  (die  machtigh  siJn  onse  vrunden 
te  beschermen)  amplecteert,  als  wanneer  Batavia,  Jambij,  ende  Palem- 


1    De  Jonge,  II  (V),  bld«.  266— 2Ö6. 


125 

bangh  sullen  floreren ,  midtgaders  voor  alle  vijnnden  bestendigh  bleven. 
W9  hebben  bij  ons  voorige  schrijvens  den  Capiteijn  Hendrick  van 
Genty  herwaerts  geroepen,  omme  met  hem  te  spreken,  ende  nader 
op  Jambys  versekeringh  te  letten;  versoecken  Uwe  Hooght  gelieve 
te  bevoorderen,  voor  syn  affscheijd^  alle  d'  nytstaende  schul- 
den afgedaen ,  ende  betaelt  worden ,  opdat  Uwe  Hooght»  genegent- 
heijd  't  onswaerts  daer  uyt  te  beter  mogen  speuren.  Dit  is'tgeene 
voor  dees  tyd  te  seggen  hebben.  Onsen  staet  en  t'  gepasseerde ,  sal 
Uwe  Hooght  nader  nijt  Siery  Maradja  Lella  verstaen :  God  beware 
Uwe  Hoogheyd  vele  jaren  in  prosperiteyt  ende  gesondheyd. 
Int  Gasteel  Batavia,  primo  November.  Anno  1642. 

Was  geteeckent, 
Anthokio  van  DiEMEir. 


XVin. Gouverneur-Generaal (Antonio  Van  Diemen) 
en  Raden  aan  Bewindhebbers  der  0. 1.  Compagnie, 
22  December  1643. 

.  .  .  ^  .  Successive  [zyn  hier]  (den  groeten  piloot  heb  lofT  ende 
danck)  U.  Ed.  eqnipagie  na  India,  van  a^  42  ende  't  voor-jaer 
1643  salvo  aengecomen,  bestaende  uyt  derthien  groote  schepen,  twee 
flnQten  ende  een  jacht 

Ende   hebben ons    toegebracht    de 

nomber  van  3969  menschen,  te  weten 

varend  volck,  soldaten    ....       doden. 

....  2483  1486  105, 
't  welck  mym  met  het  geprojecteerde  getal  van  volck  nae  India  te 
Benden  450  coppen  differeert,  dat  wel  liever  anders  gesien  hadden, 
te  meer  ons  in  de  tegenwoordige  constitutie  niet  nodiger  zy ,  als  volck, 
ende  cleene  schepen,  omme  den  staet  van  de  Compe  te  versekeren, 
ende  U.  Ed:  groote  retouren  te  beschicken 

De   Compe    [is]   hier   te  lande  als  costy  van  groote 

schepen  redeUJck versien,  des  versoecken  U.  Ed:ons 

sucesaive,  gelijckgeseyt,  gelieft  te  seconderen  met  lastdragende  flny ten, 
ende  deffensive,  mitsgaders  oock  clene  seyiende  off  gesloopte  jachten, 
met  vier  k  vyff  dnysent  menschen  jaeriycx,  tot  des  Comp»  staet 
herwaerts  over  anders  sal  vereyschen    .    •    .    .    « 


126 

Desen     allen     niettegenstaende  ^     bleyen     nae     't 

arrivement  der  aengetogen  ontdeckers  van  voornemen  ^  de  voijagie  in 
October   passado    met   een    propre  macht  van  schepen,  jachten  eude 
volck   te    doen    hernemen,    de    passagie    nac   ChiliJ  te  vervolgen ,  in 
aliantie   ende   handel   met   den   Ghilees  te  comen,  ende  door  Oodee 
hnlpe   't  eyiand   ChiliJ  Waij  de  Spaengiaerden  afhandigh  te  maken, 
ende  ons  aldaer  gevest ,  mitsgaders  en  passant  eenen  goeden  bnQt  inde 
Znijdzee  gehaelt  te  hebben  j  't  welck  nae  alle  apparentie  goed  succes  , 
ende   tot  groot  proffijt   vande  Gompe  uijt  te  vallen  stont.  Maer  onae 
concepten    sijn   door  malignatie  der  Portugcsen  hier  te  lande,  (daer- 
mede  genootsaeekt  werden,  den  oorloge  te  continueren,  ende,  omme 
Gomps  recht  te  maintineren,  onse  force  tegen  hun  te  gebruijcken  .  .  .  •)  ^ 
verhindert  en  gestut.  Ondertusschen  bewerckt  den  moedigen  Portugees 
hier   te  lande  syn  eijgen  bederff,  ende  den  Gastiliaen  overtreffeiyken 
dienst,  dat  [wij]  hem  inde  Zuijtzee  ende  elders  voor  dees  tgd  moeten  onge- 
molesteert  laten.  Buijten  dit  incident  was  upparent,  d'  Heer  Generaal 
Brouwer   (soo    voor   Zijn   E.  niet  reet  waren  geweest)  ontrent  Ghiig 
gerescontreert   hadden,    dat   ter   weder  zijde   geheel  onverwachte  be- 
jegeninge  soude    sijn   gevallen.  *  Noch  sijn  al  van  voornemen  tegen 
September  ende  October  toecomende  (bij  aldien  des  Gomps  constitutie 
snlcx   gedooght)    de  saecke  te  hervatten,  gewapender  hand,  nevens 
getrocken  coopmanschappen ,  nae  ChijllJ  te  tenderen,  ten  ware  U.Ëd: 
ons  t'  contrarie  mandeerden,  ende  dat  ugt  crachte  vant  West  Indise 
octroij,  derwaerts   niet   vermogen  te  navigeren,  twelck  in  Meert  off 
April  aenstaende  te  gemoet  sien.  In  alle  gevalle  word  tegen  die  tQd 
de  nader  ontdeckingh  deser  Zuijder  Unden  ernstigh  bij  der  hand  ge- 
nomen,  blijvende   in    vaste   hope   noch   iets  profitabels  op  te  doen. 
Ende  omme  ondertusschen  niet  ledigh  te  wesen ,  nemen  voor  d**.  Tasman, 
ende  piloot  Frans  Visscher  met  2  jachten  ontrent  FebruariJ  over  Banda 


1  NI.  dat  de  ontdekkingstocht  van  Taaman  en  Visscher  van  1642 — 1643  geen 
oogenblikkelyke  voordeelen  had  opgeleverd.  Wat  aan  deze  zinsnede  voorafgaat 
is  te  vinden  bij  Leupe:  Abel  Jaruz.  Tatman  en  FrancAoys  Jaeobsz.  Viueher  in 
de  Bijdragen  toe  de  taal-  land-  en  volkenkunde  van  Neérlandsch-Indië.  lY  (Am- 
Bterdam,  Frederik  Maller,  1856)  bldz.  125-126. 

2  Dit  betreft  vooral  de  verwikkelingen  op  Oeilon  en  bg  Goa.  (De  Jonge, 
II  (V),  bldz.  269-261.) 

3  Men  zie  over  Brouwers  tocht  A.  Telting,  Be  Nederlanderê  in  Chili  1643 
(Indische  Gids,  1893,  bldz.  2012-2087.) 


12t 

na  de  Noord  cnste  van  Nova  Guinea  te  schicken ,  ende  dat  land  van 
Cabo  Keerweer  op   17  graden  breete,   voorts  westelijck  aen  t'  ont- 
dccken ,  omme   te    vernemen ,  off  t  bekende  Zuijdland  daer  aen  vast 
18,  off  wel  gesepareert,  dat  inde  voordere  te  doene  opsoeckingh  groot 
licht  sal  geven.  *T  succes  word  U.  £d. 't  sijner  tijd  bekend  gemaeckt.  ^ 
Met  onse  jonghste  voorgaende  advysen  is  U  Ed.  omstandelQck  des 
Comp0.   stant  inde  Amboinse   quartieren,  mitsgaders  in  wat  voegen 
sich  de  saken   tot  primo  September  anno  passado  daer  badden  toe- 
gedragen, g*adviseert.   Onder  andere,  dat,  omme  die  Provintie  prof- 
fitabei   ende    vredigh   te  possideren,   niet  anders  resteerden  als  den 
troQwloosen  Cackij  AliJ,  ende  zijnen  aenhangh  te  verdelgen,  endede 
Compe  heer  ende  meester  van  geheel  Hittoe  te  maken.  Item  dat  tot 
dien  egnde  onder  't  commando  vanden  heer  Anthonio  Gaen  24  Decem- 
ber   laetst    redeiycke  macht   derwaerts  genavigeert,  ^  ende  Zijn  E. 
naderhandt  gesecondeert  was,   met  do  schepen  ende  floijten  Arend, 
Engel  ende    Oostcappel   over   Macassar,   item  van    hier    recht  door 
Fredrick  Henrick  ende   Broeckoord,  met  ongeveer  400  zielen,  daer 

onder  55  soldn [Wij]  sullen  de  geluckige  successen  (daer 

voor  den  grooten  Capiteijn  gedanckt  zij)  in  substantie  eenlijck  aeu- 
Toeren,  ende  de  particulariteijten  ^  van  dien  hier  excuseren,  alsoo 
deselve  na  de  lengte  uijt  'tsesvondigh  Amboins  verbael,  door  den 
oppercoopman  Amold  de  Vlamingh  van  Outshoorn  gestelt,  bij  desen 
gaende,  alsmede  de  pampieren  uijt  gemelte  quartieren  geschreven 
omstandigh  sult  vernemen,  maer  principa11)cken  refereren  ons  aent 
mondelingh  rapport  des  meer  aengetogen  E.  Anthonio  Gaen,  die  op 
desselft  ernstigh  aenhouden  gedemitteert  hebben,  met  sijn  familie 
Daer  't  Vaderland  te  vertrecken,  ende  als  Commandeur  over  de  pre- 
sente retonrschepen  gestelt   ....   Zyn  E.  is  tot  langer  continuatie 


1  Zie  Lenpe,  t.  a.  p.,  blds.  126 — 130.  Op  bldz.  129,  regel  3  van  beneden, 
moeten  tagschen  de  woorden  „ter  suyder  breedte  van  22  ^ '*  en  het  woord  „graden'^ 
worden  geioegd  «ende  lenghte  van  119". 

2  Zie  biervóór  blz.  42. 

^  Talentyn ,  Amboina ,  II ,  b ,  bldz.  134— 141  is  op  dit  punt  seer  goed  ingelicht , 
Modat  ik  de  brieven  uit  Ambon  hier  niet  behoef  over  te  nemen.  Bokemeyer, 
^  Mohkken  (Leipzig,  Brockhaus ,  1888)  bldz.  lxxix—lzxxviii,  tast  ook  hier  her- 
^delgk  mis  bü  het  vertalen  en  weergeven  der  documenten,  zoodat  ook  hier, 
erentls  op  vele  andere  plaatsen,  een  scherpe  controle  op  zQn  werk  moet  worden 
«utgeoefcnd. 


128 

niet  te  bewegen  geweest,  maer  verclaert,  na  desen  de  Comp"  noch 
te  dienen  genegen  zij,  dat  ons  aengenaem  ware 

Dese  ongelncken  <  das  gepasseert  zgnde,  sullen  tot  aengenamer 
tydingh  (daer  voor  God  gedanckt  sij)  comen.  Namentlijck  omme  met 
een  woord  te  seggen,  dat  den  Almogenden  onse  wapenen  onder  't 
beleijt  der  meeraengetogen  lieere  Caen  salcx  heeft  gelieven  te  zegenen , 
dat  geheel  Hittoe  gebracht  is  onder  de  gehoorsacmheljt  vanden  Ne- 
derlandsen staet  ende  U.  £d. :  gezagh ,  een  saecke ,  daer  U.  Bd.  ende 
wy  Ungh  na  hebben  g*aspireert.  Den  tronwlosen  Cackij  Aiy  is  ayt 
de  wereld,  ende  heeft  loon  na  wercken  ontfangen.  Wawanys stranden 
met  de  hoge  gefortificeerde  bergen  door  Cackij  AIQ ,  de  Macassaren , 
ende  Boutonders  in  tegenweer  begrepen,  zijn  alle  vechtenderhand 
vermeestert ,  de  vQanden  miserabel  door  H  sweert  ende  honger  geval- 
len, groot  ende  cleijn  schietgeweer ,  ende  veel  andere  goederen  tot  bngt 

becomen,  mitsgaders  meer  als  500  bharen  nagelen  verbrant 

Wijders  des  Gasteels  onderdanen,  als  die  vande  Tamataense  Crone 
dependeren,  in  volcomeii  gehoorsaemheijt,  ende  soo  obedient  als  oyt 
bij  voorige  galde  tijden.  Niet  een  cattij  nagelen  is  desen  jare  uijt 
die  provintie  vervreemt,  gelijck  in  Maccassar  sij  gebleecken.  Snlcx 
d'Engelse  tot  retour  egeene  nagelen  overbrengen,  als  10  bharen  bij 
particuliere  van  ons  in  Batavia  gecocht,  ende  eenige  verrotte  d^  on- 
trent 40  bharen ,  onder  seecker  Edelman  in  Maccassar  vanden  jare 
1635  bewaert,  ende  continueel  met  water  bevochtight,  sulcx  gelQck 
die  vrunden  selver  seggen ,  ende  voor  reeckeninghe  vanden  copers 
gelaten  werden,  geen  geit  waerdigh  sQu.  Wij  verhopen  met  Oodea 
hulpe,  nu  de  sake  eenmael  soo  verre  is  gebracht,  (daeiloe  wel  ge- 
houden sal  werden)  dat  U.  Ed.  alleen  meesters  van  de  nagelen  biy  ven 
snit 

Den  rebel  Quimelaha  Loehoe,  onaengesien  wat  debvoir  gedaen 
heeft,  omme  in  credit  te  comen,  is  door  ordre  ende  bevel  van  Tarna- 
taans  Coningh  Hamsia,  met  zyn  moeder,  suster,  halve  broedr  Ackij 
Wany,  ende  den  Ilamba  Radja  Hirany  den  17en  Juny  passado,  opt 
pleyn  voor  't  Gasteels  poorte  Victoria,  met  den  swaerde  g'executeert , 
ende  van  leven  ter  dood  gebracht,  geiyck  bevoren,  ende  oock  daer 
na  noch   andere  ongeruste  personen,  creaturen  van  AUj,  dien  wegh 


1    Het  verongelukken  van  twee  schepen  van  Caens  vloot,  de  HoUandia  en  de 
Jager. 


12^ 

gepaaseert  waren  ^  ende  apparend  oock  al  eenige  meer  sallen  volgen ,  * 
omme  vredigen  staet  in  die  qaartieren  te  ganderen.   Dese  ezecntie 
heeft  groot  ontaagh  ende  respect  gebaert,  sijnde  alles  op  Coningh 
Hamsias  naem  gedirigeert  ende  gedaen,  die  oock  Madera  tot  sljnen 
stadhouder  in   d'Amboinse   qnartieren   bevestight  heeft,  niet  sonder 
tegenspreken  rande  Raden  des  Rijcx  in  Tarnaten ,  edogh  den  Coningh 
conformeert  sich   geheel  met  ons,  snlcx  niemant  sich  tegen  'tpropo- 
nerende  ende   Conings  doen   derff  opposeren.   Desen  Hadjere  werd 
gepresen,  ende  staet  zijn  vader  Qnimelaha  Sabadins  ^  voetstappen  te 
volgen,  daertoe  oock  gebonden  moet  werden,  ende  door d'anthoriteijt 
van  Hamsia   (specialijck  d'heere  Caen,  ende  ingevolge  den  Neder- 
landschen  goavemenr  dier  qnartieren,  verleent)  gevoeghlijck  sal  ge- 
schieden. Ende  aengemerckt  dé  goede  comportementen  van  Tamataens 
Cooingh,  mitsgaders  dat  desen  jare  egene  nagelen  s0n  vervoert,  is 
opt  voordragen  vanden  heere  Caen  geresolveert  zijn  hoogheQt  voorden 
jare  44  te  schicken  4000  realen  tot  vereeringh,  bg  't  contract  op 
Hittoe  toegeseijt ,  dat  vertrouwen  voor  wel  gedaen  approberen  snit. 

D'aengetogen  gewenschto  tijdingh,  ende  't  wijder  voorgevallene  in 
staets  als   oorlogssaecken ,   mitsgaders   de  negotie  ende  procnre  der 

nagelen  derwaerts  over,  sijn  ons  successive  toegebracht 

nevens  een  goed  retonr,  bestaende  nyt  869119  9  ofte  1580^  bharen 
giToid  nagelen,  ende  39^  kannen  derselver  olie,  monterende  met 

d'ongelden  ƒ  297171— 7— 12 lyaengeroerde   qnantité 

nagelen  is  geprocureert  ende  gewogen  op  d'ondergeschreven  plaetsen 
ende  comptoiren,  te  weten, 

Iaent  casteel  Victoria  9129626 

aende  rednt  Hila  „  191434 

«...  -     aende  rednt  Laricqne  .  ll0633 

«1»  Bttbjecten  van  deny      ,        .  ^  „    ^  ,.,^„\ 

v^  ,    ^         ,    ,       (aende  rednt  Honomoa  „    41447  )  9  508049, 

Nederlandsen  staet       l      ;,       .  .        r.  oon/^^' 

aende  rednt  op  Oma      ,    33907 

f  van  Jaloniy  ende  Mamaio 

op  'tland  Hittoe  ,      1072 

1  LttliAto  werd  „door  last  dea  Conincx  yan  Tarnate  in  Batavia  gedecapiteert'\ 
(0.  G.  en  B.  aan  Bewindhebbers ,  dd.  10  Dec  1648.) 

2  Orer  hem  ue  BoawstofTen,  I,  passim.. 

9 


laoi 

/van  Combeno  en  Lissi^  te  169218  \ 
subjecten  ende  onderdaJ^  ,^j3^^p^^.^  ^pLouhoe  .  121811 
Ben  vande  TarnataenseV  ^^^^^^^^^^^^  ^^^^^ 

Croone,    onse   bontge-     Boero  ende  Amblauw   «   68589  \  »  36107a 
noten,  ende  ontfangtden^^^    d'inwoonderen    op 
ConinghlOprcentovan     LoocklJ,    Annij   ende 
*'*^''  .  \    HennelessiJ  „     1462 

.  «  .  •  •  Onse  intentie  is  dewQle  *t  land  Hittoe  met  den 
swaerde  geconquesteert  hebben  j  d'  inhabitanten  te  regeren  ende  goa- 
verneren,  als  des  Casteels  onderdanen:  doende  onder  des goavemenrs 
gesagh  gder  opperhoofls  negery  off  dorp  de  zijne  regeren,  sonder 
andere  superioriteljt,  als  sljn  de  vier  Hitteese  hooffden  endeCapiteSn 
Hittoe  te  kennen,  ofte  gedogen,  ende  die  sich  hier  mede  niet  wil 
off  can  conformeren,  sal  aen  cant  moeten,  soo  bestendigh  werck onder 
dien  ongestadigen  hoop  erlangen  sullen,  geiyck  dan  op  des  admirad 
Caens  vertreck,  eenige  daer  toe  verordent  waren,  ende reede (soo ver- 
trouwen) gedepescheert  sljn.  De  fortificatie  op  Ceijl,  Ourien  ende 
Hittoe  Lamma  sljn  voornemens  aenstaande  jaer  op  te  breecken,  alsoo 
by  vredigen  stant  (daer  niet  aen  dubiteeren)  't  land  Hittoe  met  de 
redoubten  Hilla  ende  Laricque  genoegh  versekert  syn;  op  Combello 
word  een  deffenciff  huys  ende  fortjen  begrepen,  dat  nu  al  voUrocken 
sy,  als  wanneer  't  gamisoen  van  Lissidy  gelicht  word,  maer  't  is 
niet  gesien ,  die  van  Lissidy  hun  nagelen  vooreerst  op  Combello  sullen 
comen  wegen,  alsoo  menen  geprefereert  behoren  te  wesen,  om  haer 
getrouwigheyt  aenden  Nederlandsen  staet  in  dese  troublen  bewesen, 
dat  oock  syn  reden  heeft,  maer  de  commoditeyt  ende  situatie  van 
Combello  raed  aen,  om  de  fortificatie  aldaer  te  begr^'pen.  Onder- 
tusschen  omme  de  Lissidiers  contentement  te  doen ,  can  een  huys  in 
haer  negiij  gehouden,  ende  metter  tyt  ongevoeHjck  op  Combello  ge- 
trocken  worden.  D'  eyianden  als  synde  Manipes,  Kelangh ,  Amblauw 
ende  Bouro  sullen  voor  eerst,  off  wel  licht  nimmer  hare  nagelen  op 
Combello  brengen,  sulcx  die  plaetse,  emmers  Amblauw  ende  Manipe, 
daer  die  van  Bouro  haer  weynige  nagelen  rede  hadden  gebracht,  met 
redoubtjens  ende  coopmanschappen  dienen  versorght,  ende  d'ad vennen 
vande  vreemdelingen  met  deene  jachten  als  noch  beseth,  'twelckmet 
drie  ofte  vier,  en  twee  chaloupen  wel  te  doen  sy,  ende  dat  vooreen 
off  twee  jaren  tot  d'  enterlopers  Amboyna  vergeten.  Want  dit  bevinden, 


m 

als  déae  oatie  eens  gediverteert  sijn,  ende  ander  stijl  van  negotie 
ondernemen ,  niet  licht  tot  H  verlatene  keeren,  als  wanneer  dese  eyianders 
met  sachte  middelen ,  omme  hare  nagelen  te  wegen,  ende  hnn  noodwen- 
digheden  te  becomen,  wel  aent  Casteel  sullen  getrockoK wwdes.  Dan  staet 
de  Compe  oock  eerst  't  reeUescmiaeseiideTerminderinghyanoncosten 
tft  gwnlBB.  Deae  saeeke  moet  niet  verhaest,  maer  na  den  aird  van 
dit  traagh  Tolcxken  gevoirdert  werden,  't  Is  te  hopen,  nae  twee  jaren 
d'Ambognse  provintie  in  goede  geruste  versekeringh  met  een  gamisoen 
▼an  tweehondert  coppen  te  bewaren  zal  wesen.  Present  ist  solve  noch 

sterek  452  coppen,  op  20  diverse  plaetsen  gefoureert, 

«bestaende  'den  gantschen  ommeslag  dier  provintie  in  alles  uijt  630 
bianeken  en  de  72  swarten,  wiens  maendelijcke  soldije  comen  te 
bedragen  /*  14304-16  2,  dat,  als  geseijt,  binnen  twjee  jaar  dp  de  helft 
te  reduceren  sal  sijn,  ende  groote  verlichtinge  staet  te  geven,  daer 
bij  dan  noch  comt  de  nagelen  in  India  tot  voorlgen  prljse  wel  sullen 
dringen ,  ende  in  Nederland  soo  als  ü.  Ed :  te  rade  werden ;  evenwel 
dienen  voor  eerst  niet  te  hooge  te  steijgeren. 

Den  E:   Demmer   is   vigilant  genoegh,  ende  sal  't 

Amboins  gouverno,   met   onse   ordre  gesterckt    sijnde,  wel  ende  tot 

contentement  dirigeren,  ende  waernemen 

De  verstreckte  lasten  boven  de  profijten  >  comen  te 

bedragen  gl.  73713-13  14,   sijnde  ontrent  27000  gl.  minder  als  anno 
passado,  onaengesien  door  de  sware  oorlogen  desesjaers,d'ongelden 

23000  gl.  meer  comen  te  bedragen 

Den  meeraengetogen   E.   Gaen ,   naer   in   Amboijna  op  alle  voor- 
vallende saken   goede  ordre  geraemt,   ende   tot  besluijtingh  vande 
doenmaels  noch   overgebleven   v^anden  custen  aldaer  gelaten  hadde 
de  flaijte  Broeckoord,   ses  jachten,   't  quel  ende  drie  gemonteerde 
chaloapen,  is  den  5en  Julij  passado  pr  de  schepen  Fredrick  Henrick, 
N.  Delff,  Oudewater,  Arend ,  Ackerslooth, midtsgaders  de fluijt  schepen 
OoBteappel,  Graff  ende  Engel,   neven  drie  chaloupen  nae  Holucco 
genickt.  Ingevolge  12  Julij  voort  Gasteel  Maleije  ten  ancker  gecomen, 
wird  vanden  Coningh  ende  Tarnataensen  adel  seer  vrundlijk  ontfangen. 
Op  onse  recommandatie  hadde  Hamsia  niet  gemancqueert ,  maer  zijn 
gebeele  macht  op  de  comste  deser  vloote,  ontrent  't  eyiand  Macjan 
P^^  gehouden,  ende  aldaer  van  17  April  tot  5  Julij  vertoeft,  als 

1   T&n  1  Haart  1642—28  Februari  1643. 


183 

wanneer  door  storm ,  ongemaok  ende  sieckte ,  onder  de  sQne  ^  genoot- 
saeckt  wird  nQtter  zee  op  te  breecken. 

Wyders  met  EUimsia  ende  den  Tamataensen  Raed  in  deliberatie 
geleyt  eynde ,  wat  ten  beste  van  Tarnate  ende  de  Gompe  diende  p- 
daen,  ende  off  men  de  Spaengiaerden  als  Tidorese  forten  behoorde 
aen  te  vallen,  is  op  insicbte  de  Tamataense  macht  reede  gesepaitt, 
d'  onse  door  't  ongeval  van  Hollandia,  ende  d' attentatie  tegen  Cacki) 
Aiy  verswackt,  item  het  Spaens  seoonrs  nyt  Manilba  >  behonden 
gecomen  was,  g'arresteert,  de  saecken  ten  principalen  tot  beter  opper* 
tuniteyt  tot  't  aenstaende  jaer  te  delayeren  ende  nyt  te  stellen ,  daer- 
mede  den  Coningh  *  ende  zynen  adel  hnn  conformeerden  •  •  .  . 
Soo  biyft  oock  den  oorlogh  wacker  genoegh  onder  hnn  >  eonti- 
nneren 

Sober  ontseth  verstaet  men,  den  vyandin  Holncco  erlanght  heeft, 
synde  150  jonge  soldaten,  met  weynigh  onderhout,  sulcx  't  aandien 
cant  slegt  genoegh  hebben.  Haer  navale  macht  bestaet  nyt  een  groote 
onde,  ende  een  cleyne  nienwe  galeye,  armeiyck  van  oorloge  amanitie 
ende  provisie  versien 

Syn    van  voornemen schepen over 

Spirito  Sancto  nae  de  Piscadores  ende  Tayouan  t'  empbyeren  omme 
enpassant  opt  Spaens  silver  van  West  Indien  nae  Hanilhacomendete 
passen,  '  maer  dese  Inyden  hebben  omtrent  die  Gaep  soo  veel 
schnyihoecken  ende  eschapitores,  dattet  bynae  een  vogel  in  de  lacht 
te  schieten  is,  deselve  t'attraperen 

Omme  U.  Ed.  te  dienen  van  antwoorde  wegen  de  correspondentie 
ende  onderlinge  negotiatie  tusschen  den  Spaengiaert  in  Nova  Spaigse 
ende  die  van  Hanilha,  gelieft  te  verstaen,  in  voorige  tyden,  als  de 
Chinesen  van  Cbinchienw ,  met  hnn  ryck  geladen  jonqnen  Manilba 
bevoeren,  den  handel  tusschen  partyen,  onder  treffeiycke  profl^jten 
gedaen  wird ,  met  ougelooffly^ke  groote  capitalen ,  't  welck  sedert  10 
k  12  jaren  herwaerts  seer  gedeminueertis;  ontstaende  nyt  verscheyda 
oorsaken,  ende   wel  ten  principalen  dat  den  Chinees  sedert  onae 


1    Bestaande  ait  ééa  ga^oen  en  één  jacht. 

8  NI.  tasBchen  de  Ternatanen  aan  de  ééne ,  de  Tidoreeien  en  Spaig aarden  us 
de  andere  iQde. 

8  BlQkena  misaire  van  O.  G.  en  B.  aan  de  xvii  van  2S  December  1644  ii  m 
dien  tocht  nieta  gekomen. 


133 


.-»' 


▼estnigh  op  Fonnosa  seer  gedi verteert  is  geworden.  Soo  heeft  oock 
den  Spaenaen  Coningh  opt  vcrsoeck  vande  cooplaijden  in  Sivilien  ver- 
schegden  placcaten  in  prejnditie  deser  correspondentie  doen  emaneren , 
echter  z^n  door  de  Maccanwse  Portagesen  (tot  met  die  van  üastilien 
braken)  vele  rijcke  coopmanschappen  nae  Manilha  gevoert,  hoewel 
hun  Yande  profGjten  weijnigh  bedancken,  ende  den  Castiliaen  daer  van 
cnlperen,  twelcknn  cesseert,  te  meer  den  Chinees  geen  toevoer  doet , 
dat  oock  soo  veel  doenlijck  beletten,  snlcx  die  sake  gansch  weijnigh 
beschiet  I   seecker  sQnde  den  Coningh  van  Spangien  nu  meer  lasten 
van  Manilha  als  voordeel  treckt,  soo  dat  dus  continuerende  nootsaec- 
kel^ck  begde  in  Manilha  ende  Tamaten  geheel  uijtdrogen  sullen.  Op 
Maccassar  ende  in  Cambodja  hebben  hun  vaert.   De  peper  werd  in 
Manilha  tot  18  ende  20  realen  'tpicol  aengeslagen,  ende  nae  Nova 
Spaigne  met  voordeel  vervoert.  Benjuwin  ende  de  witte  lijwaten ,  sljn 
daer  seer  getrocken.  Soo  vertrouwen  oock  Manilha  op  sijn  selve  can 
bestaen,   sQnde   van   lijfflochten   seer  abondant,  geeft  suijcker  ende 
gout.  Nu  met  Maccauw  gebroocken  sQn  ende  in  Japan  niet  mogen  comen  , 
B^n  [zg]  ugttermaten  om  yser  ende  diverse  andere  noodwendigheden 
tot  bouwingh  van  schepen  gediscommodeert.  Sulcx   oock  by  gebreck 

vandien  't  ijser  van  hare  huysen  hebben  gebrnyckt 

*  Weder  aen  de  Molucxse  saecken  comende,  sullen  tot  besluyt  van- 
dien  eeniyck  hier  by  voegen,  het  nu  daer  een  geheel  ander  aensien 

heeft,  als  wel  voor  desen  ^ Wat  gesagh  [Hamsia] 

d'heer  Caen  over  zyne  subjecten  op  Ceram  ende  d'eyianden  defereert , 
hlijckt  nader  by  de  commissie  op  zyn  E.  gepasseert  •    .    •    • 

't Plucken  der  nagelen  .[wordt]  bij  d'onse    •    .    .niet 

gepoucheert,  ont&ngen  datter  gepresenteert  word,  ende  dragen  voorts 
Borge,  [dat  zy]  in  geen  vreemde  handen  vervallen ,  daer  by  de  presente 

gelegentheyt  weynigh  voor  te  vresen  zy 

De  gewensehte  constitutie  van  Banda,  ende  dat  d'heere  WitseUi 
omme  den  E.  Acoley  te  vervangen ,  derwaerts  hadden  gecommitteert , 
st&Uen  U.  Ed.  met  d'aencomste  vandejonghst  vertrockenretourschepen 
tot  eontentement  hebben  verstaen.  't  Zedert  is  nyt  dat  qnartier  be- 
houden gekeert  't  schip  den  Neptunus  ady  19  Mey  met  brieven  van 

1  Q.  G.  en  B.  waren  over  het  beleijd  van  Seroyen  niet  seer  tevreden.  Caen 
^ncht  de  noodige  ^redreaeen"  aan  en  gaf  aan  Serofjen  duidelijke  instnicties. 
^AhaTens  (sie  blda.  63)  werd  op  Batajan  vervangen  door  Daniel  De  Bncqnoif. 


184 

14  April  passado Ende  melden  d'advQseii  van  voor- 

schreven    E.  Witsen,   als   de   Kaden  in  Banda,  hoe  den  goavemenr 
Comelis  AccoleiJ  op  29  November  anno  passado  aen  zyne  langhdugrige 

quijnende  sieckte  deser  werelt  was  gepasseert Gemelten 

heere  Witsen  versoeckt  instantelijck  van  ons  te  hebben  ample  instructie, 

omme  geen  misslagen  te  committeren Blijven  voornemen 

zgn  £d.:  tot  gemstheijt  met  een  speciale  instrnctie  te  versoiigen« 
Wanneer  aldaer  goede  ordre,  ende  de  mesnagie  wel  g'observeert,  op 
de  culture  der  landen  geleth,  de  noten  ende  macis  sugverontfangen, 
't  vervoeren  voorgecomen,  egeene  vreemdelingh ,  ten  sij  met  expresse 
passen  comen ,  g'admitteert ,  alle  Enropise  natiën ,  buijten  de  generale 
Compe  t'  havenen  ende  incomen  beleth ,  particulariteijten  ende  schra- 
pergen voorgecomen,  den  gods  dienst  ende  schoole  ge voordert,  de  for- 
tificatie ende  packhuijsen  behoorlijck  onderhouden,  ende  daer  voor 
goede  sorge  gedragen ,  dat  in  tijd  van  noode  niets  come  te  gebreeckeui 
d'inhabitanten  tot  hun  debvoir  blijven,  item  deselve  wel  ende  poli- 
ticquelijck  gegouvemeert,  mitsgaders  nae  Batavia  jaerigcx  behoorljgcke 
boecken,  reeckeninghe  ende  reliqua  bestelt  werden,  salt  in  Banda 
gaen,  ende  bevinden  dit  te  wesen  de  capitaelste  puncten  die  daer 
t'observeren ,  facil  te  begrijpen,  ende  nae  te  comen  sgn. 
•  •    •        • 

U.  Ed:  consideratien  op  des  Maccassars  doente,  >  hebben  met  aan- 
dacht gelesen ,  ende  souden  ons  daermede  conformeren ,  ten  ware  de 
veranderingh  door  den  tgt  uljtge wrocht,  ende  't  mazim  deses Oonings 
door  de  redressen  in  de  Amboinse  provintie,  als  de  totale  vemietingh 
van  de  rebellen,  des  Macassars  favoriten,  crachteloos  was  geworden; 
evenwel  sullen  gestadigh  een  oogh  int  zegi  houden,  ende  omme  kennisse 
vaut  gepasseerde  aldaer  te  becomen,  de  frequentatie  van  die  stad 
noch  al  blijven  vervolgen,  mitsgaders  de  beveijnsde  vrundschap 
voeden ^ 

Volgens  ordre  is  door Zuijdwijck  'taccoort  van  be- 

stant  tusschen  de  Croone   Portugael  ende  Hare  Hoogh  Mogende  be- 


1  NL   op   Makassar  biyrea  handel  dryyen,  vooral  om  een  oog  in  H  seil  te 
honden  en  te  zien,  wat  daar  yoorralt. 

2  Zie  verder  Van  Dyk,  Borneo,  blds.  98.  Hy  vergiiit  sich  in  den  datnmvio 
de  temgkomflt  van  de  Oudewater.  Dit  moet  lyn  164S  en  ia  het  beslait  van  trat 

:  Xmi  Dyk  in  de  volgende  alinea  mededeelt 


136 

sloteB)  in  Macftssi*  tot  groot  vernoegen  vande  aldaer  residerend^e 
Portngeaen  gepubliceert ,  gelijck  hetselve  op  Solor  ende  Larentucqne 
door  den  Major  Tander  Beecq  mede  gedaeo  is ,  maar  't  schijnt  een  corte 

Yteugt  te  willen  wesen^dewljle, weder  in  formelen  oorloge  sijn 

gecomen ,  't  welck  de  Maccassarse  als  Solorse  Portngesen  seer  qualijk  ge- 
valt y  ende  versoecken  [dat  wij]  den  trefves  met  hnn  wilden  continueren, 
menen  met  den  Vice  Reij  ende  de  saecke  in  qnestie niet  te  doen  hebben, 
ende  hun  geensintsraeckt,  daerop  nader  sallen  delibereren,  maer  ver- 
trouwen hier  niet  van  vallen  sal,  ende  soodanigen  stuckwQse  vrede  desen 
staet  ondienstigh  zij  .  ...  .  Dese  natie  is  arogant  ende  bedrieghlijck, 
derhalven  tegen  hun  wel  op  hoede  moeten  wesen,  ende  d'  onse 
(geigck  geschied)  allerwegen  voor  haer  tronwloose  menée^  waa^ 
schoQwen.  Door  Haccassaren,  Maleijers  als  andere  vreemde  natiën, 
is  ons  nijt  Macasaar  ende  Bima  groote  quantité  schoone  witten  rijs 
toegevoert  sulcx  dat  graen  God  loff  in  Batavia  seer  abondant  is  •  •  •  • 
Java  brenght  mede  rgs,  maer  om  dien  hertneckigen  Mattaram  te 
bethonen  om  z^n  rijs  niet  verlegen  sijn,  word  geen  Javaense  rijs  op- 
geslagen, ende  de  brengers  aengesegt  wel  mogen  achterblijven  .  .  .  • 
Omme  dese  ende  andere  consideratien ,  blijven,  als  geselt,  geresol- 
veert,  de  frequentatie  van  Maccassar  te  continueeren    .    •    .    •    • 

Over  Engeland  hebben  ü.  £d:  g'adviseert  d'uijtsettingh  tot  procure 
yan  sandelhout  nae  Solor  ende  Timor,  sijnde  't  schip  den  LuQpart 
onder  't  commando  vanden  Maijor  Terbeecq,  den  9en  Februarij  pas- 
sado derwaerts  gevaren,  ende  23  d^  voor  Larentucque,  der  Portn- 
gesen residentie  plaats,  gecomen,  aengenaem  ende  feestelljck. vande 
Portngesen  aldaer  wonende  ontfangen,  die  haer  schuit  van  anno  pas* 
sado  /  7931-4-8  tot  contentement  met  sandel  betaelden.  Ende  heeft 
d*  MaQor  nae  Tijmor  niet  getendeert,  maer  zQn  cargasoen  ten 
prindpalen  aldaer  verhandelt. 

Dit  sagsoen  sQu  inde  Solorse  als  Tijmorse  quartieren  geweest  van 
Ifaecanw  3  vaertuijgen,  ende  een  uijt  Maccassar. 

't  Fort  Henricus  op  Solor  bleeffonbe woont.  D'inwoon- 

deren  van  dat  eijland  excuseren  d^er  in  off  ontrent  te  resideren , 
versoecken  daer  weder  garnisoen  wilden  houden ,  als  wanneer  residentie 
by  ende  ontrent  de  sterckte  souden  nemen.  In  voegen  voorschreven 
Magor  tot  contUiuatie  van  onse  possessie  niet  anders  als  een  prince 


136 

vlagge  op  gemelte  fortresse  geplant  heeft  't  Is  oock  niet  geraden  de 
Gompe  die  plaetse  restabileert;  H  sal  ons  echter  aen  geen  aandel 
gebreecken,  maer  soo  particnliere  dese  negotie  wilden  bQ  der  hjmd 
nemen I  als  de  Portngesen  op  Laren tncqne  doen,  ware  soo  vreemt 
niet ,  hnn  die  sterckte  ende  den  Tijmorsen  handel  in  mgmden ,  maer 
sien  onder  d'onse  weljnige  die  daer  toe  Inst  hebben :  den  dienst  vande 
Gompe  ifl  te  smaeckelyck.  De  Portngesen  stellen  op  hare  gelegenl- 
heden  geheel  andere  wijse.  Ende  is  de  regeringh  vande  Portngpese 
eolonie  op  Larentncqne,  mitgaders  de  negotie  daer  ontrent  aende 
geestelQcke  gedefereert,  die  bier  al  groot*  voordeel  nyt  trecken,  ende 
▼eel  Gristenen  na  hare  wQse  maecken. 

800  was  oeck  meergemelte  Commandeur  Verbeecq  alomme  bg  d' 
inwoonders  aengenaem,  vande  Sengages,  als  grote  aldaer^  wei 
-onthaelt.  Naderhand  sQn  eenige  derselver  met  een  corcorre  herwaerts 
gecomen ,  medebrengende  omtrent  50  stncx  slaven  ende  slavinnen ,  die 
hier  tot  goede  prijse  hebben  gevent 

1^9]  verlenen    passen  aen  Chinesen  ende  UaleyerSy 

[naar  Martapoera  en  Eota  Waringln  *],  omme  peper  tenderende,  die 
ons  van  daer  toegebraght  werd  in  vrij  meerder  qnantité  als  d'Ëngelse 
daer  residerende  becomen,  ende  't  is  seecker,  nn  nQt  dat  qaartier 
beter  ende  met  meerder  voordeel  sijn  gedient,  als  wanneer  daer 
comptoir  ende  schepen  hielden,  wenschten  het  al  mede  met  Jambg 
ende  Palimbangh  soo  veere  gebracht  hadden 

Wij  sitten  hier  tot  Batavia  int  jaer  wel  mijm  4  &  5 

maenden  ontbloot  soo  van  Javaense  sorteringh  als  witte  doecken,  dat 
onse  winsten  miJm  100000  gl.  smaldeelt,  ende  alhoewel  Malaccangt 
de  schepen  Roch  ende  Harderwijck  [komende  van  de  Kost  van 
Eoromandel]  en  passant  gelicht  heeft  166  packen  deden,  ende  die 
stad  .  daerenboven  van  hier  nae  nijtterste  vermogen  geseeondeert 
hebben,  is  daer  veel  te  cort  gecomen  soo  tot  voldoeningh  des  thin 
handels  als  den  aftreck  in  Malacca  selven,  die  seer  accre8seert,ettde 
aparant  in  corte  soo  veel  deden  sal  consumeren  als  Batavia-,  ende-dat 
bngten  prejuditie  vanden  verthier  alhier;  evenwel  verhopen  't  aenstaende 
jaer  ten  naesten  blJ  volstaen  sal 


/ » 

« 


• 

1    w 


t    1    Zio  hieroTer  verder  Tan  Df|k,  Bomeo,  bldi.  110-116. 


137 

Belaageode  des  Comps  affairen  ende  trafflcq  int  Coninghrgek  Siam 

d'adviJseQ  nijt  dat  rQck,  geven  weljnigh  materie  van 

verhael ,  des  Comps.  gelegentheijt  bleeff  daer  buijten  eenige  beeomme* 

rio^h  y  't  ngtvoeren  van  r^s  y  balcken  ende  swalpen  nae  wensch ,  den 

Coningh  ende  Groten  seer  vernoeght,  ende  dewQle  noch  verobligeert 

18  op.  zgn  Ho(^ht8  miesive  te  rescriberen,  dat  bIJ  d'onse  noch  vanden 

Coningh  geponeheert  werd,   biyft  die   correspondentie ,  t'  onser  ge- 

no^ien,   als   begraven,   ende  vertrouwen,  wanneer  jaarlijcx  van  hier 

met    missive  ende  eerlijcke  vereeringh  werd  besocht,  sich  gerust  sal 

bonden ,  ende  de  Compe  onbekommerden  handel  te  genieten  staet  .... 

Soo  is  oock  't  opperhooft  van  't  Zum  een  vigilant  persoon    .    .    •    • 

De  proffijten  in  negotie  comen  niet  groot  te  wesen ,  ten  aensien  vande 

flobere   caigasoenen   desen  jare   derwaerts  geschickt,  ende  dat  den 

eleethandel   door  de  Moren  over  TanasseriJ  seer  bedorven  word,  dat 

▼ooreerst  soo  aensien  moeten.  Benjnin  (ten  aensien  weQnige  Lanse 

cooplieden  in  Siam  afqnamen)  becomen  geen,  dagelijcx  staet  de  flnQte 

de  Noordsterre  van  Cambo^ia  te  keren,  die  vertrouwen  soo  veel  sal 

brengen,  dat  ü.  Ëd:  petitie  connen  bestellen;  den  beiguin  word  van 

Nova  Spaigne  over  de  Philipinas  seer  getrocken,  sulcx  vrQ  in  prijs 

gesteQgert  is,  ende  word  by  die  van  Manilha  hoogh  aengeslagen. 

Op  wat  insichten  *  den  oppercoopman  Hendrik  van  Gent,  buijten 
ordre,  't  comptoir  in  JambIJ  gelicht,  de  nieuwe  costelijcke  logie  oflf 
Comps  hugsingh  met  750  picols  lichte  peper,  onder  de  bewaringhvan 
drie  vrg  gegeven  inlandse  dienaren  gelaten ,  ende  sich  wijders  met  den 
gehelen  ommeslagh  herwaerts  getransporteert  hadde,  is  U.  £d:  met 
onse    vorige    brieven  omstandelijck   aengeschreven,   mitsgaders  dat 

1  Dit  was  geschied  ,  ter  oorsaecke  den  Pangoran  contrarie  sgn  protest ,  gere- 
■olreert  bleeiF,  gesanten  aenden  Mattaram  te  schicken,  item  op  de  pretentie 
randen  Tommagon  oyer  't  aenhalen  van  desselfs  vaertuych  ende  yolcq  in  Moiucco 
[eenige  jaren  geleden,  zeggen  G.  G.  en  R.  in  hnnne  res.van  16  Febr.  1643]  doen  iohon- 
den  626  realen  van  achten,  als  dat  d'oose  wil  forceren  syne  ondersaten  indiiPerelite- 
Igck ,  nae  alle  qnartieren  passen  te  verleenen ,  off  de  schade  die.  door  dese  weQ- 
gerlngh  come  t'  outstaen,  aen  Comp*.  logie,  middelen  ende  Yolcq,  verhalen  sal, 
mitsgaders  andere  qnade  conrsen*'.  Zoo  schrijven  G.  G.  en  R.  aan  Bewindhebbers 
den  7  Maart  1643,  nadat  Tan  Gent  den  13  Febmari  te  Batavia  was  terugge- 
keerd. Zy  voegen  er  echter  bQ,  dat  de  lichting  geschied  was  door  Van  Gent 
«bugten  (hnnae)  ordre  ende  verwachtingh ,  meer  nQt  wrevelmoedigheQt  (soo  niet 
anders  connen  bemerken)  als  wel  des  Comp".  dienst  in  desen  tgt  veregscht". 


138 

gerucht  wirt  den  Jambijnces  voornam  gesanten  aen  ons  te  senden:^ 
welck  800  gevolght  sij ,  ende  beqnamen  den  SOen  Meert  passado  audiëntie, 
als  wanneer  haer  Pangorams  missive  overleverden,  ende  gelesen 
wirt,  daer  bij  sich  van  alle  gepasseerde  saecken  trachtede  V  ezcoseren, 
den  coopman  van  Gent  van  alles  de  schuld  gevende,  met  veel  meer 

andere  schoone  prae^ens,  gelijck  int  Batavisch  daghregister 

te  lesen  sQ.  ^  22  April  volgende  bequamen  afscheijt,  met  hope  de 
differenten  genegen  waren  bij  te  leggen ,  ende  onder  nienw  contract 
weder  in  Jambij  te  comen  resideren  •  •  .  .  Ingevolge  verscheyde 
^aecken  op  dese  herstellingh  in  consideratie  gecomen  sijnde,  is, 
geigck  onse  resolutie  van  27  d^'  April  dicteert,  g'arresteert ,  ende 
besloten  voorschreven  comptoir  te  restabileren,  onder  soodanige  ver- 
sekeringh  ende  voorderlijcke  conditien ,  als  bevonden  wird  ten  dienste 
vande  Compe  ende  derselver  respect  te  conveneren,  ofte  met  gewelt 
van  wapenen  ons  recht  te  mainteneren,  tot  welckers  besoignes  ende 
directie  van  saeken,  den  oppercoopman  Pieter  SouriJ  derwaerts  com- 
mitteerden     Diesvolgens    is    voorschreven    Sonry   als 

Commissaris ^    uljt   dese  rhede  recht  door  nae  JambQ 

verseyit,  met  8  schepen  ende  jachten,  nevens  vier  chalonpen  ...» 
gemant  (ezcept  de  lijfeygenen  tot  't  comptoir  Jamby  behorende)  met 
,440  coppen,  daer  onder  10()  soldaten  .....  Dese  aensiene- 
lycke  macht  bacrden  ontrent  Jamby  geen  cleyne  vreese,  vonden  de 
Jambyse  riviere  wel  dicht  ende  sterck  gesloten,  die  met  groote 
moeyten,  doch  voorweten  ende  kennisse  des  Pangorans  openden,  als 
wanneer  den  commissaris  Soury,  La  Motte  ',  ende  Jan  Dircksen 
Puyt,  tot  de  directie  des  Comptrs  geprojecteert,  ende  vordre  snite 
hun  na  boven  transporteerden ,  doende  d'  Eendracht  ende  d'  Anna 
volgen ,  4  syn  by  de  Jambynesen  wel  ende  biydeUJck  ontfangen ,  ende 
nae  eenige  dagen  pitsiarens  eyntUJck  over  een  gecomen,  onder  soo- 
danige conditien  als  in  meeraengetogen  Batavias  verbael  op  23  JuIO 
geregistreert  vint,  ^  ende  vertrouwen  die  van  Jamby  in  toecomende 
wel  omsichtiger  met  ons  sullen  handelen.  D'  afgedrongen  €25  realen 


1  Dit  dagregister  ontbreekt. 

2  Den  30  Mei  1643. 

3  La  Motte  [Lamotias]  was  op  de  vloot,  belast  met  eene sending naar Falem- 
bang.  (Zie  beneden  blds.  140). 

4  De  beide  schepen  dezer  yloot,  die  cargasoen  voor  Djambi  ingeladen  Wdes. 

5  Zie  dit  contract  beneden,  bldc.  163  tt. 


189 

êQu  prompteigk  gerestitueert,  van  yeele  cleene  vexatien  gelargeert, 
den  thol  ende  Sabanders  gerechtigheijt  ak  anckeragie,  op  lOOpicola 
peper  die  afschepen,  ende  voor  desen  betaelt hebben  130^gerednceert 
op  115  realen,  daer  bij  op  12000  picols  die  jaeriyx  rnym nljt  Jamby 
trecken,  1800  realen  profiteren 

Gedngrend  ons  affwesen  nyt  Jambij ,  hebben  d'Engelae  Trunden 
mgni  3000  picols  ofte  150  lasten  peper  becomen,  ende  word  daer 
dapper  om  die  spetie  gewoelt,  sulcx  tegen  den  anderen  opjagende, 
dat  tot  6  ra.  't  picol  gesteijgert  zij ;  met  d'aencomste  vant  schip  de 
Maria  nQt  Engeland  tot  Bantam,  dat  geweest  slj  lOOetober,  hebben 
Jambg  met  realen  in  spetie  redelijck  geprovideert  ^  ende  derwaerts 
gesonden  eenen  Mr.  T^e,  per  do.  Maria  uijtgecomen,  voor  dcsen  al* 
daer  gelegen,  die  nijt  den  name  des  Maijts  van  Engeland  (geiyck 
die  natie  dat  soo  practiseren)  den  Pangoran  beschoncken  heeft,  een 
metale  drielingh,  schietende  10  ^  ijser,  nevens  eenige  vier  als  lont 
roers,  waer  door  nn  seer  in  gratie  staen,  ende  redelijcke  partQe 
peper  beeomen.  Wi)  in  contra  sijn  meer  nyt  ontsagh  als  lieffde  in 
aensien.  Vertrouwen  't  woelen  der  Engelse  wel  haest  sal  cesseren, 
ende  mym  onse  portie  vanden  Jambysen  peper  becomen  sollen,  die 
Daer  Ingt  der  advijsen  sober  afquam,  synde  deManicabers  onder  den 
anderen  met  Jamby  in  qnestie,  snicx  de  rottangh  gespannen,  ende 
Hafcomen  daer  door  verhindert  bleeff.    •    .    .    • 

Alle  voordere  particnlariteyten  vant  gepasseerde   in 

Jamby,  wat  den  Coningh  aen  ons  schryft,  hoe  voornemens  is  aen- 
sieniycke  gesanten  herwaerts  te  committeren,  tot  bevoorderingh  van 
vrede,  tnsschen  ons  ende  den  Mattaram,  hoe  deerHjck  den  onder- 
coopnum  Comelis  Claessen  door  een  desperatcn  Maleyer  off  amocq- 
speelder  in  Comps.  hnysingh  om  't  leven  gemaeckt  sy,  ende  andere 
pergckel  liepen,  hoeveel  op  d'nytstaende  schulden  ingecomen  is, mits- 
gaders wes  desen  ende  alle  andere  voorgevallen  gelegentheden  meer 
sy,  vernemen  U.  Ed:  uyt  de  van  daer  gecomen  advysen ,  ende 't  meer 
aengetogen  Batavisch  verbael,  ons  daer  toe  gedragende,  sullen  eer- 
lyck  seggen,  soo  maer  van  den  Engelsen  doom  eenmael  mochten 
verlost  werden,  den  peper  van  Jamby  met  meerder  verseeckeringh, 
ende  beter  coop  in  Batavia  trecken  souden,  dat  noch  al  (geiyck  nu  gaet) 
aensien  moeten ,  mitsgaders  ons  na  tyd  ende  loop  van  saecken  reguleren. 

Den    handel  in  Palimbangh  werd  door  den  oppercoopman  Adriaen 


i 


140 

van  Liesrelt  nijt  de  schepen  als  voor  desen  gecontinneert   Sei^giant 

Migor  La  Motte  is aenden  Pangeran  aldaer  gecomaitt- 

teert  geweest,  omme  op  de  menighvaldige  versoecken  te  tracteren  ^ 
wegens  't  boawen  van  een  vastighetjt   .    .    . 

InPalimbangh  aengeland,  onse  missive  overgelevert,  ende  audiëntie 
beeomen  hebbende,  heeft  den  Pangoran  in  ons  schrijven,  als  de  pro- 
positie vanden  Commissaris  goed  behagen  genomen»  maer  ter  tweede 
audiëntie  verclaerde,  H  begrijpen  van  stene  huijsen  ende  vastigheQt  met 
sijnen  Raed  nader  overwogen  hadde,  van  resolutie  verandert,  ende  te 
rade  geworden  was ,  egene  vastigheijt  op  zijne  riviere  (daer  d'onse  een 
bequame  piaets  nijtgesien  hadden)  te  laten  maken,  dat  de  stad  Palim- 
bangh  sonder  mnljren  open  lagh ,  ende  deselve  bevoren  diende  gesloten, 
daer  toe  de  materialen  (mits  betalende)  van  Batavia  versocht,  als  wan- 
neer toestont  een  sterckte  t'onser  versekeringh  te  bouwen ,  maer  even- 
wel niet  op  de  piaets  bij  la  Motte  daertoe  uijt  gesien ;  waer  op  gere- 
pliceert  wirt,  met  soodanige  omstandigheden  als  int  Batavias  verbaal 
onder  22  Augustg  g'extendeert  is,  sijnde  in  substantie,  den  genertal 
nimmer  inden  sin  gecomen  sonde  sijn,  sterckte  of  vastigheden  in 

É 

andere  princen  landen  te  begrijpen ,  ten  ware  daer  soo  instantel^ck 
Ski  achtereenvolgende  jaren  omme  versocht,  ende  aengehouden 
hadde,  ende  dewQle  nu  anders  te  rade  was  geworden,  soude  't  selve 
in  Batavia  ten  hoogsten  aengenaem  siJn,  waerover  bedanckt,  ende 
gerecommandeert  wirt,  gestadigh  twee  ofte  drie  schepen,  tot  be- 
vrljdingh  vande  riviere  Palimbangh  te  honden ;  waermede  dese  oom- 

1  De  Paogerang  had  yerscheidene  malen  [het  bleek  reeds  boven]  aan  G.  0. 
en  R.  het  verzoek  gericht,  dat  de  Compagnie  in  Palembang  een  sterkte  xon 
bonwen  en  dat  met  g^eschut  en  garnizoen  zon  voorzien,  «tot  beacherminge  van 
•yn  stad  ende  land"  en  „tot  versekeringh  ende  gernstheQt  van  Comp*.  handel, 
dinaeren  ende  coopmanschappen ".  G.  G.  en  R.,  die  de  zaak  niet  recht  vertrouwden, 
hadden  eindelQk  toegegeven  mits  dat  plaats  en  wQse  van  bonwen  aan  bnnne 
kenze  verbleef  en  de  Snltan  de  bonwkosten  en  de  8old||en  van  't  garnizoen 
voor  zgn  rekening  nam.  Lamotius  moest  goed  opletten  of  de  zaak  gemeend  wis, 
dat  hy  „  uy  t  eenige  alteratie  sQns  [des  Pangerans]  gelaets  wel  (zal)  connen  afnemen." 
In  g^eval  het  ernst  was,  mocht  hy  in  overleg  treden,  «altyt  indachtig  sjnde, 
dat  het  de  Compc  om  geene  vastigheden  ofte  forten  te  doen  is*',  vooral  niet 
in  landen ,  waar  hun  de  handelsvoordeelen  toch  niet  zullen  ontgaan.  Maar  in 
Palembang  zou  een  sterkte  niet  verkeerd  zyn,  „om  den  Mattaram  daer  men 
secht  den  Palembanger  hem  onder  gesubmitteert  heeft,  door  dien  middel  in  sjne 
geaffecteerde  dominatie  te  stutten.'*  Lamotius  moest  een  plaats  aan  de  rivier 
kiezen  „opdat  [wy[  altyd  gelegen theyt  hebben  d'onse,  des  nood  sgnde,  met 
onse  schepen  te  ontsetten."  (Instructie  van  G.  G.  &  R.  voor  Lamotius  dd.  29  Kei  16iS.) 


141 

mime  ngt,  ende  de  Gompe  van  oncoeten  g'excnseert  was,  ons  met 
een  Trundigekeii  brieff  begroetende 

Wt  yenchegden  ende  volgende  consideratien  is  per  resolntie  van 
20  MeQ  ende  primo  Jnng  goed  gevonden,  besendingh  naer  Atchin 
te  doen,  aoo  tot  continuatie  der  oude  aliantie,  tnaschen  den  Staet 
vande  Gompe  ende  't  rQcke  Atchin ,  mitsgaders  de  Coninghinne  ende 
Groeten  met  onse  brieven  te  besoecken,  congratnleren  ende  beschen- 
eken,  ten  eQnde  de  preeminentien  aldaer,  maer  insonderheyt  op 
Snoiatraa  Westcost,  bakten  de  minste  infractie  (gelijck  vande  nieawe 
Engelse  Compe  anno  passado  onderlegt  werde)  geconserveert ,  ende, 
doenlijck  sijnde,  noch  verbetert  wirden,  als  om  dat  vande  resterende 
jnwelen  (door  expresse  last  des  overleden  Conings  nijt  Nederland 
geeomen)  onder  ons  berustende,  mochten  worden  ontlast,  ^  'tcomptoir 
Atchin  als  Sumatras  Westkust  te  visiteren,  ende  over  dien  wegh 
met  Coninghinnes  ambassadeurs  herwaerts  te  keren.  Is  tot  uijtvoeringh 
ende  directie  van  dese  puncten ,  en  meer  andere  voor  te  comen  saecken , 
gecommitteert  geworden  den  oppercoopman  Pieter  Sonrij,  volgens 
commissie  ende  instructie  syn  E:  per  den  Luijpart  20  Jun^  op  JambQ 
nae  gesonden,  dien  volgende  van  JambQ  scheijdende,  over  Malacca 
nae  Atchin  getendeert,  ende  over  Snmatra  ['s  Westkust]  herwaerts 
gekeert  is,  15  November  passado,  nevens  aensienelljcke  gesanten, 
ende  missive  van  d'  Atchinse  Coninghinne Bij  de  mis- 
sive sijnde  een  acte  off  mandament werden  de  novo 

alle  vorige  previlegien  ende  gegunde  voordelen  geconfirmeert,  sulcz 
tent  gevolgh  van  dien  niet  willen  dubiteren.  Wt  gemelte  Gommis- 
ttns,  soo  flchrüteiycke  als  mondelinge  rapporten,  mit4gaders  'tdagh- 

T^ter, verstaen  sijn  comste  de  Coninghinne  ende 

Orooten  opt  hooghste  aengenaem  was ,  sijnde  onse  missive  met  groote 
eere  ontvangen  ende  gelesen 

Over  't  licentieren  der  Engelse  tot  de  Westcusthandel ,  hadde  sich 
den  Commissaris  ten  hooghsten  beclaeght,  ende  versekert,  by  aldien 
[Atjeh]  in  't  gene  de  Nederlandse  Compe  soo  solemneUjck  gegunt  ware, 
▼oornaro  alteratie  te  doen,  geen  staat  op  onse  vrundschap  ende  af- 
fectie te  maken  hadden;  dit  consent  werd  expresseiyck  ontkent, maer 

1  Bit  deel  yas  de  opdracht,  ook  hoofddoel  ran  eenige  vroegere geiantschap- 
P^f  kon  ditmaal  nog  niet  worden  nitgeroerd,  daar  de  Sultan  weigerde,  de 
diamanten  in  ontvangst  te  nemen. 


wel  dat  d'  Engelse  2000  realen  tot  vereeringh  gepresenteert  hadden , 
800  de  saecke  daer  toe  conden  brengen;  namentiyck  licentie  tot  deo 
handel  te  mogen  obtineren.  Item  é9  versoeck  met  aensienlljcke  achen- 
ckagie  de  Coninghinne  hadden  doen  voordragen,  maer  Hare  Hooght 
daertoe  niet  verstaende,  dit  tot  antwoord  gevoeght  heeft,  gaet  en 
versoeckt  snlcz  aen  den  Gonvernenr  Oenerael  vande  Hollanders ,  want 
't  selve  competeert  sijn  £:.  Echter  't  sij  hoe  't  wil  d'Engdwhdbbca 
in  Ticco  geweest,  ende  partije  peper  becomen  •  .  •  .  .  Snlex 
op  dit  Toick  niet  te  veel  stiet  te  maeeken  80,  soo  niet  machtïgh 
waren  onse  previBgien  op  ons  selven  te  mainteneren.  < 

Den  handel  in  Atchin  werd  t'  eenemael  door  den  opnlenten  toe- 
voer der  Mooren  gernineert ende   [wij]    moeten  dat 

Comptoir  meer  nyt  reden  van  0taet  als  om  pro£fiJt  continneeren.    . 

Van  Malacca  verwachten  nader  tijdingh,  omme  U.  Ed.  claerder 
als  na  wegen  't  gepasseerde  int  aenhalen  des  schips  Bon  Esperanee 

te  dienen ,  ^  ende  wat  goederen  van  d'Engelse  aengeslagen  sijn 

Den  Capiteijn  Wiljam  Qorle  ende  ettelijcke  van  sijn  volck  oomen  met 
dese  vlote  over ;  hadde  aenden  Engelsen  President  tot  Bantam  omme 
passagie  versocht,  die  snlcx  afgeslagen  heeft;  eenlijck  gaen  twee  ofte 
drie  personen  derwaerts  met  ons  voorschrijven ,  sonder  't  selve  werden 
niet  geadmitteert,  dat  meer  geschiet  uijt  party  schap,  die  daer  tnssehea 

dese  compn  regneert,  als  om  ons  te  gerieven Onder- 

tnsschen  is  voorschreven  CapiteQn  Qorle  nevens  twee  andere,  die  het 
protest  jegens  den  Gonvr  in  Malacca  gedaen,  ondertekend  hebben, 
door  den  Advocaet  fiscael,  bij  mandament  vanden  Raed  van  Justitie, 
daer  toe  geimpetreert ,  voor  gemelten  Raed  betrocken ,  omme  hunne 
actie,  die  jegens  de  Compe  wegen  het  aenhalen  van  haer  voorschreven 
schip,  vermenen  te  hebben,  binnen  den  tijd  van  ses  weecken  alhier, 
daer  de  qnestie  voorgevallen,  ende  kennisse  van  saken  is,  te  insti- 


1  Wat  wordt  medegedeeld  in  Boffin  in  voortgang  van  omen  handel  en  besiUin» 
gen  op  Sumatra'ê  Wettkutt  (Tijdschrift  ?oor  NeêrlandVIndië ,  1S47,  II,blds.  11} 
en  by  H.  J.  J.  L.  De  Stnera:  De  vestiging  en  uitbreiding  der  Neder ianders  ter 
Weetkutt  van  Sumatra  (Amsterdam,  P.  N.  Tan  Kampen,  1849),  bldx.  6,  over 
de  weigering  van  veilof  tot  het  bouwen  van  een  pakhuis,  is  onjuist  Uet  pakhuis 
werd  wel  degeiyk  gebouwd ,  maar  onder  voortdurend  toesicht  en  spionage  der 
▲tjehers,  die  de  saak  niet  vertrouwden. 

2  Ygl.  hierover  ook  beneden  blds.  167  vv. ' 


I 


148 

taeren,  op  pene  van  silentie  ende  eenwigh  stilswljgen:  waer  op  dan 
19  stanty  comparerende,  daer  toe  gecondemneert  sijn,  ende  conse- 
qnenteigck,  naer  dien  verclaren  daer  niets  in  te  willen  doen,  den 
tgd  overstreken  Bijnde,  bij  sententie  vanden  Raed  verclaert  snllen 
werden  van  hare  pretentie  versteken  te  sijn.  Hoewel  niet  dnbiteren 
of  sullen  des  niet  te  meer  nalaten  hare  dachten  in  Earopa  te  doen , 
ende  reparatie  van  hare  geleden  schade  ende  ongelljck  te  versoecken 

•  .  .  •  •  [Maar  zij  weten  wel]  de  schnlt  aen  hare  cant  te 
wesen,  hebbende  eerst  hostiliteijt  gepleeght,  ende  d'  onse  genoegh- 
Baem  geeonstringeert  tot  extremiteijt  te  comen. 

Aengaende  Malacca  is  in  redelijcken  doene,  maer  consumeert  veel 
volck  y  echter  bestaet  seer  te  beteren  .....  De  Portngesen , 
daer  onder  ons  gesagh  residerende,  comporteren  hun  redelijck,  stil 
eode  gehoorsaem,  op  den  vrede  hopende,  omme  libre  negotie  t'  exer- 
ceren, ende  word  gestadigh  een  wakend  ooge  op  deselvo.  gehondon 

•  •    •    •    .     Van  Arracan  sijn van  rijs  wel  verrien. 

De  landen  ende  volckeren  onder  Malacca  sorterende  bethonen  hun 
obedient,  ende  met  de  bijgelegen  vorsten  word  goede  correspondentie 
gehouden.  Die  van  Jhoor  alleen  sijn  vrij  trots  ende  vrevelmoedigh , 
dewijle  nu  door  den  groeten  bnyt,  1^  de  Malaxse  veroveringh  ge- 
proffiteert,  wat  meer  schijnen  te  hebben  als  gewoon  sijn,  mitsgaders 
de  zee  ongemolesteert  frequenteren ,  daer  wel  ordre  op  te  stellen  sal 
wesen,  soo  het  te  bont  maken:  verleden  jaer  noch  tot  nu  hebben 
ons  in  Batavia  niet  besocht,  dat  voor  eerst  s6o  aensien.  Wt  Malacca 

18  besendingb  nae  de  bocht  van  Patanij  gedaen Den 

thinhaadél  in  Queda,  Pera  ende  Jongh  Salem,  accresseert  meer  ende 
BMr,  ende  word  nae  vermogen  waergenomen. 

Geschreven  in  U  £d:  Casteel  Batavia,  den  22enDecembr  1643. 

Aktonio  van  Dismbk. 
Anth.  Cabit. 

gobnilis  vak  ssb  lljk. 
JoAN  Maktsitijckisb. 
J.  Schouten. 
Salomok  Swbbbs. 


tu 

XIX.  (Jonvemenr-Generaal  (Antonio  Van  Diemen) 
en  Baden  aan  Hamdja,  Sultan  van  Temate, 
25  Febrnari  1643. 

Heer  Coningh ,  Uwe  Hooghts  letteren  gedateert  beide  15  Angnstg 
anno  passado,  sijn  ons  toegebraght  ende  overgelevert  door  den  Cape 
vant  schip  'tSpaens  Galjoen.  W|j  hebben  ons  over  den  inhonde  ten 
hoogsten,  om  verscheijden  redenen,  verblijd.  Eerstelijqk  dat  Uwe 
Hooght  van  soo  dangereasen  sieckte,  daermede  op  des  Gonv>^  Caens 
vertreck  g'affligeert  bleeft,  gereconvaliseert ,  ende  tot  voorige  gesont- 
heijt  gecomen  sijt 

Drie  schepen  sijn  nae  Maccassar  gesonden,  ende  hebben  dien 
Coningh aengeschreven  ons  misnoegen,  over  sijne  hostile  procedoijreoj 
tegen  de  Nederlandse  sterckte  op  Hit  toe  Lamma,  item  d'assistentie 
aende  rebellen  op  Hittoe  ende  Geram,  anno  passado  ondernomen , 
mitsgaders  g'insinneert,  bij  aldien  van  dese  qnade  conr9en^  niet 
desisteert,  genootsaeckt  werden,  den  vrede  met  hem  gemaeckt,  te 
breken,  ende  den  oorloge  voor  sijne  poorten  ende  stranden,  infalibe- 
lijck  te  verwachten  heeft.  Wat  den  Maccassaer  daer  op  resolveren 
zal,  ende  of  door  Cackij  Alij  derwaerts  besendingh  gedaen  aij,  werd 
Uwe  Hooght  door  den  veltheer  Caen  gecommuniceert.  Dese  protectie 
ende  faictelijckhe\jd  der  Maccassaren,  sonde  nimmer  door  haer  onder- 
nomen sgn,  bij  aldien  den  tronwloosen  Qaimelaba  Lonhoe,  ende 
Cacky  Alij  der  Maccassaren  assistentie  niet  hadden  versocht,  Dwe 
Hooghts  landen  aen  den  selven  opgedragen  ende  versocht,  daer  over 
oock  be^de  als  verraders  met  de  doot  moeten  werden  gestraft,  tot 
exempel  van  andere.  Dat  den  losen  Louhoe  sich  heeft  gesnbmitteert, 
is  eenlijck  nijt  dwangh,  geen  nijtcomste  siende,  maer  niet  nijt  liefde, 
ofte  met  een  oprecht  hert,  ende  sal  buiten  twijffel,  soo  in  regeringh 
continneert,  andermael  veel  quaets  beweroken,  derwegen  gelast  heb- 
ben, dese  ende  alle  ongemste  menschen,  nijt  Amboina  te  lichtcD, 
ende  Uwe  Hoogheid  (omme  daer  over  recht  te  doen)  ter  hand  te 
stellen.  Den  Louhoe  met  sijne  vmnden,  moeten  van  cant,  sal  Uwe 
Hooghts  gonveme  sonder  alteratie  wesen ,  ende  de  Nederlanders  de 
nagelen,  conform  't  contract,  genieten.  Sijn  HoQght  overl^ge  dese 
saecke  met  verstant  ende  wijsheijt ,  ende  volght  den  goeden  raed  van 
Uwen  getronwen  vmnd  d'Hr.  Caen,  want  alles  dat  met  Sijn  E.  be- 


14& 

slnijt,  eode  effect  sorteert,  zullen  honden  voor  wel  gedaen,  zoodanigh 
als  off  in  persoon  met  Uwe  Hooght  geresolveert ,  ende  gecontracteert 
hadden. 

Dat  ons  voorleden  jare  [1 642J,  al  weder  groote  ^  partije  nagelen  nijt 
d'Amhoinse  provintie  sijn  ontvoerd ,  ende  hoe  de  Maccassaren  daer  gras- 
seren, sal  Uwe  Hoogheijt  wel  wesen  gerefereert;  waer  over  noch 
niet  hebben  connen  resolveren ,  volgens  contract  Uwe  Hooght  de  4000 
realen  te  laten  toecomen,  onaengesien  d'heere  Caen,  ons  daer  toe 
seer  heeft  getracht  te  persnaderen ,  stellende  Uwe  Hooghtu  oprechtig- 
heijd  ende  goede  debvoiren  breet  voor.  Ondertnsschen  sal  gemelten 
beere  Uwe  Hoogheijd  desen  onsen  brieff  ter  hand  brengen,  met 
alsnlcke  vereeringh,  als  d'inliggende  memorie  dicteert,  wt  welcke 
liberale  schenckagie  wel  znlt  afmeten  wat  slaet  van  Uwe  Hooghegt 
maecken,  ende  hoe  seer  t'nwaerts  genegen  blijven.  Gelieft  'tselvein 
dancke  t'accepteren ,  ende  vertrouwen  de  4000  realen  in  corte  volgen 
Bullen,  dat  seeckerlijck  te  geschieden  staeth,  als  Louhoe,  ende  die 
vant  Tomogolos  geslacht,  aen  cant,  ende  buijten  gesagh  siJn.  Over- 
leght  mede ,  heer  Coningh ,  wat  extraordinarij  lasten  [wij]  spenderen  tot 
mainctenne  van  Uwe  Hooghts  respect,  authoriteijt ,  ende  onse  contracten. 
35  schepen  cleen  ende  groot  werden  daertoe  g'employeert   . 

* 

God   beware    Uwe   Hoogheijt  veele  jaren,  tot  aenwasch  vant  ver- 
maerde  Tamataense  Rijck. 

Int  Gasteel  Batavia,  desen  25en  FebruariJ  Ano  1643. 

Was  geteeckend 
Anthonio  van  Diemsk. 


XX.     Wouter  Seroijen,   gouverneur  der  Molnkken, 
aan  Antonio  Caen  op  Ambon,  28  Januari  1643. 

Coninck  Hamsia  de  Amboinsche  veranderinge  ^  hoerende  stout  als 
verbaest,  ende  en  wist  niet  wat  seggen  souw,  jae  t'  scheen  hem 
onmogeiyck,  ende  sonde  door  verwonderinge  ons  seggen  nauw  gelooft 
gegeven  hebben,   soo  niet  het  schrijven  vanden  Hamba  Radja  SopQ 


1  Hoe  dit  woord  moet  worden  opgevat,  leert  ons  bldz.  40,  boyen. 

2  NI.  wat  Caen   daar  in  1642  had  verricht,   hetwelk  den  16  December  van 
^&t  i&ar  door  officieele  berichten  uit  Batavia  op  Temate  bekend  werd. 

10 


146 

ende  Tman  Swackij  onder  couvert  bi]  d'  onse  gecomen,  die  fijdinge 
hadde  geconfirmeert ,  tWelck  hem  ende  de  sijne  de  waerhe^'t  van  dien 
gewis  dede  aennemen ,  weshalven  opcnmondich  U  £d  :  betoonden  iver 
laudeeren  most.  Soo  was  hem  mede  gants  aengenaem  te  verstaen  ü. 
Ede  herwaerts  comste  met  de  geheele  vloote  naer  verrichtingh  van 
saken  aldaer,  twelck  int  aensien  vant  ander  by  hem  gantsch  cleen 
geoordeelt  wiert,  wetende  dat  Eackij  Alij  geensints  op  zgn  zelveo 
bestaen  can,  ende  daeromme  hem  als  onweerdich  kende ,  moeijte  tot 
yersoeninge  aen  te  wenden,  maer  te  doen  gevoelen,  den  loon  van 
sijne  verdiensten,  waertoe  dan  genonchsame  middel  was,  biyvende 
wyders  in  hoope  met  soo  aensienelycken  macht  den  viant  wt  dit  ge- 

weste  mede  eenmael  te  sullen  doen  verhuysen 

T'   zedert   onse  visite  Junio  jongstleden  op  Macqian  ende  Batsjan 
gedaen ,  is  alles  ter  dier  plaetsen  wel  ende  vreedsamich  afigeloopen.  . 

Met  recht  moeten  [wy]  bekennen  ende  hebben  gesien ,  hoe  seer  Hare 
Edelheden  gevigileert  hebben  spoedich  secours  herwaerts  te  senden, 

om  eenmael  het  Spaens  Manilhas  secours  t'  intercipieeren 

Maer  geUjck  wel  den  mensch  proponeert  soo  effectueert  oock  Godt, 
diet  alles  tzynen  believen  schickt,  ende  heeft  dat  goede  voornemen 
van  Hare  Edelheden  geen  gewenscht  succes  connen  erlangen ,  dewijl 
den  viant  immer  soo  vrouch  inde  weer  geweest  sy  als  wij ,  eode 
maer  4  dagen  daernaer  namentHJck  den  20n  December  voor  Gamme- 
lamme  ende  ingevolge  den  21en  dito  onder  Roemy  met  het  groote 
schip  San  Juan  van  a'^  passado  ende  een  tameHjck  groot  jacht  met 

16  stucken  ten  ancker  gecomen  syn 

.  .  .  .  Sullen  vorder  in  desen  tot  vcrhael  der  gepasseerde 
saken  in  Molncco  tsedert  t'  vertreck  vant  Galjoen,  dato  18en  Aug^ 
a^  42   naer  bevindinge  largo  zyn. 

Ende hebben    gestadich   gevigileert,   den   Coninoq 

Hamsia  ende  die  van  Macqian  aen  te  porren  de  geconqnesteerde 
vestinge  op  Piache  inde  hoochste  achtinge  te  nemen  dewyie  sijne 
rycxpalen  met  die  overwinninge  grooteiycx  wtgebreyt  ende  den  vi- 
ant insonderheyt  daerdoor  gediscommodeert  ende  sijn  spyscamer  af- 
gesneden was ,  geHjck  tsedert  genouchsaem  gesien  is ,  met  wat  moegte 
ende  arbeyt  soo  wel  den  Spanjaert  als  den  Tidorees  door  maeckeo 
van  thuynen  ende  planten  van  vier  casteelen  aende  cost  gecomen 
syn ,  in  vougen  genouchsaem  dier  beyder  natie  onderganck  ende  mine 


U7 

bg  devalisatie  vaut  Manilhaa  secoars  geschapeD  stont,  t  welck  nu 
noch  voor  een  oorten  tijt  verlengt  bl^ft,  ende  immer  soo  wel  als  wg 
heeft  Hameia  ende  inaonderhe^t  den  Macqiannees  die  van  Piache  t' 
meeste  voordeel  geniet,  de  behoudenisse  van  dien  int  eerste  naer  ver- 
mogen beliartieht,  ten  eijnde  den  Tidorees  die  benant  sadt,  ende  ge- 
stadieh  naer  de  wederwinninge  getracht  heeft  daerop  geen  voordeel 

en  bequame,  dan de  sterfte  in  allen  deele  d*  over- 

hant  nemende,  snlcx  dat  inden  tijdt  van  ongeveer  5  maeuden  wegnich 
min  dan  300  man  vermindert  syn,  bennen  deselve  in  moet  soo  ver- 
flauwt dat  nanweiycz  iemant  darwaerts  gaen  derff,  sulcx  dat  die 
plaets  by  wglen  gants  ledich  van  volck  is ,  ende  ten  ware  wy  daer- 
voor  geen  meerder  sorch  en  droegen  dan  sy ,  Piache  sonw  eer  langh 
den  Tidorees  wederom  in  besith  crygen,  twelck  nochtans  door  alle 
yermogende  middelen  moet  voorgecomen  werden,  waeromme  dan  by 
Hamsia  noch  so  veel  tot  syn  eygen  best  gevordert  hebbe ,  dat  eyn- 
deiyck  den   Sengadja  Mortier  met   syn  corcorre  ende  eenige  Macqi- 

anders  onder  geleyde  vant  jacht  Arnemuyden derwaerts 

gesonden  syn,  in  vongen  die  plaetse  jegens  wil  ende  begeerte  ge- 
houden wert,  sulcx  met  U  Eds  comste  ende  d'  nakende  veranderingh 
in  dit  gewest  well  een  ander  wech  nemen  mocht. 

Noyt  en  heeff  den  Tidorees  noch  den  Spangjaert,  alhoewel  met 
twee  galeijen  versien ,  door  vreese  vant  jacht  Grol  op  Piache  voor- 
schreven een  aenslach  derven  maken,  maer  heeft  den  Spangiaert  die 
zyne  galeyen  nimmer  soo  veer  heeft  derven  vertrouwen  den  Tidorees 
op  haer  te  comen  groot  seconrs  nitgestelt 

Den  oorloch  tnsschen  Tarnataen,  Spangiaert  ende  Tidorees  heeft 
tsedert  met  verbitteringe  gecontinueert  ende  met  winst  en  verlies  uit- 
gevallen. Niet  meer  dan  eenmael  heeft  hem  den  Spangiaert  int  velt 
derven  begeven  om  d'  onse  een  voordeel  aff  te  sien  als  wanneer  door 
overloopers  ontdect  synde  sonder  verrichtinge  opbreecken  most.  T' 
schynt  niet  den  wille  maer  het  onvermogen  het  weinich  wtcomen 
veroorsaact,  gemerct  geen  meerder  macht  en  hebben  gehadt,  als  even 
tot  de  besettinge  haerder  forten  nodich  is  geweest.  T  geene  nu  mede 
gebracht  hebben  wert  begroot  op  150  coppen  in  drie  compen  verdeelt, 
wesende  meest  alle  jongens  ende  onervaren  volcq  daer  met  noch  niet 
b§  der  hant  genomen  hebben.  Wat  in  gevolch  doen  sullen  moeten 
afwachten*  Ter  see  in  garouw  hebben  onse  Mardyckers  ende  oock  de 


148 

Tarnatanen ,  redelycke  advance  gedaen ,  dan  dewijl  de  fortuijn  vanden 
oerlogh    seltsaem    loopt,   ende   niet  altijt   winst  lyden  wil  heeft  het 
wanckelbare  radt  van  fortuijn  aan  onser  sijde  door  pure  onachtsaem- 
heyt  ende  alte  stoute  onbedachtsaemheijt  der  geener  die  meerder  toe- 
versicht  toebetront  hadde,  mede  vertoont,  namentlijck  op  15   Novem- 
ber voorleden  des  morgens   als  wanneer  seeckere  gilalo  vanden  viant 
voorbij   Tolnceo  naer  eenige  visschers  prautjens  schepten  ende   door 
onse   Mardijckers   gesien   wesende,  wt  goeden  ijver  met  groote  sneJ- 
heijd   gelijck   meermael    gedaen  was,  hare  gilalo  te  water  brachten, 
aleer  de  weet  van  dien  noch  nanlijcx  binnent  casteel  was ,  als  wanneer 
den    g'noffamaniere   Bamabe    met  den  luij tenant  Willem  Bocq  boven 
quamen    ende   gantsch    ernstigh    versochten   om  op  den  viant  die  sg 
dochten  het  casteel  niet  te  sullen  connen  passeeren ,  den  wech  af  te 
snijden  ende  te  vervolgen ,  tweick  naer  eenige  malen  weygerens  noch 
eijndeiyck    vergunt   wiert,    edoch  met  expresse  last  ende  ordre  niet 
voorder  te  vervongen  als  ongeveer  t'siobbe,  om  haer  open  te  honden 
ten  eijnde  door  lagen  vanden  viant,  niet  verschalckt  mochten  werden , 
snlcx  meer  hadde  sien  gebeuren  ende  ons  oock  inviel,  dit  werckdaer 
mede  op   aeugeleijl   was,   >    wes   tot   meerder  verseeckeringe  diverse 
malen  belast  wiert  dat  soo  wanneer  vant  fort  sagen  schieten ,  dadeli|ck 
souden  te  rugge  keeren  tweick  wel  gesecht  wiert  te  sullen  doen,  maer 
echter   niet  gevolcht.  Dus  staken  d'  onse  wt,  ende  vervolchden  den 
viant  soo   snel    dat  int   cort   haer  den  wech  op  Tsiobbe  te  geraken 
afsneden,  waeromme  genootsaect  was  op  den  houck  van  Tidoor  aen 
te  stevenen  tweick  d'onseteiverigerdede  volgen,  ende  niet  deockende 
op   gegeven    ordre,    geraecten   met  den  vluchtenden  viant  veer  tzee^ 
waerinne  geen  behagen  hebbende  lieten  een  schoot  doen,  daer  echter 
niet  naer   en   luij  sterden,    maer   even    hart   al  schietende  den  voor- 
looper   volchden ,  sulcx  dat  heel  vande  hant  afwesende  den  viant  ge. 
legentheijt  sach ,  ende  met  drie  welgemande  prauwen ,  daeronder  den 
Goninck   van  Tidoor ,  met  2  groote  wt  t'Siobbe ,  daer  soo  langh  ver- 


1  Caen  teekeot  hierby  aan :  „  Nota  dewyle  het  hem  inviel  twerck  daerop 
aengelegt  was ,  waerom  de  gilalo  niet  binnen  gehouden ,  ofte  een  clegn  prautjen 
tot  een  voorlooper  ....  voor  wt  .  .  .  .  gesonden  ....  Maer  dit  was  te  veel 
moeyte  ende  den  viant  wierde  te  cleyn  geacht.  O  roven  misslach  tot  groote 
disrepntatie  ende  verachteringe  van  dea  Comp*  progressen  inde  Molncksche 
qaartieren. " 


149 

borgen  gelegen  hadden  voortqnamen ,  twelck  door  d'  onse  gesien  zgnde 

evenwel    in   vervolch    bleven  totdat  te  laat  hare  botticheyt  vermero- 

kende  steven  swaeijden,  met  meijninge  Maleije  ofte  Tolncco  door  haer 

snei   beseheptheijt  te    becomen,  daer  sy  wel  sagen  sulcx  onmogelijk 

was,  maer  de  geheele  zee  openhadden  en  naer  Dodingo  in  alle  verseeckert- 

he^t  de  wijck  te  connen  nemen ,  twelck  niet  en  wilden  doen ,  omdat  de 

Hollanders  ende  derselver  Mardyckers  dien  schandelijcken    naem  van 

voor  haren  viant  te  vlochten  niet  en  souden  onderworpen  wesen ,  even 

off  salcz  üoijt  meer  gebeart  en  was ,  achtende  meerder  eere  te  wesen 

vermetelijck    ende  vechtende    te    vallen    in    's  viants  handen  dan  te 

vlochten    voor   viermaal   stercker   partije,    in    welck  voornemen  dese 

veechwesende    opperhooffden    voortgingen,   ende  geraecten  cort  daer- 

naer  soo  wacker  aende  man ,  dattet  oock  wel  een  lust  om  zien  sonde 

geweest  zyn ,  soo  t  geiycke  ptye  ofte  ten  minsten  twee  tegens  een  waer 

geweest,  ende   slongen    d'    onse   den   viant  int  eerste  aencomen  soo 

mannelijck   af  dat  achter  wt    deysen  most  maer  de  cans  andermael 

hervattende  geraecten  d'   onse   inde    ly  ende  wierden  van  alle  vier 

geHjckeUJck    aengetast    sulcx    dat   deselve  naer  een  cort  doch  hevich 

gevecht  alvooren  Barnabe  ende  een  sergiant  buyten  boort  geschoten , 

ende  verdroncken,  den  Iny tenant  met  8  wonden,  ende  nevens eenige 

vande  voornaemste  Mardyckers  onder  voet ,  vanden  viant  onder  rijck 

vant  casteels  canon  (manneHjck  vechtende) ,  vermeestert  zyn,  in  vongen 

wy  dat  onheyi  met  verdriet,  voor  onse  oogen  moesten  aensien,  sonde r 

het  minste    ontseth   te  connen    doen,   dewijl  niet  eefi  corcon'e  nochie 

(M)ck  volck    hu   fieele   quarlier    ie   becomen   waSj  ^    hebbende  Gilolos 

Coninck  genonch    te    doen   hem    te   sal veeren   als    wanneer   deselve 

tgevecht  aengaende  nitgestoocken  was.  In  dier  vougen  dan  is  ons  dat 

ongeval  door  pure  venneleUieijl  *  ende  verkeerden  yver  toegecoomen, 

hebbende  den  viant  daarby  verovert  levendich  ende  doot  65  coppen, 

te  weten   7  Duytsen,  5  Mooren  van  Tacomy  daeronder  den  Modim, 

^1  gegagieerde    ende    12   vrye   Mardyckers,  daer  met  onder  convoy 

van  2  galeijen   naer   Gammalamma   geschept   zyn.   Onse  gevangen 


^  Caen  teekent  hierbg  aan  :„....  waerom  onse  gilalo  niet  thugs  gehoaden 
alsser  geen  correcorreu  noch  volck  int  Ternataensche  quartier  was  .  .  ,  .  " 

2  Caen  teekent  hierbij  aan:  „T  ig  geen  vermetelheijt  maer  een  roeckeloose 
onverantwoordelijcke  hasarderiage ,  tvolck  is  voordesen  anders  gemesuageert 
geweest." 


150 

6  Dngtsen  wierden  ons  op  versouck  drie  dagen  daemaer  door  den 
Spaenschen  Oonvr  toegesonden,  dan  wegens  de  Mardyckers  en  conde 
niet  overeencomen.  Den  Inijtenant  Willem  Bocq  die  oorsake  van  dit 
verlies  was ,  stont  zijn  ongehoorsaemheijt  te  verantwoorden ,  edoch  als 
gesecht  met  8  wonden  seer  swaer  gequetst  zijnde  storf  den  26«n  der- 
selvr   maent  in  vongen  syne  te  volgen  straffe  daerdoor  ontcomen  is. 

Seer  wreedelijck  ginek  den  Tidorees  met  onse  gevangen  Mardyckers 
(als  wanneer  op  Gammalamma  geweest  was)  te  werck^  ■  doch  niet 
Bonder  instigatie  van  den  Spangit,  goo  naemaels  bemerct  hebben, 
twelck  met  gelijcke  mnnt  t'zQner  ty t  oock  wacker  sal  vergolden  werden. 

Naer  dit  verrichten  is  den  Tidorees  met  4  corcorren  nevens  die 
van  Weda  ende  Maba  tsamen  sterck  inde  20  corcorren  aende  oost- 
syde  van  Alamahera  geweest  ende  de  negry  Caauw,  wesende  het 
principaelste  dorp  waervan  Dodinge  syn  voetsel  crycht,  onder  schyn 
van  vrintschap  afgeloopen,  verbrant,  alle  de  praawen  aan  stncken 
geslagen,  ende  naer  een  tyt  aldaer  geweest  hebbende  met  inde  60 
sielen,  bestaende  meest  wt  vrouwen  ende  kinderen  wederomme  ver- 
trocken.  Tscheen  Hamsia  dat  verlies  seer  weijnich  ende  als  niet 
estimeerde,  daer  nochtans  aent  selve  Dodinges  behoadenisse  gelegen 
is.  D'inwooners  welcke  meest  boeren  zyn ,  hebben  haer  ter  vlncht  int 
bos  gesalveert,  ende  bennen  doende  die  plaetse  wederomme  te  be- 
bouwen ende  in  possessie  te  nemen.  Noyt  en  soude  Hamsia  aende 
weder  becominge  dier  plaetse  gedocht  hebben,  soo  niet  gestadich  daer- 
toe  ware  aengeport  geweest,  dan  door  schaemte  hem  overwonnen 
vindende,  is  eyndelyck  tot  resolutie  gecomen,  zyne  overicheyt  die 
immer  soo  traech  zyn  als  hy  aen  te  presten ,  daerop  dan  noch  eyndelyck 
weynich  gevolch  gecomen  is,  gemerckt  den  Ter nataenschen  adel ,  door 
voorgeven  van  onvermogen  Hamsia  naer  haer  sinneiyckheyt  soo  weten 
te  streelen,  dat  in  allen  declen  dien  leuyen  hoop,  geHjck  gegeven 
wert,  twelck  hem  dan  soo  aengenaem  is,  in  vougen,  soo  voor  des- 
selffs  staet,  UEd.  niet  onbekent,  geen  meer  sorch  gedragen  wert ,  als 
hy  te  herten  neemt,  Ternates  heerschappie  sonde  haest  een  eynde 
nemen,  tgeen  noch  tans  door  meerder  voorsichtigheyt  als  zy  ge- 
bruycken  moet  voorgecomen  werden,  soo  onse  Hren  meesters  tot  het 


1     Huil  werd  door  de  Tidoreeeen  „met  coelen  moede  alle  H  hooft  afgeslagen." 
(Caen  en  Baad  op  Ambon  aan  G.  6.  en  B.,  dd.  27  April  1643). 


151 

doelwit   sullen    geraken,  oversulcx  Hamsia  die  oudt  ende  wijfs  ia  bij 
wylen  aanvoeren  moeten,  gelijck  tot  noch  toe  geschiet  is. 

Op  Macqian  ende  d'  overcast  gatet  noch  wel  ende  blijven  die 
vronden  noch  harde  vianden  vanden  Spangiaert  ende  Tidorees ,  edoch 
gelijck  alle  swarten,  moeten  deselve  mede  aengeprest  werden,  sal- 
mender  wat  goets  van  sien     ..... 

Gooinck  Hamsia  was  voornemens  geweest  een  corcorre  [naar  Ambon] 
gesonden  te  hebben,  om  vandaer  eenige  tijdinge  te  spoediger  te  be- 
comen,  twelck  hem  als  een  onnodige  sake  wesende,  ende  om  niet 
meer  Temataensche  wargeesten  die  doch  aldaer  ten  overvloede  zijn, 
oorsake  tot  inwortelinge  te  geven,  gants  ende  geheel  afgeraden  hebbe, 
gemerct  t  gepasseerde  in  d'  Amboiusche  quartieren  als  U  £d.  ge- 
wisse comste    in  dat  geweste  hem  ende  ons  tsijnder  iijt 

ten  ontwijffel  bekent  soude  gemaeckt  worden ,  twelck  dan  bij  hem  mede 
alsoo  begreepen  zijnde  van  dat  voornemen  ende  om  zijne  armade 
jegens  U  £d.  comste  sooveel  stercker  bijeen  te  hebben,  gewillich 
afi&tant  gedaen  heeft,  blijvende  vorders  besich  ordre  in  alle  quartieren 
te  senden  om  de  geheele  macht  jegens  U  Ed.  comste  gereet  te  hebben , 
ten  eynde  daerbij  geen  verleth  veroorsaect  wert. 

Andermael    heeft   aen   ons   versocht    U  Ed.  indachtich  te  maken, 
therwaerts  presten  ofte  mede  brengen  vanden  jongen  Quimelaha  Madire 
tot  wiens  prsoon  gantsch  genegen  schijnt ,  voornemens  sijnde  denselven 
tot  zijnen  Stadthouder  aldaer  (ende  iu  plaetse  van  Quimelaha  Louhoe 
wiens  rebellige  proceduyren   onaengesien  hem  wt  pure  dwangh  heeft 
moeten  snbmitteeren,   een  walch  schijnen)  te  promoveeren,  gemerct 
hg  een  ingeboorne  aldaer  ende  soo  wel  als  Louhoe  vant  geslachte  der 
Tomogolen    zijnde,  die  bedieninge  in  beter  gerustheijt  tot  sijn  staets 
voordeel  dan   iemant  dirigeren  sal,  gelijck  dan  sulcx  van  hier  door 
ons  ende  ZQne  Mat  aen  Amboinaes  Heer  Gouvr.  Gerard  Demmer  ge- 
schreven is,  onaengesien  doenmaels  geenkennisse  van  sijne gedwongen 
geboorsaemheijt  en  hadde.  Echter  blijft  in  dat  voornemen  overander- 
lijck,  ende  aengesien  Loehoedoor  vorderinge  vanmeergeseydeMadjere 
van  alle  digniteijten  ende  vorich  gesach  gefrustreert  sal  werden   ende 
dien  volgende  in  die  gewesten  onder  sommige  heijmelljcke  roer vincken, 
dewelcke  doch  nimmer  mancqueeren  sullen,  geen  oorsaeck  tot  quader 
gevolch   te   geven,  vint   Zijne   Mat.  geraden,   dien  onrustigen  geest 
berwaerts   t'ontbieden,    om    naer   gelegentheijt  ende   bevindinge  van 


159 

saken  met  hem  te  handelen,  gelljck  dan  dienaengaende  Zijne  Mat 
ü  £d.  schrijvende  is  ^ ;  ende  hem  in  U  Ed.  doen  t'zijnen  besten  vol- 
comentiyck  zal  genoegen  laten. 

Dus  veer  geschreven  hebbende, comt  ons  overwacht ' 

schrijven  van  den  Heer  Groavr.    Demmer  wt  Amboina 

,  wt  welckers  inhoude  soo  wel  wij  als  Synne  Ma^.  noch 

grondiger  hebben  begrepen,  de  vorderlijcke  veranderinge  soo  hem 
tzedert  UËde.  vertreck  wt  die  quartieren  hebben  vertoont,  salcz  dat 
oock  niet  en  wert  getwijffelt,  aen  vorder  succes  met  U  Ed.  verschyninge 
in  dat  geweste,  ende  meent  Zijne  Mat  gelijckt  oock  niet  vreemt  is, 
dat  den  onvermogenden  Kackij  Alij  niet  sal  derven  dencken  soo 
grooten  macht  te  resisteeren  maer  gelijck  Louhoe  ende  anderen  thooft 
in  schoot  leggen  ofte  wel  wt  schaemte  ende  vreese  van  verdiende 
straffe  hem  elder»  vluchtich  begeven,  ende  zijn  leven  als  een  arm 
gesel  doorbrengen,  soo  niet  en  wil  sien  gelijck  dien  eerloosen bondt- 
breecker  wegens  t'Hittoese  lant  in  manieren  van  Bandaes  constitatie 
selfs  menichmalen  geprognostiqueert  heeft,  edoch  en  willen  niet  twijffelen 
off  de  gemeente  wien  t'onweer  meest  boven  thooft  hangt,  ende  de 
smerte  voelen  sal,  sullen  dien  guijt  om  haer  verderff  voor  te  comen 
de  Oompa  in  handen  leveren,  off  hem  selfs  het  leven  vercorten  dat 
Godt  geve,  ten  eijnde  de  menigerbande  fastidien  eenmael  te  boven 
comen,  ende  onse  principalen  een  gernsten  staet  besitten  mogen. 

Op  ontfanck  der  Amboinsche  missiven  begaven  ons  psoonelQck  bij 
Zijne  Magt^  om,  nevens  het  doen  haesten  met  schrgven,  wegens 
Lonhoes  gelegentheijt  wijders  te  spreecken;  daerover  met  hem  wijt 
ende  breed  gediscoureert  zijnde,  conden  geen  ander  middel  wtvindea 
als  aireede  wegen  sijn  prsoon  beslooten  was,  alhoewel  liever  sach 
(soo  doenmael  con  bemercken)  dat  door  deen  off  d'  ander  middel 
wt  de  werelt  rocht,  om  hem  alsoo  t*  ontlasten  van  grooter  moeijten, 
die  wt  dat  werck  noch  wel  mocht  comen  te  resul teeren.  Echter 
niettemin  om  zijn  gegeven  woort  te  doen  gelden  van  den  Qnimelaha 
zijne  fauten  te  pardonneeren  ende  selfs  hem  grooter  te  maken  als 
zijne  voorouderen  geweest  waren,  siet  geen  ander  uitcomste  als  hem 
gelijck   vooren   gesecht  harwaerts  te  ontbieden,  ende  naer  gelegent- 


1  Jtfissive  yaa  Hamsia,  letter  A. 

2  DeD  20«t«n  Januari. 


153 

h^t  als  beTindinge  van  saken  met  hem  te  handelen,  maer  overmits 

meergemelten  Ex  Demmer  in  zijne  E.  schrijveü  secht,  denselven  om 

prticuliere  verrichtingh   naer  Bonro  onder  voorgeven  van  eenig  volck 

tot  den  arbeijt  in  Combelle  te  brengen  ende  van  daer  naer  Tomaho 

tot  versoack  van  sgn  oom ,  den  onden  Fackierij ,  te  gaen ,  geeft  Zijne  Mat 

qnaet  gevoelen  ende  vermoeden  hemselven  aldaer  eenich  vorder  aenhanck 

onder  zgne  favorijten  te  maken  y  van  nieus  op  sQn  leven  te  bestaen , 

ende  straffe  die  hij   weet  t'   eeniger  tijt  noch  wis  te  sullen  volgen, 

door  soodanigen   middel  t'   ontcoomen,    ende   off  Kackij  Alij  t'  vier 

wat  nader  comende  hen  mede  niet  onder  dat  geselschap  begeven  sal 

heeft  zijn  bedencken,  echter  sal  soodanigen  conjungatie  volgens  Ham < 

siaes  gevoelen   geen   werck  van   consideratie  wesen,  om  door  dien 

middel  de  Compe    off  zijnen  staet  hinderiyck  te  wesen,  dewijl  doch 

nogt  gesien  is,  vluchtige  Heeren  buijten  haer  palen  absoluijte  souve- 

rayniteyt  boven   de  lantsaten  gediffereert   wert,  maer  om  t'  overige 

van  haer  leven   genouch   in   ballingschap   door  te  brengen,  dat  die 

ongeruste  ende  quaed-aerdige  menschen  mede  te  volgen  staet. 

T*  gevalt  Zijne  Magt  naer  schijn  wel  het  boawen  ende  sterck 
maken  van  Combello  welcke  schuijlplaetse  der  vremdelingen  door  dat 
werck  nu  geheel  een  verseeckeringh  van  sijnen  staet  ende  s'  Compes 
n^otie  op  Cerams  cust  wesen  sal,  welcke  gelegen  plaetse  den  on- 
gepermitteerden  handelaer  missende,  haer  de  frequentatie  vande  Am- 
boinsche  landen,  sal  doen  vergeeten,  te  meer  doordien  hare  groote 
macht  dat  Qnimelaha  Louhoe  in  zijn  schrijven  aenden  Conincq  op 
4700  coppen  begroot  soo  wacker  aende  merckt  geweest  ,  ende  door 
d'  ODse  daer  tegen  cleen  vermogen  meestal  verslagen  ende  verjaacht 
in  vougen  oock  niet  een  van  hare  joncqen  wederom  thuijs  gekeert 
zQn,  twelck  haer  den  lust  soo  sal  doen  vergaen,  dat  het  derwaerts 
varen  haer  gruwen  sal,  waeromme  Zgne  Mat  vaststelt  deseu  jare  wt 
Maccasser  geen  macht  tot    hulpe  der  rebellen  comen  zal    .    .     . 

Seer  wel  heeft  den  Coninck  begrepen  de  reden  waerom  d'  Hr  Gouvr 
Demmer  Sijne  Magts  begeeren  den  jongen  Qnimelaha  Madj ere  secreet 
gehouden  heeff.  T'  openbaren  van  dien  soude  niet  dan  onlusten  ende 
verwijdermge  inde  noch  teere  reformatie  veroorsaect  hebben,  ende 
dewijl  met  U£d:  comste  alles  soo  vast  sal  connen  gestelt  werden 
dat  oock  de  minste  veranderinge  in  absentie  van  hem  ende  eenige 
andere  orangkaijs  kinderen  baren   sal,  versonckt  andermael  deselve 


154 

in   UEd:   compa   herwaerts  mach  gebracht  werden,  om   zijn    voor- 
nemen in  dien  te  doen  effect  sorteeren. 

.     .     .    .     Ons  sober  getal  militaire soo  op  Macqian 

als  Maleijen  [is]  naulijcx  sufficant d'  oirdinaire  senti- 

neilen  te  voldoen 

Opt  sluijten  van  desen  met  den  Coninck  wegens  Quimelaha  Loeboe 
paerder  in  conferentie  getreden  zijnde  verclaerde  Zijne  Mat  niet  ge- 
negen te  wesen  Louhoe  herwaerts  t'  ontbieden,  maer  dien  booswicht 
geheel  ende  al  ÜEd :  over  te  leveren ,  om  denselven  door  wegen  van 
justitie  wt  Zijne  Mats  name  V  eenemael  wt  het  getal  der  levendige 
wech  te  rucken,  ofte  anders  in  strickte  gevangenisse  tot  versendinge 
naer  Batavia  op  te  slnijten  aengesien  Zijne  Magt  met  goede  meijninge 
verclaert  hem  Louhoe  niet  meer  onder  zijne  oogen  te  gednlden ,  maer 
expresselijck  versonct,  in  manieren  voorschreven  met  hem  gehandelt 
werden  sal,  seggeude  desselfs  snoode  gepleechde  actiën  ten  overvloede 
dootsstraffe  verdient  te  hebben ,  waeromme  dan  ende  om  van  dit  zijn 
voornemen  niemant  bekent  te  maken  secreetelijck  binnent  casteel  inde 
winckel  het  nevensgaende  Nederlants  afschrift,  '  wt  eijgen  begeerte 
geconcipieert  ende  door  d'  onse  wt  de  penne  gebracht  is,  sonder  dat 
oock  dies  aengaende  iemant  anders  dan  eenelljck  hij,  den  schryver 
ende  toick  kennisse  heeft ,  zijnde  d'  andere,  soo  aen  UEd : ,  d'  Hr 
Demmer,  Olijlima,  ende  Oulijsiva  gedirigt,  door  den  Temataenschen 
schribent  ter  kennisse  vande  Soavivos  ende  Tamataenschen  adel  opt 
pampier  gebracht,  '  om  door  dien  middel  geen  achterdocht  te  ver- 
oorsaken.  t  Zijn  sinisteriijcke  practijcquen  door  Hamsia  bedacht  waer- 
door  meent  sijne  voorgaende  qninckslagen ,  ende  eijgen  genseerde 
meneesheijt  te  verduijsteren ,  ende  hem  Quimelaha  die  van  ontrouwe 
ende  schelmstucken  in  geenen  deele  t'  exouseercn  is ,  op  den  hals  te 
schuljven 

Geschreven  Maleije  int  Casteel  opt  Ejjlant  Ternate  desen  28en  Jannarij 
üP  1643. 

Onderstont 

W.    SEROIJBlf. 


1     Missive  van  Hamdja,  letter  C. 

t2     Missive  van  Hamdja,  letters  B  en  D. 


155 

XXL  Hamdja,  Sultan  van  Ternate,  aan  verschillende 
antoriteiten  <. 

A. 
Translaet  van  Missive  door  den  Cooninck 
van  Tematen  aen  d.  E.  Heer  Antho.  üaen. 

lek  Coninck  van  Ternaten,  sende  desen  mijnen  brieff  aen  mijnen 
vrindt  d.  E.  Heer  Antho.  Caen. 

lek  laet  ü.  E.  weeten  dat  op  't  arrivament  vande  twee  jongst  van 
Batavia  alhier  gearriveerde  scheepen,  de  tijdinge  van  U.  E.  comste 
verstaen  hebbende,  onse  vyanden  den  Spangiaert  ende  Tidoreesniet 
wegDich  met  vrese  beladen  geworden  zijn,  ende  tot  noch  toe  met 
pitchiaren  niet  op  honden.  Oock  blijven  bijde  partijen  als  ter  doot 
verwesene  In^den,  over  sulcks  versoecke  seer  ernstich,  bij  aldien  ü 
E.  costlj  (dat  Godt  geve)  wel  gearriveert  zyt,  aldaer  niet  lange  ver- 
toeven, maer  herwerts  gelieft  te  spoeden. 

Wanneer  ü.  E.  door  de  heer  Demmers  eenige  secreeten  te  kennen 
gegeven  werden,  gelieft  't  selve  voor  waracbtich  als  sgnde  mijn  op- 
rechte meninge  aentenemen,  en  Can  U.  E.  met  gemelte  heer  Demmers 
dies  wegen  beraatslagen ,  want  U  beijde  de  saecken  bevolen  late. 

Loahoe  met  de  Qnipattljs  ende  alle  d*overheijt  gelieft  U.  E.  her- 
waerts  te  brengen,  als  wanneer  alles  snllen  slechten. 

B. 
Translaet   Missive  des  Coonincks  v.  Ternaten 
aan  d.  Heer  Gouverneur  Gerard  Demmer. 

lek  Coninck  van  Tematen  sende  desen  mijnen  brieff  in  handen 
vanden  E.  Hr.  Geraerd  Demmer  gouverneur  in  Amboina. 

lek  laet  U  E.  weeten ,  dat  den  brieff  pr  Labouwers  laest  gesonden 
wel  ontfangen  hebbe,  ende  daer  uijt  den  stant  van  Amboina  volco- 
melgck  gesien,  als  mede  dat  Louhoe  gerecoosilieert  ende  met  U.  E: 
vereenicht  is,  dat  mij  seer  lieff  is  geweest  te  verstaen,  ende  blijft 
voortaen  Amboina,  ende  voerders  't  gunt  mij  aengaet ,  U.  E :  als  eggen 
gerecommandrt,  te  meer  alsoo  niet  alleen  Louhoe,  maer  oock  alle 
Soasivos  ende  Olimas  met  d.  E.  Compa  bevredicht  zijn,  alle  't  welcke 

1  De  data  kannen  ongeveer  worden  opgemaakt  uit  Seroijens  brief  aan  Caen 
van  28  Jannarl  1643. 


156 

mij  van  harten  seer  doet  verheugen,  verhopende  vorders  (doorGodes 
hnlpe)  de  £.  heer  Antho  Gaen  costj  spoedich  sal  gearri veert  zyn,a]8 
wanneer  U.  £.  geme  heer  Caen,  mijnent  wegen  om  haestich  in  Moluco 
te  comen  gelieft  te  versoecken,  want  de  Tidoresen  verstaen  hebbende, 
geseijde  heer  Caen,  in  Moluco  te  verschijnen  gesint,  ende  voornemens 
was,  als  met  een  swaere  sieckte  aireede  beladen  zijn,  niet  wetende 
off  daer  van  opooomen  of  sterven  sullen. 

Wanneer  d.  E :  Heer  Caen  herwaerts  tendeert  dat  verhoep  haestich 
geschieden  zal,  is  mijn  versoeck,  dat  de  Quimelha,  Sengadis,  Qni- 
patteijs,  Olisivas,  ende  Olilimas,  als  oock  alle  d  overheden  van 
Amboina,  herwaerts  over  mede  voert,  als  wanneer  deselve,  naerdat 
alles  alhier  vereffent  is ,  wederom  nae  haere  plaetse  sal  laten  vaeren, 
ende  sullen  als  dan  over  't  leveren  der  crnijnagelen  costj  medeordre 
stellen. 

U.  £.  schrijft  mede  van  Berahj ,  deselve  iseenslaeffendesoodanlch 
Mardessa  gestraft  hebben,  connen  hem  meede  wel  laeten  toecoomen, 
oversulcx  versoecke  de  heer  Caen,  ende  U.  E.  op  zijn  doen  ende 
handel  gelieft  te  letten,  ende  wanneer  naer  gedane  vermaninge  in 
zijn  boosheijt  continueert,  stelle  midts  desen  U  E.  beijder  believen» 
omme  deselven  aldaer,  gelijck  alhier  Mardessa  gedaen  hebben,  te 
straffen  ofte  herwaerts  brengen  om  zijn  loon  alhier  t'ontfangen  ende 
bij  aldien  UE.  hem  aldaer  justificeert ,  gelieft  naer  mijn  gerechticheden 
te  vernemen  die  mij  soo  lange  jaeren  herwaerts  ontstolen  heeft,  op- 
dat 't  gunt  bij  hem  gevonden  wert,  met  d.  E.  Anto  Gaen  mij  mach 
toe  gevoert  werden.  Insgelijcx  gelieft  naer  de  huijs vrouw  van  Mar- 
dessa ende  desselfs  kinderen,  t  midtsgaders  alle  haer  goederen  op 
Tannouwarouw  te  verneme  ende  mede  mij  herwaerts  toecomen  laten. 

Aengaende  Cackj  Alj  daer  van  raaecke  in  desen  geen  mentjeal&oo 
genoechsaem  sijn  doen  uijt  U.  E.  brieff  gesien  hebbe,  over  sulcx  oock 
niet  waerdich  achte  van  hem  te  verhaelen. 

C. 

Translaet  2  Missiven  van  Ternatens  Coninck 
aen  de  heer  Gouverneur  Demmer. 

lek  Coonink  van  Tomaten,  sende  desen  mijnen  brieff  aen  d'  E. 
Heer  Gerard  Demmer,  raat  van  India  ende  Gouvr  in  de  quartieren 
van    Amboina.  lek   laat   U.  E.  weeten  dat  den  brieff  pr  Labouwers 


157 

pranw  jongst  gesonden,  wel  terhandt  gecomen  zijn,  desselfs  inhont 
verstaen,  ende  ben  over  den  welstant  van  Ambona  seer  verblijt  ge- 
weest, over  snlcx  oock  't  voorder  redres  derselver  landen,  alsmede 
alles  in  die  quartieren,  van  Olisivas  &  Olilimas,  insgelijcx  mijne 
gerechticheyden  aldaer  gerecommandeert  ende  U.  ë  :  bevolen  late. 

Voorders  hebbe  gesien  't   gnnt   U.  E.    van  den  Quimelha  Lonhoe 
zijt  mentionerende,  daermede  lek  mij  confirmere,  versoecke  by  aldien 
ü.  E:   deselven   inhanden   cont  becomen,  niet  los  te  laten  doordien 
hij  een  schelm  is,  mg  in  een  qnade  naem  gebracht,  daer  beneffens 
mijne  gere'^bacheeden  verdnQstert,  principaUjck  d.  E:  Comps.  handel 
aldaer   te   niet    gedaen,    ende  deselve  op  groot  costen  ende  moeiten 
gebracht   beeft    oversulcx   hem   midts  desen  ü.  E:  overlevere,  ende 
met  de  comste  vande  heer  Antho  Caen ,  can  U.  E.  met  gemelte  sQn 
E.  Caen ,  over  des  voorschreven  Quimelha  Lonhoe  welverdiende  straffe 
pitcbiaren    'tsQ  U.  E:  hem  costj  laat  dooden,   naer  Batavia  vervoert 
ofte  om  in    Ternaten  gestraft  te  werden,  herwaerts  brenght.  Mijnes 
bedunckens  sonde  beter  op  Amboina,  ofte  Batavia  voegen,  doordien 
hem  niet  gaerne  hier  sagen.  Oock  moeten  de  moeder  Djia,  ende  de 
fiüster  genaemt  Fatima  &  zijn  zoon  Barancalle,  Akj-Wanj  ende  Lacx- 
man,  gelijcke    straffen    genieten,  alsoo  deselve  principale  oproerders, 
ende  aenstoeckers   van   Lonho   zQn   geweest.   Dese  alle  stelle  inde 
£.  Hr  Caen  &  UE:  handen  daermede  te  handelen  ende  deselve  om 
't  leven  te   laten  brengen ,  als  met  malcanderen  goet  vinde  sult ,  op 
dat  dit  godloos   geslacht  teenmael  uyt  gerojt  sy,  doch  laet  deselve 
^Mer  niet  verschynen,    maer  costj,   tot   schrick  ende  exempel  van 
sndre  haer  langh    verdiende   straff  genieten,  als  wanneer  U.E.  my 
des  voorschreven  Lonhoes  dochter  (die  tot  myn  pingy  gemaect  hebbe) 
&l8  mede  alle   de  Qnimelhas  ende  andre  hier  voornoemde  gespecifi- 
ceerde personen  haer  naer  telatene  goederen  ende  slaven,  niets  nyt 
gesondert,   die   by    haer  lieden  sonde  mogen  gevonden  werden,  ver 
Qiidts   die    van   myne  gerechticheden   gestoolen  hebben,   herwaerts 
gelieft  te  senden. 

Neffens  desen  brief  gaet  noch  een  ander,  in  de  welcke  mede  van 
l^^boe  schryve,  doch  vanden  inhont  deses  maecke  geen  mentie,  om 
ge^n  qaaet  vermoeden  ofte  achterdocht  by  dit  volck  te  canseren, 
^ernaidts  dese  voorgelesen  wort ,  oversnlcx  desen  U.E :  als  een  secreten 
^^itiïj  ende   myne  rechte  meninge  laeten  toecomen,  ende  heeft  sich 


158 

U.E.  maer  alleeolijck  aen  desen,  de  saecke  aen  Loahoe,  ende  dea- 
selfs  gespecificeerde  aenhangers  betreffende ,  te  regaleeren.  Daeromme 
segge  Dochmaels,  U.E.  op  de  comste  vanden  heer  Anthonio  Caen, 
den  inhont  van  desen,  &  d'  executie  gelieft  te  laten  effect  sortereD  & 
met  dese  boose  geesten  handelen  naer  wel  gevallen. 

Insgelijcks  geve  U.E.  te  kennen  dat  in  mynenandrenneffensgaende 
brieff  gestelt  liebbc;  dat  Qaimelba  Lonhoe  herwaerts  comen  sonde, 
snlcx  is  geensints  mijne  meninge,  maer  geschiet  allene,  om  deselre 
ende  zyne  boven  verhaelde  toegedane  te  beter  &  sonder  snspitie  in 
U.E:  handen  te  moogen  brengen,  oversulcx  door  het  opsenden  van 
Louhoe  den  Qnimelha  Madjira  met  de  Seggagies,  QuipattySjOlivasi 
&  Olilimas  verstaen  moet  werden,  oock  deselve  gelijck  [in]  myne 
voorige  geschreven,  bij  mij  in  Molnco  laten  verschgnen.  Hiermede 
zyt  harteUjck  gegroet  ende  Godt  geve  U.E.  een  lanck  leven. 

Geschreven  int  Gasteel  Malegen  opt  Eijlant  Ternaten. 

D. 

Translaet  van  Missive ,  door  den  Coninck  van 
Ternaten,  anden  Sengadies,  Qnipattys  ende 
Olilimas. 

Sengadies,  Quipattys,  Qlisivas  ende  Olilimas  &  ca.  Desen  brieff comt 
U  toe,  niet  om  (volgens  mijne  conincklgcke  wQse)  Qts  te  belasten, 
maer  alleenUjck  (door  dien  verstaen  d.  E.  Hr.  Gaen  bij  UI.  met 
soodanige  macht  als  oit  voor  desen  verschynen  sal)  soo  g|iy  lieden 
my  voor  nwen  Coninck  kent,  dat  nwe  macht  snit  te  watersetten, 
by  gemelte  Syn  E.  voegen  &  met  d'  E.  Hr  Gaen  herwaerts  comen 
als  wanneer  naer  verrichtersaecke  UI.  altesamen  wederom  nier 
Amboina  vertrecken. 


XXII.  Antonio  Gaen,  opperbevelhebber  en  super- 
intendent over  Ambon  en  de  Molakken  aan  Gon- 
vernenr-Generaal  en  Raden ,  27  Juli  1643. 

Met  het  schip  Delfft,  twelck  op  17en  stantj  dese  rhede  heeft  ver* 
laeten  is  geweest  onsen  jongsten Tsedert  hebben  wQ  gestadich 


159 

b[}  sifne  Majtt  aengehouden,  ende  sonder  ophouden  gearbeijt,  om  den 
Qnimelaba  Madjera  voor  zijnnen  stadthonder  in  d'  Amboines  landen 
te  doen  aathoriseeren ,  daer  inden  beginne  (niet  jegenstaende  denselven 
door  bem  ontboden  was)  qualijck  toe  gedisponeert  vonden,  vermits 
zooveel  met  al  ons  vernuft  conden  begrijpen,  ende  wy  oock  bericht 
werden,  om  eenige  des  Compes  ende  gemelten  Quimelahas  qnaet- 
ganstige,  de  welcke  den  een  off  den  anderen  kaelen  schrobber 
ÏD  die  honorable,  ende  smeeriger  bedieninge  hadden  gesocht  in  te 
voeren,  bij  naer  omgeseth  was,  waer  tegen  wy  met  veele minneHjcke 
vermaningen ,  persnatien  ende  inductjen ,  alle  g'appliceert  tot  welstandt 
vant  gemeen  ten  langen  laesten  zoo  veel  hebben  geobtineert  en  te 
wege  gebracht,  dat  voorschreven  Madjere  op  23eQ  deser  tegens  opinie 
eenige  quaetwillige  als  insonderheyt  die  van  Louhoe  en  Cambelioy 
met  alle  beboorhjcke  ceremoniën  ende  groote  pracht  fnaer  de  Moorsche 
wyse)  inden  Tempel  met  salvo  van  canon  ende  eenige  musqnettades, 
openbaeriyck  geauthoriseert  is  geworden,  twelk  voor  de  Compe  een 
gewenste  zaecke  sy,  ^  waer  naer  door  Zyne  Maytt  voorschreve 
Quimelaha  Madjere  met  alle  den  Temataenschen  adel  als  d'overicheden 
van  Louhoe,  Gambello,  Lessidy,  Erangh,  Manipa,  Kelangh,  Bouro, 
Amblauw  &a.  (de  welcke  wy  door  senestere  practycken,  ende  om 
een  niewen  Quimelaha  te  sien  authoriseeren ,  met  ons  gebracht 
hadden)  binnen  t  Gasteel  boven  op  het  huys  werden  gesonden ,  alwaer 
Bij  minnelyck  ontfangen  synde,  deden  wy  voorschreven  ovricheden 
een  statige  vermaeninge  streckende  tot  slandts  welvaeren,  en  betrach- 
tinge  hun  aller  schuldige  plicht,  mitsgaders  behulp  middellen  ende 
gehoorsaemheyt  van  haeren  nieuwen  Quimelaha ,  t Velck  gesamentHjck 
te  contribueren  belooffden. 

Ende  alsoo  over  de  wrevelmoedige  ende  wederspannighe  overicheden 
van  Louhoe,  insonderheyt  tegens  voornoemden  Madjere  gepleecht, 
&en  Syne  Maytt  int  particulier  hevich  hadden  gedoleert,  zyn  de 
principale     autheurs    ende   aenstoockers   hiervan   als   Atip   Memaio, 


1  Volgens  een  missive  van  den  gonvernenr  Demmer  van  Ambon  aan  G.  G.  en  R. 
W.  13  September  1642  was  „D'jou  Madjira,  soone  van  den  ouden  overleden 
Quimelaha  Sabadgn"  „jegenwoordich  een  van  de  getrouwste  van  Comp«  staet 
ftlhier,  ende  vigilantsten  int  bevorderen  van  allen  mogelijcken  affbrenck  op  den 
▼S&nt'\  H\j  2oa  uitstekend  geschikt  zijn  als  opvolger  van  Loehoe ,  die  nooit  te 
▼ertronwen  is ,  al  heeft  hy  uu  uit  vrees  „  het  schaepsvell  aengetrocken.  *^ 


160 

Orangeay  Permatte,  anders  smoesbaert  genaemt,  benevens  noch  eeni^e 
meer  roervincken  ende  Leliattes  gesinde,  op  ons  instantich  veraoeck 
alhier  in  arrest  gehouden,  zulcx  voor  eerst  niet  licht  naer  hags  te 
keeren  gelicentieert  sullen  werden,  ende  al  ter  plaetsen  sijn,  daer 
apparent  een  arm  leven  en  lichtelijck  een  ellendich  eijnde  te  ver- 
wachten hebben. 

Dit  als  een  gantsch  noodich  werck  dus  verre  gebracht  hebbende, 
versochten  daer  naer  dat  voorschreven  Madjere,  alsoo  zijne  presentje 
in  dese  gelegentheijt,  om  noch  eenige  vant  geslacht  der  Tamme 
Mogolen  bij  't  hooft  te  crijgen ,  in  de  Amboinse  quartieren  grooteigcx 
vereijscht  wiert,  dat  met  ons  (dewijle  alhier  voor  dees  tgt,  niets  te 
verrichten  stont)  op  pmo  toecomende  mochte  vertrecken,  belovende 
Zijne  Maijtt  dat  alle  diligentie  souden  aenwenden  om  Manipa,  Gombelio, 
ofte  wel  de  baelj  van  Amboina  te  bereijcken,  om  alsoo  noch  van  dit 
jaer  voorschreven  Madjere  aldaer  uijt  s'  Gonincx  uaem  te  authori- 
seren,  ende  volgens  Sijne  Maijtts  en  onse  goede  intentie,  de  reste 
van  alle  booswichten  op  de  Ceramse  cust  residerende  door  ons  behulp, 
tot  den  wortel  wt  te  roijen ,  als  wanneer  t  landt  vreetsaem  door  voor- 
schreven Quimelaha  met  halven  arbijt  sonde  connen  goregeert  werden, 
alle  twelck  door  Zyne  gemelte  Maijtt  mede  alsoo  begrepen  ende  toe- 
gestaen  [werd] 

Actum  int  Gasteel  Malaijen,  den  27eD  Jnlij  1643. 

Antho.  Ga.bn. 


XXIII.  Gouverneur-Generaal  (AntonioVan  Diemen) 
en  Raden  aan  den  Sultan  van  Makassar,  16 
Februari  164.3. 

Desen  brieft  comt  vanden  Gouverneur  Generael  ende  de  Raden  van 
India,  over  de  Steden,  Gasteelen,  Fortressen,  Schepen,  Jachten  ende 
Volckeren  sorterende  onder  den  Staet  der  Vereenichde  Nederlanden 
in  Grienten  aen  Gallidulla,  Molchahow,  Wasultanna,  Coninc  van 
Macassar  die  God  gesont  spare  tot  vermeerderingh  van  Staet  ende 
welvaren  sijns  Gonincs  Rijcs. 

Heer  Goninc,  U  Hooghts  missive,  pr  den  Gapiteijn  Adriaan  Suid- 
wyck   gesonden,    is   ons,   nevens   de   bggaende  twee  lasten  rgs  tot 


léi 

vereeringe,  den  4  October  voorleden  jaers  wel  geworden ,  ende  waerdich 
ontfangen,  gelijc  dan  ooc  ten  voorschreven  tijde  met  vreaghde  ü 
Hooghta  gesontheijt  ende  welvaren  vernomen  hebben. 

Genegen  om  met  U  Hooght  in  ongeveijnsde  vruntschap  te  blijven, 
hadden  in  onse  jonghste  brieff '  gansch  emstelijc  versocht,  U  Hooght 
spe  onderdanen  geliefde  te  interdiceren  onse  rebellen  op  Ceram  ende 
HlttoQ  geen  toevoer  van  ammunitie  van  oorloge  ofte  canon  te  doen, 
opdat  gene  verwyderingh  tUBSchen  ons  mocht  ontstaen,  het  welc  bij 
U  Hooght,  soo  't  schijnt,   niet  alleen  in  de  wint  is  geslagen,  maer 
noijt  voor  desen  grooter  macht  als  voorleden  jare  derwaerts  gegaen, 
die  niet  alleen  de  voorschreven  onse  gerebelleerde  onderdanen  jegens 
ons  met  alderhande   nootUjcheden  gestijft,   maer  sich   niet   ontsien 
beeft,  selffs  onse  fortressen  ende  vasticheden  vijantlijc  aen  te  tasten. 
Ënde  alhoewel   niet  alleen  derselver  voorschreven  faictelijcke  entre 
prinsen  mislnct,  maer  bovendien  het  gros  der  vaertnijgen  ende  men- 
schen  van  d'onse  met  hnlpe  van  den   Rechtvaerdigen  God  soodanich 
bejegent,   ende    verdestraeert  sijn,  dat  den  meesten  hoop  het  thnijs 
comen  al  langh  vergeten   ende  de  rest  weijnich  Inst  snllen  hebben 
andermaal  onse   vijanden  jegens  ons  adsistentie  te  doen,  mitsgaders 
ooc  op  onsen  staet  derwaerts  over,    door  d'Heere  Antonio  Caen,  die 
twee    maenden     voorleden   met  een   ontsachelijke   macht   derwaerts 
genavigeert  is,  alomme  soodanigen  ordre  gestelt  hebben  tot  dempinge 
der  voorschreven   mntins  ende  derselver  complicen,  dat  aldaer  geen 
vreemde  vijanden ,  't  sij  wie  't  ooc  sonde  mogen  wesen ,  meer  hebben 
te  vresen,  soo  connen  echter  niet  naer  laten  over  de  voorschreven 
Uwe  Hoochts  procednijren   te   doleren,   niet  wetende  hoe  met  den 
anderen  staen;  genegen  biyvende  met  ons  in  vruntschap  ende  aliantie 
te  continueren,   en  most  U  Hooght  onsen  staet  met  soodanighe  on- 
rechtmatige ende  sinistre  machinatien  niet  trachten  te  onderemij  pen 
of  souden  wij  genootsaeckt  werden  met  gelijcke  middelen  daer  iegens 
te  voorsien,  waer  uijt  dan  niet  als  veele  onheijlen  ende  swaericheden 
te  resulteren  staen.  Ende  alhoewel  wij ,  van  U  Hoocht  daer  toe  eerst 
geprovoceert  sjjnde,  ons  voor  Ood  Almachtich  ende  alle  rechtmatige 
princeu  ende  volckeren  vande  selve  wel  onschuldich  connen  houden, 
800  hebbeu  echter  daertoe  niet  willen  comen ,  sonder  U  Hooght  alvooren 

1    D.d.  18  November  1641. 

11 


ten  overvloede  daer   van  te  insinueren,  versoeckende  ü  Hooght  een 
oprechte  ende   catagorijeke  yerclaringe  gelieft  te  doen,  hoe  genden 
sij,  met  ons  als  goede  vmnden  ende  bontgenoten  te  leven,  achter- 
wege latende  alle  soodanige  hostile  attentaten  jegens  onse  regeringe, 
ofte  in  openbaren  oorloge  te  comen,  op  dat  weten  waer  nae  ons  te 
reguleren    hebben.    Wat  ons  belanght  wij  protesteren  ende  verclAren 
voor   God   ende  alle  menschen  dat  niet  anders  wenschen  als  met  U 
Hooght  ende  alle  volckeren   vrede   te   honden,  voor   soo  veel  siücx 
eenichsints  doenlijc  sij.  Maer  en  connen  ooc,  sonder  onse  onderdanen 
ende  geallieerden  te  cort  te  doen,  ende  verminderingh  onser  princi- 
palen respect,  soodanigen  ongelijc  als  ons  sedert  eenigen  tijt  herwaerts 
van   U   Hooghts  onderdanen   geschiet  sij,   niet  langer  dnlden,  maer 
sonden   by   langer  continuatie   genootsaeckt  werden  ons  daer  van  te 
resenteren,  ende  de  middelen,  daer  ons  God  mede  gesegent  heeft,  te 
gebruycken,   soo   dat   U   Hooght  sich  ten  beste  van  sijn  Rgck  ende 
subiecten   gelieft   te   beraden,  ende  ons  hier  op  een  ongeveynst  ant- 
woord te  geven.  Ondertusschen  gaet  onsen  Capiteyn  Adriaen  SuydwQc 
weder  derwaerts  met  commissie,  als  voor  desen;  ten  ware  ü  Hoocht 
anders  dochte,  waer  naer  hem  te  reguleren  heeft.  HambaRadia  Mar- 
dessa,  die  voor  desen  buyten  kennisse  van  syn  wettich  heer,  den  Coninc 
van  Temate,   besendinge  aen  U  Hooght   gedaen  heeft ,  is  voorleden 
jare  daer  over  van  den  selve  ende  den  Raet  in  Temate  als  een  ver- 
rader van  syn  vaderlant  rechtvaerdich  ter  doot  gestraft.  Hoe  het  met 
Cacki  Alj   ende   complicen  gelegen  sy   sal   U  Hooght   uyt  gemelten 
Suydwyck    connen  verstaen,    ende   wys   worden   met  wat  volck   te 

doen  hebt  gehad 

Den  cloc  die  U  Hooght,  ten  aensien  geen  behoorUjcken  clanc 
heeft,  te  rugge  hebt  gesonden,  is  ons  toegecomen.  Hier  nevens  gaet 
een  ander  wegende  274  ^  die  verhopen  goet  ende  U  Hooght  aen- 
genaem  wesen  sal.  Tot  een  teken  van  onse  waere  genegentheyt  ende 
oprechte  lieffde  tot  Uwe  Majt  senden  by  desen ,  thien  stucx  fijne  cassen 
Bengala,  vier  witte  baftas  Brotchia,  een  schoon  verguit  snaphaen  roer 
ende  een  slaghswaert,  dat  in  dancke  gelieft  te  nemen  van 

Int  Gasteel  Batavia  desen  16en  February  A®  1643:  onderstondtüwe 
Majts  vrnnd)  den  Gouverneur  Generael,  ende  was  getekent 

Aktonio  vak  Diehen. 


XXIV.    Tractaedt  ^  ende  accoordt  gemaeckt  ende  be- 
slooten  bij  d'  Hr   Commissaris  Pieter  Soury  we- 
gen    den    staet   der   Vereen ighde   Oostjndische 
Compe  in  Orienten  nijt  anthoriteijt  vanden  Ëdn 
Hr  Gouvérnr  Generl   Antbonio   van  Diemen  en 
de  Hn  Raden  van  India  by  instructie  dato  29  en 
Maij  1643  daertoe  g'ordonneerdt  ter  eender,  ende 
den  Pangoran  da  Patij  Annm  vant  landt  Jambij 
ter  anderen  zgden ,  voor  eeuwigh ,  onverbreeckelijk ; 
desen  6en  JuUj  a^  1643  in  Jambij. 
Ten  eersten   soo  contracteerdt  den  Commissaris  Pieter  Sourij,  dat 
alle  de  gene  die   in  Jamby   comen  om  hun  coophandell  te  drijven, 
vermogen   geen   Nederlanders   deselve  te  verbieden,   als  Siammers, 
Chineesen,  Maccassaren,  Borneers,  Javanen  offte  eeniger  andere  natie 
van  wadt  conditie  die  mogen  wesen,  met  offte  sonder  passen,  wan- 
neer om   de   oost  om   de  Eijer  Hintean  ^  nqordtwesst  toe  '  aende 
revier  Tonkal  ende  voor  Jambijs  rheede  is  gebonden  geweest,  ^  ende 
zoo  eenige  vaertaggen  binnen  dese  limiten  genomen  offte  verdestrn- 
eerdt,  sall   den   Pangeran   daer  over  aen   den  Hr  Oenerl   schrijven 
ende  soo  t'  billick  is  sall  reght  gedaen  off  betaelt  werden. 

Ten  anderen  wanneer  eenige  Jambijse  vaertuijgen  in  abbassado  offte 
coophandell  naer  d'  oost  offte  Mataramse  landen  tardeeren ,  ^  sullen 
allvooren  Batavia  moeten  aendoen,  om  passen  vande  Ede  Hr  Generl 
te  versoeken ,  anders  als  vijanden  aengehaellt  werden ;  maer  soo  naer 
Ziam,  Combodia,  Patanij ,  Pahangh,  Sangora,  Ligor,  Johor  haer 
vogagie  moghten  nemen,  sullen  pas  vanden  Nederlandschen  resident 
in  Jamby  mogen  eijsschen  ende,  naer  de  thin  quartieren  tenderende, 
gehouden  wesen  Malacca  aen  te  doen. 


1  Het  traktaat  komt  ook  voor  in  Soarij*8  journaal  van  zyn  tocht,  hier  en 
daar  met  eenige  spelling-  en  redactiewijzigingeo.  Ik  heb  het  overgenomen,  zooals 
het  voorkwam  in  de  afzonderlijke  verzameling  tractaten  met  inlandsche  vorsten, 
bepaaldeiyk  door  de  O.  I.  C.  aangelegd. 

2  Sonrij's  journaal  heeft  „om  de  oost  binnen  Eijer  Hintam." 

3  Sonrij^s  journaal  heeft  „tot.'* 

4  Sonry^s  journaal:  „ende  voor  Jambes  bhaar  binnen  Fonlo  Verelle  s^n, 
't  welcq  in  voorige  tyden  altgt  voor  Sgne  Maijts  rheede  is  gehouden  geweest," 

6    Soury  :   „  tenderen." 


164 

Ten  derden  zoo  begeerdt  den  Pangoran  vier  Sabandaren,  twelck 
bem  toestaen ,  allsoo  hier  van  niet  is  te  brengen  ende  soo  seggen  van 
onds  een  gebmijck  is  geweesst ;  wanneer  den  geproenreerden  pepr  aff- 
laden  ^  ende  versenden,  snllen  voor  ^  100  picolls  aende  Pangoran 
betaellt  werden  80,  de  sabander  '  25,  ende  10  ren  aende  oppassers; 
daer  en  boven  aende  sabandaers  vier  gobars  neffens  vier  tappe  sa- 
rasses  mitsgds  3  rn  daeghs  int  laden  ende  wanneer  de  schepen  ver- 
trecken  voor  anckeragie  aght  ren;  comende  tot  de  ronba  rouba  der 
aengelanghde  cargasoenen,  de  sorteerioge  tzij  witt,  roodt,  swart, 
sall  maer  een  cleedt,  allwaer  t'  schoon  van  thienderhande  conlenren, 
dogh  verscheijden  sijnde  sullen  als  vooren  *  vervollgende  betalen  ende 
wanneer  10  stncx  deden  van  ronba  aenden  Pangeran,  snllen  mede 
vljff  diergelijcke  den  sabandaren  gegeven  werden,  twelck  oomt  te 
bedi*agen  van  yder  sorteringe  1^  cleedt. 

Ten  vierden  sall,  wanneer  peper  affladen,  voor  tarra  van  ijier 
sack  een  cattij  affgetrocken  werden. 

Ten  v^ffden  soo  sal  niemandt,  wie  hij  zQ,  eenige  peper  van  hier 
mogen  uijtvoeren  dan  alleen  de  Nederlanders  ende  Engellsen. 

Ten  sesten  soo  wanneer  eenige  van  s'  Oomps  slaven  moghten  co- 
men  te  verloopen  ende  hun  ondert  gebiedt  vanden  Pangeran  ofite 
andere  grooten  begaven,  sullen  de  Comps  residenten  weder  ter  handt 
gestelt;  insgeh,  soo  oock  eenigh  van  Jambgs  volck  moghten  ver- 
loopen ende  hun  naer  Bata  offte  ergens  ellders  waert  gebiedt  syn  ' 
hebbende  als  vooren  wederom  den  eljgenaar  ter  handt  gestellt  werden. 

Ten  aghsten  *  soo  eenige  Chineesen  den  Pangeran,  Rato  Maes 
offte  andere  Oroten  toebehoorende ,  aen  de  Compe  schulldigh  waren 
ende  fanllten  moghten  begaen,  snllen  Comps  residenten  in  Jamby  t 
sellve  allvoren  aenden  Pangeran  moeten  te  kennen  geven ;  insgelijcx 
soo  eenige  Chineesen  buijten  Comps  logie  ''  schulldigh  zijn  en  sall 
den  Pangeran  reght  daer  over  mogen  doen ;  als  mede  de  Chineese 


1  Sonry  :  „ affschepen. " 

2  Soury:    „voor  ider  100  picols." 

3  Soury  :    „  de  Sabandars. " 

4  Sourg  :    „  ais  boven. " 

5  NI.  de  Nederlanders. 

6  Een  lapsns  voor  7«.   Er  is  niets  nitgelaien. 

7  Soury:  n^Hl®  Chinesen,  bnijten  Comp«   logie  woonende.*' 


165 

schalldenaren  binnen  Comps  woningen  residerende,  zoo  onder  ijmant 
vande  Groten  in  JambiJ  jae  tot  den  Pangeran  in  persoon  haer  mogh- 
ten  willen  begeven,  snllen  gebonden  zijn  densellven  wederom  aent' 
opperhoofft  vant'  comptoir  te  bebandigen,  zoo  well  van  snllcke  als 
andere  die  han  inde  Comps  logie  begeven  hebben;  maer  wanneer  haer 
moghten  veroordeelen  bij  justitie,  haer  naergelaten  goederen,  slaven 
ende  slavinnen  den  Capein  bij  inventaris  overgeleverdt  werden. 

Ten  negenden  soo  wanneer  eenighe  groot  offte  cleen  schip  ^  wanc- 
kans  offte  ander  vaertnygh  vande  Compe  opde  Pangeran  rheede,  de 
bhaer,  offte  inde  revier,  moghten  comen  te  stranden  ende  allsoo  te 
verliesen,  sall  den  Jambijnees  sijn  handen  daer  niet  mogen  aenslaen, 
tzg  van  geschat  offte  ijets  anders,  maer  sall  tot  het  bergen  der 
goederen  Comps  volck  behnlpigh  zijn;  soo  mede  alle  vaertaijgen  van 
Jambg  op  offte  ontrent  Bata  sullx  overcomende,  sall  den  Ede  Hr 
Geoerl  mede  tsellve  onderworpen  blijven. 

Ten  thienden  soo  snllen  alle  coopl  van  boven ,  beneden  offte  buijten 
comende,  vrij  hnn  handell  mogen  drijven  in  peper  met  den  geenen 
die  t  haer  beliefft  ende  niemandt  wille  onderworpen  z^n  '. 

Ten  ellffden  dat  Comps  residenten  een  houten  pagger  rontsom  de 
l(^ie  snllen  mogen  maken ,  ontrent  gder  houdt  van  vijfftien  duijm  dick , 
daer  van  een  maat  ter  handt  gestellt;  dogh  dicker  bevindende,  sall 
den  Pangoran  desellve  wederom  vermogen  uijtrecken  *;  als  mede 
verdt  geconsenteerdt  op  den  wegh  met  bamboesen  affgeschut  ende  met 
twee  poorten  bij  naght  magh  gesloten  blijven  ^, 

Ten  twaellffden  soo  wanneer  eenige  peper  bij  de  Nederlanders  ten 
ontgden  sonder  weten  vande  sabandars  geladen  offte  gesloken  werdt, 
sall  deselve  peper,  wanneer  t'faict  *,  voor  prijs  verclaerdt  zijn. 

Ten  darthienden  wanneer  den  Nederlantsen  resident  naer  boven 
zall  zenden   om  te  handelen  offte   schulden   in   te  manen,  zall  den 


1  Blijkens  het  journaal  7an  Sonrij  was  dit  artikel  gericht  vooral  tegen  de 
Chineezen,  „soowel  van  Sijne  Hooght  als  van  andere  grooten" ,  die  de  peperbren- 
gers dwongen,  met  hen  handel  te  drijven. 

2  Sonrg :  „  uijt  te  trecken." 

S  Soarij  eischte  dit,  blykens  zijn  journaal,  „omme  daermede  voor  te  comen 
ie  on^e^len  van  dieven  ende  des  Mattarams  wrevelmoedige , "  en  om  tegen  hen 
ntegcnstant  te  doen." 

*   Soar§:  „wanneer  't  faict  uytcomt.'* 


166 

Pangeran  znlcx  niet  wederhouden ,  maer  bij  alldien  eenige  onlnsten 
tasschen  de  Nederlanders  ende  het  volck  van  boven  door  den  handell 
moght  comen  te  resulteren,  den  Pangeran  hem  met  sulcke  qneatie 
niet  moeijen  noghte  reght  daer  over  nijtspreecken ,  dogh  soo  den 
Nederlandtschen  resident  nae  boven  moghte  senden  om  schallden  te 
innen ,  sall  den  Pangoran  zijn  eijgen  pas  ende  voicke  daer  toe  g-even 
om  benevens  Comps  dienaeren  als  geseijt  deselive  te  vorderen.  Ter- 
wljle  alle  de  cleene  rivieren  ende  boven  gelegen  spruijten  van  Syn 
Hooght  den  Pangoran  aen  verscheijden  Grooten  ende  geqnalificeerde 
persoonen  zijn  verschonken,  sall,  wanneer  den  Nederlantsen resident, 
om  in  de  sellve  te  handelen,  moghte  senden,  allvooren  met  ijder  van 
de  geseijde  Grooten  wien  de  spruijt  offte  revier  toecomt  licentie  ver- 
soeken ende  contracteeren,  allsoo  een  oadt  gebruijck  is  ende  door 
den  Palimbahangh  ingestelt  zij. 

Ten  veertienden  sall  den  daetchin,  waer  mede  den  peper  ontfan- 
gen ,  cleender  nogb  grooter  zijn  als  den  geenen  die  te  vooren  Comps 
resident  ter  handt  gestellt  ende  altijt  gebruijckt  is  geweest. 

Ten  vijffthienden  wanneer  onse  aen  te  brengen  cargasoenen ,  schoon 
10  packen  van  ijder  '  sorteringe  sall  Comps  opperhoofft  in  Jambij 
gelooff  gegeven  ende  maer  een  pack  geopent;  insgelijcx  10^  packen 
alle  van  diverse  sorteringe  becomen  '  sullen  alle  20  geopent  werden. 

Ten  sestienden  wanneer  eenige  Jambijse  vrouwen  ^  inde  logie  met 
de  Nederlanders  offte  Gomps  lijffeijgenen  moghten  comen  te  verlopen , 
sall  daer  over  vanden  Pangoran  offte  andere  geen  reght  mogen  ge- 
daen  werden,  maer  eenelijck  een  ijder  waerschouwen  dat  hun  volck 
verbieden  met  de  Nederlandtsche  *  offte  geseijde  lijffeijgenen  geen  con- 
versatie houden  ende  met  eenen  belassten,  binnen  Gomps  paggerniet 
meer  verschijnen. 

Ten  seventienden,  de  oude  ende  nieuwe  schuilden  begeerdt  den 
Hr  Generl  met  reght  ®  vanden  Pangoran,  die  in  gebreeke  blijven  ende 


1 

Sourij : 

n  een. " 

2 

Sourg  : 

„20." 

3 

Sonrij : 

„  becomeude. " 

4 

Sonrij : 

„  vrouwen  haer. ' 

6 

Sonrij: 

„  Nederlanders. " 

6 

Sourg : 

„met  het  recht." 

167 

niet  coonen  betalen,  de  sullcke  persoonen  ^  door  lasst  des  Conings 
gedwongen  sullen  werden. 

Ten  aghttienden  wanneer  eenige  Nederlanders  haer  moghten  comen 
te  yerloopen,  soo  sall  den  Pangoran  daer  over  geen  reghtofite  justitie 
mogen  doen,  maer  den  Hr  Generl  sulx  aenschrijven ;  Insgelz  sullen 
de  Jambineesen  desellve  vrijhe^dt  op  Bata  genieten. 

Ten  negenthienden ,  op  t'uijtvoeren  vanden  peper  is  mede  geaccor- 
deerdt,  dat  de  Nederlanders  ende  Engellschen  dewellcke  alleen  deselive 
gaudeeren  ende  genieten,  oock  gehouden  blijven  gelijck  in  voorige 
tijden  Zgn  Hooght  den  Pangoran  revier  voor  overlasst  van  vganden 
te  bevrgden. 

Ten  twintighsten  zoo  is  mede  toegestaen  ende  geaccordeert ,  bij 
aldien  de  Nederlanders  hier  in  Jamby  tegens  d'inlanders  in  questie 
rakende,  den  Nederlanders  den  anderen  moghte  comen  te  slaeno£fte 
quetsen,  insgeiycx  den  inlander  den  Nederlander  sulcx  moghte  doen 
sooder  de  vermenginge  des  doodts,  sall  den  Pangoran  met  den  Ne- 
derlandtschen  resident  jnsstitie  ende  reght  met  den  anderen  moghen 
administreren,  maer  saeken  te  wederzijden  zoo  well  van  Zijn  Hooght 
volck  in  Bala  als  Comps  dlenaers  in  Jambg ,  causa  mortis  conserne- 
rende ,  met  den  Hr  Generl  daer  over  pr  geschriff  te  consuleeren  ende 
naer  bevindingh  van  saeken  ter  plaetse  daer  het  delickt  gedaen  zQ 
jttsstitie  ter  executie  stellen. 

Actam  int  Nederlandts  comptoir  Jambij  adij  6e  Juiy  ao  1643;  was 
geteeckent  Pieteb  Soubij;  ter  zijde  vande  naem  stont  eenzegellop 
roede  lacke  gedruckt  ende  bi)  het  begin  deses  het  zeegel  van  Zijn 
Hooght  gedrackt. 


XXV.  Jeremias  Van  Vliet,  gouverneur  van Malaka , 
aan  Gouverneur- Generaal  en  Raden,  20  Augus- 
tus 1643. 

Op  lOen  Julij  passado  't  jacht  Wingerla  gedepescheert  sijnde,  coomen 
den  12cn  en  13en  daeraenvolgende  weder  ter  reede  de  jachten  Venlo, 
Lieffde,  Punto  gale,  een  seijl  nae  jagende,  dat  bevonden  wiert,  Win- 

1    Sourij :  y^  persoonen  daertoe," 


168 

gerla  te  sijn,  als  wanneer  wtd'overhedendersel  ver  jachten  verstonden 
f  effect  van  ons  desseijn,  namentlijck  dat  t'Engels  schip,  >  daerooi 
waren  wt  gesonden,  nae  een  bloedich  gevecht  vermeestert  was,  synde 
geladen  met  veele  stnck  goederen ,  op  hebbende  den  Cappt  Generael 
de  Maccao,  genaemt  Lonwijs  de  Carvalha  de  Sonse,  en  den  pataer 
Goavemadoor,  gesonden  weegens  't  geestelijck  hooft  van  Goa  met 
noch  een  Portugees  edelman ,  met  naeme  Gommes  Ferere ,  voorts 
meer  geestelijcke ,  daeronder  een  vicarins  en  een  guardiaen  is ,  neffens 
ander  graenwe  monicken  en  broeders  van  verschelde  cappen. 

Hoe  den  Engelsman  't  jacht  Yenlo  eerst  omtrent  Malacca  bejegent 
is,  wat  ordre  wy  gestelt  hebben,  om  hem  te  vervolgen,  en  te  be- 
weegen  inder  minne  herwaerts  te  coomen ,  en  voort  wtterst  remedium 
tegens  hem  te  prottesteren  ' ,  hoe  verachtelijck  den  Engelsman  tegens 
d'onse  gestelt  beeft,  hoe  bitter  den  slach  gevallen  is,  wQ  elff  man 
verlooren,  en  10  deerlijcke  geqnetste  hadden,  daer  van  noch  drie 
gestorven  sijn,  sal  in  desen niet  extenderen 

T'is  oogenschijnlijck,  dat  de  helpende  handt  des  Heeren  in  desen 
gelegentbeijt  merckelijck  met  ons  geweest  is,  want  met  ons  cleijn 
gnarnisoen  hebben  een  groot  werck  verricht.  Onse  jachten  waren  soo 
swack  van  volcq,  dat  die  met  de  Lascarijns  van  de  fust  en  'tChou- 
chijns  jacht  '  mosten  stereken ,  echter  niet  bestant ,  om  soo  machtigen 
schip  (als  den  Engelsman  onder  hadde)  aen  te  tasten,  want  't  selve 
is  gemonteert  met  16  swaare  stucken ,  heeft  24  schietpoorten ,  voor 
een  back  ende  achter  een  scheeps  casteel,   en  can  met  vier  stucken 


1  Het  schip  was  de  Bon  Espeiance  7an  de  nieuwe  Engelsche  Compa^ie 
(Dagregister  van  Pleter  Sourij  op  zijn  tocht  naar  Djambi  en  Atjeh  in  1643).— 
De  nadere  berichten ,  die  G.  G.  &  R.  hoopten  te  ontvangen  over  deze  zaak  (sie 
hiervóór  bldz.  142)  heb  ik  niet  aangetroffen. 

2  Dat  protest  hield  in:  bevel  tot  aitlevering  der  Portngeezen,  die  aan  boord 
mochten  zgn,  op  grond  van  den  hernieuwden  oorlog  tusschen  de  O.  I.  G.  eu 
Portugal,  en  tot  tolbetaling  op  de  reede  van  Malaka.  (Van  Vliet  aan  den  schipper 
Jacob  Jansen,  die  het  Engelsch  schip  ontmoette,  dd.  3  Juli  1643.)  —  Van  de 
Engelschen  waren  „eenige  weijnige  gesneuvelt",  schrijven  G.  G.  &  R.  in  een 
particulieren  brief  aan  de  Kamers  Amsterdam  en  Middelburg  van  10  December 
1643.  De  kapitein  wist,  meldden  zg  tevens,  dat  de  oorlog  tusschen  Portngal  en 
de  O.  I.  C.  weer  uitgebroken  was  (hoewel  hij  zulks  ontkende) ,  want  hg  lag  in 
de  haven  van  Goa,  toen  „onse  vloote  27  April  Goasbhare  in  vyandlijcke  postnre 
verlieth". 

3  Een  Portugeesch  schip,  in  1643  door  een  kruisend  Kederlandsch  jacht  bjj 
Halaka  veroverd. 


169 

laoghs  't  schip  schieten.  Heeft  inde  veertich  Engelschen  en  omtrent 
100  Portageesen  (de  slaven  en  de  caffers  daeronder  gereekent)  op 
gehadty  soo  dat  wij  van  ons  swacke  guarnisoen  noch  20  musqnettiers 
wtsetten,  die  haer  wel  gequeeten  en  den  Engelsman  veel  affbreuck 
gedaen  hebben,  behalven  dat  den  eenen  Portugees  den  ander  heeft 
moeten  helpen  bemachtigen.  Doen  wij  den  Engelsman  vermeestert 
hier  bequamen,  hadden  [wij]  eens  sooveel  gevangenen  te  bewaren, 
als  gesonde  coppen  int  fort,  behalven  dat  van  veel  nootlljckheeden 
waren  ontbloot.  Indien  onse  geveinsde  vrunden  de  gelegentheijt  ge- 
weeten  hadden ,  t'  sonde  pr  avontenire  slecht  met  ons  gestaen  hebben , 
doch  wij  hebben  ons  in  dien  noot  soo  gedragen ,  doorgaens  soo  waec- 
kende    geweest,   en   op   alles   snlcken   ordre   gestelt,  dat  ieder  den 

mngi  gebonden  bleeff. 

Int  discargeeren  vant  Engels  schip  hebben  gemnnt  noch  ongemnnt 
silver  gevonden;  de  stnck  en  pack  goederen  hebben  noch  nietconnen 
openen,  soo  dat  niet  weeten,  in  wat  voluijmen  't cargasoen bestaet. 
Den  Engelsman  heeft  int  begin  voorgegeven,  dat  het  meest  Engelsche 
goederen  sgn,  maer  wij  vernemen  anders,  en  verstaen,  de  grootste 
portie  de  Portngeesen  cooplieden  toecomt,  doch  wij  snllen  de  waer- 

heyt  doen  ondersoecken 

Den  Cappt  Generael  en  pater  Oonvemadoor  s|jn  redelijcke  persoo- 
nen ,  stellen  hun  in  alles  gevoechlijck.  Int  veroveren  sijn  sijlieden  seer 
geplundert  K  Wij  hebben  voornoemden  Cappt,  pater  met  den  edelman 
en  noch  een  minder  paep  in  seeker  huijs  geconfineert ,  doen  hun  met 
[een]  wacht  bewaren;  niemant  mach  sonder  onse  handt  teecken  tot 
haer  comen,  vorders  met  slaven  tot  hun  dienst  versien  en  op  ern- 
stigh  versoecken  twee   hondert  realen  tot  onderhoudt  geleent.  . 

D'ander  papen  en  moncken  hebben  onder  den  Oapptnén  Pero  Fer- 
nando  en  Alexander  Mendes  gedaen,  een  ijder  maetich  rantsoen 
toegeleijt. 

De  cooplieden  sijn  oock  onder  den  Capptnen  Alexander  Mendes, 
Joan  de  St«  Paijo  en  Pero  Fernando  verdeelt  en  werden  maentlijck 
onderhouden;  ijder  sijn  slaven  tot  hun  gerieff  toegevoecht.  De  reste- 
rende sgn  inde  Misercorde  gedaen. 


1    Over  't  geheel  werd  er  door  de  NederlaDders  bg  deze  gelegenheid  schan- 
delgk  gestolen. 


170 

Den  Cappt  van  d'  ËngeJscken  met  ses  van  de  principalen  sijn  inde 
stadts  herbergh  (vermidts  de  waerdinne  een  Engelsche  vrouwe  is) 
gelogeert.  Den  Cappt  is  13  r^  ter  maent  tot  rantsoen  toegeleijt.  Voorts 
sijn  de  mindere  oock  naor  haer  qualiteit  getracteert. 

De  geqnetste  Engelsse  bootsgesellen  leggen  int  sieckenbuijs  en  de 
rest  sijn  op  onse  cruijsende  jachten  verdeelt. 

Den  Engelssen  Cappt  schijnt  meer  in  woorden  als  daet  te  sgn, 
want  indien  hij  soodanigen  soldaat  was,  als  wel  een  roncqnert  is, 
sonde  sich  niet  hebben  laten  vermeesteren.  Int  begin  heeft  hy  seer 
aengegaen,  wilde  met  den  luijtenant  Ciaes  Pietersz.  in  duel  vechten; 
doch  wy  hebben  hem  wat  gemortificeert ,  en  in  syn  logement  ge- 
detineert.  Sedert  heeft  syn  E.  by  requeste  versocht,  met  t'  schip 
en  t  gunt  hem  toehoort  te  mogen  vertrecken,  doch  sulcz  is  hem 
ontseyt  en  tot  UEdts  ordre  wtgestelt.  ' 

In  Malacca  desen  20n  Augusty  a^  1643. 

Was  geteeckt 
Jebemias  tak  Vliet. 


XXVI.  Contrackt  ende  bespreek  gemaekt  tnsschen  den 
Omoean  Peth  T'chinnati  Cisoncran  T'chau  Moean 
Salangh  ende  den  £.  Hr  Jeremias  van  Vliet,  Gou  ver. 
near  ende  directeur  der  stadt  ende  fortresse  van 
Malacca  ende  desselfiis  resort,  mitsgaders  de 
bochte  van  Siam,  Pattany,  Sangora,  Brodelongh, 
Ligoome ,  T^chaya  ende  hier  over  dese  tin  qnar- 
tierse  comptoirkens  van  wegen  d'  Ede  Hr  Antonio 
van  Diemen,  Gouverneur  over  den  stant  der  Ver- 
eenichde  Nederlanden  in  Orienten,  ter  eender 
ende  ter  andere  zyde  gemaeckt  ende  veraccor- 
deert   by    Jan   Janz.   Menie,  ontfanger,  tommo* 


1  In  H  midden  van  November  vertrok  hg  naar  Batavia ,  na  een  protest  te 
hebben  ingeleverd.  (Van  Vliet  aan  G.  G.  dd.  17  Nov.  1643.)  G.  G.  &  R.  vonden, 
nu  het  Engelsch  schip  zelf  „d*  eerste  hostiliteijt  met  schieten  gethoont  heeft", 
dat  „desselfs  forcelijcke  bemachtingh  rechtveerdigh  geschied"  was.  Van  Vliet 
moest  schip  en  equipage  naar  Batavia  zenden ,  schreven  zy  hem  den  29  Sept.  1643. 


171 

gongh  ende  sabandaer  der  stadt  ende  fortresse 
van  Malacca,  welcken  contract  bij  desen  Salangh- 
sen  gouvr  voor  bondich  gebonden  sal  werden.  ' 
Belangende  den  enormen  moort  ^  sal  daer  over 
niet  besoigneeren,  maer  moet  sulcx  op  Malacca 
versoncken  om  geslist  te  werden.  Weicke  accoort 
bestaedt  in  dese  volgende  artijckelen,  te  weten: 

Ëerstelijcq ,  dat  de  Hollanders  baere  aen  te  brengbe  waeren ,  coop- 
manschappen  ende  contanten  sullen  mogen  vercoopen  aen  die  geene 
die  tbaer  geraaden  vint,  sonder  dat  d'  een  off  d'  ander,  niemant 
uytgesondert ,  de  beste  sal  uijtkiesen  ende  dan  naer  z^nen  eijghen 
appetyt  taxeeren. 

T'en  tweede,  dat  d'  onse  den  tin  ende  andere  in  lantse  waeren 
sonder  eenich  beletsel  mogen  coopen  off  trocqueeren  van  (?)  hethaer 
geraaden  vint,  dat  den  Gouvr  die  niet  met  galaenen  (?)  sal  beswaeren 
gelijck  dagelijcx  aende  Moorren  ende  andere  heeft  gedaen. 

Ten  derden,  dat  niemant  met  drijgementen  offte  secretelljck  te 
verbieden  belastende,  niet  met  d'  onse  te  handelen  ofte  van  s  Compes 
wooninge  te  verblijven. 

Ten  vierden,  dat  de  Nederlanders  met  geene  nieuwe  baetsuchtige 
lasten  ofte  costuijmen  sal  beswaren,  maer  altijt  de  Hollanders  wel 
getracteert  ende  gerespecteert  werden  ende  dat  zy  met  den  eersten, 
als  yets  ten  versoucken  hebben  tot  innen  van  schulden,  op  t'  spoedichste 
gehulpen  werden  ende  de  E.  Compe  voor  andere  schuldenaers  ge- 
prefereert  zijn  sonder  tegen  seggen  van  iemant. 

Ten  vijffden,  dat  de  bitsen  ende  gewichten  als  nu  tegenwoordich 
zQn,  over  al  in  zyn  lant  gangbaar  ende  aangenomen  werden  ende 
wanneer  den  Gouvr  eenighe  cleeden  in  Comps  wooningh  wil  coopen, 
sal  t'  selffde  doen,  als  de  Comps  schepen  hier  zijn  ende  daernaer 
niet,  opdat  de  prijs  bij  t'  opperhooft  mach  gemaeckt  werden,  dat  als 
dan  betercoop  sal  hebben  als  de  gemene  man,  maer  daer  naer  niet. 

1  In  het  contractenboek  der  O.  I.  C.  komt  voor  (trouwens  op  een  verkeerde 
plaats  en  gedateerd  18  Maart  1645)  een  contract  dd.  18  Maart  1643  en  niet  het 
hier  afgedrukte.  Werkelijk  was  op  dien  datum  een  contract  met  den  Siamschen 
gouyemear  van  Oedjong-Salang  (thans  Jankseilan,  Junkcejlon  of  Salanga)  ge- 
sloten, maar  al  spoedig  ontkende  deze  de  geldigheid  van  dit  contract ,  waarom 
Menie  het  hier  afgedrukte  sloot,  dat  beter  de  puntjes  op  de  i's  plaatste. 

2  Zie  bieryóór  hldz.  80. 


172 

Ten  6en ,  dat  de  Nederlanders  altijt  door  goede  ende  oprechte 
tolcken  sullen  gedient  werden ,  op  dat  door  geen  onbeqoame  pi^onen 
abnijsen  werden  begaen  ende  daer  uyt  moeijte,  twist  ende  oneeoicht 
uijt  rijse,  vermits  gelove,  dat  *t  aen  d'  onse  niet  mancqeeren  zall. 

Ten  7en ,  dat  in  gevalle  zulcx  geschiede  (dat  Oodt  verhoede)  tegen 
U£.  ende  D.  onderdanen  van  onse  gemeene  man  over  last  geschiede, 
sal  sulcx  aen  t'  opperhooft  te  kennen  geven,  opdat  hij  se  straffe 
ofte,  de  zaacken  al  te  swaer,  naer  Malacca  senden  ende,  indien 
t'  opperhooft  zelffts  yts  mis  deede,  sal  de  dachten  neffens  getaigh- 
nisse  naer  Malacca  senden,  versouckende  dat  hier  van  daen  gelicht 
ende  gestraft  moogen  werden. 

Ten  8en  ^  ter  contrarie  soo  ymant  van  Gonvemenrs  onderdanen 
ofte  dienaers  yets  misdede,  t'  sij  blj  nacht  met  steelen,  qnaedt 
doende  ofte  qaetsende,  niet  wtgesondert,  dat  voor  qnaed  doen  wert 
gereeckent,  sal  de  selve  naer  exegentie  van  saacken  volgens  de 
Siamse  rechten  mede  brengende  straffen,  sonder imant te  verschoonen. 

Ten  9enj  zfln  E.  en  sal  niet  gedoogen,  eenigehandelaers,  t'zyoocq 
wat  natie  sonde  mogen  wesen,  geen  ter  werelt  nytgesondert,  als 
eeneiyck  de  Nederlanders,  sonder  passen  van  Malacca  te  thoonen, 
laeten  negotieren  (ngt  gesondert  de  vaertnijgen  met  mantimentesen 
ende  frnljten)  doch  soo  wanneer  de  Oonvemenr  die  p^  force  wil  laten 
in  comen,  zyn  tholle  van  soodanige  cleeden  treckende,  de  reste  sal 
bij  t'Nederlants  opperhooft  alhier  gecocht  werden  ende,  soo  niet  wil- 
lende vercoopen  aende  Nederlanders,  sullen  vertreecken,  ofte  ten 
waere  den  coopman  die  niet  aen  en  stonden. 

Ten  lOen,  ende  soo  eenighe  passen  van  Malacca  vertoonen ,  sullen 
soodanige  vaertnijgen  volggens  haere  passen  laten  negotieren ,  welcke 
pas  gehouden  sullen  zyn  aent  t'opperhooft  te  vertoonen,  de  selffde 
niet  goetvinden[de]  zal  den  Gouverr  aengeven  ende  daermede  han- 
delen als  int  vöorige  artyckel  ende  soo  wanneer  den  Oouvr  sent  om 
zyn  tollen  van  soodanige  vaertnygen  te  innen ,  sal  gehouden  zyn  den 
Nederlants  resident  mede  te  nemen  om  te  zien  wat  den  barck  zyn 
ladinge  is. 

Ten  Hen,  800  wanneer  eenige  vaertuyghen  met  cleeden  ofte  coop- 
manschappen  verschynen  ende  haere  gerechte  tolle  botaelt  zynde , 
sullen  verobligeert  wesen,  de  resteerende  goederen  aen  t'opperhooft 
te  vercoopen  sonder  simulatie  van  eenige  te  verswygen,  ter  contrarie 


lis 

doo  daer  naer  vernomeo  wert  ende  bevindende  dat  eenige  coopman- 
schappen  verswegen  ofte  vercocht  hadde,  sal  soodanige  nachodas 
verbeuren  zyn  Taertnijch,  volcq,  goederen  ende  coopmanschappen  als 
mede  die  znlcx  gecocht  hebben,  vrouwe,  kinderen,  huijs  ende  hoff, 
alle  welcke  confiscatie  sullen  betaelt  werden  de  helfft  aende  Gouvr  , 
d'ander  helft  aende  Compe. 

Actum  int  Nederlants  Compr  Oedjongh-Zalangh  desen  20  Octobr. 
1643  ende  geteeckent  den  27en  daer  aen  volgende. 

Was  geteeckent  ende  gezegelt  aen  weder  zijde. 


XXVII.  Gouverneur-Generaal  (Antonio  Van  Diemen) 
en  Raden  aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Com- 
pagnie, 23  December  1644. 

[Het   is]    ons  wel  hertelijck  leet ,  de  costelijcke 

Indise  retouren,  welcke  hier  te  lande  met  groeten  ijver,  perijckel 
ende  arbegt  procureren,  behouden  overcomende,  soodanigh  renderen, 
ongelden,  ordinarij  lasten  ende  vervolgh  van  eqnipagie  afigetrocken, 
wegnigh  sonlaes  voor  de  participanten  overschiet,  dat  nootsaekelijck 
cleene  couragie  onder  de  selve  moet  canseren.  God  geve,  de  groote 
geruchten  van  oorloge  (daermede  geheel  Europa  g'infecteert  is)  eeu- 
mael  in  vredige  postuijre  veranderen ,  op  dat  d'  Indise  waren  beter 
afftreck  crijgen,  ende  behoorlijcke  profSjten,  tot  contentement  van 
ü.Rd.  renderen.  Aen  desen  cant  wert  soo  veel  doenlijck  geleth,  de 
Compe  met  vendibele  ende  verscheijdenheijt  van  waren  te  seconderen, 
mitsgaders  door  proffitabele  inlantsen  handel  te  beneficeren,  alsoo 
wel  connen  begrepen  de  Compe  niet  bestaen  can,  op  de  voordeelen 
welcke  d'  Indise  retouren  renderen,  die  met  Nederlandts  capitael 
geprocureert  werden,  ende  dat. het  welvaren  moet  comen  uijtd' over- 
winsten in  India,  waer  toe  oock  alle  vl^t  aenwenden,  soo  intexten- 
deren  des  handels,  opsoekingh  van  nieuwe  landen,  betrachtingh  van 
mesnagie,  ende  besnydingh  van  oncosten,  na  des  Comps  constitutie 
ende  ommeslach  hier  te  lande  gedooght.  Evenwel  gelijck  U.  Ed.  mede 
wel  hebben  geremarcqueert,  comen  d' Indise  lasten  jaerlijx  te  augmen- 
teeren,  ende  die  van  onsen  voorsaet  6  ende  oock  acht  tonnen  tesur- 
monteren.  D'oorsaecke  van  dien  zy  licht  te  begrepen,  midts  geconsi- 


174 

dereert  werde,  d'extraordinaire  nootsaeckelijcke  expcncen,  V  zedert 
ons  aenwesen  gedaen,  als  is  t'  fort  Zeelandia  in  Taijonan,  uijt  den 
gront  nieuw  gebout,  costende  de  Gompe  rnijm  vijff  tonnen,  de  fortifi- 
catie, bouw  van  pack  ende  woonhnijsen  des  Casteels  ende  Stede 
Batavia,  de  maintenue  vande  fortresse  Gale  op  Ceijlon,  debesettingh 
van  Ooas  bhare,  ende  oorloge  tegen  Portagael  ende  Castilien ,  als 
andere  lasten,  die  d'  extentie  vande  negotie  hier  te  lande  naslepen. 
Wij  sijn  niet  voornemens  in  tegendeel,  hier  te  retnonstreren ,  hoe  de 
vergrooting  van  d'  Indische  winsten,  resulterende  door  d'  uijtbreij- 
dingh  des  handels,  dat  different  van  vorige  tijden  rijckelijck  com- 
penseert Den  Indisen  Staet,  ^  mitgaders  de  successive  overgesonden 
negotie  boecken,  sullen  t'  selve  declaren.  T'  is  echter  (gelijck  ü.  Ed, 
wel  seggen),  d'  excessive  lasten,  ende  groote  equipagien  de  winsten 
consumeren,  ende  dat  de  Compe  met  de  voordeelen  op  d'  Indlse 
retouren  met  vaderlants  capitaal  gecocht ,  niet  bestaan  can ,  ingevolge 
soo  continuerende,  egeene  ontlastingh  van  Oomps  beswaerden  staet, 
ende  sobere  repartitie  te  verwachten  is,  des  U.  £d.  successive  recom- 
manderen, dit  groot  werck  beter  te  dirigeren,  ende  te  mesnagieren, 
op  dat  de  groote  equipagies  mochten  worden  besneden ,  ingevolge  voor- 
gecomen,  dat  het  provenu  van  de  j  aarlij  xse  retouren  door  soodanigen 
sware  lasten  en  uijtsettingh  niet  t'  eenemael  geconsumeert  worden, 
gelijck  U.  Ed.  ons  gelieven  te  verthoonen ,  dat  vant  groot  retour  anno 
1643  becomen,  eenlijck  13  tonnen  quamen  over  te  schieten,  als 
wanneer  den  staet  vande  Compo  daer  te  lande  in  April  gemaeckt, 
16  tonnen  te  quade  was,  soo  dat  wel  met  U.  Ed.  begrijpen,  sal  de 
Compe  ontlast  worden ,  ende  de  participanten  vruchten  voor  den  risico 
ende    intrest    van    hare   capitalen    trecken,    den   Indisen  handel  vrg 

anders  behoort  te  geven ,   twelck  niet  heel  desperaet  is 

Wij  meenen ,  den  tijt  noch  niet  geboren  zy ,  dat  men  behoort  te  dencken, 
d'equipage  van  India  te  minderen,  off  emmers  t'  senden  van  volck, 
provisien  ende  coopmanschappen  te  besnyden ,  onaengesien  wel  connen 
calculeren,  t'  zelve  soo  hier,  als  in  Nederlandt  vrij  soulagieren  soude , 
maer   die    verlichting   soude   den   staet  in  toecomende  meer  schade 

als  voordeel  aanbrengen Des  voor  als  noch  versoecken 

4  k  5000  menschen,    met  een  redelljcke  equipagie  van  oorloghsjach- 


1  Ygl.  beneden,  bldz.  202v.,  waar  de  financieele  toestand  in  Indië  op  het  eind 
van  1644  wordt  blootgelegd. 


175 

ten,  cleen,  ende  groot,  fluijten  ende  coopvaerdije  schepen.  Retour- 
schepen    sullen  voor  eerst  niet  comen  te  gebreecken. 

T'zal  wel  licht  vreemt  voorcomen ,  dat  onaengesien  U.  £d. ,  specia- 
igck  eenige  particuliere  Camers,  hooge  recommandatie  van  mesnagie 
ende  cleene  equipagie,  wij  bij  t'contrarie  persisteren,  maer  verclaren 
in  dit  wichtigh  punct,  nae  ons  begrijp  ende  beste  verstant  gaan.  .  . 
Vinden  ü.  Ed.  [echter]  goet ,  dat  deffenciff  oorloge  voeren ,  ende  de 
retooren   besnijden,  U.  Ed.  hebben  te  commanderen,  ende  wij  t'obe- 

dieren [Maar]    door  soo  ontijdige  mesnagie  [zouden] 

onze  concepten  (die  wat  verre  sien,  en  nu  in  goede  aparentie  staen) 

geer  verachteren Van  nu  aff  [beginnen]  veele  expencen 

te  cesseren,  synde  Batavias  fortificatie  voltrocken.  Den  costelijcken 
ende  lastigen  Amboinsen  oorloge  neemt  aff,  ende  sal  die  provintie 
met  de  helft  vande  voorjarige  costen  connen  gemainteneert  worden, 
losgelijx  Ceylon,  ....  Soo  willen  mede  verhoopen,  de  lasten 
in  Nederlandt,  welcke  om  der  participanten  recht  te  bewaren,  ende 
de  continuatie  vant  octroij  op  den  ouden  voet  t'obtineren,  nootsaec- 
kelijck  groff  ende  groot  gespendeert  werden,  reede  gecesseert,  ende 
de  participanten  in  haer  goet  recht  gemainteneert  sijn.  Wij  hebben 
nijt  schrijvens  vande  Camers  Amsterdam  ende  Delff,  als  d*overgeson- 
den  blauwe  boecxkens  wel  begrepen,  hoedanige  obstaculen  ende 
swarigheden  U.  Ed.  in  't  soliciteren  vande  continuatie  des  octroijs 
rescontreren ,  mits  tot  dato  dat  punct  bleeff  trotteren  ^.  Wij  verlangen 

nae   gewenschte  uijtcomste,  ten  besten  vande  Compe 

U.  Ed.   consideratien   op   de  vaderlantse  retouren  hebben  geremarc- 

qneert Off  de  Compe  ten  respecte  vande  Portugesen  ende 

Engelsen  hare  retouren  behoort  te  besnijden,  ende  verminderen,  is 
disputabel.  T'is  seecker  bij  aldien  ÜEd.  d'Indise  retouren  voorneemt 
te  reguleren,  ende  verminderen,  d'Engelse  en  Portugesen  middelen 
gesnppediteert  worden,  omme  de  hare  te  vergrooten.  Ingevolge  sal 
de  vervnllingh  van  dlndise  waren  in  Europa  niet  te  minder  wesen, 
ende  ons  cleen  retour  geen  hoger  merct  treffen.  Ofte  bij  aldien  aen- 
getogen   natiën   hare   retouren    niet  vergrooten,   maer  deselve  mede 

1  De  strijd  over  de  yerlenging  van  H  octrooi  der  O.  I.  C,  die  eerst  eindigde 
in  Jnni  1647,  gaf  aanleiding  tot  een  nog  al  uitgebreide  polemiek.  Zie  verschil- 
lende dier  geschriftjes  in  den  Catalogus  van  de  pamfletten-verzameling  berustende 
inde  Konmkl^ke  Bibliotheek  door  W.  P.  C.  Knnttel.  II,  b.  (*8  Gravenhage,  Lands- 
drakkerg ,  1889). 


176 

matigen ,  staen  zijlieden  emmer  zoo  groote  voordelen  als  de  Nederlantse 
Compe  te  bevaren,  daer  door  te  ven-ycken,  ende  g'animeert  te  -wer- 
den, den  Indisen  handel  vigoreuser  te  vervolgen.  Wij  blijven  noch  van 
gevoelen,  [dat  wij]  d'een  ende  d'ander  behooren  vande  banek  teschnyven, 
dat  vertrouwen  licht  om  doen  wert,  midts  t'onsen  voordeel  hebben, 
t'grootste  gedeelte  van  d'Indise  trafficq,  ende  den  alleen  aen  ons 
verbonden  handel  op  Snmatras  Westcnst ,  de  Molucco ,  Amboina  ende 
Banda,   die  genoegh  sijn,  om  alle  onse  competitenrs  inden  gront  te 

zeijlen Wij  connen  als  noch  niet  wQser  worden,  als  dat 

de  Nederlantse  Compe  met  d'Indise  traffijcq  beter  als  andere  Europianen 
bestaen  can.  Doen  die  van  d'Engelse  Comp«  corte  voijagies,  wij  mede, 
ende  hebben  haer  dienaengaende  niet  te  cederen ;  maecken  zij  cleene 
oncosten  ten  aensien  van  ons,  de  saecke  leijt  met  haer  evenwel soo, 
dat  zij  d'Indise  dispensen ,  bij  Inlantse  negotie  niet  goed  maecken , 
maer  't  supplement  vant  Engels  capitael  affsteecken.  Wy  in  contra 
comen  noch  jaeriyx  te  boven,  daer  voor  U.  Ed.  retouren  crijgen .  .  . 
Besluyten,  bij  aldien  d'Engelsen  op  de  presente  Orientaelsen  handel 
bestaen,  die  vande  Nederlanden,  emmers  soo  wel  behouden  blyven, 
edoch  t'is  geloofflyck,  d'Engelse.  Portugesen ,  en  U.  Ed.  wel  gevoelen , 
d'Oost  Indische  weyden  soo  veth  ende  voetsaem  niet  syn    .    .    . 

Tot  beter  mesnagie,  besnydingh  vande  groote  jaerüjzseequipagie, 
lasten  van  comptoiren,  ende  residentien,  coopluyden,  ende  minder 
gagietreckers ,  etc,  als  om  seeckeren  ende  vasten  staet  herwaerts 
over  te  hebben,  mitsgaders  by  onverwachte  incidenten  niet  verlegen 
te  vallen,  sal  de  voorderingh  vande  colonie  in  India  ten  hooghsten 
nodigh  wesen,  ende  dient  wel  met  ernst  geponcheert,  geHjck  dan 
van  desen  cant  tot  die  soo  dienstige  stabilatie,  alle  doeneiycke  mid- 
delen  aenwenden,   ende   contribueren,   soo   int   consent   dragen  des 

houweHjx  tusschen  Europianen  ende  Inlantse  vrouwen In 

Batavia  moet  aen  alle  natiën,  niemandt  uy tgesondert ,  liber  acces 
ende  handel  toegestaen,  midts  de  gestelde  lasten  ende  thollen  betalen , 
ende  onse  reglementen  onderwerpen.  DeChinesen,MaleijerSy  Javanen, 
ende  andere  becomen  haer  gerieff  van  cleden  ende  coopmanschappen 
vande  Compe,  daermede  op  den  peperhandel  nae  Sumatras  Westcnst, 
Palimbangh,  Jamby  ,  Andragirij,  de  bocht  van  Siam ,  Benjarmassingh , 
etc,  varen;  wyders  nae  Succadane  omme  diamanten,  wasch,  besar- 
steen,  rottangh,  etc,  nae  de  Javaense  cnst,  omme  rys,  suyckeren, 


IW 

lange  peper,   cubebe,   boonen,   ende  veele  andere  snüljsteringh ,  dat 

allé  weder  in  Batavia  te  ventè  werd  gebracht Dewgle  de 

handelingh  t'minste  de  Compe  prejndicieert ,  maer  goet  gerieflf  toe- 
brenght,  ende  soodanigen  commercie ,  als  geseijt,  indifferenteiyck  allen 
volckeren  toestaen,  soo  can  noch  behoort 'Snlcx  onse  eggen  natie  niet 
beleth  te  werden ,  gelijck  oock  niet  geschiet ,  maer  de  last  is  bij  veele 
cleen.  Ende  bij  aldien  daer  oock  geen  andere  wQse,  als  voor  desen 
gedaen  hebben,  op  setten,  snlien  nimmer  tegen  de Ghinesen , Maleijers 
ende  Portagesen  bestaen.-Dese  Ingden  connen  haer  op  hnn  vaertnQ-* 
gen  cleen  behelpen,  ende  sijn  seer  spnersaem;  d'onse  in  contra  pro- 
digal,  ende  moeten  op  hare  voQagies  met  boter,  caeSyVleesch, speek 
ende  w^n  (twelck  costelgck  valt)  geprovideert  sIjn ,  dat  spaersame  en 
winsnchtige  personen,  soo  hier  maer  de  nii)mte  van  Nederlanderen 
vaaren,  wel  anders  aenleggen  sonden,  ende  emmer  soo  goede  profij- 
ten bevaren  als  de  vreemdelingen. 

'T  sal  dan  onder  verbeteringh  van  U.  Ed.  wijser  oordeel  dienstich 

sgn,  dat  veele  menschen,  vroawen  ende  kinderen,  arme  ende  rQcke 

bewillicht   worden   herwaerts   te  varen,  onder  conditie  van  10  a  20 

jaren  in  India. te  remoreren,  ende  de  Compe  hier  te  lande ordre ende 

reglementen  reede  geraemt ,  ende  noch  te  raemen ,  te  sobjecteren.  Ten 

sal  ijverige,  neerstige,  ende  wellevende  lnijden,aen  geen fatsoenlijcke 

middelen  gebreecken,  rijckelijck  de  cost  te  winnen,  ende  progresaen 

te  doen,  soo  met  gepermitteerde  negotie,  lantboaw  als   hantwercken 

etc.,   allen   buijten   prejnditie   vande  Compe.  Dat  redelijcke  gestelde 

Ingden ,  in  Nederlandt  wel  geseten ,  niet  willen  opbreecken ,  ende  nae 

India   comen,   maer   liever   in   hun  vaderlant  blijven ,  is  soo  vreemt 

niet   De  snlcke  moeten  daer  toe  niet  worden  aangesocht,  maer  wel 

dat   met    vertrouwde  lubden  redelijcke  capitalen  herwaerts  schicken, 

omme  als  facteurs  vande  selve  gebroijckt  te  werden.  Wij  laten  ons  voor- 

staen,  dat  het  in  Nederlant  aen  meesters  noch  knechts  sal  mancqneeren, 

als  D.  Ed.  maer  resolveren ,  den  handel  open  te  stellen,  onder  soodanigen 

r^lement  als  hier  in  uso  zij ,  ende  alle  vreemdelingen  ganderen. 

U.   Ed.   znllen  wel  doen,  goet  slach  van  volck  met 

hun  eijgen  vaertuijgen  herwaerts  te  licentieren ,  nevens  soo  veel  con- 
tanten ,  provisie ,  ende  alle  andere  snnijsteringh  als  te  rade  sijn,  onder  ' 
expresse  conditie  ende  pene  van  eonfiscatie,  dat  niet  sullen  vermogen ' 

12 


to  bandeloii  nooh  henraerto  te  brengen  barnsteen ,  root  ende  getaekt 
corfiel,  geslepen  4i&QAanten,  jnweelen,  elater-gont,  rode  ende  swmrte 
laeol^enen,  als  alle  andere  manufacturen ,  vermellioen,  qnicksUTeTy 
loot,  thin,  coper,  alle  welcke  coopmanschappen  noch  voor  eerst  aende 

Compe  behooren  te  blijven U.  Ed.  behoeven  oock  geen 

swaerigheijt  te  maecken,  eerlijcke  ende  vroome  luijden  met  contaDten 
op  U.  Ed.  schepen  passagie  te  verleenen,  omme  hier  ende  elden 
daeimede  te  negotieren.  Wijders  dient  dese  saecke  van  emportaoce 

«    ,    .    •    .    znlcx  gedirigeert dat  wel  geleth  werde , 

met  Comps  retour  schepen,  egeene  particuliere  coopmanschappen , 
diamanten,  paerlen  etc.  uijt  India  gevoert  werden,  op  pene  van  groote 
straffe.  Die  sijn  meesters  retour  doen  moet,  geigck  dat  te  geschieden  staet, 
sal  pr  wissel  wesen,  de  penningen  alhier  ten  dienste  van  de  Cooipo 
tellen,  omme  door  U.  Ed.  met  10  pr  cento  g'avanoeert  te  werden , 
waer  door  oock  soo  veel  in  casse  sullen  crijgen ,  dat  wegnïgh  contant 

nae  India  behoeft  te  senden Als  in  actie  siJn ,  sal  ons 

den  tyt  wel  wijser  maecken,  ende  connenaltijt  de  prejudicien  beteren. 
Hier  sal  geen  occasie  mancqneren,  omme  jaerlfjx  goede  progressen 
te  doen,  maer  die  inbeeld  in  corte,  soo  als  wel  voor  desen  is  geschiet , 
rQck  te  worden,  sonde  quade  rekeningh  maecken.  T'  sal  veel  sijn, 
bg  aldien  op  de  tegenwoordige  Indise  negotie,  midts  alle  oncosten 
aff  treckende,  jaerigx  t'  capitael  26  a  30  pr  cento  vergrooten,  daer 
ngt  dan  oock  te  volgen  staet,  den  coopman  al  etteigcke  jaren  van 
doen  sal  hebben,  omme  soodanigen  capitael  te  conquesteren,  daer  op 
in  Nederlandt  r^jckelijck  leven  mach.  Qod  geve  dat  eerigcke ,  doecke 
lugden  mogen  overcomen ,  India  sal  dan ,  gelijck  ü.  Ed.  snstineren  j 
voor  de  Compo  alleen  niet  te  groot  sgn.  Larentncca,  daer  eenige 
dngsende  inwoonderen  sgn,  ende  den  sandelhout  handel  op  Timor, 
worden  door  eenige  wegnige  papen  gegou vomeert,  ende  waergenomen, 
daer  groot  voordeel  ugt  trecken.  Insgeigx  d'  egianden  PhilippineS| 
door  de  geesteUjcke  ende  groote  nomber  inliabitanten ,  door  een  aen- 
sienUJck  Spanjaerd'  tot  hun  devotie  gehouden.  Dat  selve  can  door  ons 

« 

op  Formosa,  in  Cegion,  ende  elders  mede  gedaen  worden,  als  maer 
lugden  van  verstant  bgder  hant  waren.  Hier  is  veel  te  doen,  gruote 
profijten  te  bejagen  ende  boven  al  veele  dugseaden  blinde  hegdenen 
tot  Chris^  scbeeps  co^'e  te  brengen    .    •    •    •    . 


119 

W  '\  ,  •  'Op  de^  compórtemetiten  vftn  Coningh  HamBui  valt 
siet  te  se^en.  SQn  Hooght  conformeert  sich  in  alles  met  het  advga 
ende  den  goeden  raedt  des  gonvrs ;  den  oorloge  tegen  den  Tidorees, 
ende  Castiliaen  continueert  met  grooten  ijver ;  daer  toe  alle  behulp- 
middelen contribueren.  T'  is  oock  niet  aparent,  bij  t'  leven  van 
Hamsia,  soo  lange  dus  courtois  van  ons  bejegend  ende  ryckelijck 
besehoncken  wert ,  sal  varieeren ,  maer  seeckerlijck  den  oorloge  sonder 
intermissie  wel  aenhouden.  Soo  sijn  oock  de  rescontres  t9  water  als 
te  laade  dit  jaer  met  advantac^ie  a«B  onae  si|d6  gebleven  ende  heeft 
weQnigh  gescheelt,  meester  van  een  des  vljands  galeQen  waren  ge- 
weest. D'  onse  vochten  seer  couragiens,  maer  wirden  vanden  Tar- 
nataen  nae  behooren  niet  gesecondeert ,  twelck  op  de  hevige  repre- 
mende  van  SiJn  Hooght  cort  daer  aen  onder  Tidor  emendeerden. 

Den  Tidorees  loert  dapper  op  Piatche,  alsoo  sich  door  t'  verlies 
van  die  spijs  camer  seer  verlegen  vint,  heeft  daer  op  met  macht 
g'attenteert ,  maer  wiert  afgeslagen.  T'  is  apparent,  soo  vanden 
Spangiaert  ware  gesecondeert  geweest,  de  fortresse  gerecouvreert 
hadde.  Maer  t'  schijnt  den  Spaengiaerd  geen  volck  risiqneren  wil 
▼erthoont  sich  zeer  spaersaem^  dat  vrij  wat  jalousie  ende  misver- 
tronwen  bij  den  Tidorees  baart,  te  meer  wij  den  Tamataen  in  alle 
gelegenthegt  assisteren,  ende  sijn  ezploicten  seconderen.  Onder* 
tnaschen  is  de  gouvr  Seroijen  van  advljs,  dewijle  de  Tarnatanen  int 
bewaren  van  aengetogen  spijs  camer  als  in  alle  andere  saecken 
langhsaem  ende  zeer  negligent  sIjn,  (onaengesien  gestadigh  tot  hun 
debvoir  aengemaent  worden),  dese  plaetse  volcomen  te  verseeckeren 
is,  mits  een  redoubt  op  de  mont  van  de  riviere  begrijpende.  Ende 
alsoo  deselve  buijten  eosten  ende  laste  vande  Compe,  eenlijck  t' 
gserwerk,  als  d'  ambachtsluijden  gagie,  can  gemaeckt  worden,  ende 
geen  pregnanter  werck  voor  handen  is,  hebben  daer  toe  last  gegeven, 

Elen  Spaengiaert  heeft  opt  geberghte  van  T'  Siobbo  fortificatie  be- 
g;repen,  met  intentie  off  emmers  soo  voorgeven  daer  op  te  planten 
twee  extraordinarie  lange  metalen  stucken,  omme  onse  schepen  van 
HaleQes  reede  te  drijven,  ende  t'  Gasteel  t'  infesteren,  dat  lang- 
aaem  bij  comen  sal ,  ende  wel  eer  alle  sijn  amunitie  van  oorloge  consu- 
meren. Evenwel  om  die  gepretendeerde  stucken  te  responderen,  hebben 
derwaerts  gesonden  een  veltslange  schietende  10  f6  ijscr  met  7  fè  cruijt 


190 

.  .  /  •  .  8oo  hebben  mede  op  V  hert  aeohoaden  van  Goningli 
Hamsia  geaccordeert,  eanon  op  Talangame  te  leggen,  waermede  ge- 
sustineert  wert,  Tidor  meer  can  worden  geqaelt,  als  Malere  Tan 
T  Siobbes  versterckingh  ende  langh  geschat 

Wij  hebben  Hamsia  int  fortificeren  van  Talangana  niet  willen  <M>n- 
trarieren,  omme  twee  redenen,  eerstelijck  dat  tselve  geen  coaten 
noch  meerder  besetting  nae  sleept,  ten  anderen  dat  Hamsia  in deene 
saecken  wat  willen  invoegen,  omme  hem  in  devotie  ende  slaep  te 
honden,  te  meer  ons  de  principaelste  regeringh  des  lants  bevol^i 
laet,  snlx  dat  den  gonvr  voorslaet  ende  gebiett,  gedaen  wert.  Inage- 
lljx  heeft  Sljn  Hooght  den  Gonvr  Gerrit  Demmer  bij  solemnele  acte 
van  aathorisatie  de  regeringh  sijner  snbjecten  ende  landen  Amboina 
opgedragen  ^ ,  die  daer  oock  voor  erkent  is ,  ende  redelijck  geobedi- 
eert  wert. 

Hamsia  wort  ont,  doch  is  noch  redelijck  dispost,  met  aparentiede 
croone  niet  te  qniteren,  als  met  syn  overleven,  waer  toe  hem  oock 
gestadich  animeren.  Den  Jonghsten  sone  van  Modaphar,  genaemt 
Manilha,  is  d'apparentse  ende  onsen  staet  genegenst,  des  geprefereert 
dient,  dat  ten  principale  van  ons  dependeert  '.  Ondertasscheo  wort 
door  den  gonvr  Seroljen  gestileert,  ende  den  conrs  vande  Tamataense 
regeringh  cnndigh  gemaeckt,  staet  oock  tegen  Angnstlj  aenstaende 
een  keer  op  ons  ontbieden  nae  Batavia  te  doen,  als  wanneer  dien 
jongen  prins  te  meer  aen  onsen  staet  snllen  trachten  te  verobligeren. 

Dit  dan  is  wel  t'voornaemste  tnsschen  de  Tarnatanen,  Tidor  ende 


1  Zie  beneden,  bldz.  209  t. 

2  Seroyen  schrift  21  April  1644  aan  G.  G.  &B. :  „[Wg]  kannen  niet  vernemen, 
Hamsia  zQne  regeringhe  moede  wert,  maer  wel  voornemens  te  wesen,  deselva 
tot  den  jonghsten  adem  zyns  levens,  te  behouden,  ende  in  H  gesach  te  bleven. 
Edoch  wert  den  jonghsten  eoone  van  Madaphoer,  by  hem  aeng^eqneeckt,  ende 
oock  dageiycx  geinstra  eert,  om  by  veranderinge  ende  syne  afflyvichegt,  da 
regeringhe  V  aenvaerden,  geiyckerwys  den  zei  ven  oock  by  ons,  dageiycx  ende 
meer,  dan  andere  zyne  broeders,  wert  aengehaelt,  naer  behooren  bejegent,  ende 
bywyien  in  staets  zaecken,  onder  den  duym,  ende  buyten  anders  weten,  onder- 
richt. Zulcz  dat  niet  en  willen  twyffelen,  off  zal  den  selven,  als  ten  decle,  tot 
de  Nederlansche  natie  genatnreert,  bg  saccessie  een  oprechten  vrient  van  onsen 
staet  zyu,  en  biyven,  daer  toe  wy  trachten,  hem  noch  Terder  t*  animeeren,  ten 
eynde  der  HoUanderen  oprechtigheyt,  ende  goede  genegentheyt,  tot  de  gene  dia 
wol  doen,. ende  haer  schickeiyck  comporteeren,  hem  ende  andere  biycken  mach." 


181 

tsedert  onsen  laetsten  Tooi^eyallen.  Wijders  gaet  het  daer 
a  rant^cqne,  eenlijck  hadde  den  gouvr  Seroije  wat  onbedacht  opt 
veraoeck  van  assistentie  des  conings  van  Menade  aent  noorteijnde  van 
Celebes  tegen  de  Castilianen  ende  het  instantelijck  versoeck  van 
Tarnataens  coningh  ntjtgeseth  ende  pr  tschip  Egmont  derwaerts  ge- 
Bonden,  den  capiteijn  van  Maleije  Paalns  Andriessen  nevens  70  Neder- 
landers, ende  50  Mardijckers,  versterekt  met  ettelijcke  Tarnataense 
correcorren,  die  niet  bifde  wercke  qnamen,  alwaer  den  capiteijn 
geoomen ,  ende  gelandt  sijnde ,  onverrichter  saecke  heeft  moeten 
retireren,    groot    hazard    lopende  van  alle  gemassacreert    te   sijn. 

Waren  van  die  poltrons  genoeghsaem  verraden God  iotf 

derselver  handen  met  ses  gequetsten  geschapeert  syn.  Wy  hebben  den 
goavr  over  dese  onbedachtsaemheyt  gereprendeert,  ende  expresseiyck 
belast,  soo  ridicnleuse  tochten  tot  contemplatie  van  d^een  ende  d'ander 
niet  t'ondememen  >•  In  Tarnate  voor  ons  eygen  deure  is  genoegh  te 
doen,  ende  als  dat  hnijs  schoon  is,  salmen  op  affgelegen  vyanden 
mogen  dencken ,  daermede  Hamsia  wel  aff  te  setten  zy ,  ende  sich 
contenteren  sal  laten. 

Soo  heeft  oock  Hamsia  d'Amboinse  overheden,  met  d'heere  Caen 
voor  desen  in  Tarnate  gecomen,  nae  de  selve  over  hare  gepleeghde 
desobedientie  ende  ontroaw  int  vervreemden  der  nagelen  beschrobt, 
ende  in  een  aensieniycke  geldboete  gemnlcteert  hadde,  gedimitteert , 
ende   met   Amemnyden   weder  thnys  gesonden,  committerende  den 

1  Den  21  April  1644  schreef  Serogen  aan  G.  Gh.  &  R.,  dat  er  in  Februari 
uit  Menado  op  Malajoe  was  yerschenen  „een  cleen  schep  pranw,  met  8  inhabitanten , 
Tersonckende  uyt  den  naem  van  haeren  Coninck,  onse  ende  der  Ternataenen 
protexie,  jegens  den  Spanjaert,  van  welckers  natie,  ende  naturellen,  twee  adr\| 
maenden  te  Yooren,  deselve  om  haer  lucxnriens  leven,  ende  groeten  overlast, 
lade  veertich  persoenen,  hadden  gemassacreert,  gelljck  oock  namaels  de  gewisse 
zeeckerhegt  ons  dien  aengaende,  door  overloopers  aengeknndicht  is."  Zij  waren 
nn  bevreesd  voor  de  wraak  der  Spanjaarden,  die  van  plan  waren  „die  Inijden, 
over  de  gedaene  moort  te  straflfen ,  ende  wederomme  tot  gehoorsaemhejjt  te  brengen.** 
SeroQen  heeft  er  geen  Inst  aan,  ook  niet,  „in  coDsideratie  genomen  hebbende  do 
cleene  voordeden,  die  de  Comp<^  utjt  haere  te  doene  assistentie,  van  die  plaetse 
van  waer  geen  vorderlgcke  negotie  te  wachten  is,  als  gevende  gemelte  plaetse, 
naar  goede  ondersoaek,  niet  boven  de  hondert  lasten  rijs  jaeriycx,  cleene  quan- 
titegt  wasch,  ende  andere  geringhe  snugsteringhe,  te  verwachten  stont.**  H||  had 
het  venoek  voorloopig  afgeslagen,  maar  trachtte,  berichten  over  Menado  in  te 
winnen.  Seroyen  bleek  echter  later  niet  vertronwbaar  te  zgn  in  zgne  opgaven. — 
Over  desen  tocht  zie  men  nog  Yan  Dyk,  Borneo,  bldz.  268,  noot  2). 


182 

tolcq  Alonco  Cardinoso  ende  Almossariflf  Kedire,  omme  de  boeten  te 
voorderen  y  die  den  Ooningh  vrij  een  groeten  plock  snllen  hebben 
toegebracht 

Hocknm  Limoary,  Coningh  Hamsias  gevangen,  voor  desen  ugt 
Tamate  herwaerts  geschickt^  is  hier  den  23«Q  Mey  passato  int  ge- 
vangen hngs  gestorven,  sijnde  in  desselffs  leven  geweest  een  qaaet 
instrument  ende  onsen  gesworen  vijant  inde  saecken  van  Amboina, 
daer  nu  nevens  meer  andere  van  verlost  sijn,  en  rechtvaerdige  straffe 
erlanght  hebben. 

Dewijle  omme  eenmael  t'Spaens   seconrs   nijt   Manilha  na  Tidor 

tenderende,  aen  te  treffen,  ende  vermeesteren,  expres 

in  Tamaten  tot  groote  oosten,  hadden  doen  overblijven,  d'oorloga- 
schepen  Egmont  ende  Amemnijden ,  mitsgaders  tot  derselver  assistentie 
derwaerts  waren  affgesonden  2  December  anno  passato  de  schepen 
Halacca  ende  N.  Zeelant,  bleven  in  hope  ende  goet  vertrouwen  dit 
exploict  tot  nadeel  vande  vijanden  ende  derselver  totale  rnine,  hen-' 
rense  nytcomste  sonde  hebben  gesorteert,  dan  alweder  door  des  vijanta 
goet  beleyt  ontstaen,  die  dit  onweder  te  gemoet  siende,  denordinarg 
cours  mydende,  langs  Celebes  Oostcnst  ende  benoorden  t'eyiandt 
Heanw,  als  onse  schepen  omtrent  de  gewoone  advenue  cmysten, 
sonder  gesien  te  syn  den  Hen  Jannary  in  behouden  haven  raeckte, 
bestaende  dat  secours  uyt  het  oude  galjoen  8t.  Jan  ende  een  jacht, 
twee  galeyen  (waer  van  de  grootste  door  onweder  omtrent  Maginado 
tegen  de  wal  geraeckt  ende  gesneuvelt  is,  doch  alle  het  volck  be- 
houden) ende  seven  jonckjens  met  proviande  geladen ,  sulcz  de  Spaense 
fortressen  met  400  coppen  versterckt  synde,  voor  een  ruym  jaer  ge- 
victualiseert  bHjven.  Den  Spaengiaert  gaet  zeer  g'adviseert  in  syn 
doen,  wel  connende  considereren ,  soo syn  ontseth  g'intercipieert  wirde, 
Tamate  sonder  slach  ofte  stoot,  eenUjck  uyt  hongers  noot  genoot- 

saeckt  sonde  syn  te  verlaten Wt  dit  aensienUjck  secours 

can   men   licht   overleggen,   den  Coningh  vanCastilien  (onaengesien 
geiyck  U  £d,  adviseren,  de  handen  over  al  vol  heeft)  als  noch  niet 

geresolveert  zy,  Molncco  te  verlaten 

T'galjoen  St.  Jan  ende  t'jacht  syn  tytUjck  nae  Manilha  gekeert, 
ende  soo  uyt  verscheyden  omstandigheden  bUjckt,  hebben  vry  veel 
garnisoen   te  rugge   gevoert,  want,  als  geseyt,  vermyt  (omme  syn 


'183 

▼blek  te  mesnageren)  alle  hazardease  atteotaten,  sich  weijnigh  in 
emnpaigne  verthoonende,  maer  blijft  binnen  de  poorten  sljner  fortreasen. 
Bleven  voorsien  met  drie  galeijen 

Wt  Manilha  over  Ternate  verstaen,  als  geselt,  den  vyant  daer 
wacker  op  hoede  is,  ende  voor  aenstoot  beducht  zij,  en  blijft  daer 
-noeh  commanderen  den  geral  don  Sebastiaen  Hnrtada  de  Coicohero', 
een  out  soldaet,  die  den  Goningh  in  Nederlant  gedient  heeft.  •  • 

Den  gonvemenr  Wouter  Seroye,  nu  in  redelQcke  gesontheijt  i, 
hadde  op  d'eQlanden  Hacqjan  ende  Batsjan  persoonlijck  de  visite 
gedaen,  waer  alles  in  goede  posture  ende  eenigheijt  gevonden,  ende 
gelaten  heeft«  De  Macqjanse  overheijt  comporteren  hun  billick  ende 
reehtmatichy  soo  int  leveren  van  snijvere  nagelen  als  den  oorloge 
tegen  Tidor  ende  Spaigue.  In  Batsjan  blijft  het  op  den  ouden  voet. 
Dien  vorst  is  vrj  wat  licentieus,  ende  niet  veel  te  vertrouwen ,  doch 
geringh  van  vermogen,  des  te  beter  tot  sgn  debvoir  te  honden  zg; 

• 

tracht  de  Christen  Labonwers  (die  doch- weijnigh  syn)  te  doboucheren  , 
ende  nyt  onse  gehoorsaemhey t  tot  hem  te  trecken ,  dat  niet  geleden , 
maer  tegen  gestaen  moet  werden,  geUjck  sulcz  d*onse  opt  hooghste 
gelast  biyft.  Dat  landt  is  seer  nagelryck,  maer  door  gebreck  van 
▼olck .  werden  egeeae  gepluckt-,  daer,  by  opulente  gewassen  elders*, 
weynlgh  aen  gelegen  zy ,  alsoo  t'sich  laet  aensien ,  het  voortaen  aen 
die  Specie  niet  mancqueren  sal.  T'fort  Bamevelt  genaemt  biyft  beseth 
met  50  coppen,  belastingh  sonder  voordeel.  Evenwel  dient  noch  voor 
eerst  aengehouden,  op  dat  andere  daer  niet  comen  nestelen-,  ende  om 
d^.  lants  vruchten  te  plucken  andere  practycquen  aenleggen ,  als  voor 
ona  (die  elders  nagelen  genoegh  vinden)  dienstich  oordeelen. 

D'Ëngelse  in  Maccassar  hebben  seer  gewoelt,  soo  omtrent  den 
Coningh  als  de  Maleyse  ende  andere  coopinyden,  dat  voijagie  nae 
Amboina  mochte  werden  ondernomen ,  offererende  250  maes  oflf  250 
r*  voor  de  Portugese  bhaer  van  550  ®,  maer  daer  wird  niemant 
Instigfa  gevonden.  Soo  wil  oock  den  Coningh  syn  subjecten  daertoe 
niet  constringeren,  geiyck  onse  vrunden  gaemegesien  hadden.  Onder- 
tusschen  hebben  eenighe  beweeght,  met  rys  nae  Tidor  te  varen, om 
onse  vyanden  te  spysen,  realen  ende  nagelen  (die  weynigh  syn ,  wan- 

1    Hjf  had   ernstig  aan  beri-beri  geleden  (Missive  van  SeroQen  aan  G.  G.  & 
Baden  dd.  21  April  1644). 


neer  Van  Macqjan  niet  becomen)  de  retoar  te  brengen ,  ende  sQn  in 
Molncco  omtrent  Gammelamme  5  a  6  stax  dezer  vreemdelingen  jone- 
ken  gesien ,  daer  van  (wee  in  onse  handen  sijn  gevallen ,  voor  goeden 

bngt  verelaerty  ende  t'volck  inde  kettingh  gekloDcken 

Dese  vreemdelingen  moeten  bij  alle  gelegentheijt  rigoureus  vervolght 
•  •  .  opdat  die  van  Macqjan  niet  comen  te  debaucheren.  .  .  . 
[Wjg  hebben  naar  Temate  gezonden]  Hamsias  belooffde  4000  realen 
in  raritegten,  als  goude  kettings,  juweelen,  gemaeckt  silverwerck, 
rgsy  sout,  ende  tot  liquidatie  r«  1619,  daerinne  voornemen  te  con- 
tinueren, 800  lange  de  Tarnatanen  ende  Macqjannesen  goeden  eoora 
gaen ,   ende  ons  uit  Amboina  geen  nagelen  worden  ontvoert ,  geiyck 

dit  jaer   niet  geschiet   is Soo  hebben  mede  bij  dese 

gelegentheQt  den  Coningh  van  Bouton  een  brieffken  geschreven  ^ 
tot  addresse  van  Coninx  coopmaa,  met  dese  schepen  tot  sijnen  heer 
keerende,   welcke  een  brieff  van  Hamsia  aen  die  van  Bouton  te  be^ 

stellen  hadden Wij  hebben  dien  vorst,  geiyck  Taraa- 

taens  Coningh,  sijn  oome,  gaeme  sach,  den  vrede  aengepresenteert, 
mits  ons  contentement  vande  schade  aen  onse  ingesetenen  gedaen 
werde. 

Wt  onse  voorgaende  brieven  als  t'  mondelingh  raport  vanden  E. 
Antonio  Caen ,  sullen  U.  Ed.  ampel  verstaen  hebben  de  gelegentheijt 
van  d'  Amboinse  provlntie    •    .    .    .    .    Tot  vervolch  van  saecken 

largeerden 23  Januarg  de  schepen  Har- 

derwyck,  ende  Oudewater,  met  de  jachten  Rommerswael  ende  Jonge 
Prins,    item   4  Meert  passato  t'  fluijtschip  Oostcappel    .    .    .    •     ^ 

Wgders  melden  de  advijsen  nyt  dat  quartier  ten  principalen  alles 
goets,  ende  syn  de  comportementen  der  volckere  des  lants  Ceram^ 
die  van  d'  ey landen  Amblauw,  Bouro,  Manipes,  Eelangh,  Bonoa 
(subjecten  des  Tarnataensen  Conings)  nae  wensch,  in  alle  getrouwigheyt. 
InsgeUjx  des  Casteels  onderdanen,  die  vaut  gebergchte  Lay  l*imor, 
Boang.Bessy,   d'   Uliassers  ende  Nosselauw,  mitsgaders  t'  meerder 


1    Dd.  81  Oct.  1644. 

f  Yé^ar  Verdere  bijzonderheden  verwgs  ik  ook  naar  7alentga  (Ambon  II ,  b,  blds. 
142 — ^A7  en  Molakken,  bldc.  179 — 180),  die  oyer  *t  geheel  goed  op  de  hoogte  in , 
vat  dit  jaar  betreft. 


185 

^deelte  ran  geheel  Hittoe.  Ëenigck  obBteert  Capaha,  daer  sich  den 

trouwlooeen   doortrapten ,   veijnsenden  Telonco  Bessj  met  ontrent  300 

^wapende    mannen    geretireert    heeft ,    gevende   hnljsvestingh    aen 

d'  overgeblevene  gevluchte  van  WawaniJ,  creaturen  van  CackiJ  Aiy, 

en  desselffd  vrunden,  namentlljck  Pattj  Touban,  Iman  Radjalij,  Patj 

Wany,  Telisema  OrangcalJ  Backer,  den  ouden  ende  jongen  Healessj, 

synde   den   ouden,   mitsgaders    Baros,  naderhant  om  pardon  bij  den 

goQvr   geoomen.   D'  overgebleven  Maccassarse  hooffden  ende  die  van 

Boaton ,   te   weten   Crain   off  de  Coningh  Demangappa  en  d*  Jipan  * 

item  Kitchil  Bouton,  omtrent  170  sterck,  heeft  voorschreven  Teloaco- 

bessj  cleen  vaertuijgh  verschaft,  daer  mede  van  Hittoes  stranden nae 

bnQs  gevaren   sijn,   zulcz  dese  gasten  uyt  die  quartieren  quijt  sijn, 

ende   aparent  wel   aen  Amboina   gedencken,  maer  niet  licht  weder 

comen  sullen.  Evenwel  soo  dien  trouwloosen  bontbreker  hun  dit  middel 

niet   versorcht   hadde,  moesten   eijntlijck  in  onse  handen  vervallen, 

van   honger  ende  armoede  gestorven  sijn.  Het  doen  van  meeraenge- 

togen  Teloucobessj  is  ons  doorgaens  ende  van  tijt  tot  ty t  seer  suspect 

geweest,  ^ derhalven  wenschten,  de  heer  Caen  sich 

van  dit  instrument  verseeckert  hadde.  T'zedert  heeft  sich  maer  eens 
omtrent  den  gouvr  Demmer  inde  sterckte  Hittoelamma  verthoont, 
ende  doorgaens  onder  frivole  uijtvluchten  geexcuseert  aen  't  Gasteel 
te  verschgnen.  Evenwel  is  met  hem  ende  den  sijnen  (zoo  langh  sich 
niet  verclaerden)  goetgevonden  te  simuleeren  ,  tot  dat  desselffo  gnijterije 
meer  ende  meer  openbaerde,  onse  rebellen  protegerende,  de  vreemde- 
lingen (als  geseyt)  van  H  lant  helpende,  ende  voorts  by  syne  vrunden, 
ende  bloetverwanten  (die  veel  syn)  aenhangh  maeckende ,  als  wanneer 
g'insinueert  wlrde,  by  aldien  vanden  oorloge,  endeaparente  onheyien 
wilde  g'excnseert  wesen ,  mitsgaders  met  don  Nederlantsen  staet  ver- 
eenigen, ende  bevredigen,  dat  zyne  hooge  klippen  moste  verlaten, 
ende  by  den  gouvr  verschynen,  waer  op  door  Pati  Wanj  in  antwoorde 
liet  dienen,  alle  tot  den  vrede,  ende  d'  onderhoudingh  van  d'  oude 
contracten  genegen  waren ,  oock  de  nagelen  ten  gestelden  pryse  te 
leveren,  ende  hun  voorts  willich  ende  bereyt  te  laten  vinden  tot  des 


1  Op  grond  daarran  haddea  G.  G.  &  R.  hem  dan  ook  reeds  den  22  Jannari 
1644  aan  den  gonyemenr  der  Molukken  gesignaleerd  als  rgp  voor  straf 
OBzersgdiB. 


186 

Gomps  wercken,  bij  aldien  t'  lant  van  Hittoe  wBder  op  den  ondeo 
voet,  ende  als  in  voortQden  mocht  werden  geregeert,  de  vier  Hittoeee 
hooffden  in  vorige  authoriteijt  herstelt,  de  dorpen  Naaw,  Binanw, 
Hemiehela,  Hennelalj  ende  Latoua  (die  hnn  t' Casteels  goavemo  reede 
gesnbjecteert  hebben)  restitueerden,  oock  de  dorpen  Lien  ende  Tietl 
(Teloncobessj  particulier  toecomende  ende  affgevallen)  weder  onder  sgn 
subjectie  stelde ,  refoserende  anders  zijn  sterckte  te  verlaten  ende  t 
geschut  (daer  op  niet  schuldigh ,  mits  hem  tot  bewaringh  van  sijn 
negerij  door  den  gouvr  Philips  Lucas  geoonsenteert  was)  inder  Neder- 
landeren  bewaringh  te  leveren ,  met  meer  andere  conditien ,  ende  voor- 
slagen, onsen  staet  aldaer  onverdraeghlijck,  <  wes  hem  alles  ontseyt 
ende  Pati  WanIJ  geretireert  zijnde,  is  bijden  Raet  in  Amboina  ge- 
persisteert,  den  rebel  met  desselffs  aenhangh  (die  nochwegnigh  siJn, 
hoewel  veel  vrnnden  ende  bloetverwanten ,  als  geseijt,  in  die  provincie 
heeft,  welcke  hun  uit  ontsagh  vande  Nederlantse  macht  niet  derven 
openbaren)  wyders  te  vier  en  te  swaert  te  vervolgen ,  tot  dat  totalijclc 
sal  siJn  te  ondergebracht.  Maer  dewijle  de  Capaha  wel  gefortificeert 
is,  mitsgaders  steijl,  hoogh,  inaccessibel  gebercht^  zulcx  die  sterckte 
met  geen  storm  t'  overlopen  zij ,  blijft  de  plaets  geblocqueert ,  mits- 
gaders alle  advenuen  te  water  ende  te  lande  g'empecheert,  omme 
die  mutins  door  ongemack  des  hongers  tot  reden  te  brengen,  daer 
toe  d'  apparentien  seer  goet  sijn,  ende  volgens  de  jonghste  advysen 
dato  8  September  passado ,  bestonden  de  montcosten  op  Capaha  te 
deficieren,  ende  soo  onder  den  duym  vande  naestgelegen  volckereD 
niet  wat  g'assisteert  waren  (hoewel  zulx  ontkent  wort)  souden  reede 
in  d'  uytterste  extremiteyt  vervallen  zyn.  Alle  de  volckeren  des  lants 
Hittoe  (except  Teleboangh)  hebben  tegen  Teloncobessj  gesworen ,  ende 
bethoonen  acte  van  hostiliteyt,  mits  by  wyien  een  hooft  en  de  ge- 
vangen  becomen,  maer  die   van  Iha  en  Mauw  verclaren  tegen  haer 


1  Volgens  den  brief  van  Demmer  en  lynen  Raad,  d.d.  25  April  1644,  au 
G.  G.  &  R.  antwoordde  Pati  Wani  nog  alt  naam  van  Teloekobeai :  „  daar  bg 
hadden  sQ  dat  oock  tegen  d'  Hollanders,  dat  iQ  niet  te  betrouwen  ende  lU 
schelmen  waren.  Zij  maeckten  wel  vrede ,  ende  gaven  malcander  onder  eenen  goeden 
schQn  de  bant  maer  daer  nae  vatten  sy  den  eenen  voor  ende  den  anderen  nter 
ende  slaen  hun  t  hooft  voor  de  voeten,  soodat  sy  geresolveert  erde  over  lan^ 
al  geweest  waren,  veel  liever  boven  in  haer  negrie  met  den  ander  te  leven  ende 
te  sterven,   wy  mochten  haer  dan  soo  nauw  besetten,  ende  doen  wat  wS  wilden*" 


187 

▼mnden  ende  gelooft- verwanten  geen  faictelijckheijt  te  willen  plegen, 
ende  oock  geen  assistentie  te  sullen  doen,  dat  voor  dees  tljt  soo  ge- 
passeert  wert,  tot  beter  ende  geheel  meester  vant  spel  sijn,  daerhet 
met  goddelycke  hulpe  in  corte  hopen  toe  te  brengen.  Wij  hebben 
den  gouyi^  Demmer  g'ordonneert,  tegen  Capaha  uijt  te  honden,  met 
groote  voorsichtighegt  tegen  dien  desperaten  vijandt  te  procederen, 
niettemin  de  besettingh  ende  belegeringh  yigilantelijck  te  vervolgen, 
ende  om  dat  werek  te  secnnderen,  sullen  derwaerts  soo  veel  macht 

bestellen,   als  van  hier  connen  uijtmaken Ende  susti- 

neert  d'  heere  Demmer  (die  sich  seer  vigilant  in  dat  gouvernement 
aquiteert)  dat  niet  behoeven  inde  saecke  van  Capaha  beducht  te  wesen, 
wel  dat  het  sonder  costen  ende  travaillie  niet  te  recht  te  brengen  zij , 
maer  t'  selve  de  nagel  procure  int  minste  verachteren  sal.  Wij  ver- 
hopen, daer  haest  een  eijnde  van  te  maecken,  ende  de  rebellen  in 
handen  becomende,  Leliatte,  Lonhoe  ende  CackiJ  Alijte  laten  versel^ 
schappen.  Orangcaija  Toawa  Tanahiettoemessingh,  een  der  vier  Hittoese 
booffden,  ende  in  Batavia  anno  1635  door  d'  heer  gouvr  generael 
Bronwer  tot  Capiteijn  Hittoe  gecreëert,  is  overleden.  Heeft  in  sijn 
leven  meer  schijn  van  gelrouwighegt  als  daet  bethoont,  sgnde  vrunt 
van  TonbanbesiJ.  '  Den  ouden  orangcaij  Baros  compareert  by  den 
gonvr  ende  is  in  ons  gewelt,  snix  nu  eenlijck  het  vierde  hooft  Pattij 
Tonban  op  Capaha  resteert  nijt  den  weg  te  helpen,  omme  t'  lant 
Hittoe  nae  onse  hant  ende  dominie  te  stellen. 

Den  veltvluchtigen  KiaiJ  Pattij  Combelle,  een  quaet  instrument, 
die  reede  aenhangh  van  300  man  gemaeckt  hadde,  ende  van  veele 
Bit  LissidiJ  ende  Combelle  gefavoriseert  wiert,  sich  int  hoogegeberchte 
boven  Houlouw  onthoudende,  daer  niet  wel  te  dwingen  was,  is  bij 
een  stratageme  ^  onse  gevangen  geworden.  Voorschreven  Pattij  ende 


1  Een  andere  naam  voor  Teloekobesi. 

2  Volgens  een  brief  van  Demmer  en  zgnen  Baad  aan  G.  G.  &  Baden  d.d.  26 
April  1644  hadden  Kimelaha  Madjera  en  de  bewouera  van  Lesidi  Demmer 
aesgeradeo,  lieyer  list  dan  geweld  te  gebruiken.  Zy  benevens  Hambaradja  Sopi 
hadden  nu  den  Kipaii  overreed,  met  zyn  aanhang  naar  Lesidi  te  komen, 
door  hem  bescherming,  desnoods  bijstand  tegen  de  Nederlanders,  te  beloven. 
£r  werd  nu  een  vergadering  belegd,  waarin  de  Ki|ati  met  zyn  aanhang, 
maar  ook  de  kapitein  Verheiden  en  etsnige  Nedeilanders  en  een  aantal  bevriende 
gewapende  inlanders  verschenen.  Toen  nu  de  discussien  wat  lang  hadden  geduurd, 


Ï8Ö 

Louwadljn,  Iman  van  Combelle,  mede  affgesant  na  Maccassar  ende 
raetgever  van  Qaimelaha  Louhoe,  sijn  ter  presentie  van  Coningh 
Hamsias  gecommitteerde,  uijt  Tamate  gecomen ,  mitsgaders  de  Qnime- 
laha  Madjera,  Hamba  Radja  Sopij  neven  alle  de  Sengadjes,  ende 
Kepattis  vande  binnen  als  buijten  caste  Ceram,  Bonoa,  Kelangh, 
Bonro,  Amblauw,  ende  Manipes,  gesamentlijck  subjecten  vanden 
Tamataensen  Coningh,  opt  plein  van 't  Casteel  Victoria gedecapiteert , 
twelck,  nae  nijtterlijck ,  scheen  de  spectateurs  wel  te  gevallen.  In 
voegen  dat  nu  de  muthis  alle  van  cant  sijn,  die  Coningh  Uamsia  te 
sterven  verordineert  hadde.  God  geve,  het  diene  tot  schrick  vande 
trouwlose  ende  dat  soo  solemnele  tractaten  beter  nagecomen  ende 
voldaen  werden. 

Tegen  Qaimelaha  Madjera ,  Tarnataens  Stadthonder  in  d'  Amboiose 
provincie,  hadden  sommige  ongeruste  Tarnataenen  geconspireert,  ende 
een  Maccassar  verwillicht,  d"  Madjare  op  sijn  slaep  plaats  te  ver- 
moorden ,  doch  mislukt  wesende ,  heeft  den  verrader  loon  nae  wercken 
becomen,  ende  sijn  desselffs  meesters  nae  Manipe  gevlucht,  die  daer 
blijvende  niets  goets  doen  souden ,  maer  stonden  met  Conings  gecom- 
mitteerde nae  Tamate  te  schepen,  derwaerts  alle  de  in  Amboina 
sijnde  Tarnatanen  van  Coningh  Hamsia  geroepen  waren,  suis  te  ge- 
loven is,  die  lantstreecke  van  dat  gespuljs  op  dato  mede  gesugvert 
is,  ende  groote  gerustheijt  sal  baren.  T'  is  oock  een  conditie,  int 
tractaet,  op  Hittoe  gemaeckt,  gestipuleert,  dat  geen  Tarnatanen  als 
Conings  officieren  snllen  vermogen  in  Amboina  te  resideren. 

Wat  na  d'  heer  Caens  aff^cheyt  ngt  Amboina,  als  den  gonverneor 
Demmer  in  de  maent  October  1643,  de  generale  visite,  daermede 
een  maend  ende  dach  spendeerde,  aller  wegen  verricht  heeft,  ocnlaire 
inspectie  vant  steijle  Hittoesegeberchte genomen, alle fortificatien noch 
in  esse  sijnde,  ende  de  dorpen  inde  hooghte  staende,  totalijck  affge- 
broocken,   geruineert,   ende   noch   veele  bassen,  ende  schietgeweer, 


eischte  Verheiden  den  Eipati  op.  Toen  deze  lag,  dat  hy  in  den  val  was  ge- 
loopen,  trok  hij  een  kris,  |,ende  seggende.  begitow,  stelde  hem  wel  dapper  daer 
mede  te  weere,  snlcz  de  degens  nijt  mosten  ^'  en  4  Nederlanders ,  ^  noch  meer  als 
een  quartier  uyr  doende  waren,  eer  hem  levend  bemachtigen  conden,  totdat  ten 
laesten  een  steeck  in  sijn  slincker  zijde  ende  een  quetsnere  in  aijo  hooft  beqaam, 
waar  over  nedervallende ,  d'  onse  hem  zijn  cris  ontweldichden ,  ende  alsoo  Tan 
:hem  meester  werden.'* 


«89 

de  8te§le  borgea  niet  aff  te  brengen ,  in  de  valQe  doen  Verpen  hééft, 
mitsgaders  alle  de  negrijen,  niet  alleen  op  t'  landt  Hittoe,  maer  op 
de  Ceramse  cust,  d'  eijlanden,  etc.  uyt  de  hooghte  opt  strant  doen 
transporteren  y  dat  gewenschte  saecken  sijn,  sullen  in  desen  niet 
extenderen,  ons  dienaengaende  tot  des  gouvrs  ampel  schrijven  ge- 
dragende .  •  •  .  •  Wij  laten  ons  voorstaen,  voor  desen  egeene 
gonvn  t'  lant  snlx  getraverseert,  de  bergen  beclommen  ende  soo 
goeden  opmerckingh  genomen  hebben ,  als  presente  gouvr  nijt  sijn 
achryven  gedaen  heeft,  dat  in  verscheijde  gelegentheden  noch  te  passé 
ean  comen. 

Op  Cambelle  is  de  geprojecteerde  fortificatie  en  huljsingh  vol- 
trocken,  hecht  ende  deffenciff.  De  redoubt  op  Amblaaw  sal  op  desen 
^t  mede  g'absolveert  wesen.  Op  Manippes  ende  in  GammesougiJ  op 
Loehoe  sQn  mede  aent  werck Op  Kelangh  wort  forti- 
ficatie onnoodigh  g'oordeelt 

Ais  geseijt  des  Casteels  onderdanen  generaiyck  comporteren  hun 
wel,  ende  thoonen  hnn  tot  alle  diensten  geroet.  De  Mooren  sijn  uyt 
de  cleene  dorpen  op  haer  selven  geseth ,  dat  een  goede  saecke  is , 
ende  neemt  het  Christendom  nu  veel  toe.  De  heydenen  van  Caybobo 
versoecken  leeraars  en  schoolmeesters,  daerinne  g*accommodeert  worden. 
T'gebreeckt  hier  aen  yverige  leeraers,  die  Ood  betert  weynigh  vinden. 
Tder  een  is  doorgaens  nae  hun  meeninge  Ie  lange  in  Molncco,  Am- 
boina  ende  Banda.  Wenschten  alle  geiyck  wel  in  Batavia,  op  Cor- 
mandel  ende  Formosa  te  wesen ,  om  gemack  ende  proffijt  te  hebben, 
dat  daer  meer  als  elders  meenen  te  vinden ,  echter  soo  niet  gaen  can, 
•  •  ...  Is  •  ....  g'  arresteert  voortaen  geen  andere  passen 
te  verleenen,  als  directeiyck  aent  Gasteel  Victoria  te  varen,  pmme 
disputen  wegen  de  gerechtigheijt  die,  d'  officieren  des  Conings  van. 
Tamate  pretenderen ,  als  comen  te  anckeren  in  plaetsen  onder  Tarnate 
sorterende ,  dat  echter  ongerymt  is ,  dewyie  met  onse  passen  comen , 
ende  buyten  dien  niemandt  mach  verschynen ,  off  wort  voor  goede 
prys  aengeslagen,  waermede  dit  disput  voorgecomen  sal  bUJven. 

D'affvallige   van  Alangh   ende   Lilleboy  hebben   hun  weder  onder 
V  Gasteel   begeven ,    de  roervincken ,   en  die  t'  Christen  gelove  ver-^ 
Whent  ende  Moors  waren  geworden ,  mitsgaders  staende  de  troublen 
moordadige  actiën  gepleeght  hadden ,  synvyffmetdenswaerde  gerecht 


i9d 

ende  vief  tigt  dé  negerye  omtrent  het  Gasteel  gebannen.  Dé  reste 
oomporteren  hnn  nae  behooren. 

De  differentien  Tan  Sorisory  waren  g'accommodeert,  den  eoon  van 
Paty  Hermen  gesaccedeert ,  ende  d'affvallige  gestraft.  Dit  negros 
volck  heeft  den  gonverneur  doen  om  lage  comen,  ende  plaets  bQde 
redoubt  Honnomoa  gegeven,  alwaer  de  Christenen  ende  Mooren  (waer 
nyt  dit  dorps  volck  bestaet)  gesepareert  woonen,  d'eene  op  de  reehter 
sy,  ende  d'andere  aende  slincker  zyde,  vande  voorschreven  redoabt, 
alwaer  door  den  Lientenant  Pieter  Nuyts  nn  in  beter  ordre  worden 
gehouden. 

De  gecommitteerde  van  Goningh  Hamsia,  Alonso  Carduiaw  ende 
Hamba  Radja  Kedire,  stonden  met  alle  de  Tarnatanen  op  hun  ver- 
treek,  wirden  met  t'jacht  den  Jengien  Prins  totBatsjan  geconvoyeert, 
weghslepende  op  reeekeninge  van  80000  realen  van  achten ,  daerinne 
Hamsia  syn  ontLerdanen  gemulcteert  hadde,  over  haer  bontbraecke, 
ala  hier  voren  geseyt  ra  56875,  bestaende  in  cleeden,  gout,  gommen 
ende  geschut,  bassen,  cleen  ende  groot,  nae  d'Amboinse  wgse  drie 
off  vier  mael  boven  de  waerde  getaxeert,  twelck  de  luyden  echter 
seer  swaer  gevallen  is,  ende  dient  niet  veel  te  comen,  omme  geen 
desperatie  te  causeren  ^  Ondertusschen  syn  d'Amboinse  ingesetenen, 
sabjecten  van  Tamate,  geheel  van  schiet  geweer,  principaiyck  groff 
schut  ontbloot,  doch  seggen  dat  niet  meer  gesint  syn  te  vechten, 
ende  wy  haer  wel  tegen  overlast  beschermen  sullen. 
<  Tenaensien  van  Teloucobessis  rebellie,  ende  dat  geen  toeval  crijge , 
sal  het  Amboins  garnisoen  desen  aenstaenden  jare  noch  niet  connen 
vermindert  worden .        . 

De  constitutie  van  d'eyianden  Banda  [staet]  God  loff 

in  goede  gewenschte  tarmen    ....  * 

1  Volgens  den  brief  yan  Demmer  en  zgnen  Raad  aan  G.  G.  &  R.  van  25 
April  1644  was  Am  bon  door  den  oorlog  soo  verarmd ,  dat  de  menscheo  » qaaiyck 
een  cleetjen  hebbeu,  om  haer  naeckte  lichaem  te  bedecken.** 

2  NI.  gezien  van  het  algemeen  standpunt  der  Compagnie.  Met  de  „bargery** 
op  Danda  zag  hot  er  in  dezen  tyd  treurig  uit.  Cornelis  Witsen  en  Raad  schreven 
bv.  den  6  April  1644  aan  G.  G.  &  Raden:  „  D'  Bandaase  bargery  is  soo  arm 
en  beroyt,  dat  geloove  geen  thien  te  vinden  syn  die  100  r*  in  contant  sonde 
oonnen  opbrenghen.  T*  geene  sy  coopen  is  meest  op  tgt  en  op  't  gewasch,  dat 
dan  noch  soberiycq  connen  betaalen."  Zie  ook  beneden,  blds.  S28vt,  den  brief 
van  Witsen  dd.  6  September  1644. 


191 

•  •  •  c 

Omme  Banda  voor  aQt  van  t'nodighste  tgtlijck  té  Becnnderen,  is- 
de  ffoQte  de  Oulde  Gans  op  30en  Novembr  passado  met  het  jaeht 
Oapingh  derwaerts  gelargeert,  de  flaijte  om  neven  Oostcappel  tegen 
HelJ  de  retour  te  comen ,  met  de  voorhantse  specergen ,  ende  Oapingh 
tot  ondersoeck  van  proffijt  gevenden  handel  inde  eijlanden  om  de 
znQtoost  van  Banda  gelegen,  mitsgaders  de  binnencaste  van  Nova 
Guioea  synde  het  Snytlandt  ^  Soo  is  oock  geraporteert ,  in  de  om 
d*oo8t  gelegen  eijlanden  geheele  bossen  noten  mnscaten  boomen  ge- 
vonden werden ,  soo  goet  als  in  Banda;  suks  soo  ondervindende  y  hebben 
last  gegeven ,  die  alle  te  vellen ,  dewijle  d'eijlanden  Banda ,  de  werelt 

van  noten  ende  macis  genoegh  dienen  can ^ 

Macosser  blQven  op  den  ouden  voet  continueren 

....  «De  negotie  in  Macassar  declineert  zeer,  ende  staet 
dageigx  meer  te  vervallen ,  mits  den  nagelhandel  aldaer  te  niet  zQ  '• 
Van  Jhoor,  Bantam,  ende  den  Mattaram  waren  daer  gesanten  ge- 
weest, die  alle  met  brieven  in  antwoorde  ende  gesehencken  gedimit- 
teert  sgn.  Hun  verrichten  bleeff  onbekent,  maer  vernemen  van  alle 
kanten  t'Moora  gebroetsel  vrij  woelen,  ende  hun  tsamen  trachten  te 
verbinden,  omme  te  stercker  te  wesen,  in  tijt  van  noot.  'T  schijnt, 
voor  een  groole  crack  ende  val  bedncht  sijn,  dat  eenigck  uijt  hun 
perfidieos  gemoet  resulteert.  Onse  progresson  ende  opluijckenden  etael 
bigft  haer  seer  suspect,  edoch  verhopen  haer  menëes  ende  qnade 
practQequen,  met  goede  voorsichticheijt  te  prevenieren  ende  crachte- 

loos  te  maecken. 

Het  Oudewater  sent  den   prince  Pateagloe  (dat  een  seer  curieus 

persoon  schgnt  te  wesen)  11  bharen  sandelhout  voor  siJn  reecke  k  60 

realen  de  bhaer,  daer  voor  verschegde  rariteijten  voordert,  te  weten: 

Twee  globesen  met  157  a  160  duljmen  circumferentie  ofte  int  ronde, 


^  Se  P.  A.  Leape:  De  reizen  der  Nederlanders  naar  het  Zttidland  of  Nieuw- 
Boilendy  in  de  Heen  l%e  eeuw,  (Anuterdam ,  Halst  van  Keulen  1868),  blds.  80  >  95. 

2  Haar  8olor  en  de  omliggende  kwartieren  werd  in  Januari  1644  gezonden  de 
koopman  Jobannes  Fokkestaart,  die  den  31  Mei  te  Batayia  terugkeerde.  Biykena 
<9q«  instructie,  dd.  2  Januari  1644,  was  het  hoofdmotief  syner  lending  het 
ntloQ  nn  sandelhoat,  maar  hy  moest  tevens  omsien  naar  het  fort  Henricus, 
nOnde  off  daer  niemant  yande  inwoonders  weder  omtrent  come  woonen  ly." 

8  Zie  hierTÓÓr  blda.  188. 


)92 

van  hout  off  cop^r,  daermen  de  pool  suijden  en  noorden  op  can  stelleo. 

Een  groote   wereltcaerte  off  mappa   mundj,    de   beschryvingh  ia 
Spaense,  Portngiese  off  Latijnse  tale. 

Een  boeck  vande  beschrijvingh  des  heele  wereltSi  atlas  intLatgn, 
Spaens  off  Portngies  met  hun  caerteu. 

Twee  vande  beste  verrokijckers,  goetvangesicht,  met  blicke pijpen, 
licht. 

Een  schoon  groot  brantghis. 

12  stux  driekantich  geslepen  glas^  daer  diverse  coulearen  door  de 
lacht  in  gesien  worden. 

30  k  40  danne  staven  ijser. 

Een  sphere  mundj,  t'ztj  van  coper  off  iJser,  daer  die  van  gemaeckt 
worden.  ... 

T'gene  hier  te  crygen  is,  wort  sQn  Hooght  met  aen- 

Btaende  besendingh  gesonden,  de  rest  gelieven  U  Ed.  nyt  Nederiant 

te  versorgen U  Ed.   bUJven   versocht,   daerinne  niette 

versuymen,  maer  te  maecken,  alles  pr  d'eerste  schepen  herwaerts 
bestelt  werde,  omme  do  prins  contentement  te  doen,  daer  van  de 
Compe  goede  diensten  treckt,  dewyie  t'Maccassars  gonverno  alleen 
op  syn  Hooght  rast 

Den  Siammer  sage  gaerne  met  onse  macht  omtrent 

Siam  qaamen,  omme  gecombineert  te  water  ende  te  lande  tegen 
Cambodja  '  te  trecken,  dat  niet  geraden  zy.  Dit  volck  istelanghsaem, 
ende  yets  versuymt  wordende,  wilden  alles  t'onsen  laste  schayven, 
twelck  dan  onlasten  ende  vyantschap  verweckt;  moeten  op  ons  selven 
bestaen,  off  synder  aff.  Ondertnsschen  is  het  goet  de  gemchtendoen 
lopen ,  met  soo  machtigen  Coningh  geconjungeert  comen.  Wt  allen 
desen  doen  connen  U  Ed.  wel  considereren ,  dat  hier  doorgaens  de  handen 
vol  hebben ,  ende  dienen  couste  que  conste  behooriycke  reparatie  ende 


.1  Met  Kambodja  was  de  Compagnie  in  oorlog,  omdat  daar  „Comp*  volck  t 
middelen,  schepen  ende  huysingh,  door  ordre  vanden  ingedrongen  moordadigeo 
Coningh  sgn  affgelopen,  gerooft,  mitsgaders  de  oppercoo plug  den  Pieter  van 
Regemortes  ende  Harman  Broeckmans  met  haar  ^evolch  schandelijck  vermoort/ 
Zie  hierover  Van  Dgk,  Borneo,  blds.  322  v.y.  Wy  souden  wel  gaarne  sien,  dat 
ook  Siam,  hetwelk  Kambodja  als  vasalstaat  beschouwde,  tegen  dit  land  optrad, 
maar  wy  wilden  geen  gesameniyk  optreden. 


Ï9^ 

rerengie  te  nemen  over  dese  booswichten  van  Cambodja,  Quinangh,  ^ 
Benjarmassingh  *  ende  Cotnaringe,  off  staenonsdiergelijckeonheijlen 
elders  meer  te  gemoeten,  daer  van  Jamb'i)  ende  Palimbangh  de  minste 
niet  sgn,  maer  met  Godea  gratie,  sullen  ons  daer  wel  door  redden, 
ende  segnirder  staet  becomen. 

3 

Wgders  communiceren  ons  d'advisen  van  Siam  egeene  bijsondere 
verandering.  Den  Coningh  ende  grooten  bleven  tot  Comps  volck  ende 

handel  groote  genegentheijt  bewijsen De   winsten  in- 

Siam  [asQn]  seer  sober. 

•    •....  Wij  versoecken  ordre,  ende  U  E.  advijs / 

off  d'Engelse  tot  hun  appetit  onser  vijanden  havenen,  onder  aenge- 
togen  conditien  ^  sullen  ongemolesteert  laten  frequenteren,  off  dat 
beter  geraden  zg,  t'  zelve  te  beletten,  ende  de  beginselen  stuijten. 
Wijders,  soo  nijt  consideratie  ende  saecken  van  staet  best  oordeelt, 
do.  vrnnden ,  wanneer  geen  vijanden  ende  hare  goederen  voeren , 
desen  haren  handel  niet  te  turberen,  off  dan  Malaccas  oudt  compe- 
terende  recht,  namentlijck  thol,  sullen  mogen  voorderen.  Wij  hebben 
daerinne  bnljten  U  Ed.  goetvinden  ende  advijs  int  regard  van  d'En- 
gelse  natie  niet  willen  treden ,  maer  simpelijck  g'insinueert ,  dat  na 
desen  voornemens  sijn  onse  gerechtigheijt  te  voorderen ,  vande  schepen 
door  dat  vaerwater  tenderende,  des  op  d'een  ende  d'ander  antwoort 
zullen  verwachten.  Indianen ,  ende  Portugesen  moeten  alle  verthollen  ^ 
daer  het  oock  toe  houden  sullen,  maer  omtrent  d'Engelse  vinden 
bugten  Ü  £d.  advijs  niet  geraden,  daerinne  te  treden 


1  Vgl.  Van  Dgk,  Borneo,  bldz.  349  v.v. 

2  Over  BaDdjermasin  (Martapoera)  zie  men  Yan  Dijk:  Borneo,  bidz.  115—118, 
op  welke  laatste  bladzijde  men  leze  (regel  7  ▼.  boven):  „23  December  1644" 
in  plaats  van  „  20  Jannari  1645",  terwijl  op  bldz.  118,  r.  14  yan  boy.,  terver- 
dnidelgking  na  „het  aengetogene"  wel  mag  worden  ingeynld:  „nl.  de  oorlogs- 
toestand op  Ambon,  Qoa  en  Ceilon." 

3  Wat  bier  yolgt,  en  in  een  vroegeren  brief  yan  Qt,  G.  &  B.  (dd.  4  Jannari 
1644)  aan  de  XVII  yoorkomt,  over  de  ontdekkingstochten  naar  „  de  Noya  Qninese 
cnst  ende  t  Zugtlant".  yindt  men  by  Leupe,  Tasman  en  Visscher  (Bijdragen 
Instituut,   IV,  bldz.    126-130). 

4  KI.  geen  yeryoer  yan  yyandelgke  personen  of  goederen.  De  Engelschen 
moesten  zich  wel  onderwerpen  aan  het  yisiteeren  der  schepen,  of  deze  ook 
ygandelgke  personen  of  goederen  inhielden.  Men  zie  by.  Besolntie  G.  G.  &  B.  yan 
4  Oct  1644. 

13 


194 

'Barent  Pessaert,  president  vande  Denemarckse  Compe,  van  tQtiot 
tijt  omtrent  Trangebare  ende  inde  Portugese  stadt  Negapatnam  de 
nomber  van  25000  stux  schooue  rochevellen  opgesamelt  hebbende,  is 
na  veel  suckelens,  ende  verscheijden  empedimenten  t'zee  geraeekt, 
ende  heeft  de  voyagie  van  de  Cnste  Cormandel  pr  een  gecocht  Por- 
tugees fregat j  bij  hem  de  Hope  genaemt,  naer  Japan  met  voorschre- 
ven vellen  onderleijt,  maer  is  int  Malax  vaerwater  g'arresteert,  ende 
pr  tracht  Ackerslooth  den  20en  November  hier  ter  reede  gebracht.  ^ 

Pessart   [is]  in  Rade  aengedient,  bi)  aldien  sich  over 

ons  doen  g'agra veert  vont,  recht  aenden  Raet  van  Justitie  hadde  te 
versoecken,  ende  sich  aldaer  wijders  te  purgeren,  wegen  d'actie  die 
den  fiscael  tegen  hem  is  hebbende.  Tot  noch  heeft  geen  motie  ge- 
gedaen ,  maer  bij  aldien  om  proces  te  formeren ,  ende  aenvaogh  te 
maecken,  sijn  actie  niet  institueert,  maer  sljn  saecke  nae  Europa 
meent  te  renvoijeren,  sullen  den  fiscael  provisie  verleenen ,  omme  tegen 
sijn  persoon,  schip,  voick  ende  goederen  te  procederen,  vermits  ge- 
tracht heeft,  Malacca  sonder  thol  te  betalen  te  passeren,  t'Casteels 
canon  al  verbij  is  geweest;  dat  op  de  vruntlijcke  aenmaninge  vanden 
Commissaris,  tot  de  visite  der  passerende  schepen  gelast,  egeene 
visite  gedoocht,  ende  sich  faicteiyck  daer  tegen  gestelt  heeft,  snlx 
te  weder  zijde,  bevoeren  tot  strijcken,  ende  te  reede  voor  Malacca 
te  comen  anckeren,  conde  resolveren,  hostile  proceduijren  gepleeght, 
ende  volck,  ter  weder  zijde,  eenige,   doch  weQnigh,  verseert  sgn* 


1  Q.  G.  &  Baden  hadden  yan  dien  tocht  gehoord  en  Van  Vliet  gelast,  het 
schip  200  mogelgk  aan  te  honden,  „alsoo  wQ  H  verschijnen  van  Earopise natiën 
in  Japan  seer  bedenckelyck  en  voor  de  Comp*  gans  schadelgck  achten  *'.  Qaf  het 
Deensche  schip  geen  reden  tot  opzending  naar  Batavia ,  dan  moest  Van  Vliet 
het  toch  opzenden,  „onder  *t  een  off  H  ander  pretext,  als  H  voeren  van  Por- 
tugese goederen ,  ende  dat  hjj  CPessaert)  een  Nederlander  en  fngitiff  van  Batavia 
is".  (G.  G.  en  R.  aan  Tan  Vliet,  11  Maart  1644).  Om  hem  de  reis  naar 
Japan  te  beletten,  werden  „schip  ende  goed  by  den  Raad  van  Justitie  verbeurt 
verclaert,  (welcke  sententie"  —  zoo  schreven  G.  G.  &  R.  den  9  Juli  1645  aan 
de  XVII  —  „  niet  weten  off  al  staende  gehouden  sonde  hebben  connen  werden)". 
Hierna  werd  de  zaak  in  der  minne  geschikt:  de  Comp.  zou  de  roggevellen  naar 
Japan  zenden  om  daar  ten  voordeele  van  Fessaert  verkocht  te  worden.  Deze  zon 
naar  Manila  met  een  lading  van  de  Compagnie  gaan,  om  die  daar  aan  den  man  te 
brengen ,  „ende  om  met  eene  van  Manilhas  gelegentlieyt  ende  constitutie  rapport 
te  doen."  Hi)  vertrok  daerheen  den  19  Mei  1645.  Men  zie  den  afloop  van  dezen 
tocht  bij  Valentyn,  I.  a.,  bldz.  145. 


195 

ledere  dat  hij,  Pessart,  een  fagiti)ff  van  Batavia  is,  sondcr licentie 
met  onse  schepen  anno  1634  nae  Nederlant,  ende  van  daer  na  De- 
nemarcken  verlopen  ^  nQtheemsche  princen,  contrarie  sijnen  eet^  in 

d'Oost  India  dienst  doende 

Malaeca   sal   baijten   twijffel   in  corte  sijne  lasten  opbrengen /wel 

800  veel  niet  uijt  eijgen  handel  die  de  Compe  aldaer  te  verwachten 
heelt,  als  vande  incompste  der  landen,  gerechtigheden,  thollen  etc. 
T'is  abags   vande   sulcke,    welcke   snstineren,    Malaccas   opgangh, 
Batavias  ondergangh  sal  veroorsaken,  off  t'gant  dat  Malaeca  in  negotie 
toeneemt ,  Batavia  in  veele  deelen  affgaen  sal ;  maer  dit  is  waer  ende 
fondamenteel ,   alle  dat  Malaeca  in  traffijcq  toeneemt ,  gedijt  tot  ver- 
minderingh  vander  Mooren  handel  in  Keda,  Pera,  Trangh,  Johory 
PataniJ   etc.,  alsoo  dees  landen  voickeren,    emmers  tot  nu  weijnigh 
op  Batavia  verschenen  sijn ,  maer  hare  cleden ,  ende  nootwendigheden 
vande  Gnseratse   Mooren,  Ciingers,  Bengalers  ende  andere,  in  aen- 
getogen   qnartieren   voor   thin,   peper,   oliphantstanden ,   gout,  etc, 
becomen,  waer  licht  uijt  can  affgemeten  werden,  Malaccas  negotie , 
Batavias  niet  prejudiceren ,  maer  noch  verbeteren  can,  dewijle  die 
stadt   tot   vervolch   des   handels   vcele  commoditeijten  van  hier  toe 
voeren ,  die  aldaer  met  goeden  afftreck  verthiert  werden.  De  frequente 
vaert  der  Mooren  in  aengetogen  quartieren  (zoo  bestaen  willen)  dient 
gestut,  ofte  geheel  in  Malaeca  getrocken,  op  dat  de  Compe  off  bij 
progressiven  handel,  off  wel  met  d'incompsten  der  thollen  (dat  apa- 
renst  ende  de  minste  swarigheijt  subject  is)  haergelegentheljtmaecke, 
tode  Malaeca  (tweick  tot  nu  meer  gasteert  als  proffiteert)  mede  sijn 
voordeden  contribnere. .  T'is  noch  nieuw  met  die  plaets,  alles  is  door 
den  oorloge  verdestrueert ,  ende  met  ons  gednyrigh  cruijssen  omtrent 
die  stadt,   ten  tijde  der  Portngesen  sijn  d'omleggende  voickeren  ge- 
diverteert,  ende  als  vreemt  van  die  residentie   geworden,  waer  door 
oock   der   Mooren   traffijcq   toegenomen   heeft,    dewijle  wij  die  niet 
infesteerden,  ende  den  Portugees ,  t'selve  te  beletten ,  onmachtigh  was. 
Omme  dit  alles  weder  op  den  ouden  ploij  te  brengen,  vereijscht  tijt ; 
d'infectie   vande  lucht,  ende  andere   ongelegentheden ,   uijt  de  des- 
tructie ende  oorloge  geprocedeert ,  heeft  groote  sterfFte,  ongesontheden , 
ende  veele   incommoditeijten,   omtrent   Malaeca  veroorsaeckt ,  snlcx 
dlndiaense  natie,  soo  wel  als  d'onse  nae  Malaeca  te  comen  schrick-' 


196 

te&,  dat  seer  verandert,  ende  wort  daer  nn  geen  extraordinarij  storffie 
vernomen.  Dat  veele  van  d'onse  affkeer  van  die  stadt  hebben,  is  om 
de  redenen  hier  aengewesen,  ende  dat  Qder  wel  sonde  willen  weses 
inde  vette  weijden  van  Cormandel,  Snratte,  Parsia,  Taijonan,  etc 
T'schijnt  daer  wat  meer  als  tot  Malacca,  deUolncco,  Amboina^ende 
Banda  te  proffi teren  weten,  doch  dit  sfjn  de  rechte  herder^  niet. 
T'is  seecker,  beswaeriyck  een  oppercoopman  te  vinden  zij,  die  met 

■ 

genegentheijt  nae  die  quartieren,  omme  sijn  dienst  te  doen,  gecom- 
mandeert  wort.  Evenwel  de  Compe  moet  soo  wel  in  d'een  als  d'ander 
plaetse  gedient  syn,  ende  ijder  gaen,  daer  verstaen  hnn  dienst  te 
vereijsschen ,  ende  dient  dit   eeniyck,  omme  nader  aen  te  wgseHi 
dattet  alleen  Malacca  niet  zy,  dat  nwe  dienaren  schuwen,  maeralle 
ae  qnartieren  innewaerts,  als  maer  beter  cannen,  synde  de  Molacco 
by   deselve  in  sodanigh  disrespect,  dat  hnn  inbeelden,  die  employé* 
menten  haer  tot  straffe  worden  opgeleyt,  ende  dat  procedeert  eenigck 
nyt  eygen  lieffde,  ende  dat  elders  beter  gelegentheyt  meenen  te  vin- 
den, omme  hon  selven   met  onbehoorUjcke  middelen  te  verrycken* 
Wat  voordeel  ende  verseeckeringh  het  den  stant  vande  Compe  hier 
te  lande  aenbrenght,  dat  de  Portngesen  van  Malacca  gedestitneert 
hebben,  is  voor  desen  gedémonstreert,  ende  bUjckt  ons  dageiyxnoch 
meer  byden  opulenten  toevoer  van  alle  soorte  van  coopmanschappen 
ende  vivres  in  Batavia,  synde  den  afftreck  van  diversche  coopman- 
schappen, lywaten,  ende  voornementiyck  Javaense  doecken ,  soo  groot , 
dat  veel  comt  te  mancqneren,  om  den  coopman  te  gerieven,  snlx  de 
proffijten  des  handels  (zoo  den  selven  conden  voldoen)  mym  een  derde 
grooter  souden  wesen.  Voor  langen.tyt  syn  van  alle  getrocken  Javaenae 
cleden  destituyt  geweest,  dat  onse  cassa  seer  schaers  hont,  vermits 
de  vreemdelingen  voor  hun  peper ,  rys ,  etc.  met  geit  moeten  conten- 
teren,  dat  in  corte  met  het  groot  ontseth  van  Cormandel  te  oomen, 
te  beteren  staet,  ende  dit  alles,  off  emmers  t'grootste  gedeelte,  caa-» 
seert,  den  Portugees  van  Malacca  gedepossideert  hebben.  Sonderlinge 
is  die  conqueste  de  Compe  oock  waerdich,  ende  t'extimeren  in  tyde 
van  trefves,  dewyie   by  t'missen  van  Malacca,  ons  den  handel  om 
de  zuyt  niet  troubleren  cunnen,    veel  minder  de  vyantschap  ende 
quade  genegentheyt  der  omtrent  ons  gelegen  Indische  prinsen,  Mat-> 
taram,   ende  andere  berockenen,  geüjck  seer  meesteriyck  weten  te 


197 

praetiseren.  T'is  seecker,  soo  Java  zijn  gerieff  ODgemolesteert  in 
Malacea,  als  bg  den  Portugees  voor  desen,  conde  halen,  den  handel 
van  Batavia  stont  geheel  te  vervallen,  ende  alle  provisien  souden 
ons  seer  spaersaem  toegeyoert  werden ,  mitsgaders  meer  als  drie  ton- 
nen goats  jaerlijx  minder  in  Batavia  bij  handel  proffiteren ,  ende  de 
lasten  souden  echter  niet  cleender  wesen,  ten  aensien  de  vijanden, 
die  tegen  ons  gestadigh  souden  aanhitsen;  des Malacca geconserveert , 
ende  die  stadt  yoor  eerst  in  sijn  geheel  met  goet  gamisoen  verseec- 
k&ri  dient,  mitsgaders  sorge  gedragen,  daer  omtrent  geen  buijrluijden 
comen  logeren  ende  rendevous ,  omme  handel  te  stabileren ,  begrijpen , 
dat  met  Godes  toelatingh  meenen  voor  te  comen,  dewQle  gestadich 

in  die  engte  competent  vaertuijgh  houden Op  17  Julij 

«     .    .    •    .  vertrock den  E.  Pieter  Sourij  in  commissie 

ende  gesantschap  aende  Coningen  van  Palimbangh,  Jambij  ende  Jhoor , 
alle  ten  principalen  tenderende  tot  nader  verbond  ende  vruntschap, 
als  om  de  dreijgende  verwijderingh  te  prevenieren,  die  tusschen 
t'Johorse  rijck  ende  Malacca,  uijt  de  rebellie  der  Manicabers  van 
Nanningh   ende   Rambouw,   vassalen   des  Johorsen  rijcx,  scheen  te 

willen   rijsen,   sijnde  cort  bevoren  gesanten   van  Johor  op  deselve 

materie  tot  ons  gecomen ^ 

Tonser  verdriet  [worden]  verwitticht  vande  aengeto- 

gen  rebellie  der  Manicabers  in  Nanningh  ende  Rambouw,  derwaerts 

den   gouvr    met   redelijcke   suite  tot  accommodatie  van  saeckeu  sich 

persoonigck  getransporteert  hadde,  maer  heeft  niet  veel  gescheelt, 

dat  van  die  traiters  schandelljck  vermoort  was  geworden ,  gelijck  aen- 

den   Capn.   Laurens   Forcenburgh,   ende   den  ontfanger  Jan  Janssen 

Menie  onder  schijn  van  vruntschap  g* exerceert  hebben,  als  wanneer 

den  gonvr  groot  hazard  liep  met  syn  geheele  geselschap  overrompelt 

te  werden  ^,   daer  dan  noch   veel   slimmer  gevolch  uijt  te  vreesen 

1  Echter  „niet  soo  schurffden  bootschap  ,  ....  dat  [wy]  daer  ngt 
groot  bedencken  crijgen,  [Djohor]  daer  selve  wel  schuldigh  aen  mochte  sijn". 
(Instructie  van  G.  Q.  &  R.  voor  Sourij,  dd.  16  Juli  1644.)  Zie  echter  beneden, 
bids.  199. 

S  In  de  brieyen  uit  Malaka  wordt,  wat  dese  onlusten  betreft,  verwezen  naar 
andere  documenten,  die  echter  op  't  B.  A.  niet  aanwezig  zyn,  terwijl  OTerigens  slechts 
ter  loops  over  deze  gebeurtenis  wordt  gehandeld.  Van  Yliet  schreef  den  13  Oct.  1644 
bv.  aan  Amold  Heussen ,  directeur  van  onzen  handel  op  de  Kust  van  Koro- 
aiandel:   „In  Febr.  pass».  sQu  wj)  met  eenige  u^t  onse  raet  en  competent  .getal 


198 

Btont,  hebbende  do.  goavr  sich  al  te  onbedachteiyck  int  gewelt  van 
dit  brntal  volck  begeven,  sich  selven  ende  den  staet  aldaer  in  ^root 
gevaer  stellende,  ende  bleven  dese  mutins  in  rebellie  continneren , 
stropende  ten  platten  lande ,  ende  dicht  onder  Malaccas  mnijren ,  d»&r 
d'onse  we^nigh  tegen  conden  doen,  als  dat  de  riviere  PanagiJ  beseth 
hielden,  omme  die  schelmen  alle  toevoer,  principalijck  sont,  aff  te 

soldaten  na  Malaccas  Yaasale  dorpen,  Hellecqne  ende  Nanningh  getrocken,ooime 
de   Terwoede   Manicabersen  tot  geregelder  leven  te  inst meeren  ende  de  landea 
Trnchtbaerder  te  doen  maecken.  Naer  t*  sich  in  begin  liet  aensien,   souden  ons 
disseyn  nytgewrocht  hebben,    maer  raeckten   in  verschil  met  die  van  Rambaii 
(sQnde  vassalen  vanden  Conink  in  Johoor),  maer  omme  alle  oneenicheeden  irecli 
te   nemen   en    corte  expeditie  te  becomen,  sonden  den  cap*"  Lanrens  Forcenbnrg 
met  den  ontfaiiger  Jan  Menie  derw^"  om  dat  zij  onder  die  dorpelingen  bekent  en 
bemint  waeren,  synde  met  sold^*^ ,  d**  (?)  en  jongeres  (?)  niet  meeralslöcoppen 
sterck. Die  van  Rombou  bejegenden  d*onseop den wech,spraeckeninder minne.,   «a 
droncken   met   den   ander,   doch   d'  onnoosele  werden  verraderUjck  overvallen, 
verrascht  en  vermoort,  sonder  dat  de  minste  defensie  conden  doen.  Dit  beschikt 
synde,   qnamen    die   moorders   ons   int  dorp  Nanningh  bespringen.  Wy  keerden 
hun  viermaal   met  verlies  van  16  coppen  en  den  cap^*>  bleeff  met  13  Ó9*,  Twee 
caifers   ontquamen,   doch   met    den   avond   mosten  wy   de  wyck  nemen,  en  des 
morgens   sloegen  [wy]    met  een  troep  van  ontrent  100  coppen  door  meer  als  15 
hondert  Manica^"  en  syn ,  Godt  loff ,  met  d*  overgeblevene  in  Malacca  gekeert.  **  — 
De  Vlaming  van  Ondshoorn  laat  sich  in  syn  „Relaes**  over  lyn  ambassade  naar  Atjeb, 
in  1644,  by  welke  gelegenheid  hy  Malaka  tevens  aandeed  (sie  beneden  bldi.  200), 
aldus   nit:    „De  Comp*  [wordt]  van  die  saeke,  by  veele  Indianen  geen  eer  e  ^- 
geven,    mits  dien  gesustineert  wert,  die  dnrp-lnydtjens  tot  hun  pertinace  weer- 
barsticheyt    door    d*    affpersingh    hnnner    wettigh    competerende    lyifeijgenen 
ende    andere   mde   bejegeningen  genouchsaem    geport   en   gedrongen    geweest 
maer  en   moet    men    al   sulck   seggen    *t   grootste    geloof    niet    geven,    alaoo 
't  seker  sy,   de   Comp«   met   deselven  noyt  anders   als  ten  goede  voor  gehad 
heeft.   Emmers   dit  is  waerachtigh  ende  my  van  geloofwaerdige  Comp*  dienaren 
voorgecomen,  sal'  den  coopman  Jan  Jansen  Menie ,  a^  passato  door  den  goavemear, 
tot    die   bonwlnidtjens   gestiert  synde,    jnt  minneiycke   resgatte   eeniger   lyf-, 
ey genen   vande  selven  te  begeren  (Vgl.  Van  der  Chys,  Dagregister  1640—1641 , 
blds.   462  V.)  ende  voort  over  desen  en  genen  saeken  eenige  redressen  te  doen, 
sich   als   doen   seer  brute   omtrent  de  selven  gedragen,  verscheyde  lyfeygenen 
met  gewelt  van   daer  genomen,  anderen   tot  syn  believen  maer  gecofl  ende  d* 
eygenaers  om   de   betalinge  tot  Malacca  gewesen  soude  hebben,  alwaer  om  de 
selvige  betalinge   gecomen,   ende   die   aen   Menie  uyt  's  Comp*  casse  toe  getelt 
synde,   hun   dan   nogh,   een   groot  gedeelte  door  den  selven  onthouden  wesen.*' 
Indien   dit   zoo   is,   dan  is   het  volgens   De  Vlaming  niet  te  verwonderen,  dat 
sy,  „den  Gouverneur  met  soo  ontsaggelycken  gevolgh  ende  Menie  voomyt,  met 
soldaten  g'accompagneert  tot  hun   siende   afcomen,  bevreest  geweest  syn,  ende 
hun   daer  van  hebben  gesocht  t*  ontlasten,  dat  dan  gemeineiyck,  jn  diergeiycke 
gelegentheeden  niet  heel  effen  (als  Qodt  beter  doenmaels  oock  geschiet  is)  toe 
en  gaeV'. 


199 

gdeo.  Van  deae  oppositie  sustineert  den  gonvr,  den  Johorit  kennisse 
te  hebben ,  ende  door  hem  gevoet  wert ,  twelck  wij  echter ,  ende  noch 
minder  den  Commissaris  Sourij,  in  Johor  geweest,  soo  niet  begrijpen  , 
dat  den  tijt  wel  nader  aenwijsen  sal ,  ende  hadden  die  van  Jolibr 
aengenomen,  dit  faict  (als  sijnde  hunne  vassalen)  te  straffen,  gelijck 
vertrouwen  op  hun  wijse  doen  sullen,  bij  aldien  maer  aende  saecke 
aelver  niet  vast  sijn,  dat,  als  geseijt,  niet  wel  te  geloven  is,  te 
meer  des  Johorits  gelegentheijt  niet  toelaet  sich  tegen  ons  te  kanten. 
Evenwel  de  Mooren  sijn  niet  te  vertrouwen ,  hebbende  als  kneermaels 
geseijt,  nu  onder  den  anderen  vreemde  concepten.  T'is  altijt  sulcx, 
dese  ende  andere  voorgevallene  differ enten  den  gouverneur  van  Ma- 
lacca  seer  suspect  siJn ,  mitsgaders  aldaer  groote  jalousie  ende  ver- 
wQderingh  baerden,  waer  over  te  liever  onsen  Commissaris  nae  Johor 
Bchickten,  omme  voordere  onheijlen  te  voorcomen,  ende  met  Johor 
int  oude  verbont  te  continueren,  twelck  do.  commissaris  meent  uijt- 
gewerckt  te  hebben,  midts  dat  gesanten  nae  Malacca  gesonden  sijn, 
omme  de  geresen  verschillen  t'accommoderen ,  mitsgaders  dat  den 
vorst  van  Johor  belooft  ende  aengenomen  hadde,  die  van  Naningh 
ende  Ramboaw  over  hun  desobedientie  ende  schandelijcke  massacre 
condigne  straffe  toe  te  laten  comen.  Maer  Sourij  is  wat  te  facil  ende 
lichtgelovigh ,  de  Mooren  te  veel  credit  gevende,  meent  sijn  saecken 
wel  verricht  te  hebben ,  wanneer  met  complementen  ende  geschencken 
te  mgge  keert.  Bij  aldien,  volgens  ordre,  van  Johor  met  Conings  ge« 
santen  nae  Malacca  getendeert  hadde,  ware  de  Compe  uijt  dese  sijne 
legatie  beter  dienst  geschiet,  ende  veel  goets  gedaen ,  tot  accomodatie 
vande  verwijderde  humeuren,  soo  aende  zijde  des  Malazsen  gouvis  als 
Johorsen  Coningh,  die  vernemen,  vrij  tegen  den  ander  uijt  passie 
ende  jalousie  ingenomen  sijn,  sulcx  oock  den  Jhorit  wel  plat  uijt  derff 
seggen ,  met  Malacca  geen  correspondentie  zal  houden ,  soo  lange  den 
presenten  gouverneur  aldaer  resideert,  waer  toe  sich  Sourij  als  mid- 
delaer  hadde  behooren  te  laten  gebruijcken,  ende  gelijck  geseijt; 
nevens  de  Johorse  gesanten  nae  Malacca  te  varen,  daer  toe  tijt  ge- 
noegh  overigh  was 

Den  thin  handel  in  Salangh  ende  BangariJ   hadde    redelfjck  gege- 
ven  Van  Queda  ende  Pera  staet  nu  niet  te  comen ,  door 

eenlge   aldaer   voorgevallen   verhinderingh,  ende  de  frequente  vaert 


200 

der  Hooreüy  die  dit  minerael  als  d'eliphaDten  aeer  ijveriyck  opcoopen. 
Keda  wird  met  oorloge  vanden  Siammer  gedrefjght ,  vermidts  homage 
te  doen  weijgerde,  dat  g'accommodeert  is,  ende  wort  het  thin  graven 
nu  weder  bljder  hant  genomen.  Den  Peraschen  vorst  (snbject  vao 
Atehin)  hadde  geweijgert,  contract  als  die  van  Keda  met  ons  aenge- 
gaen,  waer  over  desseifis  riviere  beseth  hielden,  dat  in  Atehin  niet 
wei  genomen  sIJ ,  ende  den  Commissaris  Vlamingh  sich  ignorant 
hondende,  is  dat  different  herwaerts  geren voij eert,  twelck  wel  t'aceo- 
moderen  sal  wesen,  mits  dat  onse  portie  van  daer  erlangen,  ende 
t'sijnen   tijt  alles   tot   Malacca   trecken,  dat  wel  vallen  sal,  als  de 

Hooren  eens  gediverteert  off  geweert  sullen  wesen 

Wt  Queda  stont  jaerlijcx  100  bharen  peper  te  comen,  tegen  22 
realen  de  bhaer,  gelijck  die  den  oppercoopman  David  Walraven  daer 
gecontracteert  hadde,  met  apparentie  de  quantité  van  t^t  tot  tgt 
stont  t'accresseren. 

Den  Commissaris  Arnold  de  Vlamingh  van  OndBhoora 

[is]  op  primo  stantij  met  Grol  over  Malacca  [van  Atjeh]  alhier  weder 
gekeert.  ....  Neven  den  selven  sent  Hare  Hooght  ^  twee  aen- 
sienlljcke  gesanten ,  brieven  ende  geschencken  .  .  .  «  ^  [De  Vla- 
ming was]  by  de  Coninghinne  ende  Grooten  aengenaem  ende  res- 
pectabel  geweest,  die  alle  onse  vorige  gegunde  privilegiën,  opnieuw 
ende  voor  haer  leven  *  gecontinueert  heeft,  mitsgaders  na  veel 
soliciterens  moeijten,  als  hantvullingh  van  de  voornaemste  heeren 
onse  vyff  stux  groote  costeHJcke  jaweelen  3,  doch  seer  ongaeme  aen- 
genomen  voor  ses  dugzend  tagien  Atchins,  sijnde  24000  realen  van 


1  De  Saltan  van  Atjeh. 

2  üit  de  stnkken,  nit  Atjeh  overgekomen,  is  my  daarvan  niets  gebleken 
Wel  wordt  hetselfde  gesegd  in  Resolutie  G.  Q.  &  R.  van  1  Dec.  1644,  den 
dag  van  De  Ylaming's  terugkomst. 

8  Door  den  vorigen  Snltan ,  echtgenoot  der  tegenwoordige,  waren  eenige  jaren  ge- 
leden een  aantal,  op  bepaald  voorgeschreven  wQse  geslepen,  diamanten  uit  Nederland 
ontboden,  maar  het  Atjehsche  Hof  had  se  tot  nu  toe  slechts  voor  een  deel  aangenomen, 
de  rest  weigerende  o.  a.  met  een  beroep  op  den  minder  goeden  toestand  der 
schatkist.  Er  waren  nog  onverkocht  een  aantal  tot  een  waarde  van  /"  55000,  en 
het  gelukte  De  Vlaming  door  allerlei  middelen  (smeeken,  huilen,  comediespelen 
en  omkoopen)  dese  rest  van  de  hand  te  doen.  Trouwens  dese  handelsoperatie  was 
het  hoofddoel  van  syne  zending,  evenals  van  de  sendingen  in  de  voorafgaande 
jaren  (Tgl.  boven,  bldi.  141). 


201 

8a y mits  conditie,  geen  jaweelen  na  desen  inAtchin 

(omme  [hare   hoogheden  op  te  dringen)  sullen  mogen  brengen,  ten 

ware    eenige   qnamen   te  voorderen Doenlijck  wesende , 

moeten  opt  ongevoeghlijcksl '  béwèrckeh ,  egeenè  off  weijnigh  peper 
uyt  Tioco,  Priaman  en  elders  na  Atchin  gevoert  werde,  gelQck  dit 
jaer  op  do  cnst  ten  deele  gepractiseert  zij,  buIx  op  den  Commissaris 
Tertreck  wegnigh  peper  vernomen  wirt,  ende  in  Pera  moeten  den 
thin  trachten  nijt  d'eerste  faant  te  crijgen ,  als  wanneer  de  vreemde- 
lingen ende  Engelse  in  Atchin  trafficquerende  sober  retonr  t'erlangen 
hebben. 

D'advijsen  van  [Palembang]  commnniceeren  den  rede- 

IQcken    toestant   ende   d'onse   bij   den  Palimbanger   nae  ngtterlijcke 
aehgn  in  redelijck  aensieh ,  ende  wel  gewilt  waren.  De  correspondentie 

met  die  vanden  Mattaram  op  den  ouden  voet 

Van  Jambij  is  op  2  deser  gekeert  [het]  schip  Malacca  .... 
Aldaer  waren  Cooips  dienaren  in  beter  posture  ak  voor  desen;  even 
wel  de  correspondentie  met  den  Mattaram  continueerende,  gelljck  op 
Malaccas  vertreck  den  Jambisen  Tommagon  met  Mattaramde  gesanten 
aldaer  van  d'  oost  aangelandt  was,  ende  ons  t'  selve  door  den  Pan- 
geran  largo  met  sijn  missive ,  pr  tschip  Malacca  geschreven ,  g'adviseert 
wert,  specificerende  d'  hoedanigfaeijt  van  de  vereeringh  hemdoorden 
Sonsonnangh    gedaen,    aparent  omme  ops   mede  tot    schenkagie  t' 

animeren 

Geschreven  in  U.  Ed.-  Casteel  Batavia  desen  23en  December  1644. 
•     •     ••     •     ••••••t******«****« 

AnTONIO   VA.N  DlBMXir. 
COBNELIS   VAK  BBB  LiJlT. 

Salomok  Swbbbs. 
Patjltjs  Cboocq. 

SiMOK  VAK   AlPHSK. 


XXVIIL    Balance  i^jt  de  seneral^ 

In  't  Casted  Bdnl 


Debit. 

Aende   Generale   Vereenichde  Oost  Indische  Comp«    , 

Aen  generale  oncosten 

Aen  generale  soIdQe 

Aen  generale  fortificatie 

Aen  generale  schenckagie 

Aen  generale  oncosten  van  schepen 

Aan  generale  oude  njjtstaende  schulden      .... 

Aae  primio  ?an  spoedige  ?o^agies 

Aen  den  keiser  van  Ccjjlon 

Aen  den  Coninc  van  Cambodia 

Aen  den  Coninc  van  Hartapoera 

Aen  den  Coninc  van  Quinam 

Aen  den  0'Oninc  van  Cottawaringen 

Aen  hnijsen,   erven  en  gronden  van  de  Gen^  Comp* 


14271221,4,12 
16329468,11,9 
3196215,7,7 
1537939,14,6 
12639795,8,9 
1226915,7,16 
137322,15,4 
1052298,16,14 
163566,18,7 
140949,8,4 
64649,10,3 
17429,15,4 
59789,15,7 


Aent  Comptoir  Taijouan  op  de  Cast  van  China  .    . 

ien  realen  van  achten  voor  664|  reael 

Aan  't  Comptoir  Gel r ia  op  de  kust  Cormandel  .  . 
Aent  Comptoir  Nangesacque  in  Jappan  ..... 

Aent   Comptoir  Banda 

Aent  Comptoir  Chiam 

'Aen  voijage  naer  de  westcnst  van  Snmatra     .    .    • 

Aen  peper  voor  17003  picol  54  cattj 

Aent  Comptoir  Atchjjn 

Aent  Egiant  Maurittius 

Aen  vogagie  naer  Pera  en  Queda 

Aent  Comptoir  Jamby 

Aent  Comptoir  Arracan     .    • 

Aen   noten   ende  foelge  voor  389812]  ü  noten,  832 

sock»  foelije 

Aen  geroffel  nagelen  voor  81643^  S 

Aen  vogagie  naer  Cambodia 

Aent  Comptoir  Wingnrla 

Aent  Comptoir  Snratta 

Aent  Comptoir  Ambogna  comt  ....:... 

Aen  vogagie  naer  Palimbangh 

•Aen  den  Grave  van  Avegres,  vice  rey  in  Goa    .    . 

.Aen  t. Comptoir  Espahan  in  Persia •. 

Aende  Portugese  Stad  Negepatnam  op  Cormandel  . 
Aen  't  Comptoir  Punte  de  Gaele  op  Ceijlon    .    .    . 

Aenden  generalen  tocht  naer  Ceylon 

Aent  Comptoir  Mallacca 

Aent  Comptoir  Batavia 

Aen  generale,  reecqeningh    van    de   negotie  in   de 

Holucos 

Aen  voyagie  naer  Mallebaer 


n 
II 
n 

ff 
n 
n 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 

ff 
ff 

ff 

ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 
ff 

ff 

ff 


2391203,9,10 

1693,16,12 
1573571,10,7 
794807,1,10 
272762,17 
156721,11,10 
80076,7,1 
347659,11,11 
144264,10,11 
16731,12,10 
35232,3,4 
232654,19,10 
26857,8,11 

73216,9 

26585,13 
9146,18,6 

61831,16,1 
446066,8,15 
559000,6,11 

77495,14,14 
431210,11,16 
660698,3,11 
104060,8,12 
313366,3 

23361,17 
486931,14,12 
3006401,3,14 

404510,4,3 
52935,12,14 


/     20567834^9 


f.    49837552,1411 


/    12811056,4,14 


Somma f   64705392,15,9 


Negotie  Boecken  van  India. 
Adij  ülto.  November  A*,  1644. 

Credit. 

p'  Generale  winst , 

p'  veroverde  goederen 

p'  incompsten  des  coninczrijcx  Jacfttra      .    .    . 

p'  tollen  vande  Koluccos,  Amboijna  ende  Banda 

p'  ballancen  van  differenten 

p»  extima 

p'  den  Mattaram 

p'  Portugese  ende  Engelse  aengehaelde  goederen 

p'  reecqeningen  van  staet 


D*effecten  vande  tegen staende  comp- 

toiren  etc*,  bedragen  perbalance  /  12811066414 
voor  60000  r>,  die  per  wissel  trecken  „      153000 


53097626,3,11 

4990730,16,6 

6082234,8,10 

327478,10,4 

2639,14,1 

2651,14,3 

14646,11,4 

62384,17,2 

125000 

Somma    /  ^4706392,15,9 


n 

ff 

II 
n 
n 
ff 
ff 


/    12964056,4,14 


f  1350000 


Hiertegen  afgetrocken  de  victualien,amonitie  van  orloge, 
gereetflchappen,  qnade  schulden ,  ingecochte  slaven 
ende  verscheyde  menudentien,  in  tegenstaende 
effecten  begrepen,  mitsgaders  de  vervallen  intresten, 
die  t  saemen  ongeveer  comen  te  bedragen  .    .    . 

rest  netto    .     .    .     .    /"  11614056,4,14 

Gaet  af  't  retour  met  de  schepen  Oliphant,Halacca, 
Orangien,  Zeelandia,  Niew  Delft,  Haarlem  ende 
Banda  *  naer  *t  patria  gesonden,  bedragen  t'saemen 
ter  somma  van f  2881126,4,11 


f     120079,4,7 


Somma  big  ven  de  reële  effecten  in  India  resteren 

Waer   en  boven  op  d'  ondergeschreven  comptoiren  boven  alle  ongelden 

noch   is,   ende  naer  calcnla  suijver  behoort  geadvanceert  te  wesen 

als  volcht; 

Op  de  Cnst  Cormandel  volgens  de  boecken  die  niet 
ingetrocken  s^n 

In  Taijouan  volgens  de  boecken  die  oock  niet  inge- 
trocken sgn 

In  Jamby  als  voren 

Op  de  Westcust  van  Snmatra  als  voren 

In  Atchgn  als  voren 

In  Jappan  als  voren 

Bij  conjecture  geadvanceert 

In  Parsia , /  250000 

In  Suratte „     50000 

In  Palimbangh      ...    1 „    30000 


/     87329300,3 


IJ 
n 
n 
ff 


64657,11,14 
61507,  ,6 
93599,3,8 
11194,8,10 
635470 


/     330000 


Hier  afgetrocken  /  49985-0-4,  dat  Malacca 

in  10  maenden  ten  achteren  compt  .    .  f  49985,  ,4 
Op  Ce^lon  in  een  jaer  ten  achteren  na  calcnla  „  120000 
Opt  eyiand  Mauritius  ende  in  Siam  samen  „    15000 
Item  / 450000,  dat  aen  de  Portugese  tegen 
de  becomen  syde  van  't  schip  de  Pauw 
sullen    moeten    ugtkeren    naer  mygen 

overslach • „450000 

Item  / 104060-8-12,  soo  veel  de  Portugese 
stad  Negapatnam  inde  tegen  staende 
effecten  debet  staet,  ende  /*  14646-11-4, 
die  aenden  Mattaram  schnldich  sgn  compt 
t'  saemen „  118707 

rest 


/  1316507,8,18 


758692,  4 


562815,8,9 


S"«  biy  ven  de  reële  effecten  in  India  voor  a».  1645  resteren    f     9296745,8,12. 


1     Deze  schepen  waren  bestemd  om  binnen  kort  naar  patria  te  gaan. 


204 

XXIX.   Hamdja,   Saltan   van  Temate,  aan   Gerard 
Demmer,  goaverneur  van  Ambon,  2  5  Februari  1644. 

Wij  Sultaan  Hadjel  Hammina  Hamsa  Nasaronj  Minalacha,Gonind[ 
der  Tematanen,  wenschèn  Onsen  vrünt,  d'  Ei!  fif^Geraerd  Demmer, 
gouverneur  jn  Amboina,  voorspoet  jn  syn  regeringhe,  een langh  leven 
op  der  aerden  ende  victorie  over  Onse  ende  sljne  vijanden. 

Amboinas  langhdnrige  beroerten,  ende  veelvoudige  jmbruljados die 
door  de  twee  gebroed»  Quimelahas  Lonho  ende  Leliatto,  als  de 
principaalste  bellhamels,  eenige  jaren  jn  die  quartieren  hebben  ge- 
dommineert  sijn  nu  (des  Godt  loif  sij)  ganschelijcken  gedempt,  sulex 
dat  verhopen  U£d.  onder  vreetsamer  regeringbe  Amboina  eerlanghe 
in  een  florisanten  standt  besitten  snit.  Godt  heeft  ten  rechten  mgne 
ongehoorsame  ende  affvallige  dienaers,  naar  haare  verdienste  gestraft , 
gelijck  allen  die  tegens  hunnen  wettigen  Coninck  rebelleren  niet 
beters  te  verwachten  hebben.  D'  Olilima  en  d'  Olisiva,  met  d'  E. 
Hr.  admiraal  Anthonio  Caen  overgecomen,  hebben  aan  onse  voeten 
vallende  over  haar  geperpetreerde  snode  actiën  haar  igf^genade  ver- 
socht.  Edoch  houden  die  van  Lonho  tenemale  ende  die  van  LasidJ 
over  't  vervoeren  der  nagelen ,  eenicbsints  excusabel  ende  syn  dandre 
by  ons  ende  onsen  rade  gecondemneert,  Combello  voortbiendnysept^ 
Lasidj  vierduysent,  Eran  thien  duljsent,  Saoude  vier  duysent,  Boano 
thien  duijsent,  Quelangh  vy ff  dny sent  ^ 't  ey landt  Manipa  twee  duy sent, 
Sengnagie  van  Boano  vyff  duysent,  halffSiaiy,  Wayboutj,  Salonco 
ende  Lala  twee  duysent,  den  Quipattj  van  Lonho,  ende  Hoama  (?) 
Itou  dry  duysent,  Oulj  thien  duysent,  Caaybobo  vyff  dugsent  ende 
Ouljlala  drie  duysent  realen  van  achten,  welcke  condemnaiia  oomen 
te  monteren  ter  somma  van  ra  73000. 

Ende,  op  dat  in  toecomende  door  alsulcke  wrevelmoedige  ende  baat- 
soeckende  personen  Amboina  niet  andermaals  geperturbeert  sonde 
werden ,  hebben  wy  voorleden  den  Quimelaha  Madyraderwaerts  gecom- 
mitteert,  wiens  voorouderen  voetstappen  naarvolgende,  wy  ons  verseec- 
kert  houden,  een  obedient  dienaar  uy  tgesonden  te  hebben.  Communiceert 
denselven  alles  wat  daer  omme  gaat,  ende  laat  goede  eenicheyt 
tusschen  u  beyden  gevonden  werden ,  even  gelijck  wy  alhier  met  de 
gouvemr  Seroyen  corresponderen  edoch  met  snlcken  verstande  dat 
alles  onder  U.  E.  opsicht  ende  voorsichtich  Mey t  gederigeert  werden, 


20S 

gelgek  wQ  tot  dien  ^ne  Ü.E.  bij  desen  qnalificeren  ende  anthortseren  , 
allomme  in  Amboina  onsen  CoDinclijcken  persoon  te  representeren  ^ 
ende  over  ons  onderdanen  niemant  nijtgesondert  met  volcomen  macht 
te  commanderen  ende  alles  te  verrichten  wat  U.  E.  tot  welstant  van 
ons  ende  ded  Comps  staat  snit  goed  vinden  te  behoren. 
-  Eenige  oproerige  geesten,  pertorbateurs  vant  gemene  beste,  onder 
ü  £•  gonvemo  haar  wederomme  verheffende,  geiyck  wij  verhopen 
neen,  ende  dat  onder  deselve  eenige  mochten  gevonden  werden,  die 
exigeerden,  mctter  doot  gestraft  te  werden,  soo  slj  U.  E. gerecom- 
mandeert,  gene  derselver  sonder  ons  voorweten  te  executeren,  maer 
ons  advgs  bevorens  aftewachten. 

Op  't  a&cheijden   van  d'  £.  Hr,  admirael   Antonio  Caen  nijt  de 

MolnccoB  hadden   met  sijn   E.   getracteeH,    dat    van  Batavia   naar 

Amboina  y  ende  vandaar  herwarts  over  een   geduchte  armade   van 

schepen  ende  neffens  dien  de  Ambonsche  honie  dit  jaar  alhier  pares^ 

seren  sonde,   alle   't   welcke  door  andre  jnconvenientjen  geen  effect 

erlanghen  sal,  weshalven   U  E.  versoecken  drie  corcorren,  een  van 

halff  Lonho   tot  de  bochte   van  Caybobo,  halff  Siallij,   den  tweden 

van  Combello  tot  Lisibata ,    halff  Sialij ,  ende  den  darden  van  Hito 

gemant  ende   ons  met   den  Qnimelaha  Madyera  mogen  toegesonden 

werden,  waarmeden  oock  verwachten  sullen  een  soodanigen  persoon^ 

als  U.  E.  in  plaatse  van  Gacqujalj ,  bequaam  oordelen  ende  eligeren 

Bult,  ten  eynde  alhier  bevesticht  ende  ter  gelegener  tyt  wederomme 

derwaerts   mach   gesonden   werden.  Soo   syn  aan  UE.  oock  versoec- 

kende,  dat  egene  van  dese  nevensgaande  personen  andermaals  her- 

waerts  licentieert,  maar  dat  in  geselschap  van  Madyera,  ons  niet  als 

Bieuwelinge  mogen  toecomen,    ende   die  dese  quar tieren  niet  gefre- 

quentt  hebben.  Tot  bevorderingh   der  nagelatenen   middelen  vande 

Qaimelahas  Louho,  ende  Leliatto,  alsmede  tot  jnmaninge  der  boven 

gespecificeerde   condemnatien ,    gaat  by  desen  Sr.  Alonso  Cardinosa, 

ende  Qaidere,    welcke   personen   ÜE.   gerecommandeert   bHjven   de 

behnlpsame  hand  te  bieden  ten  eynde  aan  het  onse  geraacken  moghen. 

.  Alle  Tematanen,    in  Amboina   remorerende,    gelieft  UE.  ons  met 

de  eerste  occasie  over   te   senden,   alsoo  wy  verslaan   aldaar  geeq[ 

vracht  veel  min  jets  goet  doen.  Procedeert  tegen  de  fugativen  op  't: 

rigorenste   ten   eynde   door  hunne  mine  onsen  staat  gevest  ende  in. 

rittte  gebracht  werde    ...... 


306 

Tot  een  beslag t  van  desen  willen  U.  E.  versocht  hebben  datonae 
onderdanen  excepto  die  t  Casteel  eoncerneren  onse  vlagge  mogen  ge- 
brnycken,  gelijck  alle  die  't  Casteel  subject  sijn  prince  vlagge  voeren 
ende  bij  alle  Christenen  negrijs  overlanghe  int  gebraijck  gebracht  is. 

Geschreven  in  onse  stadt  Maleijen  op  t  eijlant  Tarnaten  adj  25 
Februarj  A».  1644. 

Onderstont  in  moorsche  teijckeninghe  ofte  caracteren  d'onderteijcke«* 
liinge  vanden  Coninck  van  Tamaten  mitsgaders  desselfs  zegel  in 
rode  lacke  gedrnct. 


XXX.  Gerard  Demmer, goaverneor  van Ambon.  aan 
Wonter  Seroyen,  gonvemrnr  der  Molakken,  16 
Maart  1644. 

[Wy]  sien  dat  den  Coninck  [van  Ternate]  sich  soeckt  te  bemoeien 
met  een  nieuwen  Captn  Hittoe  t'  eligeren,  ende  dienvolgende  zQne 
pretensie  van  gesach  op  dat  lant  te  behouden,  dat  betrouwe  geensinta 
sal   vallen  willen ,  want  al  hoe  wel  die  van  Hittoe  (uytgesondert  de 
seven  zuyd  ende  westeHjcke  negryen  van  Hatou  tot  Ourien  inclnifs), 
niet  jegenstaende  hare  voorjarige  contrarie  gedane  verclaringe,  anno 
1638   met  approbatie   ende  toestemminge   van  d'  Ed.  Hr  Gouvemr 
Generael)  Zyne  May  est  van  Tematen  als  Coninck  ende  gebiederover 
de   dertich   Hittoese  negryen   erkent   ende  aengenomen  hebben,  aal 
snlcz  nochtans  nu  voor  geannulleert  ende  te  niet  gedaan  moeten  ge* 
houden  worden,  mits  dat  zyiieden  niet  alleen  van  hem  weder  geheel 
affvallich  geworden ,  't  lant  de  possessie  daer  van  aen  een  ander  heer  ^ 
den  Coninck   van   Macasser,   opgedragen  ende  ingeruijmt,  ende  den 
selven  voor  haeren  bescherm  heer  gesworen  ende  aangenomen  hebbeo, 
maer  oock  meergemelte  Zijne  Mayes^  hem  te  swack  ende  onmachtich| 
om   't  selve  tegen  te  staen,  ende  d'  aireede  ingecomen  usarpatenrs 
daer   uyt  te  weeren,  bevindende,  over  sulcz  van  de  recuperatie  des 
selven   desperende,   het  bemachtigen  van  dien,  ende  't  gene  op  de 
selve  souden  connen  winnen,  op  't  verlreck  van  d'  E.  Hre  Caen  a^^ 
1642  uyt  Tematen,  aen   d'  E.  Compo  overgegeven  ende  gecedeert 
heeft,   die  dan  eyndeUJck,   sonder   ook  de  minste  zyne  assistentie , 
met  de  genadige  hulpe  Godes  door  hare  eygen  uitgesette  macht  met 
groote  ende  excessive  costen,  oock  veel  Nederlants  vergoten  bloet. 


2OT 

dat  lant  met  den  swaerde  onse  vijanden  ontweldicht,  dé  vreemde 
ii0inrpateim  met  alle  hare  macht  overwonnen  ende  daer  ngtgeweijrt| 
ende  wgders  alle  d'  inwoonders  gesnbjugeert  heeft,  except,  die  haer 
ak  noch  in  rebellie  ende  ongehoorsaemhegt  op  Capaha  onthouden , 
ende  in  gelijcken  deele  noch  aengetast  sullen  moeten  worden;  dien- 
▼olgende  om  snlcke  ende  diergelijke  machtige  rebellie  ende  oppositie 
niet  meer  snbject  te  worden,  ende  dat  lant  naer  desen  vrediger  te 
bewaren,  hoe  ende  in  wat  manieren  't  selve  voortaen  gegonvemeert, 
geen  Cappiteijn  Hittoe  meer  gedacht ,  noch  vier  hooflfden ,  ofte  Eadja 
Hittoe  genoemt,  maer  ijder  plaets  van  zijn  eijgen  negrijs  hooft ,  gelQck 
de  Subjecten  ofte  Casteels  onderdanen,  geregeert  worden,  ende  den 
Oonvemew  overal  regeren  sal,  met  't  gene  daer  wijders  aen  depen- 
deert,  wert  ü.    E.  bij  nevensgaende  extracten  uit  de  missiven  ende 

ordren  ons  bij  hoochgednchte  hare  Ed.  uijt  Batavia ge- 

partidpeert UEn.    [sal]  seer  wel  doen  ende  dragen  't 

eene  ende  't  ander,  soo  wel  t  overbigven  vanden  Quimelaha  Mad- 
jira  tot  Oetober  aenstaende,  oftie  oock  wel  ende  geheel  alhier,  als 
besonder  dit  poinct,  concernerende  't  lant  van  Hittoe,  Zijne  MaQes- 
tegts  daer  op  pretenderende  gesach  ende  d'  aen  hem  treckende  electie 
als  de  daer  op  te  doene  anthorisatie  van  nieuwe  ende  veranderende 
hooffden  op  dat  lant,  al  't  welck  voortaen  den  Amboijnsen  Gouver- 
nenr  met  approbatie  van  Hare  Edn  in  Batavia  sal  gedefereert  ende 
toebetronwt  moeten  bigven,  den  Coninck  bij  gelegentheyt  op  de  beste 
ende  gevoeglijcxte  maniere  voor,  Zyne  Maijesteijts  naeder  gevoelen  ende 
begrip  van   dat  stuck   in   soeticheijt  sunderen,   ende  ons  des  selfs 

bigvende   meeninge  dien  aengaende  in  antwoorde  deses 

toeoomen  laeten ,  op  dies  te  fatsoenlijcker  ZQne  Magest  hier  op  weder 
mogen  schrijven,  ende  onse  antwoorde  hem  niet  te  hart,  ende  in 
dier  voegen  onverwacht  voor  en  come,  connende  Zijne  Ma^estt  oock 
gedencken  dat  van  't  lant  van  Hittoe  gants  geen  profijten  treckt, 
conseqnenteiyck  hem  weynich  daer  aen  gelegen,  ende  dat  door  de 
geruste  bewaringe  ende  gehoorsame  subjectie  van  't  lant  Hittoe  zijne 
omtrent  gelegen  landen  oock  haer  te  meerder  gerust  houden  ende  niet 
800  licht  weder  tot  een  soo  schadelijcken  oproer  ende  rebellie  resol- 
veren ende  comen  sullen ,  ons  oock  de  goede  sorge  ende  betrachtinge 
van  't  gemeene  beste  over  dat  lant  immers  soo  wel  ende  beter,  als 
dat  wiq)elta9rige  ende  ongestadige  voick  toebetrouwende 


Den  Coni&ck  qoalifioeert  ende  anthoriseert  ons  in  zQne  ons  na  toe- 
gesonden  missive,  om  alomme  in  Amboijna  zijnen  coninclQkea  perBOon 
te  representeren,  ende  over  sgne  onderdanen,  niemant  nijtgesondert 
met  volkomen  macht  te  commanderen,  ende  alles  te  verrichten,  wat 
tot  welstant  van  Zgne  Maljestt  ende  des  Comps  staet  sonden  goet- 
vinten  te  behooren,  dat  met  gants  geen  behooriyck  ontsach,  vreese 
ende  authoriteyt  over  dese  ongestadige  natie  sal  connen  geschieden , 
by  aldien  Zyne  Mayestt  geHjck  in  dit  zyn  schryven  vermeit,  wilt 
ende  begeert,  oock  daer  by  biyft  persisteren,  dat  al  warender  hon 
weder  eenige  rebellen,  oproerige  geesten  ende  pertnrbatenrs  van  't 
gemeene  beste  qnamen  t'  openbaren,  ende  dat  alsulcke,  ofte  andere 
delinqnanten  exigeerden,  metter  doodt  gestraft  te  worden,  tot 
d'executie  van  soodanige  niet  en  sonde  mogen  treden,  voor  ende  aleer 
zyne  Mayestts  advys  daer  over  verwachtende  gehoort  sonde  hebben,  dat 
somtyts  6  a  6  maenden  ende  meer  naer  gelegentheyt  van  tyt  soade 
aenloopen  connen,  ende  dien  volgende  door  veronderinge  vande  mis- 
daet  d'executie  als  dan,  die  tot  een  exempel,  horrenr  ende  afschriek 
van  anderen  meer  als  tot  straffe  van  den  delinqoant  selve  menich* 
mael  moet  worden  gedaen,  soodanich  ontsach  ende  afsien  niet  en 
baert,  als   die,   het   delict  gebleken  zynde,  terstond  volbracht  ende 

ten   toone  gestelt  wort Weslialven  om  Zyne  Coninek- 

Hjcke  bevelen  by  Zyne  subjecten  behoorHJck  te  doen  gelden  ende 
te  mogen  volbrengen  't  gene  op  ons  is  begerende ,  sal  't  noodich 
wesen,  hy  voorschreven  clausnla,  van  ZyneMayestts  advys  als  vooren 
te  verwachten,  verandere,  ende  ons,  off  absolute  macht  geve,  om 
SQO  int  civiel  als  crimineel  tegens  alle  qnaetdoenders  ende  pertnr- 
batenrs vande  gemeene  ruste  te  mogen  doen  procederen,  ende  de  geexi- 
geerde  straffen  naer  eysch  van  saecken,  tyt  ende  gelegentheyt  ter 
executie  stellen,  ofte  sulcx  ordonnere  te  doen,  met  kennisse,  voor- 
weten ende  advys  van  zynen  alhier  gestelden  Stadthouder  ende 
Quimelaha  Madjira,  die  by  malcander  comen  ende  't  voorvallende  t' 
allen  tyden  communiceren  connen.  Oock  soude  niet  min  noodich 
wesen,  geiycke  zyne  hoochgeduchte  Edt  d'  Ede  Heer  Qouvemeur 
Generael  ons  mede  aenschryft  ende  d'  origineele  acte  ofte  commissie 
soo  in't  Nederlants  als  Temataens  door  Coninck  Hamsia  verleden 
jare  aen  d'  Hre  Caen  aengaende  't  absolute  gesach,  mitsgaders  de^ 
noodige  te  doene  straffen   ende  correctien  over  zyne  onderdanen  in 


909 

dese    qaartieren,   verleent,   ons   toegesonden   heeft,   dat  de  selve  in 
geigck  gesach  ende  anthoriteijt,  soo  als  den  tenenr  van  dien  is  mede 

brengende,  op  onsen  name  gemaeckt  ende  verandert  wierde ' 

Amboijna   in  't   Gasteel   Victoria  adj  16«n  Martij  anno  1644.  Was 
onderteeckent 

OsBAju)  Dbmmbb. 


XXXI.  Translaet  Commissie  bij  den  Coninck  van  Ter- 
naten  aen  den  Oonvemenr  Demmer  gegeven ,  20 
April  1644. 

lek  Snitan  Hadjel  Amiril  Mominina  HamsaNassaronMinelahj  Cha, 
Coninck  van  Tematen, 

Geve  by  desen,  volcomen  macht,  last,  anthoriteijt,  ende absolnijt 
bevel,  aen  d'  E.  Heere  Gonvemenr  Gerard  Demmer,  omme  nijt  mijnen 
name  beoosten,  bewesten,  beznyden  en  benoorden  de  gansche  Ceramse 
castC;  Boanoa,  Kelangh,  Manipa,  Bouro,  Amblanw  etca  over  al  de 
Sengadjes,  Qaipattis,  als  Olisivas  ende  Olilimas,  mitsgaders  alle 
andere  mgne,  soo  hooge,  als  laege  onderdanen  aldaer,  niemant  nyt- 
gesondert,  by  myne  absentie  in  d'  Amboynse  qnartieren ,  het  Coninck- 
lycke  gebiet  te  voeren,  mandaten  en  wetten  te  stellen,  oock  recht 
ende  justitie  soo  in  't  civiel  als  crimineel  t' administreren, 't  geslachte 
der  Tomogolen  ende  alle  andere  Ternatanen,  die  myne  landen  tronbe- 
leren,  ofte  oproerich  maecken,  d'  aenleyders  daer  van,  mitsgaders 
die  myne  ConinckHjcke  bevelen  contrarieren  ende  overtreden,  in  ver- 
sekeringe  te  nemen ,  ende  uit  crachte  deses  (als  representerende  myn 
coninckiyke  persoon)  sonder  genade  verdelgen ,  ende  tot  den  wortel  toe 
nyt  roeyen,  *  op  dat  alsoo  dese  myne  dns  langh  getronbeleerde  landen, 

1)  Serogen  schreef  den  21  April  1641  aan  Demmer,  dat  de  Sultan  zonder  tegen- 
spraak sich  geheel  naar  de  wenschen  van  hem  (die  van  Demmer)  had  geschikt, 
daar  hg  n^^l  "^^^t  t*  minste  gesach  over  't  Hittoesche  lant  hem  niet  compe- 
teert*'. „Voorwaer",  gaat  Seroflen  voort:  „een  gewenste  saecke  voor  de  C!omp« 
dns  verre  gecomen  te  wesen,  dat  zgn  Conincklijke  gebiet  ende  ancthoriteyt  cedeert, 
f  eenemael  overgegeven  ende  t  gansche  gesach  dier  landen  aenden  Nederlantsen 
Oonvemenr  defereert**. 

2  In  een  translaat-missive  van  Hamdja  aan  Demmer  van  denzelfden  datum 
staat:  ,  Ondertnsschen  versoucke  ü.  £.,  iemant  van  mgn  volck  den  hals  ver- 
beurende, daer  mede  maer  voort  te  varen."  —  Aan  Toloeko  besi  schreef  hij 
een  brief  bg  deze  gelegenheid ,  om  hem  aan  te  raden ,  zich  naar  de  Nederlanders 
te  9 begeven''  en  met  hen  in  vrede  te  leven. 


eens  vanden  bloedigen  oirlogh,  endc  dese  quaetwillige  roervindceo, 
benijders  van  's  lants  welvaren  ende  gemeene  raste,  mochten  ontlast, 
gesnljvert,  ende  in  een  vreed'samen  stant  gebracht  werden.  Gelasten 
ende  bevelen  oversulcx  wel  strictelijck  aen  alle  de  voorgeroerde  mgne 
onderdanen ,  ende  bijsonder  alle  de  Sengadjes ,  Qnipattis ,  Olisivas  en 
OlilimaSi  genoemden  E.  Heere  Gerard  Demmer  voor  mijn  expresse 
gecommitteerde  ende  gemachtigde  te  erkennen ,  respecteren  ende  ge- 
hoorsamen,  als  off  ick  daer  selven  in  persene  ware,  'mitsgaders  den 
selven  in  't  volvoeren  van  desen ,  met  raed'  ende  daet  te  doen  alle 
mogelijcke  hulp  ende  assistentie,  want  ick  salcx  tot  welvaert,  ende 
ruste  mijner  landen  derwaerts  over,  hoochnoodigh  vinde  te  behooren. 
Gegeven  in  mQn  Oonincklijcke  Stadt  Maleyen,  op  't  eQlandt  Ter- 
naten  adj  20en  April  anno  1644.  Onderstont  eentge  Moorse  characters, 
beteecienende  des  Coninck  van  Ternatens  name,  ende  een  s^el  in 
rooden  lacke. 


XXXII.  Gerard  Demmer,  gouverneur  van  Ambon, 
en  Raad,  aan  Gouverneur-Generaal  en  Raden, 
31  Mei  1644. 

[Wy]    sullen    mede    naer  gelegentheljt  vervolgen, 

datter  bij  genige  coopluijden  ofte  ontfangers  van  nagelen  eenige 
cleeden,  ofte  jetwes  anders  op  t'  gewas  in  t'  geset  ofte  eenige 
valscheijt  ende  ontrouw  in  t'  gewicht  gepleecht  worde ,  blijvende  een 
jder  daer  van  ende  sulcx  al  van  den  beginne  onses  gouvemos  ge- 
noech  gewaerschouwt,  ja  d'  inwoonders  zelfs,  ons  somwijlen  van  de 
vorige  gepleechde  rancken  verhalende,  aengemaent,  op  sulcx  selfs 
te  willen  letten,  ende  met  goet  fondament  ons  van  jmand diergelijcke 
connende  bekent  maecken,  de  selve  niet  allenich  met  deportement 
ofte  geltboete ,  maer  naer  de  gewichtight  der  selven ,  ten  exempel  van 
andere  met  den  doot  straffen  souden ,  alsoo  dat  mede  van  verscheiden 
verstaen  ende  de  vorige  tijden  alhier  beleeft  hebbende ,  met  goet 
fondament  weten  aen  te  wijsen,  dat  door  diergelijcke  ende  andere 
sinistre  gangen  d'eerste  onlusten,  affkeer  ende  verweyderinge  tusscben 
d'  inwoonders  ende  d'  onse  voortgecoomen ,  t'  vervreemden  der 
nagelen    sgnen    oirspronck    genomen,    ende    in    gevolch   daer  uljt 


211 

dese  bloedighe ,  ende  lang  geduijrde  beroerten  ontstacn  ende  gesproten 
s^n,   doch    en  hebben   tot  noch   t'   minste  diergelijcke  van  niemant 
connen   vernemen,    waer   van   oock  betrouwen,   een  jder   sicb    wel 
wachten  ende  de  gewisse  daer  op  volgende  straffe  t'  ontgaen  trachten 
sal.  T'  gewicht  aengaende ,  wort  oock  wel  op  gelet  ende  tegen  t'  aen- 
comen  van   t'    gewas  alle  aen  t'  Casteel  gebracht  ende  aldaer  tegen 
metale  gewicht  naergewogen  ende  correct  gestelt ,  oock  met  een  ende 
het  selven  dat  de  nagelen  ontfangen ,  de  selve  .weder  in  t'affschepen 
naer  oostij   nijtgewogen  worden.  Soo  en  sijn  oock  in  dese  quartieren 
maer  vier  plaetsen,  te  weten  aen  t'  Gasteel,  de  rednijtHila,  Laricqne 
ende  Lonhoe,   daer   de  nagelen  met  de  schael,  maer  op  d'  andere 
die  seggen    haer  op  t'  gewicht  niet  te  verstaen,  ende  altijt  gewoon 
geweest  met   de   maet  te   meten,   als   Combello,   Lissidj,   Manipa, 
Bonro,  Amblanw,  Oma  ende  Honomoa  alle  met  eengeeijckt  barot  v^in 
elff  pondt,   gaende  50  in  een  Portageese  baer  tot  een  jdersgoet  con- 
tentement,   die   de  selve  nae  haer  believen  selfs  daer  mede  meeten, 
ontfaDgen,   ende  met  t'  aengeroerde  gewicht  van  d*  een  off  d'  ander 
naest  gelegen  plaets  aen  de  schepen  in  t'  afleveren  weder  nijtgewogen 
worden.    Niet  minder  wort  oock  in  acht  genomen ,  dat  een  jder  over 
al  ende  op  alle  plaetsen  van  onse  respective  residenten  niet  stnijrs, 
nors,   noch   wrevelmoed ich ,    maer   in   alle  redelijckht  ende  met  een 
minnelijcke  aanspraeck  ende  ommeganck  bejegent  worde,  want  selfs 
in  pereone  een  ider  daerjnne  voorgaende,  sullen 't  contrarie ,  waeruijt 
ons  d'  een  off  d'  ander  onlusten  ende  der  inwoonders  dachten  souden 
mogen    voorcomen,    oock   geensints   van   onse   subalterne   gedogen  ^ 
veel  min  jets   diergelgcke  vernemende  sonder  behoorlijcke  correctie 
passeren   laeten,    waer   van  doch  oock  seggen  moeten  ons  tot  noch 
weijnich   ofte   gene   quarellen   voorgecomen  sijn  ende  een  jder  onser 
officieren  sich    in   redelljcke   bescheydenht   naer  weet  te  reguleeren, 
daer  oock   hunne   continueerende   residentie   op   een  ende  de  selve 
plaetsen  ende  dat  d'  inwoonders  haerder  ende  sg  hen  lieden  recipro- 
qnelijcken  gewoon ,  bekent  ende  familaer  worden ,  veele  toe  helpt ,  ende 
voorschreven  sinistre  gangen  ende  quade  gebreeeken  geweijrt  sijnde, 
deselve  onder  haerlieden  lieff  ende  aengenaem  maeckt. 

Ende   sullen   oock   dat  (onder  verbeteringe)  wel  ge- 

dencken   morgen,    dat  bij  aldien  wij  de  regeringe  op  dese  cust  her- 
stellen ende  in  forme,  als  die  met  de  Casteels  onderdanen,  brengen 


212 

willen,  wIJ  onse  guarnisoenen  aldaer^  dat  is,  t'  getal  der  soldaten 
wel  wat  verminderen,  maer  de  besettingen  geheel  te  lichten,  noeh 
voor  eerst  niet  sollen  mogen  doen,  uijt  oirsaeck,  gestadich  op  baer 
doen  letten ,  de  selve  altijt  bij  ende  omtrent  weesen ,  van  de  princi* 
palen  hare  pitsjaringhen  ende  t'  samencomsten  aff houden ,  ende 
door  gestadige  aenmaningen  als  dreijgementen  soo  seer  van  deselve 
aff,  ais  sy  se  aentrecken,  moeten,  tot  dat  eenigfae  derselven  om  hals 
geraeckt  weesen ,  de  gemeene  selfs  de  smaeck  vande  vruchten  haerder 
vrijht  te  rechte  gevadt  hebben ,  ende  jder  negrQs  hooft  van  selft 
meester  te  wesen  sonder  jmant  anders  boven  haer  t'erkennen,  be- 
gerich  worden  sal,  daer  als  noch  in  simuleeren,  ende  sich  qnalijck 
ijmant,  nijt  ontsach  van  de  meerdere,  toe  genegen  openbaren  derlT, 
dat  op  ons  ende  d*  onse  haer  omtrent  verstout,  metter  tyt  ende 
allenskens  d'  eene  voor  ende  d'  ander  nae,  sal  comen  moeten. 

Weynich  ofte  gants  geene  verminderinge  in  de  guarnisoenen  al- 
hier   connen  als  noch  bg  dese  gelegentht  ende  dat  mits 

de  besettinge  van  Capaha  soo  te  lande  als  te  water ,  bybrengen  .... 
Echter  t'  guarnisoen   in  syn   geheel  niet  meer  als  van  450  tot  475 

synde  25  coppen  vergroot Wensten  met  U.  £d.  deprae* 

sente  constitutie  beter  geweest ende  Amboyna  met  een 

guarnisoen  van  200  coppen  ende  minder  geregeert,  t' nagel  vervoeren 
geweyrt  ende  ider  in  schuldige  gehoorsaeroht  gerust  ende  vreedsamigfa 
gehouden  mochte  worden,  geHjck  by  onse  eerste  tyden,  t'  gouvemo 
van  d'  Hr  Houtman  zalr,  seer  lofHJck  ende  wel  sy  geschiet,  maer 
aengesien  tot  sulckx  wederom  te  geraecken,  oock  niet  min  noodich 
als  te  wenschen  sonde  weesen,  d'  eerste  onbedorven  henmenren  der 
inwoonders,  ende  dat  de  selve  sedert  soo  wys  ende  machtich  inde 
wapenen  niet  waeren  geworden,  noch  wat  daer  meede  uytrechten, 
ende  waer  de  selve  becomen,  oock  hoe  haer  tegen  ons  opposerende 
beschermen  connen,  geleert,  veel  min  ondervonden  nochte  gesmaeckt 
hadden  der  vreemdelingen  handel,  ende  wat  ware  hare  nagelen  b^ 
een  jder,  oock  hoe  menichte  vryers  om  de  selve  syn,  mitsgaders ^ 
dat  de  practiquen  ende  middelen,  om  de  Compe  die  t'  onttrecken, 
daer  toe  niet  meerder,  als  in  die  tyden  bedacht  ende  aengeleyt 
wierden  et  ca.  Biyven  in  die  saecken,  insiendederinwoonderenjegen- 
woordich  trots  ende  wispeltuerich  naturel,  (doch  geven  t'  onse  om 
een  beter)  al  vry  wat  beducht 


213 

Op  Cagbobo  hebben  desen  aengaende  ^  ende  om  eenige  schoof 
meesiers  te  stellen  tot  noch  niet  ondernomen,  ugt  oirsaeck,  den 
Qaimelaha ,  die  van  Louhoe  ende  s'  Goninckx  gesanten  daer  vrij  wat 
tegen  sijn ,  voorwendende  dat  salcx  doende ,  directelijck  strijden  sonde 
tegen  het  jongste  gerenoveerde  contrackt  artic.  14  ende  den  tolck 
Alonso  oock  grote  swaricht  inne  maeckt,  sustinerende  den  Coninck 
snlckx  seer  qualijck  nemen  ende  seer  t'  onvreden  om  wesen  sonde , 
hebbeo  goet  gedacht  tot  nae  der  selver  vertreck,  om  ons  in  den 
beginne  desselven  niet  hinderlijck  te  weeën,  noch  die  lieden  daervan 
aff  te  schricken  daermeede  te  wachten,  ende  alles  in  stilte  laten 
berusten,  gaende  alsdan  niettemin  met  deese  saecke  voort,  endeden 
Coonniock  hier  nae  daer  over  dolerende,  excuseeren  t'  selve,  mits 
dat  f  contrackt  ofte  voorschreven  artic'.  vermaent ,  van  geene  Christen 
noch  Moeren  van  wedersljden  te  vermoogen  van  haer  aengenomen 
gelove  te  brengen,  sonder  datter  mentie  gemaeckt  wordt,  van  Heijdenen, 
gelyck  deese ,  die  haer  noch  tot  geen  van  beijden  voorschreven  religiën 

begeven  hebben 

Gelijck   ü.   Ed.  bij    [de]   lijste  ofte  verdeiinge  onser 

gnarnisoenen  beoogen  connen  worden  onse  besettingen  die  in  dese 
qnartieren  veel  sijn,  meest  ende  op  4  a  5  naer  alle  bij  crijghs  offi- 
cieren selfs  tot  sargianten  ende  corporaels  toe  waergenomen ,  daer  toe 
de  beqnaemste  altijd  werden  vercooren,  ende  veeltijts  om  soodanige 
grootelick  verlegen  vallen,  want  off  wel  beqnaem  sijn  diergelijcke 
sargien  onder  een  compagnie  te  bedienen ,  soo  manqueert  hen  nochtans 
in  dese  gelegentht  de  beqnaemht  ende  capaciteijt  somtij  ts  in  veelen^ 
aengesien  een  ider  ende  besonder  de  verre  afgelegen  als  subaltame 
hoofden  ende  genoechsame  regenten  van  hunne  respective  plaetsen, 
d'  inwoonders  der  selven  met  hulp  van  onse  advijsen  moeten  in  ruste 
ende  vreede  helpen  houden,  derselver  verschillen  helpen  bij  leggen, 
met  de  hoofden  van  de  plaetsen  over  t'  voorvallende  consuleeren , 
Comps  praeminentien  eenichsints  weten  voor  te  staen,  ende  de  onder 
bun  gestelde  tot  haren  schuldigen  plicht  aen  te  manen,  waer  toe 
den  eenen  mancqueert  kennisse  ende  habiliteijt,  om  met  d'  inlanders 
te  connen  ommegaen  ende  verkeeren,  den  ander  dat  sijn  eijgen  mr 
niet  en  sij,  ende  sich  selven  niet,  hoe  veel  minder  een  ander,  weet 


1    NI.  het  bouwen  eener  kerk  en  school. 


214 

te  regeren  y  ende  nochtans  bijwijlen  goede  officieren ,  alsse  onder  t^  ooge 
van  hun  meerder  staen,  andere  weder  sijn  te  natgierich  eode  tot 
den  dranck  soodanigh  genegen,  dat  hun  daerdoor  tot  sulcx  mede 
onbeqnaem  maecken  ende  die  eerst  van  costj  becoomen,  al  syn  het 
goede  soldaten  moeten  tot  salcx  al  vooren  noch  alhier  jaren  hebben, 
eer  de  spraeck  ende  conversatie  met  dit  volck  leeren,  soo  dat  in 
alsulcke  voorvallen  geen  tijts  experatie,  ofte  dat  noch  binnen  hunne 
verbonden  tijt   sijn  ofte  niet,  maer  de  bequaemheijt  vande  personen 

moeten  aengesien  worden 

[Wij]  hebben  sedert  onsen  jongsten  oock  naeder  sekerht  vande 
oorrecorren  in  Banda  verschenen  becomen,  ende  gelljck  gepraesnmeert 
hadden,  die  alle  van  Xula  geweest  te  hebben,  bevonden,  sQnde  den 
Quimelaha  Songj,  twede  persoon  vanden  Quimelaha  Terbila,  ende 
Gapito  Laout  in  onse  handen  vervallen,  bij  geiegentht,  dat  t'  jacht 
Westhoven  van  uijt  sijne  besettinge  besnijden  Bonro  naer  Capaha  op 
comende  in  t'  oversteecken  van  Amblaeuw  naer  de  cust  van  Qittoe 
dato  3en  deser  s'  naermiddags  een  correcor  in  zee  vernemende,  daer 
naer  toe  gesteecken  was,  gelijck  de  correcore  oock  naer  t' jacht  hadde 
gedaen.  Bij  malcander  comende  hadt  den  schipper  sijn  schuijtjen  de 
correcor  aen  boort  gesonden  ende  de  hoofden  daer  van  overgeroepen , 
waer  in  mede  gewillich  waren  geweest,  ende  overtredende,  deaen 
Quimelaha  Sougj  met  noch  een  si)ner  bij  hebbende  Orangcaijs  maeckten 
de  correcor,  die  wel  swaer  ende  tot  sinckens  toe  met  menschenende 
voirderen  roof  geladen  was ,  achter  aen  t'  jacht  vast ,  die  den  schipper 
ons  soo  meenden  toe  te  brengen,  dat  hem  doch  misluckte,  want  soo 
hij  haerlieder  geschut  eijste  ende  dat  in  t'  jacht  over  hebben  wilde, 
cregen  dit  volck  achterdencken ,  dat  met  haer  vijandelijck  ende  niet, 
als  vrienden,  soo  als  sij  vermeent  hadden,  gehandelt  soude  worden. 
Oversnlcx  den  eenen  neffens  den  Quimelaha  overgecomen ,  voorgevende , 
dat  wilde  gaen  bevoirderen  het  geschut  overquam,  bleef  in  de  cor- 
recor, ende  sant  in  sijn  plaetse  een  van  t'  gemeene  volck  weder 
over  int'  jacht ,  ende  d'  onse  voirder  om  t'  geschut  insterende ,  seijden 
eijndelijck,  dat  daertoe  niet  en  conden  verstaen  ende  liever  noch  om 
vechten  wilden.  Den  Quimelaha  neffens  den  ander  in  des  voorigen 
plaets  overgecomen ,  ondertusschen  mede  middel  soeckende  om  i*  eschap- 
peren,  dede  den  Fchipper  deselve  vasthouden  ende  aen  een  bout 
sluljten,  dat  haer  noch  meer  altereerde  ende  praesumeren  dede,  iiet 


215 

baer  leven  gelden  soude ,  ende  niet  jegenstaende  den  schipper  haer 
t'  contrarie  verseeckerde ,  ende  dat  het  maer  wesen  soude,  om  haer 
by  den  Gonvemr  te  brengen,  soo  en  geloofden  sy  doen  sulcx  niet, 
ende  riep  daeromme  desen  Qaimelaha  Songj  syn  volck  toe,  dat  hy 
out  genoech  was  om  te  sterven  ende  sy  dierfaalven  niet  naer  hem 
omaien ,  maer  het  touw  afcappen ,  doorgaen ,  ende  haerselven  salveren 
sonden ,  geiyck  oock  terstont  was  geschiet ,  ende  alhoewel  den  schipper 
snlckx  siende,  door  de  soldaten  die  hy  ophadde  een  chargie  met 
masqnetten,  hebbende  geen  stucken  op  haer  claer  in  de  correcor, 
lieten  doen,  soo  gaven  sy  doch  daer  niet  om,  ende  waren  mits  het 
heel  stil  ende  doucker  avondt  was,  terstont  uyt  haer  gesicht,  latende 
geseyde  Quimelaha  in  onse  handen,  die  by  ons  gebracht,  naer  de 
gelegenth^  van  haer  landt  ende  dese  hare  nytgesette  macht,  ende 
wat  daer  mede  voorgehadt  hadden  gevraecht,  ons  vry willich  openingh 
daer  van  dede,  verhalende  dat  de  3  ey  landen  genaemt  t' wesieiyckste 
Xala  Taliobo,  t'  oosteUjcke  ofte  middelste  Xnla  Mangola  ofte  Sapelnlla, 
ende  het  suydeHjckste  Xula  Bessj ; '  Taliabo  ende  Mangola  bey de  de 
grootste  seer  sagon  ryck  ende  Xnla  Bessj  t'  cleynste  van  drien  gants 
geen  sagon  hebbende,  d'  andere  beyde  in  macht  van  volck  ende  ter 
zee  verre  overtreft,  hebbende  11  principale  negryen,  die  om  hare 
macht  aen  te  wysen  ter  see  uytmaecken  43  cloecke  correcorren, 
namentiyck,  de  negrye 

Fattoamatta  aen  de  westsyde  van  dit  eyiant  gelegen,  daer  een 
goede  rede  voor  schepen  is,  endeQuime1ahaTerbila,t'gesach  wegens 
den  Coninck  van   Ternaten   over   alle  dese  ey  landen  hebbende,  syn 

residentie  hont,  set  uyt correcorren        3; 

Falaonw,  noordeiycker  niet  verre  van  Fattoumatta^  de  residentie 
plaets  van  voorgenoemde  Quimelaha  Sougj ,  synde  Cappiti^  Laout,      10; 

Bega,  dichte  by  Falahouw,  sonder  scheepsreede     ....        4; 

Fagoude  vervolgens  benoorden  om,  mede  geen  ancker  gront.        6; 

Fattonhay,  hebbende  voor  1  &  2  jachten  ancker  gront    .     .        2; 

Gay ,  leggende  op  de  zuytoosthoeck  van  dit  lant  heeft  gants 
geen  reede ,  voor  schepen  noch  jachten ,  synde  t'  hooft  daer 
van  den  Quimelaha  Boffo,  die  onse  Dnytsen,  van  Qney  Banda 
voorby  verdreven,  a^  1636  ter  deser  plaetsen  heeft  doen  dooden, 
maeckt  nyt 4; 

Cabouw  aende  znyt  syde,  mede  sonder  reede 10; 


216 

Talaoga  vervolgens  aende  znijtzijde  met  een  beqname  reede  1; 

Pattahoy  weetelijcker  sonder  rede 1- 

Ipa  vervolgens  om  de  zuijtwesthoeck  ende  een  beqname  liiede  1; 

Facovene  als  vooren,  doch  sonder  reede 1; 

11  negerijen    maecken  uijt  ter  see correcorren     43, 

alle  cloeck  ende  wel  gemonteert ,  waer  bij  deese  hare  macht  nn  by 
rnijgen  overslach  af  te  meten  sfl ,  moetende  Qder  der  selver  corre- 
corren nljtgaende  ten  minste  door  malcander  op  100  man,  ende  f 
hnijs  blyvende  volgens  desen  als  oock  der  Amboynesen  coustume  op 
meer  als  de  helft  ofte  wel  de  twederde  van  t'  weerbare  volck  tol 
bewaer  vande  negrijn ,  vrouwen  ende  kinderen  gehouden  ende  ge- 
requent  worden,  dat  tot  een  vrQ  groot  getal  beloopen  sal,  sijnde 
daerbij  een  robast  volck ,  cloeck  in  de  wapenen ,  expert  ende  stout  ter 
zee,  ende  tot  het  rooven,  dat  hare  hanteringe  is,  gewoon,  behalven 
dat  boven  in  t'  geberchte  (legende  voorschreven  negrijen  alle  aen 
strant)  t'  landt  noch  vol  boeren  woont ,  die  meest  menscheeters  sijnde 
haer  met  padj  ende  boontjes  planten,  die  sij  aen  verhaelde  negryn 
voor  andere  waren  comen  verruijlen,  generen. 

Dat  op  t'  eljlant  Xula  Taliobo,  alhoewel  t' grootste  van  allen ,  maer 
4  negr^en  sijn,  ende  deselve  uijtleveren  connen  12  correcorren,  ais 
Taliabo  de  hooft  plaets  gelegen  aende  noortsijde  omtrent  de  midden 
vant'  voorschreven  eij landt  in  een  groote  inham,  al  waer  een  seer 
beqname  reede  is,  can  ter  zee  brengen  ....    correcorren       4; 

Liccatobj ,  wat  westelljcker  met  een  goed  scheepsreede  ...       3; 

Woij  aen  t'  westeijnde  als  vooren 3; 

Samadda   aen   de   zt   sijde   omtrent   t  snijdw.  eijnde  sonder 
reede 2; 

correcorren   12. 

D'oirsaeck,  waerom  dit  eijlandt  geen  meerder  correcorren  uijtgeeft 
sonde  weesen,  dat  de  inwoonderen  alhier  meest  boeren  en  ter  zee 
vaeren  niet  soo  gewoon,  als  die  van  Xuiabessj  syn,  doende  slechts 
haren  handel  op  pangaijen  (?),  ende  naer  Tarnaten ,  daer  haren  sagoaw 
verkoopen,  geHjck  meede  die  van 

Sappalulla  ofte  Mangola,  naest  Taliabo  t'  grootste  van  dese  drie 
dat  maer  3  negryen,  als  Mangola,  Waytinne  ende  Sappalulla,  voor 
desen   verscheyden,   doch   nu   by    Waytinne   aen  de  zt  sijde,  recht 


217 

tegen   t'   Doortoost  eijnde  van    Xulabessj  over   te  samen  getrocken, 
ende  geen  reede  heeft,  door  den  hart  doortreckenden  stroom  tasschen 
beyde  de  eijlanden  passerende,  gevende  met  malcander  nijt  ter  zee 5 
eorrecorren,  over  suickx  dese  3  eijlanden  te  samen  60  correcorren, 
alle  veel  kloeeker,  doch  lichter  van  hoat  ende  snelder  in  t' scheppen 
als  die  in  de  quartieren  van  Amboijna  gehouden  worden,  ende  sulcx 
omdatse  meest  alle ,  besonder  op  Xulabessj ,  om  mede  te  rooven  worden 
gemaeckt,  sijnde  dese  macht  grooter,  jae  op  dat  eene  eij landt  alleen , 
als    den   Coninck    van    Ternaten  in  alle  sijne  omtrent  hem  leggende 
plaetsen   selfs  soude   uijtmaecken  ende  ter  zee  brengen  connen,  ende 
oversnlckz  niet  vreemt ,  dat  gemelte  Sijne  Majesteijt  op  U.  £ü.  begeeren 
over  de  moort  a^  1636  aen  d'  onse,  als  vooren  geseijt,  begaen,geen 
behoorigcke   straff  aen  dit  volck,  soo  wanneer  haer  deselve  niet  ge. 
willich  snbmitteeren  ende  daertegen  opposeeren  willen,  heeft  connen 
doen ,  maer  sulcx  aen  U.  £d.  overgegeven  heeft ,  dat  hare  macht  ende 
gelegentht  dusdanich,  gelijck  die  nu  gebleeckensijn  staende,apparent 
almeede   swaer  met   behoorlijcke   reputatie  te  verrichten  sal  wesen, 
oock   wel  600  goet,  de  selve  tot  vrinden  als  tot  vijanden,  om  haer 
niet  alle   uijren,   sijnde   dichte  bij  gelegen  ende  anders  niet  als  tot 
rooven  gewoon ,  op  d'  een  off  d'  anders  stranden  in  dese  quartieren , 
ende   dienvolgende   weder   een   gestadige   onruste   te    hebben.    Ende 
snlckx  van  dese  Inijden  niet  alleen ,  maer  soude  daerenboven  te  duchten 
weesen ,  dat  aen  de  vreemdelingen  ende  andere  Comps  quaet  gunstige 
geen   bequamer   deure  soude   connen   geopent  worden,  om  onder  de 
selve,    daer   nu  genighe   andere   acces  hebben,  maer  een  ijder  daer 
comende,   als   vljant   ende  goeden  bnijt,  daer  sij  meest  van  houden, 
aengetast,  ende  alsoo  dese  passagie  onveyi  ende  onbevaren  gehouden 
wort,  schnijleude,  hare  personagie  in  dese  plaetsen  weder  te  speelen. 
De   vruchten   deser  eijlanden  syn  ten  principale  sagou,  waer  van 
beijde  Xula  Taliabo  ende  Sappelnlla  ofte  Mangola  als  booven  geseijt, 
seer   ryck,    doch  Xulabessj  geheel  destitnljt  de  sijne  van  d'  andere 
twe  becomen  moet.  Nagelen  sijn  op  geen  van  alle  dese  eijlanden  soo 
groot  als  cleijn  te  vinden,  anders  als  op  t'  middelste  Mangola  voornt 
ende   dat   niet   over   t'   geheele   landt,    maer  eenichiyck  omtrent  de 
negrijen  Waijtinne,  ende  Mangola  boven  verhaelt  tegenover  t' naeuw 
tusscben  de  beijde  eijlanden  Xulabessj  ende  dit  op  seven  bergen  ende 
valeijen  begrepen,  dienvolgende  een  redelijck  groot  nagelbosch,  doch 


218 

worden  gene  der  selver  geplnckt,  gejnt,  noch  aen  anderen  veroocht, 
ofte  andersints  gebenifitieert ,  maer  van  selven  afvallende,  vergaen 
ende  verrotten  op  de  aerde.  De  reden  ende  oirsaeck  haer  tot  snlcx 
moverende,  seggen  se  te  weeën,  dat  daer  mede  trachten  voor  te 
comen,  datter  genige  vreemde  handelaers  acces  in  haer  landt  be- 
comen,  ende  hen  daerdoor  niet  wedervaren  moge,  als  die  in  deqnar- 
tieren  van  Amboijna  slj  geschiet,  hebbende  daerom  oock  begde  de 
andere  twee  eij  landen  van  die  specie  geheel  destitnijt  metdeselledeo 
gecontracteert ,  ende  de  selve  oock  met  gemeender  stemme  wol  strickte- 
HJck  verboden,  tot  genighe  verhandelinge  ofte  haven  der  selver  te 
comen,  anders  als  met  haerder  aller  voorweten  ende  toestemminge, 
op  poene  van  voor  vijanden  verclaert  ende  door  hnn  allen  beoirloogt 
te  worden,  willende  dat  sij  haer  met  hunne  sagoa,  ofte  anders, niet 
als  wyven,  maer  als  mannen  met  de  wapenen,  ende  ter  zee  op  den 
roof  generen  ende  haer  daermede  gelijck  wcsen  sullen ,  ende  alhoewel 
haren  Coninck  voor  eenige  jaren  uit  Ternaten  derwaerts  gesonden 
hadde,  om  voorschreven  nagelen  te  benefitieeren ,  ende  hem  sijne 
gerechticht  daer  van  toe  te  laten  comen,  hebben  sij  lieden  nochtans, 
om  reden  verhaelt ,  daertegen  geweest  ende  t'  selve  geensints  avoijeren 
noch  toestaen  willen,  gelijck  het  oock  tot  noch  niet  sij  geschiet. 

Soo  en  hebben  oock  geenighe  Maccassaren,  Maleijers  ofte  andere 
vreemdelingen  op  dese  voorschreven  eij landen  acces,  als  eenichlijck 
op  Xnla  Taliabo  om  sagou  te  handelen,  maer  op  Xulabessj  ende 
Sappalulla  ofte  Mangola  comende,  worden  als  vijanden  getrackteert, 
van  hare  goederen  berooft  ende  doot  geslagen  ofte  vercoft,  gelijck 
nu  op  dese  haren  tocht  bij  eenige  cleijne  eijlanden  omtrent  Tenimber 
oock  2  Maccassaerse  pelonghs  seggen ;  gevonden  ende  t'  volck  daer 
van  doot  geslagen  te  hebben. 

Den  handel  nu  off  t'  geene,  daer  dese  luijden  hun  mede  generen, 
is  doch  besonder  op  Xulabessj,  daer  anders  niet  en  valt  ende  de 
meeste  macht  van  volck  is,  eenichigck  den  roof,  daertoe  haer  ge- 
stadich  oeffenen ,  ende  jaerlijcx  naer  d'  een  of  d'  ander  quartieren 
eens  ofte  tweemael  hunne  macht  uijtsetten,  ende  alsoo  desen  Qnime* 
laha  Songj  (die  als  Cappitn  Laout  neffens  den  QnimelahaTerbilamet 
den  Coninck  a**  1638  in  t'  renoveren  der  contracten  aen  de  reduijt 
Uila  mede  geweest  is)  over  eenige  jaren  met  drie  correcor;  en ,  mede 
tot  den  roof  uijtgerust  bij   d'   eilanden  Roema  ende  Kisser  omtrent 


219 

Tenimber  twe  der  selver  verloren,  ende  t'  volck  daer  van  door 
d'  jnwoonders  aldaer  doot  geslagen  ende  hij  mede  gevangen  was  ge- 
worden, verclaert  hij,  dat  hij  om  revengie  daerover  op  dit  volck  te 
becomen,  als  oock,  om  bij  den  Coninck,  die  sij  in  5  Ji  6  jaren  her- 
waerts  geen  erkentenisse  gedaen,  nochte  hem  sijn  apitti  toegebracht 
hebben ,  den  roof  goetvallende ,  hare  achterstallight  daermede  af  te 
doen,  den  Qaimelaha  Terbila  aengeraden,  ende  gepersnadeert ,  oock 
eiïndelijck  daer  toe  bewillicht  heeft  gehadt,  desen  haren  gedanen 
tocht  bQ   der  hant  te  nemen,   waertoe  geresol veert,  ende  nu  allen 

gereet  sijnde ,  waren  met 43  correcorren  van  Xula  bessj 

alleen,  sonder  eenighe  van  d'  andere  eijlanden  meede  te  nemen  in 
t'  laetste  van  Janaario ,  den  Quimelaha  Terbila  selfs  mede  in  persoone , 
als  generale  hooft,  ende  hij  Sougj  als  Gappitn  Laoat  ende  desselfs 
secundus  over  gesteecken  naer  t'  noortwest  eijnde  van  6ouro,al  waer 
wel  ru^m  een  maent  gelegen,  ende  omtrent  de  negrijes  Licila  ende 
Tomahou  residentieplaets  vanden  Quimelaha  Fackirj  liaer  ende  de 
gehele  vloot  van  sagon  ende  andere  nootwendicheeden  veraien  hebbende , 
in  t'  begin  van  de  maent  Maert  verleden  van  de  zuijtwesthoeck  van 
Bonro  haren  cours  t'  zewaert  naer  d'  ostelijcke  eijlanden  gestelt, 
ende  door  onervarentht  der  stnijrluljden  qualijck  ende  op  Banda  ver- 
vallen waren,  den  Qaimelaha  Terbila  ende  hij  Sougie  met  partie 
correcorren  op  Poulo-Ron,  ende  anders  op  andere  plaetsen.  Maer 
alsoo  d'  Hollanders  vrunden  van  den  Coninck  van  Tarnaten  waren, 
ende  sij  het  daer  oock  niet  gemunt  hadden,  hadden  niet  willen  ge- 
doghen,  jmant  aldaer  eenige  overlast  geschiede,  '  waren  daeromme 
naer  weijnich  vertoevens  weder  t'  sewaert  in  gesteecken,  stellende 
haren  cours  zuijd  oost  aen ,  ende  passerende  menichte  eijlanden ,  onder 
anderen  een  seer  groot,  daer  op  de  menschen  alle  heel  root  van 


1  De  Gouverneur  van  Banda,  CornelisWitsen,  en  Raad,  waren,  blijkens  hunne 
xuiflsiYe  van  6  April  1644,  niet  zeer  op  hun  gemak  geweest  bij  dit  onwelkom 
bezoek.  Zij  vonden  daarin  aanleiding,  er  hunne  superieuren  op  te  wQzen,  dat 
onze  macht  op  de  Banda-ellanden  te  zeer  verspreid  was ,  om  bij  een  vijandelijken 
aanval  te  beletten,  dat  de  vijanden  de  notenboomen  gingen  schillen  en  dus  ver- 
nielen. Zy  vroegen  daarom  een  versterking  voor  het  garnizoen,  dat  nu  ongeveer 
400  man  ledroeg,  van  200  man  voor  één  a  2  jaar,  wat  wel  een  jaarlij  ksche  uit- 
gave zou  veroorzaken  van  20  k  30000  gulden,  maar  dat  kon  dienen  tot  behoud 
van  „de  conqueste,  die  jaerlijckx  meer  als  8  &  10  tonne  gouts  bedragen.  "G.G. 
en  R.  wilden  er  echter  niet  van  weten.  In  geval  van  nood  lag  Banda  dicht  genoeg 
by  Ambon,  om  hulp  te  krygen.  (Missive  21  Nov.  1644.) 


220 

lichaam  ende  haer  waren,  quamen  eijndelijck  bij  de  eilanden Ro^na 
ende  Kisser  voorby  Tenixnber,  daer  sy  die  plaetsen  geheel  afgelopen , 
t'  volck  jongh  als  out  sonder  onderscheyt  tot  3  k  400  in  t'  getal 
gevanckeHjck  met  haer  wech  geyoert,  hare  goederen  gerooft  ende 
menichte  gemaeckt  goutwerck ,  meest  pierings ,  met  de  goudsmeden 
selfs  (in  teycken  dat  daer  gout  moet  vallen)  becomen  ende  seer  rijcken 
buyt  gemaeckt  hadden,  van  waer  naer  hun  verrichten  weder  over 
naer  Bouro  steeckende  waren,  soo  als  desen  ons  jacht  rescontreerde 
aireede  5  ethmalen  voor  wint  seijlende  in  zee,  ende  Inj  van  de  vloot 
die  hy  doen  weder  uyt  der  zee  hadde  sien  aencoomen  voor  twe 
dagen  afgedwaelt  geweest.  Ëen  wonder  ende  groote  stouticht,  dat 
dese  luyden  haer  met  sulcken  reddeloosen  ende  swackeu  vaertnijch 
op  soodanighe  vaert  in  openbare  zee  durven  avontuiren  ende  noch 
weder  te  rechte  geraecken. 

Ende  alhoewel  desen  Cappitn  Laout  ons  verhaelt  hadde ,  datgelyck 
geseyt,  hy  ons  jacht  ontmoetende,  de  voirdere  vloot  met  volle  zeyien 
uyt  der  zee  hadde  sien  aencoomen,  ende  de  selve  op  syn  aencomste 
by  ons  al  moesten  Bouro  voorby  ende  naer  Xula  overgesteken  wesen , 
alsoo  een  yder,  synde  over  de  drie  maenden  uyt  geweest,  naerhuys 
verlangde,  bequamen  niettemin  den  Gen  deser  maeut  May  pr  expressen 
over  de  corte  wegh  schryven  van  t'  Casteel,  adviserende,  dat  den 
ouden  Simanw  Ema  aldaer  gebootschapt  hadde,  dat  den  Quimelaba 
Terbila  in  persoone  met  4  correcorren  aen  de  zuytsyde  van  t'  landt 
op  de  strandt  van  Ema  ten  ancker  gecomen,  doch  geresol veert  was, 
diesselven  daegs  weder  te  vertrecken.  Wy  hopende,  dat  hy  daer  wat 
soude  mogen  vertoeven,  sonden  op  staende  voet  van  voor  Capaha 
aff  den  Cappitn  Verheyden  met  10  k  12  man  over  de  corte  wech 
ende  voorts  t'  Leytimoersche  geberchte  over  tot  Emaes  strandt,  den 
vaendrager  Cornelis  Danen  met  drie  correcorren  yder  op  hebbende  10 
soldaten  voorby  de  Passo  derwaerts,  ende  den  vaendrager  Moerlach 
met  t'  jacht  Westhooven  ende  chaloup  den  Bosch  buyten  de  Drie 
Gebroers,  om  wie  van  dese  3  partyen  geseyde  correcorren  sonde 
mogen  aentreffen,  den  Quimelaha  met  goede  woorden,  sonder  eenieh 
openbaer  gewelt  ofte  formele  vyandtschap  daertegen  te  gebruyckeni 
souden  sien  uyt  de  correcor  ende  in  ons  gewelt  te  becomen,  dat  te 
wenschen  ware  geweest,  hadden  mogen  gelucken,  om,  off  te  beter 
revengie   van   hem  over  voorverhaelden  moort  te  becomen ,  ofte  hem 


2^1 

voor  sQnen  Ooninck  te  stellen,  daer  sedert  ao  1638,  dat  van  voorde 
reduit  Hila  door  ginek,  noch  noyt  weder  voor  verschenen,  endenijt 
▼rese  van  dien,  soo  als  geseljt  wort,  almeede  voorneemens  geweest 
80,  die  landen  aenden  Ooninck  van  Macasser  op  te  dragen,  ten 
ware  de  hoofden  derselver,  als  desen  Cappit°  Laont  ende  andere  niet 
daertegen  geweest  ende  t'  selve  niet  hadden  toestaen  willen.  Dan  om 
hem  te  becomen  heeft  niet  willen  wesen,  ende  gelijck  soo  als  ons 
geadviseert  wierde,  was  diesselvendaeghs  ende  voor  d^  aencomste  van 
d'  onse  alweer  vertrocken,  want  naer  dat  een  weijnich  tijt  op  geselde 
strant  gelegen  ende  hij  aen  landt,  oock  die  van  Ema  hem  aen boort 
geeomen ,  airede  t'  samenspraeck  gehouden  hadden ,  soo  dat  t'  scheen 
aldaer  noch  wel  wat  souden  hebben  willen  tarderen,  maer  gevraecht 
hebbende,  waer  den  Quimelaha  Louhoe  onthalst  was  ende  dat  hem 
geantwoort  wierde,  aen  t'  Gasteel,  hadde  terstont  sgn  ancker  doen 
lichten  ende  belast  te  pangagen,  sonder  ergens  eenich  voirder  ver- 
maen  aff  te  doen.  Den  opper  coopman  Outhoorn  neffens  de  coopman 
Yan  Larique  volgenden  nachts  met  een  cloecke  orambay  van  't  Gasteel , 
naer  hunne  residentie  plaets  scheppende,  rescontreerden  met  het  aen- 
eoomen  van  den  dach  dese  4  correcorren  de  hoeck  van  Alangh  omme 
bi|  de  baij  van  Tapi,  ende  willende  nae  haer  toe  houden,  sagen, 
datter  eene  het  dack  terstont  van  de  correcor  aff  smeet,  haer  alle 
ter  defentie  gereet  maeckten  ende  de  stevens  op  haer  aen  om  te  ver- 
volgen stelden ,  sulcx  sijlieden  met  haer  orambaij ,  hebbende  geen 
soldaten  nochte  eenige  schietgeweer  bij  haer,  terstont  de  wal  cosen, 
ende  haer  aen  lant  begaven,  blijvende  geseijde  correcorren  noch  wel 
omtrent  2  uijren  langh  haer  in  de  selve  baij  onthouden ,  ende  daernae 
langs  de  wal  scheppende  totdat  s*  op  de  hoeck  van  Swangj  comende, 
de  reduijt  Larique  in  t  gesicht  bequamen,  scheen  dat  sij  die  niet 
voorbQ  en  dorfden,  maer  staken  terstont  recht  in  zee  haren  cours 
naer  Bouro  stellende,  waermede  in  corten  tijt  uijt  t'  gesicht  ende 
daernae  niet  weder  vernomen  sijn  geworden. 

Dier  selver  tijt  waren  me  twe  deser  correcorren,  die  seijden  vande 
vloot  afverdwaelt  te  wesen,  in  d'  Uliasser  bij  de  negry  Papera  aen- 
gecomen ,  dan  siende  mede  de  witticht  van  onse  reduijt  op  Honomoa , 
waren  terstont  weder  van  daer  tot  onder  t'  onbewoonde  eij  landt 
Melanen  geschept,  van  waer  volgenden  daegs  by  de  negrij  Haria 
^ni^be  aen  landt  gecomen,  ende  haer  naer  d'  Hollanders,  offer  daei^ 


222 

oock  eenige  omtrent  waren,  gevraecht,  ende  dat  met  de  selve  niet 
in  t'  sin  en  hadden,  geseijt  hebbende,  haer  die  van  Haria  geveijnst 
hadden,  oock  met  d'  Hollanders  in  oorloge  te  wesen,  ende  den 
lieutenant  Nuijts  aen  de  redaijt  ondertusschen  weten  laten,  dat  die 
van  dese  correcorren  volgenden  morgens  daer  weder  comeo,  ende 
haer  hun  seggen  van  tegen  d'  Hollanders  te  wesen  met  bloet  drincken 
sonde  doen  bevestigen,  waer  op  te  passen,  alsoo  geseijden  lieutenant 
vier  wel  gemonteerde  orambaljs  gesonden,  ende  sy  die  vernemende, 
Ijder  een  goed  henecomen  gesocht  hadde,  ende  de  correcorren  in  zee 
steeckende,  haer  die  aen  lant  sijnde,  meest  te  water  begeven,  naer 
de  correcorren  toegeswommen ,  ende  d'  inwoonders  vijf  der  selver 
gevat,  een  t'  hooft  af  geslagen,  ende  4  aende  reduijt  den  lieutenant 
gevangen  overgelevert  hadden,  die  als  gemeene  persoenen  ende  vri) 
cloecke  gasten  sijnde,  de  Compie  in  hare  gants  nodige  wercken  nu 
almede  goeden  dienst  praesteren. 

Doch  op  dat  U.  £d.  te  grondiger  informatie  van  voorschreven  eQlan- 
den,  oock  van  der  selver  macht  ende  gelegenthdn ,  als  t'  geene  boven 
t'  voren verhaelde  t'  ondersoecken  noch  noodich  souden  mogen  bevonden 
worden,  sullen  mogen  becomen ,  hebben  goetgedacht ,  desen  Qnimelaha 
Sougj  ofte  Capitn  Laout  selfs  in  persone  pr  t'  schip  Malacca  U.  E<1. 
toe  te  senden.  T'  is  een  man  bij  de  sijne  van  groten  aensien,  hout 
treffelijcken  staet,  heeft  30  soonen  waer  van  op  iJder  van  dese  sijne 
10  nijtgewesen  correcorren  een  der  selver  als  hooft  ende  anachoda 
sij  geweest,  ende  daerblj  14  dochters  van  sijne  echte,  behalven  die 
van  sijne  bij  wij  ven  in  t'  leven;  is  by  meestallen,  besonder  Coninckx 
onderdanen  in  dese  quartieren  seer  wel  bekent,  ende  souden  hem 
oock  seer  gaerne  hier  behouden  hebben * 

Tot  dienst  ende  behulpe  van  desen  Quimelaha,  laeten  mede  der- 
waerts  gaen  dien  die  met  hem  uyt  syn  correcor  by  ons  overgecomen 
is,  mitsgaders  om  te  vertolcken  alsoo  niet  wel  Maleys,  maer  Terna- 


1  Hg  kwam  niet  op  Batavia,  maar  Demmer  hield  hem  blijkens  het  Blot  van 
dezen  brief  terug  op  Ambon,  omdat  hy  zag  „denselven  sish  over  dat  nier 
Batavia  versonden  wort  hartelijck  te  qnellen,  t*  eenemael  afgaet,  oock  in  4  &5 
dagen  gants  niet  genutt'cht  heeft".  Hij  vervolgt:  „Wel  hadden  wg  gewenscht, 
U£^.  desen  persoon  hadde  voorcomen  moogen,  betrouwen ,  haer  in  desselfs  robnste 
stature,  ende  hoe  desselfs  wesen,  gesten,  reden,  ende  alles  wat  aen  hem  is, 
sQn  hantieringe  ende  waermede  dat  ommegaet  soo  bigckelQcken  uytwgst,  grote- 
igcz  soude  verwondert  hebben.'* 


228 

taens  spreeckt,  sekeren  inwoonder  Lonrens  van  Rek ,  de  Compe  alhier 
voor  soldaet  dienende,  die  ten  tyde  van  d'  Hr  Oouvernr  Spenlt  salr 
mede  in  d'  eij landen  van  Xala  ende  selfs  in  dese  Quimelahaes  hoijs 
verkeert,  mitsgaeders  goede  kennisse  van  die  plaetsen  ende  deseelfs 
nageiboBSchen    bovenverhaelt ,   daer   seifs   in   eeijt  geweest   te  sijn, 

heeft 

Actom  Amboijna  in  t'  Gasteel  Victoria  adj  nlt"  Maij  A°  1644. 

Gbbard  Dbmmeb. 
w.  van  outhoobk. 
Adbiaen  van  deb  Büboh. 
Jan  Outosbsen. 
OcTAvio  Macquelin. 


XXXm.  Cornelis  Witsen,  gonvemenr  van 
Banda ,  aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Compagnie , 
6  September  1644. 

Vermeene  atjt  haer  Ede.  i  missiven haer 

Ede.  door  abnsivelijcke  advysen  van  wQlen  Heer  AcoleiJ  soodanich 
contentemendt  geschept,  en  vasteHjcq  gelooft  hebben,  d' oncosten  van 
Banda  in  corten  tyt  jaerHjcx  sonde  staen  met  d'  winsten  te  balan- 
ceeren,  twelck  soo  onmogeHjck  is,  in  deese  gelegentheyt  des  tyts,  als 
off  wy  de  sanden  op  het  strandt  sonde  willen  tellen;  om  het  selve 
te  probeeren  sullen  dnje  onwederspreeckeiycke  redenen  allegeeren. 

D'  eerste  redenen  syn,  dat  door  ordre  van  d'  Ed.  Heer  Generl. 
alle  westersche  naetie  ^  met  haere  vaertuygen  hier  coomende  niet 
en  vermoogen  t'  admitteeren,  sonder  passé,  verschynende  aen  te 
honden ,  en  de  Mooren  inden  kettingh  te  slaen ,  met  passé  coomende 
van  cooplieden  op  andere  comptoiren  leggende  (als  haer  afgedrongen) 
niet  en  sullen  gedoogen,  maer  dateHJcken  doen  vertrecken,  daer  te 
vooren  hier  verschynende  groote  winsten  op  haere  ladingen,  en  op 
de  cleeden  (die  sy  in  betalingh  weeder  naemen)  gedaen  wierden. 

Niettegenstaende  d'  selve  ordre  door  Ede.  Heer  Generaal  aen  wyien 


1  NI.  G.  G.  &  Baden. 

2  NI-  de  inlanders,  wonende  ten  westen  van  Banda* 


224 

Acolei)  over  eenige  jaeren  al  gegeven,  ende  aengeschreeven  is,  60o 
heeft  echter  twee  Jambijèe  joncken  (die  passé  op  Amboyna  en  niet 
op  Banda  hadden)  int'  jaer  1642  gepermitteerdt ,  de  lading  haer  af- 
gecocht,  bestaende  in  ra  4976  |  en  in  cleeden  volgens  de  lijste 
weeder  betaelt,  waer  door  dat  jaer  de  winsten  grootelijcx  vergroodt 
wierden. 

Daarenbooven  hadde  den  meer-aengetoogen  Acoleij  geen  vleijsch 
van  Batavia  geeijscht ,  en  omtrendt  de  7  maenden  randsoen  van  vleesch 
over  het  geheel  guarnisoen  aen  wilde  beesten  laeten  schieten,  waer 
door  d'  eijlanden  Rossingeijn  en  Poulon  Run  daer  van  soo  ontbloodt 
sijn,  dat  niet  een  beest  meerder  gesien  werdt.  Sijn  oogmerck  is  niet 
geweest  om  des  Compe  dienst  (volgens  syn  eet)  te  presteeren,  maer 
groote  glorije  en  eersuchticheijt  om  de  oncosten  t'  sij  met  ondienst 
van  d'  E.  Gomp^  met  de  winsten  te  egnaleeren 

Den  ondienst  die  d'  Ë.  Compe  (door  t'  schieten  der  beesten)  daer 
aen  geschiet  is,  hebben  wij  dit  jaer  gesmaect,  want  door  schaershetjt 
vandt'  Nederlants  vleQsch  op  Batavia  sijn  ons,  in  plaets  van  100 
vaeten  geeijscht,  40  toegesonden,  soo  dat  w'i)  genootsaect  sijn  geweest 
eenigen  tijt  het  gnarnisoen  in  plaets  van  vleesch  met  geit  te  conten- 
teeren     

De  tweede  reeden  sijn,  dat  de  oosterschc  naetie,  soo  van  QneiJ, 
Arouw,  Tenimber,  en  Timorlaudt  jaerlljcz  minder  hier  verschijnen  ^  , 
gelijck  verleeden  jaer  op  d'  helft  nae  als  voor  deesen  (niettegenstaende 
wel  getracteerdt  worden)  met  haer  vaertuijgen  niet  gecoomen  slJn, 
en  apparendt  in  toecoomende  van  die  quartieren  minder  vaertuijgen 

te  verwachten  staen,  doordien  eenige  Ternataense  correcorren  * 

nijtgemaect  waren  om  eenige  haerder  slaeven  (die  uijt  Teroaten  naer 
Tenimber  weggeloopen  waeren)  te  gaen  soucken.  En  terwijl  hetselve 
niet  waerschijnelijck  is,  werdt  vastelijck  hier  gelooft,  het  elJUindt  Te- 
nimber ofte  eenige  eyianden  van  Timorlaut  sullen  soncken  af  te  loopen 
en  de  inwoonderen  voor  slaven  in  Ternaten  vercoopen.  Wat  daer 
van  is,  sal  den  tijt  openbaeren,  echter  wert  door  de  minder  ver- 
schljninge  der  Oostersche  naetie  de  vertiering  in  de  cleeden  verswact. 


1  IJit  de  correspondentie  tusschen  G.  G.  en  R.  en  Witsen  in  1644/6 bUjkt,  dat 
ey  door  onze  ambtenaren  en  burgers  op  Banda  „vrü  wat  onhehbelyck "  waren 
behandeld. 

2  Zie  hiervóór  bldi.  214  vv. 


De  derde  reeden  sgn  y  dat  den  burger  (door  t'  afsterven  ende  ver- 
loopen  haerder  slaeven ,  [en]  qnaade  gewassen ,)  soo  verarmpt  is  y  ' 
dat  weijnieh  ofte  geen  geit  bij  haer  omgaat,  ende  genootsaect  sQn 
op  d'  aenstaende  gewassen  sich  met  schalden  te  belasten,  en  ten 
wuere  den  Aimoogende  een  jaer  k  twee  goede  gewasschen  aen  de 
boomen  liet  coomen ,  ^  waer  door  d'  uijtgeteerde  barger  aessem  scheepen 
mochte,  hoe  langer,  hoe  meerder  beroijt  sollen  werden,  soo  dat  niet 
moogelijck  en  is,  de  winsten  f  die  uijt  d'  cleeden  en  provysieen 
vande  burgers  meest  moet  voorcoomen ,)  met  d'  oncosten  te  egaaleeren , 
maer  ter  contrarij  te  vreesen  staet  de  winsten  hoe  langer ,  hoe  minder 
sullen  vercleijnen  en  d'  oncosten  (soo  men  d'  selve  voor  oncosten 
wil  reeckenen)  door  veel  trouwen  der  soldaeten  *  die  maendelijcx 
haer  gaegie  in  cleeden  ende  provysie  genieten ,  meer  ende  meer  ver- 
grooten. 

D'  inventie  door  dHeer  Acoley  (van  briefkens  in  plaets  van 
geit  aende  burgers  voor  haer  geleverde  speceryen  te  geeven,)  ge- 
practiseert,  dunct  ons  (onder  coirectie)  een  schaedeHjcke  saeck  voor 
d'E  Compe  ende  burgers  te  weesen,  syude  t'  selve  meede  eensdeels 
oorsaeck  vandt  verarmen  der  burgers,  en  by  gevolch  den  burger  be- 
royt,  d'Ë.  Compo  schaedeUjck,  wandt  om  comptanten  in  handen  te 
crygen  om   sagouw   voor  haer  slaeven ,  hoenders ,  visch ,  ofte  andere 

1  £n  jaist  was  in  Banda  „  ten  dienste  van  de  Comp*  ende  hanthavingh  dier 
landen  niet  nodiger  als  goede  ende  welgestelte  bnrgerije.  Wenschten,  middelen 
conden  practiseren^  Inydeu  van  fatsoen  met  capitaal  derwaerts  residentie  te 
nemen,  conden  beweegen".  Meisjes  van  kapitaal,  op  Banda  woonachtig,  moeten 
uitgehuwelijkt  worden  aan  flinke  mannen,  gezind  gedurende  geraimen  tgd  in 
Banda  te  blijven,  „mitsgaders  dat  haer  capitaelen  in  pereken  ende  goede  lande* 
rgen,  slaven  etc.  aea^leyt  worden.**  Het  kapitaal  blijft  dan  in  Banda,  waar  H 
soo  noodig  is.    (G.  G.  &  R.  aan  Witsen,  6  Febr.  1644.) 

2  Door  stormen  in  Juni  en  Juli  1644  was  de  veel  belovende  oogst  weder 
geheel  vernield.  Het  is  „een  jammer  om  sien  geweest,  dat  men  tot  over  de 
enckelanw  toe  door  de  verrotte  nooten  en  foelij  int  bosch  gegaen  heeft." 

3  Den  2  September  1643  schreef  Witsen  aan  G.  G.  &  R.  het  volgende :  „  B^ 
missive  van  d*  H'*"  Majoores  in  dato  6»  Septemb*'  a»  1641  beoogen  haar  Ede  [in 
de]  Oiientaelse   gewesten   door  Nederlanders,  met  inlantsche  vrouwen  getrouwt, 

een  colonie  te  stichten  ende  op  te  richten waer  toe  in  de  Bandase  eijlanden 

goede  gelegen theyt  presenteert.  Soo  hebben  wy  alle  de  geene  die  hun  inden 
echten  staet  willen  begeeven,  en  ons  daerom  versoecken,  ten  waere  oude  bejaarde 
vrouwen,  die  jugten  apparentie  van  kinderen  te  procurereu  sgu,  tselve  toege- 
staen,  mits  conditie,  datse  12  jaeren  in  desen  eijlanden  (sonder  daer  ugt  te 
trecken)  sullen  moeten  remorreeren".  Het  halve  garnizoen  had  daar  gebruik  van 
gemaakt. 

15 


nootwendicheeden  tot  haer  hoyshoadinge  te  coopen ,  wert  den  bnrger 
genoots&ect,  cleeden,  ofte  provysie  op  haere  briefkens  bij  de  comp- 
toiren  te  haelen,  waer  op,  om  tot  geit  te  maecken,  raijm  \j  jaa 
Bomtyts  de  helft,  verlieeen  moeten.  En  alsoo  bayten  alle  recht  ende 
reeden  is,  dat  den  burger  van  Banda  (die  niemandt  (naest  Oodt) 
erkennen  als  d'  Hoog.  Moog.  Heeren  Staeten  Oenerael  en  Haar  Ede) 
meerder  als  andere  Indiaense  ofte  Neederlantsche  ingesetenen  in  India , 
belast  sonde  werden,  maer  eerder  haer  eenige  premimentien ,  gelijck 
inde  meeste  qnartieren  van  Christenrijck  d'  ingesetenen  in  haer  landt 
booven  d'  vreemdelingen  genieten,  behoorde  toe  te  vloijen,  hebben 
wy  met  onsen  raet  goetgevonden,  het  geeven  vande  briefkens  (met 
approbaetie  van  d'Ede  Heer  Generael)  afteschaffen,  en  met  con tandt 
den  bnrger  te  voldoen,  waer  door  den  bnrger geanimeert ,  de conragie 
(die  bykans  in  veele  versturven  is)  gewackert  en  de  last  (om  haer 
pareken  te  suy  veren  en  goede  specerijen  aende  comptoiren  te  leveren) 
weeder  herbooren  sal  werden.  Derhalven  sullen  genootsaect  syn  meerder 
contanten  van  d'Ed  Heer  Grenerael  jaerUJcx  te  ontbieden  ^     .    .    . 

COBIVELTS   WiTSBN. 

Neira  int  Gasteel  Nassauw 
ady  Gen  September  1644  Banda. 


XXXIV.  Antonio  VanDiemen,  gouverneur-gene- 
raal, aan  Bewindhebbers  der  O.  I.  Compagnie , 
6  Februari  1645. 

U.  Ed.  [gelieven]  staet  te  maken,  ende  voor  g'advi- 

seert  ende  gcpreadverteert  te  syn,  't  sy  mynen  vervanger  off  ordre 
verschynt  off  niet,  geheel  voornemens  ende  seeckergeresol veert  bUJve, 
anno  1646   (des  God  toelatende)  persooniyck  van  den  Indisen  standt 

ende  gelegentheyt  mondelingh  raport  te  doen T  sal 

hier  tot  becledingh  vande  generale  directie  aen  bequame,  sufBsanto, 
verstandige  luyden  niet  manqneren ,  emmer  omme  de  generaele  saecke 
tot   U.  Ed.  nader  dispositie  te  mainteneren,  't  Sal  oock  faciler  ende 


1    By   miBsive   d.d.  29  Not.  1644  werd  door  Gh.  G.  &  B.  syn  gedragsign  in 
deie  goedgekeurd  en  hem  de  noodige  financieele  steun  toegesegd. 


227 

met  minder  becommeringhe  voortaen  te  doen  sijn ,  dewijle  den  oorloge 
met  den  Portngees  nu  in  India  come  te  cesseren,  ende  dat  beter 
cloecke}  ervaren  cooploijden  als  crijgslaijden  znllen  van  node  sijn , 
omme  van  onse  competiteurs  niet  vercloeckt  te  werden ,  daerop  (J.  £d. 
snccessive  in  't  eenden  van  cooplnijden  gelieven  te  letten. 

't  Zal  dienstieb  zyn  U.  Ed.  eenigbe  weynige,  maergrave^conscien- 
tieuse  ,  eeriycke  mannen ,  tot  d'  Indise  regieringh  ende  verstcrckingh 
als  stijvingh  der  aenwesende  personen,  herwaerts  te comen  beweeght. 
Segge  conscientiense ,  vigilante  ende  modeste  personen,  van  nederigh 
bnmeor,   echter   repatatiens;   ende    Inijden   van   soodanige  conditien 
niet  connende  aentreffen,  salt  beter  sijn,  geene  gesonden.  Verstaet, 
raden   ende    extraordinarij    raden    van   India,    zijnder  hier  noch  soo 
geheel  destituijt  niet,  dat  verlegen  soaden  vallen ,  maer  U.  Ed.  cannen 
mede  wel  considereren ,  goede  verstanden  de  regeringh  van  India  ten 
hooghsten   nodigh   sijn.   Als   noch   can   niet  wijser  worden,  dan  dat 
ongetrouwde   personen    in    uwen   dienst  hier  te  lande,  nutter  als  de 
getrouwde   sijn,   emmers   soo   lange  niet  resolveren  dan  voor  corten 
tijt   ofT  tot  meenen ,  middelen  bestandt  bij  een  geschrapt  te  hebben , 
om  in  Nederlandt  daer  van  te  cannen  leven ,  dat  tot  grooten  ondienst 
vande  Compe  comt  te  gedijen,  sijnde  veele  soo  neerstich,  omme  con- 
questen  te  maecken,  dat  't  particulier  voor 't  generael  off  Comps  dienst 
prefereren.  Leth  maer  eens  met  aendacht,  hoedanige  middelen  pr  dese 
vlooien   overgaende   Comps  dienaren  boven  haer  verdiende  gagien  't 
huys  brengen;  de  wisselbrieven  sijn  daer  van  levende  getnijgen.  Met 
wat  titnl  daeraen  geraecken  heeft  sijn  bedencken.  Dit  is  seecker,  bij 
aldien    Comp»   capitaelen  soo  danigh  pro  rato  g'augmenteert  wirden, 
de  participanten  soaden  geheel  andere  repartitien  erlangen.  Daer  dient 
wel    een    anderen   regel   op  geraemt,  ende  Comps  dienaren  alle  ge- 
legentheijt  van  particulieren  handel  ontseth ;  *  off  t  is  geschapen ,  in 
desen  staet  nimmer  gequalificeerde  burgeren  te  verwachten  sijn,  dat 
nochtans   een  nodige  zaecke  is,  ende  bnijten  een  wel  gestelde  gepo- 
liceerde  colonie ,  can  de  Compe  dit  groote  werck  niet  gaende  houden. 
Daeromme  moeten  U.  Ed.  mede  helpen,    dit  pregnant  werck  bevoor- 
deren,   mits  veel  volck   na   India   sendende,  arme  en  rijcke,  onder 

1     Ygl.  P.A.  Leape,  Salomon  Sveers  (By dragen  tot  de  Taal-,  Land- en  Volken- 
knnde  yan  Nederlandsch  Indië.  3«yolgreeks,  YIII,  blds.  35—67.) 


i26 

Boodanigen  reglement  als  hier  goedt  vinden  sullen.  Admitteert  geene 
getrouwde,  als  voor  veele  jaren;  met  restrictie,  nae  Europa  niet  te 
mogen  keeren^  ten  sQ  eenige  hunner  descendenten  in  plaets  laten, 
ende  soo  doende  sal  het  radt  gestadigh  draijen,  sonder  stil  staen. 
Schippers,  stierluijden ,  timmerluljden  tot  gemeen  volck  inclnijs 
officieren,  soldaten  ende  bootsgesellen  connen  U.  Ed.  onbeschroomt 
met  de  vrouwen  ende  kinderen  herwaerts  licentieren,  mits  dat  resol- 
▼eren  tot  veel  jaren  verblQff,  ende  die  daer  toe  niet  can  verstaen, 
mogen  alleen  comen.  Dese  luijden  cunnen  haer  familien  in  Batavia 
ende  elders  hier  te  lande  beter  coop  onderhouden ,  als  in  Nederlandt. 
't  Is  wel  800 ,  de  geringe  in  dienst  wesende  personen  behoeftich  sijn, 
ende  maentlljck  hun  betalingh  genieten,  maer  dat  moet  weder  in 
Comps  casse  comen  voorde  noodtwendigheden,  die  vande  Comp«  comen 
te  trecken.  Verscheijde  personen  hebben  voorschrijven  aen  U.  Ed.  ver- 
socht ,  op  dat  haer  vrouwen  gelegentheijt  mochte  gegunt  worden,  met 
U.  Ed.  schepen  over  te  comen ,  t  welck  versoecke  effect  sorteren  mach- 

In  alle  manieren  sal  dienen  stricte  ordre  gegeven ,  soo  U.  Ed.  resol. 
veren  den  handel  volgens  ons  schrijven  voor  de  vrge  coopluyden  open 
te  stellen,  datter  geen  aenschrijven,  op  Comps  dienaren  toegelaten 
worde,  maer  snlcz  door  personen  buijten  Comps  dienst  geschiede, 
selffs  behooren  de  getrouwde  Comps  dienaren ,  soo  lange  Comps  gagie 
trecken ,  ende  in  dienst  sijn ,  haer  eijgen  middelen  (soo  eenige  mogen 
hebben)  niet  te  benificieron ,  maer  deselve  onder  factoors  te  stellen , 
om  geen  preferentie  op  den  burger  t'  usurperen,  dat  nu  al  wat  veel 
in  swangh  gaet.  Goet  reglement  sal  bij  dese  gelegentheijt  op  den 
vrijen  haudel  dienen  geraemt,  't  selve  sonder  de  minste  conniventie 
gemaintineert  ende  sal  den  wingierigen  mensch  niet  in  termen  te 
houden  sijn,  als  door  harde  straffen,  volgens  de  placcaten  daer  op 
te  ramen.  Want  het  scheelt  veele  weinigh,  off  het  vande  Compe  off 
den  vijant  halen 

Laten  ons  voorstaen ,  den  tijt  geboren  is ,  dat  sonder 

na  bedencken,  en  verachteringh  van  negotie  verscheijde  comptoiren 
sullen  mogen  intrceken,  ende  den  handel  in  Batavia  als  Malacca 
vergrooten.  Den  peper  sal  ons  van  Paiimbangh  ende  Jambij  (onaen- 
gesien  daer  geen  volck  houden)  niet  minder  ontstaen,  als  die  van 
Benjarmassingh,  Andrigirij  ende  andere  plaetsen,  sulcz  dat  vooreerst 
een  prenve  van  Paiimbangh  menen  te  nemen,  ende  syn  geresolveert 


229 

desen   jare   derwaerte   egeene  besendingh  te  doen,   als  eeniyck  den 
Pangeran   te   begroeten ,   ende  vrundschap  te  honden.  Den  peper  aal 
ons   wel   thnijs   gebracht   werden,   geiyck   rede  geschiedt,  dienende 
Oomps  middelen  onder  dit  qaaet  en  erom  geslacht  niet  anders  als  tot 
onderpanden.  JambiJ  (daer  een  costelijcke  logie  hebben ,  ende  d'  Engelse 
hnn   principale  cracht  baren)  sal  men  noch  vóór  eerst  moeten  conti- 
nueren, maer  van  tijt  tot  tijt  besnijden,  ondertusschen  de particnliere 
ende  vreemdelingen   daer  mede  in  voeren,  omme  door  die  de  peper 
herwaerts  te  brengen.  'T  is  nu,  als  geseyt  den  rechten  tyt,  dewyie 
d'  Engelse   door   hnn    inlantse   oorlogen  in  Engeland,    hier  te  lande 
bij  nae  buyten  postnre  raecken ,  ende  aparent  by  aldien  de  troubelen 
ia    corte    niet   ctsseren,    't  eynde  adem  sallen  wesen.  Vanden  Deen 
wort  mede  niet  vernomen ,  salcx  nu  ten  principale  met  den  Portugees 
staen   te  woelen,  ^    ende   die,   geUjck  wy  oock  syn  ter  weder  zyde 
gelimiteert,  ende  als  yder  in  syn  iimiten  bUjft,  can  niet  bedencken, 
ons  seer  schadeHjck  sullen  wesen,  invoegen  geschapen  staet,  de  on- 
costen  veel  sullen  connen  worden  besneden ,  ende  de  groote  equipagien 
te    minderen,   Batavia  en    Malacca  in  negotie  't  accresseren  ende  d' 
incomen    te    wassen,    twelck    oock    't  ooghmerck  ende  wit  van  dese 

costeUjcke  rende  vousen  zy 

In  't  Gasteel  Batavia  den  20eQ  January  1645. 

Onderstondt 

Antokio  Van  Dxbmen. 

T'  voorstaende  is  de  copie  van  mynen  particulieren  brieff  pr  de 
schepen   Haerlem   ende   Banda  aende  respective  Gameren   der  Oost 

Indise  Gompe   geschreven T   zedert    des   Gomps   ge- 

legentheyt,  de  directie  rakende,  wat  nader  by  my  overley t zynde , te 
meer  my  d'  een  ende  d'  ander  voorgecomen  is,  dat  niet  behoort  ge- 
vonden te  worden  in  personen  de  hooghste  qualiteyten  in  India  be- 
dienende, op  dat  het  respect  van  soo  achtbaren  regeringh  geen  crack 
cryge.  Wat  vande  saecke  zy,  sal  niet  specificeeren ,  maer  my  tot  d' 
in   liggende   attestatie   en   requeste  *  gedragen,  die  ü.  Ed.  soo  wel 

1  Vgl.  Van  Dijk.  Borneo,  bldz.  110—114,  de  noten. 

2  Deze  raken  de  twisten  tusscheu  Van  der  Lyu  en  Sweers  (Vgl.  De  Jonge,  II 
(V),  bldz.  271).  Waar  De  Jonge  de  gevoelens  y&n  de  leden  van  den  Raad  van 
Indië  over  de  opvolging  in  het  Generalaat  heeft  medegedeeld,  geloofde  ik,  goed 
^t  doen,  ook  dat  van  Van  Diemen  bekend  te  maken,  die  blijkbaar  genoemde 
twisten  hoog  opnam. 


230 

als  ick  pondereren  connen,  ende  met  mija  oordeelen  de  nootsaecke- 
lijckheijt  van  een  aenBienlijck ,  graeff  ende  consciëntieus  persoon  uijt 
Nederlant  tot  mijnen  vervanger  gesonden  worde ,  gelijck  verhope  reede 
geschiet  is.  Want  verclare  U.  Ëd.,  bij  aldien  geresolveert  mocht 
wesen,  ingevolge  mij  ende  den  Raet  geauthoriseert  haddet,  op  den 
bequaemsten  hier  in  loco  tot  mijnen  verlosser  te  letten,  ende  den 
selven  bij  provisie  tot  het  generale  gonvemo  t'eligeren,  dat  ons  al 
wat  verstelt  sullen  vinden,  ten  aensien  als  daer  toe  souden  promo- 
veren den  directeur  d'  Hr  Goroelis  vauder  Lijn ,  die  oock  d^  ervarentste 
in  Comps  saecken  hier  te  lande  is,  ende  oock  wel  de  capabelste, 
dat  dan  comt   te  manquereu  een  bequaem  directelir,   nodich  tot  des 

Generaels  assistentie 

Omme  ront  te  gaen  met  d'  aenwesende  Raden ,  communiceerde  [ik]  de 
Heeren  mijnen  particulieren  brieff,  ende  affirmeerde  haer,  mijn  uijtterste 
meeninge  ü.  Ed.  bekent  maeckte.  D'  Heer  vander  Lijn  verclaerde 
daer  op ,  sich  selven  niet  capaes  tot  het  generale  gouverno  kende ,  dat 
[ik]  voor  complementen  off  excusen  sonder  intentie  oordeele.  T'  is  soo 
het  wil,  mijn  advijs  ten  dienste  vande  Compe  is,  dat  een  gerequi- 
reert  persoon  tot  het  hooghste  ampt  uit  Nederlant  behoort  gesonden 
te  werden,  ende  dat  d'  Heer  vander  Lijn  onder  desselffs  regeringh 
het  directeurs  ampt  waerneme.  Maer  ü.  E.  moeten  letten  op  soo- 
danigen  persoon  die  consciëntieus  is ,  alle  particulariteijten  onder  groot 
ende  cleene  in  swangh  gaonde  weere,  respect  ende  ontsach  onder  sijn 
Raden  heeft.  Dit  hebbe  t'  mijner  ontlastingh  niet  connen  verbij  gaen , 
maer  't  selve  pr  dese  gelegentheijt  U.  Ed.  te  cundigen,opdat  U.  Ed. 
goede  resolutie  neme,  soo  ü.  Ed.  wljsheijt  weet  te  behooren.  Den 
Indisen  stant  is  God  loff  sulx,  dat  die  een  cleenen  misslach  weijnigh 
can  deeren,  ende  alles  can  op  nader  bevind ingh  geredresseert  worden 


Int  Gasteel  Batavia  Antükio  Van  Dibmbn. 

6  Februarij  1645. 


XXXV.   De   Raden  van  Indiö  aan  Bewindhebbers  der 
O.  L  Compagnie,  9-11  Juli  1645. 

Gelijk  boven  en  passant  aengeroert,  arriveert  alhier  naer  langh 


231 

nitkijcken  nijt  Siam  14  Malj  den  oppercoopman  Reijnier  van  Zum 
met  de  floijt  Gapelle 

Over  het  aenslaen  vande  joncqae  de  Siamse  Japanderen  toebeho- 
rende bij  't  schip  Haerlem  omtrent  Poalo  Cambir  * ,  geli)ck  in  onse 
vorige  geadviseert,  was  op  de  verschijninge  der  personen ,  ulJtTaijouan 
te  rngh  gesonden,  grote  alteratie  in  Siam  geweest,  ende  hadden  de 
Japanders  d'  onse  genoegsaem  gedreljgt,  by  aldien  geen  restitutie 
beqaamen,  de  logie  souden  aflopen  ende  Comps  middelen  roven, 
daer  oock  desperaet  genoegh  toe  sijn,  geiyck  bij  verscheyde  exem- 
pelen, so  in  dat  ryck,  Tayouan  ende  elders  hebben  doen  bHJcken. 
Haer  de  Coningh  had  haer  expresse  interdictie  van  attentaten  gedaen. 
Echter  bleven  d'  onse  gedurigh  op  hoede  ende  de  logie  in  goede 
diffensie,  alsoo  die  natie  aldaer  weynigh  nae  Coninex  commanda- 
menten  geeft.  *  Den  Coninc  was  ons  genoegh  toegedaen,  hebbende 
hem  over  de  adsistentie  [door  onsj  aen  zyn  gesanten  ende  volck 
met  een  joneke  nae  Japan  gesonden  ende  op  de  Piscadores  veron- 

geluckt, bewesen,    menighmael   danckbaer   getoont, 

ende  in  teycken  vandien  den  gonvernr  3  Francois  Caron  .  .  .  . 
met  een  gouden  cop  wegende  3^  realen  swaerte  beschoncken;  maer 
den  Berckelangh  was  de  Compe  geen  vriend,  geUJc  in  vele  gelegent- 
heden  liet  bUJcken,  trachtende  deselve  allerwegen  nadeligh  te  wesen, 
ende  's  Coninx  gunste  't  onswaert  te  besnoeyen.  Dat  soo  aengesien 
moet  werden 

Van  Malacca  syn  nae  't  sluyten  van  onse  jonghste  missive  ge- 
arriveert    advysen  vanden  gouvernr  van  Vliet , 

dicterende ,  hoe  sekere  ty dinge  hadden ,  tasschen  die  van  Patany  ende 
haren  Radja  different  ontstaen,  ende  daer  over  menighte  Johoriten 
gemassacreert  ende  Radja  uytgejaeght  ofte  gevangen  was,  om  welck 
faict  te  wreken  den  Coningh  van  Johor  voorgenomen  had,  met  een 
grote  macht  derwaerts  te  rucken,  waer  op  gemelte  gouverneur  van 


1  Het  schip  was  beladen  „  met  amnnitie  van  oorloge  ende  proyisien  yan 
Siam  (voor)  onse  Tijanden  in  Quinangh"  (lustractie  vau  G.  Q.  &  Raden  voor 
Van  Tsum  als  commissaris  naar  Siam  d.d.  3  Juni  1646). 

2  Blijkens  missiye  van  de  Raden  yan  Indië  aan  de  XVII  yan  17  Dec.  1646 
werd  aan  de  Japanners  een  schadeyergoediug  uitgekeerd  en  aan  den  koning 
van  Siam  en  zQneu  Phra-khlang  groote  geschenken  vereerd.  Op  die  wijze  werd 
„de  questie  affgedaen.**  ^^De  Comp«  advanceert  hier  bg  nogh  mym  8000 gis." 

3  Van  Formosa. 


232 

Vlieth  voorslagh  doet,  off  niet  geraden  sonde  sijn.  die  gelegentheijt 
waer   te   nemen,   ende,   terwijl   den  Johorit  met  al  zQn  macht  nae 
PataniJ  aal   wesen,  desselfs  landen  te  in  vaderen,  aengesien,  gelijck 
den   gouvr  sustineert,   allerwegen    blieken  laet,  de  saken  niet  recht 
met  ons  te  menen :  mits  nalatigh  blijft ,  die  van  Naningh  ende  Rombouw , 
zijne  onderdanen ,  over  haer  begaen  schel mstnck  jegens  onsen  staet 
te  straffen ,  maer  deselve  ter  contrarie  genoegh  jegens  ons  protegeert. 
Waer  op  dan  soo  stout  ende  nijtgelaten  worden,  dat  onderstaen  op 
Malacca  te  roven   ende   tot  onder  de  mnijren  vande  stad  de  landen 
ende    wegen   onveljl   te   houden;    indervoegen    dat   genoeghsaem  als 
geblocqueert  sitten,  niet  alleen  tot  groten  schade  ende  nadeel  vande 
goede  ingesetenen  vandien,   maer  tot  onverdraeghelijken  hoon  ende 
schande  van  onsen  staet  in  dese  quartieren.  Daer  soo  al  vrij  wataen 
is,  ende  blijckt  bij  veele  gelegentheden ,  dien  vorst  ons  sootoegedaen 
niet  en  sij,  als  wel    voor  desen.   't   Schijnt  al  onse  vrundschap  op 
den   haet,  die  jegens  de  Portngesen  hadden,  gefondeert  is  geweest, 
ende  dat  die  natie  door  dat   middel  getracht  hebben  te  verdelgen, 
het  welck  daer  ontrent  geschied  synde ,  nu  wel  souden  wenschen  ons 
den  selven  gangh  te  doen  gaen,  dat  verhopen.  God  Almachtigh  niet 
geheugen  sal.  Echter  heeft  ons  geseijden  Prins  totnoch  toe  geen  openbare 
vijantschap   betoont,   soo  dat  soo   plotselijck  sonder  voorgaende  ont- 
seggingh  van  vrede  ende  denunciatie  van  oorlogh  onversiens  in  desselfs 
landen  te   vallen   niet  wel  gejustificeert  soude  connen  werden.    Ende 
laet   voornoemden  gouverneur  in  vele  büjcken ,  jegens  die  van  Johor 
vrij  gepassionneert  is,  alles  ten  slimsten  opnemende,  daer  hem  heuse- 
lijck  aff  vermaent  hebben.  Wij  moeten  gedachtigh  blijven,  den  Johorit 
tot  de  bemachtinge  van  Malacca  vrij  wat  gecontribneert  heeft,  sullende 
sonder  desselfs  assistentie  noijt  meester  van  die  stercke  plaetse  ge- 
worden sijn,   ende  sijn   de  gelegentheden  in  dese  landen  soodanigh, 
dat   in  veele  saken   moeten  simuleren,   in  gevalle  alliantie  met  de 
natiën  willen  houden,  dit  wetende,  niemand  derselver  onse  vriendschap 
betracht  om  onsentwille,   maer  uijt  consideratie  van  eijgen  voordeel 
ende  proffijt,   gelijck  die    maxime  bij  de  Oompe  mede  is,  het  welck 
wel   ingesien  sijnde,  vele   dingen    ons  soo   absurd  vande  selve  niet 
sullen   dnncken  als  wel  anders,   't  Sal  best  sijn,  wij  die  van  Johor 
met   Patanij    laten   gewerden,  op  dat  den  ander  consumeren,  off  ten 
ware  d'  een  off  d'    ander   partije  assistentie   versocht,  als  wanneer 


233 

die  sake  nader  iu  deliberatie  can  werden  genomen.  In  allen  gevalle 
GOnnen  niet  begrgpen ,  tot  noch  toe  rechtvaerdige  oorsake  van  oorloge 
tegen  den  Johorijt  hebben,  wes  des  gouverneurs  voorstel  afgeschreven 
blijft,  te  meer  alsoo  voornoemden  Prins  ondertnsschen  zijn  gesanten 
met  een  brieff  aen  ons  gesonden  heeft,  bij  welcke  zich  niet  anders 
gelaet,   dan   off  in   allerwijse   genegen    was,    alliantie    ende    goede 

vrantschap  met  Uw  £d.  staet  te  continneeren 

Buijten  dit  was  in  Malacca  geen  veranderingh ;  de  sieckte  ende 
heete  coortsen  bleven  noch  al  continneeren,  maer  brachten  soo  veel 
lieden  int  graff  niet,  als  wel  voor  desen.  H  Guarnisoen  was  6  Juni) 
noch  sterck  306  militaire  coppen,  daer  onder  eenige  siecken.  Voor 
Perah  was  weijnigh  voorgevallen ,  echter  bleeff  de  besettingh  conti* 
nneren  mette  fluijt  den  Engel  ende  chaloup  de  Goede  Hoop,  niemand 
nijtlatende,  dan  die  nae  Malacca  wilden,  alwaer  al  eenige  vaertuijgen 

van  voornoemde  plaets  waren  verschenen In  Oudjangh 

Salangh  was  de  gouverneur  ons  genegen :  maer  slechte  negotie 

Maer  was  den  gonverneur  van  Oudjangh  Salangh  na  Siam  opont- 
boden,  om  eenige  opgelegde  fauten  te  verantwoorden.  In  Ligor  was 
oock  een  nieuwen  gouverneur  gelecht,  die  de  ingesetenen  met  veel 
ongewone  lasten  quelde,  soo  dat  vele  int  bosch  liepen.  De  Saletters 
begonnen   met   haer   roven    veel    quaet  te  doen.  In  Queda  was  oock 

soberen  handel 

In   Bengale   bleven  de  8  stux  eliphanten van  Ma- 
lacca     tot    dato    onvercocht,    comende    niemant   nae 

deselve  talen,  dat  niet  als  een  pure  collusie  der  Moorenis:  hebbende 
800  het  schijnt  met  den  ander  versweren  die  beesten  (daer  andersints 
800  begerigh  na  sijn)  van  ons  te  copen,  dan  tot  so  geringen  prijs, 
dat  qualijck  behouden  connen  blijven,  om  ons  met  dat  middel  buijten 

dien  handel  te  houden * 

Int  Gasteel  Batavia,  desen  9q  Juli)  a^  1645. 

COBNBLIS  VAN  DER  LiJN. 
JOAN  MaETSUIJKEK. 

SiMON  VAN  Alphen. 

i  Met  den  olifanteiibandel,  waarvan  men  zich  veel  had  voorgesteld,  wilde  het 
in  *t  geheel  niet  vlotten.  De  beesten,  die  naar  Bengalen  waren  gezonden,  bleven 
daar  onverkocht,  omdat  „de  prince  dien  handel  had  ge  monopoliseert"  (Verbaal 
yan  Malaka  1644—1646). 


234 

XXXVI.    De  Kaden  van  Indië  aan  Bewindhebbers  der 
O.  I.  Compagnie,  17  December  164Ö. 

De  advisen  vanden  gouverneur  Wouter  Seroije  daer- 

mede  ^  becomen ,  bedelen  ons  gewenste  ttjdinge  vande  continuee rende 
goede   toestant  ende  progressiven  oorloge  in  die  quartieren 

Den  Coningh  Hamsia  wort  ondt  ende  caduck,  oock  seer  swac  van 
memorie,  soo  dat  de  regeringe  met  sulcken  autoriteijt  ende  ijver 
niet  meer  can  waarnemen,  als  voordesen.  Daer  bij  is  hij  noch  soo 
vrouw  geck,  dat  onlangs  op  Macjan  nogh  een  jonge  deern  heeft  ge- 
trouwt,  van  waer  in  AugnstiJ  passato  nogh  niet  en  was  geretour- 
neert,  latende  onderwijl  de  regeringe  op  Malelje  aenden  gouverneur 
gedefereert,  ende  't  oppergesach  boven  zijne  Rijxraden  becleden, 
dat  ons  groot  aansien  ende  respect  baert.  't  Ware  te  wenschen ,  nogh 
een  geruijmen  tijt  mocht  leven  om  onderwijlen  den  oudtsten  sone 
van  Modaphaer  genaemt  Manilha  tot  de  successie  beqnaem  te  maken, 
also  de  twee  andere  kinderen  Taoubo  ende  Callamatte  daertoe  te 
wulps  ende  onbequaem  zijn.  Geseijde  Manilha  stont  volgens  onse  ordre 
herwaerts  te  comen  soo  niet  met  een  sware  siecte  ende  frenesie  be- 
socht  was  geworden ,  dat  bij  reconvalisatie  't  aenstaeiide  jaer  staet  te 
geschieden,  als  wanneer  hem  aen  onsen  staet  sullen  trachten  te  ver* 
binden.  ^  Gemelten  Coningh  Hamsia  schijnt  door  quade  aenraders 
het  beste  genoegen  wegen  onse  regeringe  in  Amboina  niet  te  hebben ; 
soect  den  bósen  TeloncabessiJ  te  patrocineren  ende  sustineert  dat  den 
oorloge   op   Capaha   in    Amboina    niet   anders  en    voert    als   om  de 


1  NI.  met  de  schepen,  die  den  11  Juli  en  den  18  September  1645  te  Batavia 
van  Ternate  waren  aangekomen. 

2  Seroijen  schreef  den  11  Juni  1646  aan  G.  G.  en  R.,  dat  het  te  hopen  was, 
dat  Hamdja  nog  een  tyd  lang  de  regeering  zou  kunnen  volhouden,  „zijnde  des- 
selffs  regeeringe,  nu  tot  beter  verstant  gecomen  en  Ie  den  Nederlanders  ten  rechten 
heeft  leeren  kennen ,  aengenamer  ende  oock  onder  de  zijne  ontsaglijcker  als  die 
van  een  oneervaren  jongelingh ,  gelijck  Manielha  is.  Echter,  anders  niet  conuende 
ende  zijne  caducken  ouderdom  door  dagelijckse  travalijos  onvermogens  wardendei 
sullen  aspireren,  dalder  bequaemste  daertoe  ge  vordert  worde,  zijnde  Manilha, 
oock  wel  d'  outste  eervarenste  ende  verstandichste,  boven  alle  de  Tariiataense 
hovelingen.  Ban,  legt  denselven  uu  in  een  sware  kraucksinnichcijt  ende  berooit 
van  zijn  geheel  verstant,  apparent  wt  Incxurie  ende  hoereu  veroorsaeckt.  Echter 
Hamsia  noch  in  wesen  ende  Manielha  jonck  zijnde  staet  die  bleekte  met  der  tiJt 
te  boeteren." 


235 

regeringe  in  die  quartieren  op  den  ouden  voet  te  herstellen ,  dat  hij 
rechtmatigh  oordeelt,  versoeckende  daerby  wel  ernstigh,  tot  voor- 
Gominge  van  meerder  onheijlen,  waaraen  hij  Beijt  niet  schnldigh  wil 
wesen,  dat  weder  een  capiteijn  Hitoe  ende  vier  booffden  over  't 
lant  van  Hittoe  mochten  gestelt  worden  als  van  oude  tijden  altijt 
gebruickelijk  is  geweest,  als  wanneer  TeloncabessiJ  wel  afcomen  ende 
selffs  den  vrede  versoecken  souw,  mitsgaders  dan  een  vredige  rege« 
ringe  in  die  quartieren  souden  erlangen,  dat  ter  contrarie  meent, 
meerder  verwijderinge  zal  baren  ende  't  plucken  der  nagelen  dapper 
verbinderen  etc,  't  welck  wij  sijn  Hooght anders  iuscberpen,  ende  met 
soo  bondige  redenen  wederleggen  dat  vertrouwen  dienaengaande 
voortaen  desisteren  zal,  ende  ons  met  de  regeringe  van  Hittoe  wel 
sal  laten  gewerden,  daerin  oock  de  minste  veranderinge  niet  sullen 
doen,  maer  in  't  geheel  voor  onsen  staet  conserveren,  ende  bijden 
gouverneur  in  Amboina  laten  dirigeren  soo  als  best  ende  ten  meeste 
dienste  van  de  generale  Compe  sullen  vinden  te  behoren.  Claecht 
wijders  over  de  vele  ende  nieuwe  fortificatien  in  d'Amboinse  quartieren 
alleen  tot  weringe  vande  vreemdelingen  gemaect,  dat  men  deselve 
nu  met  haar  achterblijven  behoort  te  demolieren;  item  de  Moren 
niet  tot  onse  religie  wilde  constringeren ,  maer  deselve  onder  zijnen 
Quimelaha  ende  de  Christenen  onder  onse  gehoorsaemheijt  als  voor 
desen  laten  continueren,  oock  de  Moren  geen  andere  ais  zijn  Uooght« 
vlaggen  laten  voeren,  etc,  gelijck  UEd.  uijt  zijne  missive  in  Batavias 
daghregister  ende  dato  11  Julij  passato  geregistreert ,  ^  breder  ge 
lieven  te  beogen.  Allen  't  welcke  sljn  Hooght  ten  onrechte  aenge- 
dragen  is,  nu  anders  geschiet,  daermede  den  tolc  Alonso  Cardinosa 
wort  gesuspecteert ,  dat  een  verlopen  Spaengaert  ende  snodeo  vos 
is^  die  groot  credit  ende  gelooff  bij  Hamsia  heeft,  waer  door  zijn 
voordeel  bijden  Coningh  ende  apparent  nieuwe  onlusten  inde  Amboinse 
quartieren  soect  te  bewerckeo,  dat  wel  sullen  voorcomen.  Den  gou- 
verneur Seroije  blijft  gelast  hem  herwaerts  te  senden,  wanneer  wel 
oijt  Molucco  sal  blijven. 

Boven  't  voorverhaalde  valt  op  de  com  por  tementen  van  Coningh 
Hamsia  niet  te  seggen.  Zijn  Hooght  conformeert  sigh  in  alles  met 
het  advijs  ende  den  goeden  raet  vanden  gouverneur;  den  oorloge  tegen 


1     Dit  dagregiflter  is  niet  op  H  R.  A.  aanwezig. 


236 

den  Tidorees  cnde  Spaengaert  continueert  met  groten  ijver  ',  daertoe 
met  cruijt  ende  andere  amonitie  treffelijck  gesecondeert  wert.  Maer 
schrijft  ons  ooc  aen  dat  den  oorloge  moede  wort  ende  van  meninge 
was  ,  bij  aldien  geen  meerder  macht  van  hier  paresseerde  ,  sigh 
voortaen  stil  wilde  houden  ende  zijn  volck  sparen,  dogh  bo  met  een 
aensienelijcke  macht  geassisteert  word ,  gelijck  hem  eenige  jaren  son der 
•ffect  is  toegeseijt ,  presenteert  tot  vervoich  ende  dempinge  der  vyanden 
zijnen  dienst,  ende  dat  sijn  gantsche  macht  daertegen  gereet  sal 
houden.  'T  is  oock  seker,  soo  lange  leeft,  daer  niet  licht  van  desis- 
teren zal,  als  maer  van  ons  naer  behoren  de  hant  geboden  wort, 
te  meer  den  haet  nu  tegen  deselve  seer  groot  ende  onversoenlijc  is. 
T  heeft  oock  weijnigh  gescheelt  off  souw  den  Tidorees  in  JnnlJ 
passato  t'  eenemael  geslagen  ende  geruineert  hebben ,  soo  zijne  Tama- 
taense  soldaten  maer  wel  gevochten  hadden,  want  soo  zijn  nijtgesette 
armade  van  37  corcorren  onder  assistentie  van  ons  schip  Harderwijc, 
den  capitein  ende  luijtenant  van  Maleije,  omtrent  de  straet  van 
Patientia  qnamen,  rescontreerden  de  gantsche  macht  vanden  Tidorees 
die   naer   Weda  tot    procure    van  sago  was  vertrocken ,    welcke  soo 

nauw  besetten  ende  met  schut  geweer  aentasten ,  dat  niet  schapperen 

• 

conden,  soo  maer  de  saken  wel  vervolcht  hadden.  Den  vijant,  slende 
benart  was,  ende  dat  vande  Tarnatanen  met  soodanigen  couragie 
niet  wiert  aengevangen  als  wel  behoorde,  schept  moet,  bon  talie  zijne 
corcorren  aenden  anderen  wel  vast,  stelde  hem  mannelijck  ter  defentie 
ende  weerde  hem  soo,  dat  in  corte  openingh  ende  ptaets  bequam  om 
de  vlucht  te  nemen,  't  welc  hem  soo  wel  succedcerde  dat  met  geen 
ander  verlies  als  drie  corcorren ,  die  aende  cnst  van  Almahera  ver- 
ongelucten ,  30  dooden  ende  60  gequetsten  den  dans  ontsprouck , 
daer  't  geschapen  stont ,  niet  een  sonde  t  huijs  gecomen  hebben ,  soo 
den  Tarnataen  haer  met  mannelijcke  couragie  aengetast  endegeabor- 
decrt  hadden,  waer  door  den  Tidorees  sigh  wel  licht  sonde  hebben 
moeten  submitteren ,  dat  nu  tot  een  beter  soo  moeten  aensien.  D'onse 
hebben  11  doden  ende  31  gequetsen.  Coningh  Hamsia,  dese  tijdingh 
op  Macjan  van  sijn|  blode  poltrons  vernemende,  meende  van  spijt  te 
barsten  ende  swoer,  dat  de  schuldige  met  de  doot  souw  doen  straffen. 


1  Yan  beide  kanten,  zoowel  van  dieu  der  Ternatanen  als  der  Tidoreezen, 
werd  met  verbittering,  soms  ook  met  groote  dapperheid  gevochten.  (Wouter 
Seroyen  aan  Gerard  Bemmer,  2  i^pril  1646.) 


237 

dat  ooc  te  geschieden  staet,  soo  haer  op  den  tocht  na  Tidor  (die  hun 
tot  revengie  opgeleijt  heeft  te  doen)  niet  beter  qnijten  ende  doorden 
goovemenr  eenichsints  verbeden  worden ,  gelijc  zijn  E.  voomam  te 
doen  om  de  harten  te  winnen  ende  meer  t'  onswaerts  te  animeren. 
'T  18  echter  seker,  baijten  straffe  daer  niet  sullen  affcomen. 

Den  Coningh  van  Batch ian  thoont  mede  onsen  oprechten  vrunt  ende 
vijant  vanden  Tidorees  ende  Spaengaert  te  zijn ;  heeft  personelijck 
met  twee  corcorren  omtrent  't  eijlant  Obij  een  Tidorese  corcorre, 
die  derwaerts  om  sagouw  ginck,  aengetast,  couragieuselijk  geabor- 
deert  ende  vermeestert,  daer  met  68  gevangenen ,  ende  ses  coppen 
becomen  heeft,  dat  den  gouverneur  datelijck  liet  weten,  met  toeseg- 
ginge  in  corte  op  Maleye  souw  comen ,  om  in  spijt  vanden  Tidorees 
daer  over  te  triumpheren  ende  den  oorloge  te  vervolgen,  waertoe 
hem  van  hier  oock  met  een  courtois  brieffken  op  't  voorstel  vanden 
gouverneur  Seroge  animeren ,  geaccompangeert  met  een  prince  stuckje, 
een  schonen  stormhoet  ende  slagswaert  tot  vereeringe,  om  tegen  onse 
vijanden  te  gebruicken ,  dat  hem  gansch  aengenaem  wesen  ende  seer 
courageren  sal.  Die  van  Gilolo,  Dodingen  ende  Kauw  thonen  haer 
mede  valliant,  sijn  met  omtrent  400  coppen  aende  oostzijde  van 
Almahera  in  de  negrije  van  Maba  geweest,  alwaer  d'  jnwoonders 
verrast,  omtrent  dertigh  doot  geslagen  ende  soo  veel  gevangen  be- 
comen hebben,  verbrandende  ettelijcke  duijsende  tae(?)  gebacken  sagouw 
die  daer  voorden  Tidorees  in  voorraet  lagen.  Soo  hebben  oock  een 
Tidorees  jonckjcn,  gaende  naer  Sangij  aen  't  eijlant  Mindenao  ende 
door  storm  inde  riviere  Gammacanorra  vervallen,  vermeestert  ende 
daermede  30  gevangenen  becomen,  welcke  met  de  vorige  ende  die 
vanden  Batchiander  op  Maleije  aende  gemene  wercken  arbeijden.  Die 
van  Macjan  blijven  mede  in  haren  goeden  ijver,  soo  int  vervolgen 
vanden  oorloge  als  dat  geen  nagelen  laten  vervoeren,  continueeren. 
Zijn  met  den  oppercoopman  Jasper  vanden  Bogaerde  wel  gedient, 
die  van  een  goet  humeur  ende  wel  levende  is 

Den  Tidorees  dus  geattacqueert  ende  van  sijn  maintementos  ontbloot 
sgnde,  oock  bemerckende  dat  de  nieuwe  reduijt  op  de  mont  vande 
reviere  van  Piatche  gelecht ,  die  spijscamer  soo  versekert ,  dat  daer 
niet  aen  te  comen  is,  heeft,  om  in  geen  hongersnoet  ende  extremiteijt 
te  vervallen  y  alle  zijne  zeemacht  uijtgemaect,  ende  is  daermede  selffs 
in  persoon  naer  Weda  ofte  Obg  gepangaljt,  om  hem  van  sagouw  te 


versien,  alsoo  niet  alleen  Tidor,  maer  oock  Spaens  Gammelamma 
daer  van  gantsch  ontbloot  is,*  alwaer  ijder  een  tot  de  geestelljcke 
inclnijs,  haer  tot  de  plantagie  van  aertvrnchten  ende  maes,  dat  een 
specie  van  Tnrckse  tarwe  is,  begeven  om  de  inwoonders  ende  sol- 
daten te  spijsigen,  alsoo  haer  becomen  seconrs  seer  sober  is  geweest. 
Soo  na  Molacco  met  eenige  jachten  ende  goede  nomber  soldaten  ver- 
sien  was,  souden  op  den  Spaengaert  ende  insonderheijt  den  Tidorees 
gi'oot  voordeel  kunnen  behalen  ende  wel  licht  t'  cenemael  ruïneren, 
alsoo  vanden  Spaengaert  gants  niet  geassisteert  wort,  die  daertoe  oock 
onmachtigh  is,  dat  grote  jalousie  ende  misvertrouwen  baert,  ende  in 
corte  wel  tot  een  scheuringe  mocht  uijtvallen. 

Den  Spaengaert  die sober  secours  met  een  jacht  ende 

vijff  joncken  becomen  heeft,  welc  jacht  in  April  passato  weder  nae 
Manilha  is  geretoumeert ,  hout  hem  gants  stil,  meest  met  geslote 
poorten,  vresende  soo  't  schijnt  d'  een  off  d'  ander  tijt  van  ons  een 
aenstoot  te  lijden,  gelijc  in  Manilha  mede  doen,  dat  soo  verstaen 
noch  dagelijz  stercker  fortificeert,  daer  van  de  sekerheijt  met  de 
wedercomste  vanden  Deensen  president  Baren t  Pessaert  naerder  staen 
te  vernemen,    die  in  corte  van  daer  te  gemoet  sien ' 

Den  Spaensen  fidalgo  Pedro  de  la  Matte  met  70.000  realen  pr  een 

cho  uijt  Manilha  in  Maccassar  aangecomen ,  blijft  daer 

resideren ;  apparent  om  handel  te  stabileren ,  realen  uy t  Manilha  ende 
nagelen  uijt  Molucco  te  trecken  ende  dan  sijn  capitael  in  cleeden, 
vande  Maccause  Portugesen  in  zijde,  zijde  waren,  ende  principalijc 
ijser,  daer  om  in  Manilha  dapper  verlegen  zijn,  om  te  setten,  ende 
soo  metter  tijt  daer  grote  negotie  ende  voordelen  te  doen.  Heeft  zijn 
cho  nevens  nogh  twee  joncken  met  goede  partlje  cleeden  ende  ijser 
nae  Manilha  gesonden,  oock  bevordert  datter  negen  joncken  ende 
wanckans  met  rijs  ende  andere  maintementos  naer  Molucco  zijn  ge- 
varen, om  nagelen  in  retour  te  brengen,  daer  den  prince  van  Mac- 
cassar over  de  3000  realen  in  herideert,  die  voornemens  was  selffs 
nogh  een  vaertnijgh  derwaerts  te  senden.  D'  Engelsen  contribueren 
tot  vervolch  van  desen  handel  mede  alle  devoir.  Met  drie  wanckans 
waren  in  Maccassar,  van  Tidor  ende  Gammelamme  aengebracht  32 
bharen  nagelen   van   4^   picol   ijder   bhaer,  die  bij  d'  Engelsen  tot 


1    Zie  hiervóór ,  bldi.  194. 


23d 

260  realen  de  bhaer  zgn  ingecocht.  In  somma  een  negotie,  voorde 
Gompe  gansch  Bcliadelijck ,  daerin  bij  tijts  moeten  voorsten ,  off  souw 
een  tweede  Amboina  werden ,  dat  met  Godes  hnlpe  in  corte  hopen 
te  weren,  ende  des  vyants  concepten  te  niet  te  maken. 

Comp"  forten  in  Molncco  bleven  21  AagustiJ  met  niet  meer  als  439 
Nederlantse  coppen  ^bevolct,  ende  op  't  schip  Amboina  114,  comt 
samen  553  mannen,  dat  sober  is 

De  generale  ongelden  over  geheel  Tarnate  comen  sedert  primo 
Meert  1644  tot  ultimo  FebrnariJ  1645  te  bedragen  de  somma 
van f  240705-11-8. 

De  winsten   in  voorschreven  tijt  gedaen ,  bedragen 
volgens  de  boecken /  114254-10-9, 

In  voegen  Molncco  ten  achteren  comt  de  somma  van  f  126451-0-15, 
dat  veel  zij  ende  een  beswaerden  staet  maect.  Echter  vinden  redelijck 
gemesnageert  is,  ende  d'  ordinarie  oncosten  niet  vermeerdert  maer 
vermindert  zijn. 

[Wy  hebben  den  24  November  1644  opnieuw  ge- 
zonden] Hamsias  beloofde  4000  realen,  te  weten  1182  realen  in  silver- 
werck  ende  2818  realen  in  contant,  daer  in  sullen  continueren,  soo 
langh  de  Tarnatanen  ende  de  Macjanesen  goeden  cours  gaen,  ende 
ons  uyt  Amboina  geen  nagelen  werden  ontvoert,  geUJck  dit  jaar  niet 

geschiet  is By  dese  gelegentheijt  hebben  roede  aenden 

Coningh  van  Bouton  een  brieffken,  in  antwoorde  vande  zijne,  ge- 
schreven, ende  den  vrede  aengeboden  soo  onse  burgers  geroofde 
middelen  bevoren'3  restitueert 

[Wij   hebben]    dit  jaer  785089  fè  nagelen  uQt  d'  Amboinse  quar- 

tieren ontfangen;    hierby    gCYoecht  de 

190409  9  in  Molncco  gevallen,  maken  't  samen  975498  $  nagelen, 
dat  een  treffeUjcke  quantiteit  is,  waer  van  UEd.  met  dese  retour 
schepen  toe  comen  690959  ® ,  de  resterende  syn  tot  den  inlantschen 
handel  naer  diverse  quartieren  gedistribueert 

Wyders  melden  d*  adviesen  uyt  dat  quartier  *  ten  principalen  alles 
goets   ende   zyn   de   coroportementen  onser  onderdanen  naer  wensch 


1    NI.    die,    welke   den   15  Jnli  en  den  24  Oct.  1646  te  Batavia  nit  Ambon 
waren  ootrangen. 


240 

boijten  eenige  veranderinge.  *  Die  van  Iha,  Manw  ende  de  vet- 
destrneerde  negrijen ,  Camareyn ,  Romacalj ,  Laton  ende  HalolJ  op  de 
binnecust  van  Ceram,  dragen  baer  mede  getronw,  sonder  dateenige 
Gorrospondentie  meer  roet  die  van  Capaha  honden.  Wij  hadden  ver- 
hoopt, die  plaetse  onder  snbjectie  gebracht,  ende  dat  den  anoden 
TeloncabeBsiJ  in  onse  handen  vervallen,  oock  naer  merite  gestraft 
sonde  zijn,  maer  alsoo  die  Btercte  met  ge  welt  niet  te  dwingen  is, 
door  de  inaccessible  ende  hoge  geberchten,  daer  deselve  op  leijt, 
ende  dat  vande  negrijen  Hitoe,  Hitoelamme ,  ende  Mamaio  secretelijck 
door  bosschagien  ende  andere  schnijlhoeken  met  maintementos  tot 
nootdrnft  geassisteert  worden ,  soo  zQn  nogh  niet  genegen  aff  te  comen , 
noch  te  bevreedigen  voor  ende  alleer  de  regeringe  van  Hitoe  weder 
op  den  ouden  voet,  onder  een  Capn  Hittoe  ende  vier  hoofden  herstelt 
zij,  gelijck  den  oranghcai)  Baros  harentwegen  wel  opentlijck  heeft 
derven  voordragen,  met  toeseggingh,  soo  snlcx  wilden  inwilligen, 
dat  Teloucabessij  sich  dan  nevens  andere  submitteeren  souw,  gelijck 
inde  Molncse  materie  is  gesecht,  daer  niet  aen  moeten  comen,  off 
sonw  m  etter  tijt  weder  tot  de  oude  rebellie  ende  't  vervoeren  der 
nagelen  uljtvallen,  dat  dan  irreparabel  sonde  wesen.  't  Is  seker, 
voorschreven  Baros  nevens  zijne  creatuijren  den  principalen  belhamel 


1     r)^^^  '^^^  Oombello  droegen  haer  als  gehoorsame  onderdanen,  hadden  haer 
onde    woonstede    verlaten,    ende   beneden    aen    strand  omtrent   onse  vastigheyt 

residentie   genomen Teloncabessis   geallieerde   op    de   Noort  oost 

cnste  (?)  van  Ceram,  namentlijck  de  negrijen  Camarien,  Romacay,  Laton  ende 
Haioij  bad  sijn  E.  verdistrueert ;  soo  dat  eijndelijck  om  vergiffenis  aent  Gasteel 
geweest  ende  weder  als  goede  onderdanen  aengenomen  waren.  Soo  mede  die  van 
Iba  Man ,  de  Alphorise  coningeu  Sohalau  ende  Samite  hadden  haer  mede  voorden 
gonvemeur  gepresenteert  ende  obedientie  getoont.  Die  van  Caijbobo  hadden  twee 
schoolmeesters  ingewillight,  ende  hare  kinderen  by  deselve,  om  in  het  Christen 
gelove  onderwesen  te  worden  besteet,  maer  de  ondelieden  wilden  by  hare  Heydense 
superstitien  ende  afgoden  dienst  biyven."  Sprekende  van  de  verovering  van 
Kamarian  en  Roemakai  enz.,  zegt  Demmer  in  zyn  brief  aan  G.  O.  &  B.  dd.  25 
April  1645  nog:  „  Seer  treffelycke  huisen  ende  geboawen  waren  in  dese  plaetsen, 
alle  van  goede  nitgelesen  plancken  endè  met  schoon  beeltwerck  versiert,  geheel 
opgemaeckt,  daer  de  Amboynesen,  soo  wel  Mooren  als  Christen  in  hare  wercken 
geen   geHjcken  by  hebben.  Heel  sterck  wareu  de  negryen,   besonder  Latou  ende 

Bomacay,    oock   befortificeert , sulcx    ten   ware   Godt  Almachtich 

den  vyant   syne    couragie  niet  benomen,  ende  ons  soo  aanmerckelyck  bygestaen 

hadde,  ons  onmogelyck  daer  van  meester  te  worden,  sonde  geweest  hebben ** 

Valentyn,  Ambon,II,  b,  bldz.  14-7 — 149,  is  over  't  geheel  goed  op  de  hoogte  yan 
de  gebeurtenissen  van  dezen  tyd. 


241 

ende  instigatenr  hiertoe  is  geweest,  want  soo  als  Teloacabessij  op  zijn 
eijgen  versoek  ende  becomen  toeseggingh  van  pardon  geaccompangeert 
met  den  Iman  van  Lissidi  ende  eenige  onser  orangcaijs  geresolveert 
was  aen  't  Gasteel  te  comen  om  met  den  gouverneur  te  bevredigen 
ende  daertoe  rede  op  Hittoelamma  was  affgecomen^  comt  gemelte 
Baros  ende  raet  hem  snlcx  aff ,  ten  ware  den  gouverneur  eerst  2  4  3 
oppereooplieden  in  ostage  boven  op  Capaha  sont ,  welck  advijs  datelijck 
bij  zijne  raetsluijden  voor  goet  geadvoijeert  wiert,  voegende  daerbij, 
best  was,  in  hare  stercte  bleven,  also  doch  niemant  machtigh  was, 
die  t'  overwinnen,  als  God  alleen,  waeimede  al  het  begonnen  werck 
te  niet  raecte,  ende  wederom  na  Capaha  retireerden.  Hier  over  waren 
gemelte  oranghcaijs  seer  t'  onvreden,  ende  op  Baros  dapper  ver- 
bittert, impnterende  hem  alleen,  dat  den  vrede  niet  getroffen  wiert, 
waermede  gants  Amboina  in  ruste  soude  sgn  gebracht.  Dese  occasie 
heeft  den  gouverneur  Demmer  waergenomen,  om  dien  doortrapten 
schelm  zQn  langh  verdiende  straffe  te  laten  toecomen.  Ingevolge  heeft 
denselve  aende  reduijt  Hila  doen  aprehenderen  ende  aen  't  Gasteel 
laten  brengen^  alwaer  zijn  proces  in  't  corte  gemaect  ende  den  4en 
September  als  een  perturbateur  vande  gemeene  ruste  gedecapiteert 
is,  met  genoegen  van  vele,  ende  groten  affschrick  in  andere ,  die  met 
hem  (onder  schijn  van  onse  vrunden  te  zijn)  bedecktelijck  aengespannen 
bebbeu.  Bij  zijne  confessie  *  sullen  UEd.  connen  sien,  hoe  schelm- 
achtich  doorgaens  gehandelt  heeft,  ende  dat  de  laatste  vredehande- 
linge  met  Teloucabessij  maer  gepractiseert  is  geweest,  om  onder- 
wyien  Gapaha  van  nodige  provisien  voor  een  tijt  te  versien.  't  Is 
seker,  zQn  doot  grote  gerustheyt  sal  geven  ende  wel  oorsaec  mocht 
wesen,  Teloucabessij  een  ander  register  ten  goede  trock,  dat  voor 
hem  hoogh  tijt  is,  off  staet  in  corte  mede  ten  eijnde  te  comen,  daertoe 


1  «Naa  al  vooren  met  een  vrees  van  ingevalle  gemelte  faeeren  de  naecktheijt 
der  selver  (troawloosheden  jegens  den  staet  onser  Nederlandsche  vestinge  in  dese 
gewesten)  niet  en  openbaerden ,  hem  daer  toe  eum  tortura  te  willen  constringeren , 
aengejaecht  zijnde.'*  („Confessie  vanden  gedecapiteerden  Orangca^  Baros"  1  Sep- 
tember 1645).  Demmer  liet  hem  deze  confessie  doen  „in  *t  secreet  voor  onse 
gecommitteerden/*  omdat  hi|  het  niet  dnrfde  laten  doen  „in  rechte  voor  den 
Lantraet  (daer  in  verscheijde  Orangcaijs,  ende  alle  mede  niet  al  te  wel  te  be- 
trouwen sgn)/'  opdat  de  confessie  „niet  openbaer  ende  de  mede  schnldighe  daer 
aen  nijt  vreese  van  gelijcke  straffe  niet  een  generale  revolte  ende  vlncht  in  t* 
geberghte  ofte  mede  naer  Capaha  veroirsaecken  mochten."  (Demmer  en  Baad  aan 
Q.  G.  &  R.  7  Sept.  1645.) 

16 


242 

den  gouverneur  Demmer  alle  mogeUjcke  ende  practicabele  devoiren 
aenwent ,  met  alle  advennen  aoo  naeuw  te  besetten  ende  den  toegangh 
te  beletten  dat  van  honger  sullen  moeten  vergaen ,  ofte  in  corte  sub- 
mitteren.  Wij  sullen  zijn  E.  met  dienstige  jachten  daertoe  soo  secon- 
deren y  dat  verhopen  wel  haest  een  eijnde  vanden  Amboinsen  oorlogh 
sal  maken y  dat  God  geve,  ende  tegen  Comps  sware  lasten  ten  hooghsten 
nodigh   is.    't  Succes  staet  UEd.  ende  ons  t'  sljner  tijt  te  vernemen. 

De  gevluchte  Tarnatanen  hebben  van  hare  rebellie  afstant  gedaen 
ende  sijn  op  hun  versoeck  onder  toegeseijt  pardon  van  't  hoge  ge- 
berchte  op  Kelangh  affgecomen,  alwaer  sullen  blijven  resideren ,  tot 
dat  antwoort  van  haren  Coningh  Hamsia  uQt  Tematen  becomen ,  daer 
aen  versoecken,  dat  boven  het  pardon  van  hare  personen  ^  oock 
versekeringe  van  hare  middelen  ende  slaven  te  behouden,  mogen  be- 
comen, als  wanneer  genegen  sijn,  na  Temate  te  gaen ,  daertoe  eenen 
Hadje,  jonghsten  zoon  van  Leliatte,  aenden  Coningh  hebben  gecom- 
mitteert,  die  met  het  jacht  der  Gapingh  den  2en  September  passato 
derwaerts  is  vertrocken,  daermede  ooc  gelargeert  z^n  des  Goninghs 
gesanten  met  den  Qaimelaha  Madjere  ende  Hamba  Radja  Sopij, 
nevens  andere  oranghcaijs,  om  haer  volgens  bevel  voorden  Coningh 
te  presenteren.  Den  gedetineerden  Qnimelaha  Sougij ,  gewesen  Capiteljn 
Laut  van  Xulabessy  is  mede  aenden  gouverneur  Seroije  gesonden, 
om  siJn  verantwoordinge  voorden  Coningh  te  doen  over  de  moort  anno 
1636  aen  d'  onse  aldaer  begaen.  De  gouverneur  Demmer  blijft  ge- 
recommandeert  geseljde  Tarnatanen  bg  eerster  occasie  nae  Molucco 
te  senden,  ende  d'  Amboinse  quartieren  van  dat  gespuijs  te  suy veren. 

Als  geseyt,  des  Casteels  onderdanen  comporteren  hun  generalijck 
wel,  ende  thoonen  haer  tot  alle  dienst  gereet,  ende  staen  de  Amboinse 
provintien  (buijten  Capaha)  meest  in  vredige  postuijre,  hoewel  daer 
nogh  veel  geveynsde  vrunden  onderlopen,  dat  met  den  ondergangh 
van  Capaha  wel  veranderen  zaL  De  Moren  syn  vande  Christenen 
gesepareert  ende  op  haer  selven  geseth,  dat  grote  gernstheyt  geeft, 
ende  neemt  het  Christendom  nogh  dageHjx  toe,  daertoe  meer  leeraers 


1  „Insgeiyx  continueren  de  gevlacfate  Tarnatanen  bij  haer  rebellie ,  sgnde  mede 
met  crygs-macht  niet  te  dwingen.  Den  Coninc  Hamsia  had  haer  met  een  brieff 
tot  gehoorsaemheijt  yermaent,  ende  onder  belofte  van  iiidemniteijt  nae  Tarnate 
genodight,  daer  goede  antwoord  op  hadden  gegeven,  maer  sonder geyolgh."  (De 
Baden  van  Indid  aan  de  XVU,  9  Jnli  1645.) 


^43 

worden  versocht  Beijde  de  predicanten  Jan  Janssen  Brunt  ende 
Henricq  Pontkasen  syn  hnn  tijt  geexpireert.  Brunt  continueert,  maer 
Pontkasen  is  tot  langer  verblijff  ongenegen ,  ende  wort  met  de  laetste 
besendinge  verlost.  'T  ware  te  wenschen  nog  een  darde  conden 
afsteken,  alsoo  daer  wel  nodigh  is,  dat  voor  ditmael  niet  cunnen 
doen,  vermits  andere  qnartieren  mede  besorgen  moeten.  Den  gods- 
dienst ende  scholen  worden  met  groten  ijver  ende  goede  vruchten 
waergenomen.  't  Getal  der  schoolkinderen  is  over  de  1300  ende  zijn 
dit  jaer  ontrent  de  800,  soo  kinderen  als  bejaerde  personen ,  gedoopt 

ende  290  paren  inden  huweiycken  staet  bevestight 

Amboinas  garnisoen  bleeff  den  7en  September  op  24  beset  plaetsen , 
vier  jachten   ende    een    chaloupe   nogh   sterck  in  alles  759  coppen, 

daer  onder  465  soldaten Vermits  Teloucabessijs  rebellie 

ende  dat  Capaha  gestadigh  nauw  moeten  besetten ,  can  het  garnisoen 

noch  niet  vercleent  werden 

Wt  Banda  is  hier  (God  loff)  den  25exi  September  passato  behouden 
gearriveert  t  schip  de  Snoek  met  een  specerye  retour  van  /"  56244,13,12 
bestaende  in  522  sockels  met  foelie,  149050  ID  noten  ende  139425  ti^ 
rompen  als  andersints,  dat  sober  is,  sulcx  dat  met  het  cargasoen 
vande  flnyt  de  Gulde  Gans,  den  llen  Mey  passato  hier  aengelant , 
desen  jare  in  alles  uyt  Banda  niet  meer  ontfangen  hebben  als 

843  sockels  foelie  wegende  122272  f?)  costende 
284091  e  noten  muscaten      .    .    .    .[^ngel- 786557-1-10 

232248  e  rompen '     <ie°- 

146  cannen  gedistilleerde  olie  van  noten     -    1861-10 
1270  gf   geperste  olie  van  noten     ...    -    1214-8-12 
8  leggers  met  gepekelde  olie  ....    -     476-8 
94  picol  massoye  k  16|ra  't  picol     .     .    -   4014-19-8 
t^^lMr^lii  10000  e  root,  geel  ende  swart  ebbenhout .    -     216-0-12 

Dorstman  inl       530  ©  schiltpatshoom -      166-10-4 

de  Suijtoos-I                                   v        ..  in  in 

ter  eijlandenJ         13  oneen  ambregnjs -        40-10 

van    Banda)        20  p.  rochevellen -         5-2 

genegotieerti 

ende  tot  eenl  4  p.  sarrings  ofte  slechte  cleetjes   .    .    -         2-16-4 

de^gebïaïht      ^**®°  solpher  vant  eyiant  Nyie  ongetaxeert 

bedragende  samen  .  .  /*  94555-7-2, 
't  welck  met  de  retouren  van  vorige  jaren  veel  comt  te  differeren, 
ontstaende  dat  het  grote  gewasch  (dat  volgens  d'  eerste  advisen  van 


244 

17  April  seer  schoon  ende  opnlent  stont)  door  continueelen  regen  ende 
harde  winden  in  de  maenden  vbjx  MeiJ  ende  Jnnij  meest  vande  bomen 
is  gevallen  tot  grote  schade  van  de  arme  bnrgers  in  Banda,  ende 
seijt  den  gouvemenr  Witsen,  bg  aldien  't  affvallen  der  gewassen  nogh 
een  a  twee  jaren  soo  continueert ,  dat  vele  bnrgers  niet  machtigh 
sullen  zijn  ^  hare  pareken  te  onderhouden ,  ende  de  specergen  te  innen, 
ten  zij  vande  Compe  worden  geassisteert,  daertoe  voorslaet  datmen 
deselve  de  gerechtigheyt  der  thiende  vande  speceryen  5  4  6  jaren 
behoorde  te  quiteren  y  ende  de  slaven  tot  een  civilen  prys  op  credit 
te  vercoopen ,  oock  met  het  invorderen  van  de  schulden  zoo  langh  te 
snpercederen  tot  dat  machtigh  waren  die  te  voldoen,  dat  wy  in  het 
regard  vande  thiende  voor  de  Compe  te  schadeHjck  oordelen ,  want 
eens  gelargeert  zynde,  quaHjck  wederom  in  te  voerenis.  In'tvordere 
sullen  nae  gelegentheyt  geaccomodeert  worden.  Maer  om  den  verarmden 
burger  soo  veel  mogeHjck  de  hulpende  hant  te  bieden  ende  te  be- 
voorderen  dat  de  costeUJcke  vruchten,  naer  behooren  geint  ende 
metter  tyt  geaugmenteert  mochten  werden,  is  den  gouvr  Witsen  al 
by  't  leven  van  d'  heer  generael  Van  Diemen  zalr  geordonneert,  den 

rys  wat  beter   coop   te  geven waermede  den  burger 

een  goet  benefitie  becomt  ende  sigh  te  bedancken  heeft.  ^  Ood  geve 
maer  in  aenstaende  rycke  gewassen  mogen  erlangen,  dat  haer  het 
gewenste  soulaes,  ende  de  Compe  de  rechte  proflSjten  sal  aenbrcngen. 
Met  desen  retour  schepen  becomen  DEde.  maer  6(X)  sockels  foelie 
ende  180270  $  noten  muscaten,  de  resterende  zyn  nevens  alle  de 
rompen    naer  verscheyde  quartieren  tot  vergrotinge  vanden  inlantsen 

handel  y  ende  styvingh  van  't  Indisch  capitaal 

Wyders  biyft  in  die  provintie  alles  in  onveranderHjcken  staet  nae 

wenscb ende  d'  aentelingh  van   cleen  ende  groff  vee 

met  yver  bevoordert.  De  stercten  bUjven  met  391  Nederlantse  coppen 
beset    


1  De  gouyernear  Witsen  voldeed  niet  aan  dit  be?el,  daar  de  prysverlaging 
van  de  rgst  nadeelig  voor  de  Compagnie  zou  zijn  met  het  oog  op  het  groot  sago- 
yerbrnik,  hetwelk  beletten  zou,  dat  prgsTerlaging  van  de  rgst  zon  leiden  tot  ver- 
brniksTermeerdering.  De  sago  is  goedkooper  en  gemakkelgker  te  bereiden,  wat 
goed  is  vooral  in  den  drukken  tyd,  omdat  „de  slaven  (dan)  te  veel  ijji  met 
havenen  en  koocken  der  rgs  doorbrengen"  zonden.  Het  voordeel,  dat  de  burger 
van  de  prijsverlaging  zon  genieten,  zon  „geen  sooden  aan  den dyck brengen *' en 
menig  burger  zou  dat  voordeel  „  in  arrack  versuypen.**  Zoo  schreef  hy  aan  Ot.  G. 
&  B.  dd.  17  April  1645.  JHaar  het  was  een  lastig,  onaangenaam  heer. 


245 

Met  gemelte  schip  de  Snoecq  is  hier  mede  aangecomen  den  fiscael 
Adriaen  Dorsman  (die  den  20en  Mey  pr  't  jacht  der  Gapingh  ende  de 
chalonp   Overal    nijt  de  Saijtooster  eljlanden  in  Banda  was  geretour- 

neert)  ^    hebhende   aldaer  over  de   30   eijlanden  opgedaen 

daer  onder  twee  wel  de  principaelste  ende  van  grote  emportantie  zijn. 
't   Eene   is  genaemt  Damme,  leggende  suljen  ten  westen  van  Banda 
omtrent  45  mijlen,  z^nde  soo  groot  als  alle  de  eijlanden  van  Banda 
te  samen,   dat  soo  schone  noten  ende  foelie  geeft  als  Banda  selver, 
welcise  bij  de  Maccassaren  ende  andere  vreemdelingen  daer  gehandelt 
ende    vervoert    werden   in   qnantiteijt   van   4  k  5000   sackgens  van 
8  &  10  ®    ijder  jaerlijx ,  ende   planten   d'  inwoonderen  op  hnn  aen- 
raden   noch   dagelijx   aen,  soo  dat  metter  tyt  wel  soo  veel  vruchten 
als  Banda  souw  geven ,  dat  tot  (vomps  welvaren  ende  om  alleen  meester 
van  die  specerijen  te  biyven,  metten  eersten  dient  voorgecomen,  ten 
eljnde   van  Europeanen  niet  in  possessie  genomen  ende  de  plantagie 
nogh    meer   bevordert  wort.  't  Ander  is  genaemt  Nijle,  leggende  10 
mijlen    noort   oost    van  Damme,  dat  seer  solpher  rijck  is,  hebbende 
mede  eenige  noten  ende  foelie ,  maer  sonder  smaeck.  Onder  dit  eijlant 
achter   een    groot   riff  vonden    ses   Maccassaerse  joncken   in  handel 
leggen,    die    vermits    hare  sobere  macht  niet  dorsten  aentasten.  Zijn 
op  gemelte  eijlanden  vande  inwoonderen  wel  ende  vrandlijck  bejegend, 
die  haer   oock   genegen  thonen  met  ons  te  handelen  ende  in  vmnt- 
schap  te  leven.   Op  dese  ende  d'   andere  omleggende  eijlanden  valt 
jarelijx  goede  qnantiteit  schiltpadshoorn ,  ambregrljs,  ende  aende  oost- 
zijde  van   Aronw  oock  eenige  paerlen ,  die  bgde  vreemdelingen  daer 
voor  een  geringe  prijs  genegotieert  ende  op  Maccassar  gebracht  worden, 
gelijck    UEd.  bij    't    schiltpadshoorn  cnnnen  sien  dat  de  530  9  niet 
meer  cost   als  /  166-10-4  ende  in  Maccassar  sonw  niet  minder  als 
120  realen    't   picol   van   122  ^  halen.    Op   Arouw  zgn  oock  goede 
slaven  te  becoro'en,  bequaem  om  timmerlieden  van  te  maken,  die  ge* 
recommandeert  hebben  te  procureren ,  zoo  dat  desen  handel  bij  exclusie 
van  andere  natiën  voorde  Compe  metter  tljt  seer  important  ende  voor 
Banda  als  derselver  burgeren  proffitabel  zal  sijn.  Wij  hebben  dan  ten 
dienste   van  de  Compe  hooghnodigh  geacht,  ons  metten  eersten  van 
't  eijland  Damme   te  versekeren ,  ende  daer  met  believen  vande  in- 


1    Hy  was  den  16  Januari  nit  Banda  voor  dien  tocht  vertrokken. 


246 

woonderen  residentie  te  nemen ,  om  onder  contract  alle  Enropianen 
ende  Indiaense  yreemdelingen  van  daer  te  honden,  ende  voorts  alle 
d'  omleggende  eijianden  op  dien  voet  mede  aen  ons  te  verbinden,  off 
bg  weigeringe  vandien  ende  dat  haer  als  vijanden  aenstelien ,  met 
de  wapenen  te  dwingen  ende  alle  noten  bomen  te  vellen,  waertoe 
gemelte  Dortsman ,  hem  als  nijtvoerder  heeft  laten  bewegen  onder  de 
qnaliteijt  van  oppercoopman  ende  verbeteringe  van  60  tot  85  gulden 
pr  maend,  die  in  gevolge  den  28ea  November  met  de  fluijte  Broeck- 
oort,  de  jachten  Waterhont,  Harinc,  Wakende  BoeQ,  twee  tingangs , 
ende  een  chalonpe  van  dese  rede  naer  Banda  is  vertrocken,  in 
compe  van  't  schip  Middelburg  ende  de  flnijt  de  Dolphin  naer  Amboina 
gedestineert   om   daer  te  meer  aensien  ende  ontsach  te  maken,  ende 

dan  sijn  reijse  over  dien  wegh  te  spoedigen De  flaijt 

Broeckoort  staet  met  de  eerste  vruchten  [van  Banda]  in  Meij  te  retour- 
neren ende  Dortsman  met  de  resterende  macht  sijn  exploict  te  ver- 
volgen,   waertoe    hem     200    soldaten    ende   een  cargasoentje  van 

/*  17601-10-13  sijn  medegegeven 

Tot  bekeringe  van  gemelte  eyianders  is  goede  hope,  alsoo  van 
redelijck  goet  naturel  sijn.  Den  predicant  Jacobus  Vertrecht  presen- 
teert hiertoe  sijnen  dienst ,  om  voor  eerst  op  Arouw  te  resideren 

God  wil  sijn  goet  voornemen  zegenen,  ende  geve  dat  veel  zielen  ter 
saligheyt  mach  winnen  amen.  <  In  zijn  plaetse  wort  met  de  laetste 
besendinge  een  ander  predicant  naer  Nera  gesonden. 

De  jachten  Venlo  ende  Haringh  bij  den  gouverneur  Demmer  uijt 
Amboina  tot  ontdeckinge  van  de  Noort  cust  van  Borneo  etc.  onder 
't  gesach  vanden  schipper  Lucas  Albertsen  gelargeert,  zijn  hier  den 
24en  Augustij  passato,  onverrichter  sake,  met  impotent  volck  aen- 
gelant,  hebbende  den  Pangoran,  op  wiens  versoeck  dese  assistentie 
tegen   den  Gastiliaen  op  Soloc  was  uijtgesonden,  met  sijn  volck  niet 


1  De  omyangrijke  documenten  betreffende  de  tochten  yan  Dortsman  en  Vertrecht 
beoosten  en  bezniden  Banda  in  1645  en  1646  boop  ik  elders  nit  te  geven,  be- 
halve de  in  1646  gesloten  contracten,  die  hier  achter  zijn  opgenomen.  [Zie  blad- 
zgde  303  t.v.]  Yan  een  contract  met  die  der  Aroeëilanden ,  dat  volgens  sommige 
sehrijvers  (C.  J.  Temminck,  Coup  cToeil  général  sur  les  possessioru  Néerlandaiset 
dans  Pinde  Archipélagiqtie ,  III,  (Leide,  Arnz,  1849)  bldz.  320,  deelt  er  zelfs 
bepalingen  nit  mede,)  in  1645  zou  zijn  gesloten,  bleek  mij  niets.  Troucf ens ,  ware 
het  gesloten ,  G.  G.  &  B.  zouden  dit  gedeelte  hunner  missive  anders  hebben  ingekleed. 


247 

bijde  wercken  gevonden ,  ende  des  vijants  vastigheijt  daer  soo  sterek , 
dat  met  hun  clene  macht  daer  op  geen  voordeel  conden  doen ;  wierden 
oock  vanden  ouden  verdreven  Coningh,  die  daer  met  «3000  man  sterek 
was  j  niet  na  behooren  geassisteert ,  ende ,  na  bemercten ,  waren  vande 
selve  niet  veel  goets  te  verwachten,  soodat  resolveerden ,  naer  dat 
drie  dagen  des  vijants  stercte  te  lande  beset ,  ende  met  canon  sonder 
voordeel  beschoten  hadden,  aff  te  trecken/dewijle  totdeoverwinninge 
geen  apparentie  sagen ,  ende  't  volck  door  gebreck  van  verversinge 
dagelijx  inviel,  soo  dat  niet  machtigh  zijn  geweest,  daer  van  eenige 

afftekenen   ofte   caerten  te  maken De  vordere  ugtset- 

tinge  achten  ondienstigh,  also  daer  van  meer  oncosten  als  voordeel 
te  gemoet  sien  ende  vinden  die  natie  soo  gehumeurt,  dat  wanneer 
den  Spangaerd  al  verdreven  hadden,  ons  dan  mede  wel  gaem  quijt 
souden  sijn,  oock  voor  de  gedane  oncosten  wegnigh  menen  toe  te 
passen,  sijnde  de  paerl  visscherije  oock  soo  emportant  niet,  als  voor 
desen  daer  van  wel  hoogh  is  opgegeven.  ' 
Van   Maccassar   is   hier  den    12en  October   met  de  flnijt  de  Graff 

gearriveert   den  coopman  Thomas  Haverlant Gemelte 

Haverlant  is  gednyrende  sijn  residentie  aldaer,  wel  ende  beleeft  ge- 

tracteert,  ende  met  brieven  aen  ons  gedimitteert Als 

hier  voren  verhaelt  sijn  desen  jare  geen  nagelen  uijt  d'  Amboijnse 
quartieren  in  Maccassar  gebracht,  noch  niemant  vandaer  derwaerts 
getendeert ,  hoewel  d'  Engelsen  met  geschencken  ende  beloofde  assis- 
tentie van  cruijt  ende  loot  daertoe  alle  devoir  hebben  aengewent  ende 
seer  ernstigh  aenden  Coningh  versocht,  dat  sijn  onderdanen  daertoe 
wilde  aennemen,  't  welck  hun  affgeslagen  heeft,  wetende  hoe  daer 
te  gast  souden  comen,  ^  soo  dat  die  negotie  uijt  is  ende  nu  op 
Molucco  aengeleght  wort D'  Engelsen  blijven  in  Mac- 
cassar resideren  om  voor  onse  comste  den  schiltpadshoorn  te  bemach- 
tigen ,  daerom  [wij]  te  vroeger  besendinghe  derwaerts  sullen  doen , 
om  mede  participant  te  werden ,  alsoo  in  Suratte  goet  proffijt  rendeert* 


1  Vgl.  Van  Dijk,  Bornoo,  bldz.  283. 

2  Het  antwoord  van  den  Sultan  kwam  hier  op  neer,  dat  hijf  met  het  oog  op 
den  Trede  tnsschen  hem  en  de  O.  I.  C.  en  het  geraar,  dat  zijne  schepen  zonden 
loopen,  niemand  zijner  onderdanen  wilde  animeeren,  maar  dat  zij,  die  „uijt 
eggen  motijff"  het  wilden  doen,  n^^^  sinnelijcke  genegentheyt  volgen  ende 
d'uijtcomste  van  dien  verwachtei»  mochten/^  (Diissive  uit  Makassar  aan  Q.  G.  ^ 
B.  dd.  29  April  1645.) 


248 

Den  Deen  sit  sonder  capitael  gants  stil.  ^  Met  onse  passen  sijn  hier 
verscheijde  vaertnygen  van   Maccassar  met  rijs  ende  sandelhout  etc. 

aengecomen soo   dat   nn  wel  gesandelt  zyn 

soo  dat  in  Larentncque  geen  verder  incoop  zallen  doen ,  te  meer  ons 
't  selve  hier  wel  tot  minder  prijs  sal  worden  toegebracht,  als  het 
daer  gaen  negotieren.  ^ 

Bij  onsen  jonghsten  is  UËd.  bekent  gemaect  dat  in  Arraccan 
weijnich  slaven  waren  te  genaken ,  ende  daerom  het  oge  op  't  eljlant 
Engano  hadden  om  vandaer  goede  nomber  wilde  menschen  te  halen, 
die  gesecht  wirden  daer  bij  daijsenden  te  zijn;  dienvolgende  hebben 
den  27en  Angastij  derwaerts  uytgeset  onder  't  gebied  vanden  Com- 
mandeur Jacob  Jacobsen  vander  Meulen,  de  schepen  Frederick 
Henrick  ende  Middelburgh,  't  jacht  de  Wakende  boey  ende  Loots- 
booth   met  250   Nederlantse   ende   50  inlantse  soldaten,  nevens  een 

cargasoentie  van/*  1540-18 welke  macht  den  21en  Sep< 

tember  daer  aen  hier  weder  ter  rhede  is  gekeert ,  medebrengende  niet 
meer  als  82  zielen ,  soo  mans ,  vrouwen  als  kinderen ,  daervan  6  stuks 
onderwegh  gestorven  sijn,  welcke  uijt  een  troupe  van  300sterckmet 
practijcque  hadden  gegrepen;  stelden  hun  dapper  ter  weer,  met  messen 
van  ijsere  hoepen  gemaect,  ende  houte  hasegaijen,  daermede  twe 
soldaten  totter  doot  toe  quetsten,  sonder  dat  nadcrhant  eenige  meer 
hebben  connen  becomen ,  vermits ,  soo  gesecht  wort ,  d'  ordre  niet  wel 
gevolcht  is.  D^  eijlant  is  oock  soo  voick  rljck  niet,  als  wel  gerucht 
zQ.  Het  zijn  seer  vuijle  ende  luije  menschen,  daer  niet  goets  van 
te  verwachten  is,  cunnen  tegen  geen  ongemack  ende  sijn  oock  meesten- 


1  Yan  Dijk,  Borneo,  bldz.  99,  zegt  minder  jnist,  dat  de  Deenen  er  niet 
verschenen  in  1645/6.  ZJ  hadden  er  blijkbaar  vaste  residentie.  Vgl.  Bouwstoffen , 
II,  bldz.  335-337. 

2  Naar  Solor  was  den  22  Febr.  1645  gezonden  de  majoor  Willem  Van  der  Beek 
met  eenige  schepen  ,  om  handel  te  drijven,  maar  ,, ten  principale  om  de  Portu- 
gese natie  aldaer  het  getroffen  bestant  tnsschen  ons  ende  den  vice-refj  ende 
Saed  in  Goa  bekent  te  maken  .  .  .  . ,  mitsgaders  onse  onderdanen  vant  fort 
Henricus  (waarvan  hy  krachtens  zijne  instructie  dd.  21  Febr.  moest  „possessie 
nemen ,^*  terwijl  hg  bij  zijn  vertrek  de  zorg  daarvan  moest  toevertrouwen  „aen 
een  van  de  fideelste  en  principaelste  Solorsche  regenten,''  onder  belofte,  het 
volgende  jaar  garnizoen  te  zenden  tot  bescherming  tegen  de  Portugeezen)  ende 
de  negrijen  op  Ende  te  besoecken".  Hij  kwam  29  Mei  terug,  zonder  sandelhout , 
dat  te   duur  was  geweest.  (De  Baden  van  Indië  aan  de  XVII  dd.  9  Juli  1645.) 


I 

d 


249 

deel  gestorven  soo  dat  ons  dessegn  op  Engano  niet  naer  wensch  is 
uijtgevallen.  Mogen  hopen  metter  tijt  van  Coromandel,  Madagascar 
ende  de  Sagt  ooster  Bandase  eijlanden  beter  ende  met  goede  qnan- 
titeijt  lijffeijgenen  snlien  gedient  worden,  ende  dat  den  Coningh  van 
Arracan    weder    licentie    tot    den  uijtvoer   van  slaven  sal    hebben 

vergunt ^ 

't  Flüijt  schip  de  Wolflf  is  doorden  gouverneur  van  Vliet  van 
Malacca  .....  nae  Siam  gesonden,  om  rijs  ende  andere 
nootlijckheden  van  die  stat  te  halen  ende  over  Patanij  de  retour  te 
keeren,  daer  den  oppercoopman  Dirck  Schouten  verbleven  is,  om 
goede  partije  peper  ende  thin  te  negotieren. 

Wijders  communiceren  ons  d'  advisen  van  Siam  alles  goets.  [Door 
geschenken  is]  des  Conings  ende  insonderheijt  Berckelangs  gunste 
t'  onswaerts  soo  gecapteert,  dat  ons  den  uijtvoer  van  harte  vellen, 
ende  koehuijden  alleen  heeft  vergunt,  '  ende  toegestaen  op  een  tra 
van  300  lasten  rijs  600  lasten  uijt  te  voeren ,  niet  tegenstaende  den 
rijs  schaers  is  door  't  sterven  van  duijsenden  menschen  aendekinder 
pockgens,  dat  den  lantbouw  dapper  verachtert  ende  oock  schaersheQt 
inde  harte  vanghst  sal  geven,  daer  in  patientie  moeten  nemen.  De 
sterfifte  begon  nu  te  cesseren.  't  Schijnt,  daer  liberaelder  int  schencken 
moeten  sgn,  wanneer  't  aen  geen  rijs,  houtwercken,  nogh  andere 
dienstige  commoditeijten  sal  mancqueren ,  dat  in  toecomende  wat  rgker 
sullen  doen,  alsoo  den  rijs  ende  houtwercken  van  Siam  niet  wel 
eunnen  derven  vermits  de  consumptie  over  Comps  ommeslach  seer 
groot  is,  ende  t'  is  seker  als  den  Berckelangh  maer  te  vrunt hebben , 
dat  ons  gerieff  wel  sullen  becomen,  't  welck  de  schenckagie  wel 
vier   dubbelt   sal   compenseren.  Voor  Japan   waren  op  nieuws  5820 

stuks  hertevellen  ingecocht 

In   negotie   is  daer   weijnigh   te  doen;  den  afftreck  in  de  cleden 
blijft  even  sober,    dat  niet  beteren  sal  soo  lange  de  Moren  over  den 


1  Tgl.  Yan  DQk,  Bomeo,  bldz.  116,  noot  3,  ^  bldz.  118. 

2  „  Met  groote  moeiten  ende  .  .  .  extraordinarij  schenckagie  ....  hebbent  soo 
veere  gebracht,  dat  ons  16en  Mai|  passado  octro^  van  den  uijtvoer  der  herte- 
vellen, buffels  ende  koehniden  voor  de  Compe.  alleen  voor  eeuwichiyck  ofte  ten 
minsten  'sConincx  leven"  is  verleend.  (Isaak  Moerdijk ,  hoofd  van  den  Nederland- 
schen  handel  in  Siam ,  aan  de  „  dirigerende  Raeden  van  India  ,^^  dd.  20  Sept.  1646.) 


i 


250 

wegh  van  TanasseriJ  dat  rijck  soodanigh  vervallen  als  doorgaens 
geschiet.  Willen  hopen  metter  tyt  middel  snllen  vinden  't  selve  te 
beletten  y  ende  haer  uijtter  zee  te  houden 

Vande  Somatrase  West  cast  hebben  ontfangen  picols 

12407,  cattij  45  ofte  620  lasten  peper,  costende  't  samen  met /'7097-10-11 
aen  onverhandelde  restanten  /"  191678-15-11,  sljnde  al  weder  in  Indra- 
ponre  ende  Sillebar  desen  jare  46  personen  overleden,  dat  verdrietigh 
valt  ende  niet  tegen  te  doen  is 

In   retour   hebben   van    [Djambi]    ontfangen 7901 

picols  42  cattij  ofte  395  lasten  [peper] ,  dat  bij  vorige  jaren  weijnich 
is,  ontstaende  uyt  de  oorlogen  ende  oneenigheden  der  Manicabers. 
D'   Engelsen   hebben  mede  cleijne  quantiteijt  becomen    .    •    . 

Naer   Palimbangh   hebben  den    16en  September  passato  gesonden 

't  schip  den  Luljpaert onder  d'  administratie  vanden 

coopman  Anthonij  Douwens die  alle  ngren  volladen 

[met  peper]  vandaer  te  gemoet  sien.  < 

Omstandigh  ende  met  verwonderingh  hebben  uijt  UEd.  advisen 
gelesen  de  obstaculen,  inde  sollicitatien  van  een  nieuw  octroij  van 
tijt  tot  tijt  emergerende,  ende  hebben  aendachtigh  gelet  op  UËd. 
versiende  consideratien  op  die  sake.  Willen  ganschelijck  verhopen, 
UËd.  met  t'  expireren  van  dat  vande  Westindische  Gomp^  onder 
verdraeghiycke  conditien  tot  haer  oogh  wit  sullen  sijn  geraect.  Maer 
off  't  mochte  gebeuren,  de  Heren  Staten  der  respective  provinties 
daerinne  niet  conde  eens  worden,  ende  den  Indisen  handel  voorgder 
een  open  gestelt  wiert,  zoo  sijn  met  UEd.  van  gevoelen,  de  presente 
Gompe  op  den  voet  in  UËde  jonghste  missive  voorgestelt,  des  niet 
jegenstaende   wel   vereenight  ende  staende  zal  connen  blijven,  ende 


1     „In   Jamby    sullen   noodwendigh  voor  eerst  nogh  residentie  moeten  conti- 

nneren ,  om  den  peper  voor  d*  Engelse  ^runden  niet  geheel  te  laten Maer 

in  PalimbaDgh  nemen  voor,  voortaen  geen  jarelijcse  besendiDge  te  doen,  gelijck 
tot  noch  toe  is  geschied,  alsoo  doch  alle  den  peper  van  die  plaets  desniettemin 
herwaerts  sal  comen,  hetwelk  dan  de  Comp.  vrij  vordelycker  wesen  sal  .  .  .  . 
nochte  Comps.  dienaren  ende  middelen  pericnl  lopen  d*  een  off  d'  ander  t|jd 
yande  trouwlose  Moren  OTerrallen  te  werden.  .  .  .  Echter  sal  den  coopman 
Anthon^  Donwensen  ....  noch  eens  weder  derwaerts  dienen  te  gaen,  om  be- 
leeft afscheijd  Tanden  Fangoran  te  nemen,  ende  de  ngtstaende  schulden  in  te 
vorderen '*  (De  Baden  van  Indië  aan  de  XVII,  9  Juli  1645.) 


251 

dat  de  particuliere  eqnipagien,  die  eenige  uljt  onse  landen  souden 
mogen  ondernemen  te  doen,  deseWe  weijnich  hinder  sullen  connen 
doen,  voornamentiyck  als  UEd.  resolveren,  om  de  soodanige  altijtde 
merct  te  connen  setten ,  hare  margasijnen  doorgaens  met  alderhande 
capitale  coopmanschappen  geprovideert  te  houden ,  in  welcken  gevalle 
niet  geloven ,  yele  lust  sullen  hebben ,  haer  jegens  Gomps  ver- 
mogen te  canten ,  gelijck  aen  't  provinciael  octroij  van  die  van  Vries- 
lant  genouchsaem  biljet;  eenelijck  staet  onses  oordeels  te  beduchten, 
bij  alflien  den  handel  opengegeven  wort,  ende  de  Compe  haer  echter 
buijten  de  intentie  vande  vijff  provinciën  gennieert  hont,  deselve  bij 
Haer  Ho.  Mo.  jegens  de  Portugesen  als  andere  Europase  natiën  dese 
landen  frequenterende,  in  cas  van  voorvallende  geschillen,  soo  wel 
niet  gemainteneert  werden  sal,  dan  als  met  Haer  Ho.  Mo.  publijke 
authoriteijt  bij  geobtineert  octroij  gemunieert  ende  gewapent  was .  .  . 

Van  Siam  is  den  14en  deser  't  schip  Wesel  alhier  gearriveert ,  mede 
brengende   4  stuz  schone  jonge  oliphanten  tot  schenckagie  van  den 

Coningh,   dat   extraordinarie   is D'    advijsen  vanden 

coopman  Moerdijck  melden  alles  goets,  ende  was  in  dat  rijck  geen 
de  minste  veranderinge  voorgevallen.  Sijn  daer  nii  in  groten  aensien 
ende  respect 

Geschreven  in  UEd.  Gasteel  Batavia  desen  ITen  December  A'^  1645. 

GOBKELIS   VAN   DEB  LiJK. 
JOAK    MaETSUIJEEB. 

Gabel  Rekiebs. 

SiMOK   TAN   AliPHEK. 


XXXVII.  De  Raden  van  Indië  aan  Bewindhebbers  der 
O.  I.  Gompagnie ,  31  December  1645. 

Gemende tot  complement  van  't  gene  aende  generale 

advisen  mancqueert,  ende  in  onse  afifgesondene  missive  hebben  uQt- 
gestelt,  zoo  sallen  in  't  corte  verhalen,  wat  in  Atchin  ende  Malacca 
is  gepasseert,  ende  sulcx  meer,  als  hier  sedert  [17  December]  ge- 
offresseert  ende  voorgecomen  zij.  Aenvanckeiyck  van  Atchin,  der- 
waerts   den  Gommissaris  Arnold  de   Vlamingh   nevens  de  gesanten 


252 

vande  Coninginne  den  28en  April  passato,  pr  de  jachten  Ackersloot 
ende  Egmont   over  Malacca  is  vertrocken,   sijnde  hem   't  jacht  de 

Lieflfde  den  17en  Met)  daer  aen  met  eenige  specerijen  gevoicht 

Heeft  met  communicatie  vanden  gouverneur  van  Vliet  in  Malacca, 
Pera  aengedaen,  om  den  Radje  in  presentie  vande  Atchinse  gesanten 
te  doen  verantwoorden,  de  dachten  welcke  met  onwaerheden  aende 
Coninghinne  in  Atchin  over  ons  hadde  gedaen,  die  hem  van  alles 
ignorant  hiel  ende  was  tot  't  aengaen  van  contract  niet  te  bewegen, 
sigh  op  onvermogen  excuserende.  De  gesanten  trocken  haer  gene 
saken  aen ;  seijden ,  geen  commissie  hadden  om  Pera  aen  te  doen , 
wilden  derhalve  nergens  kennisse  van  dragen ,  noch  in  Atchin  eenige 
declaratie  vant  gepasseerde  in  Pera  doen,  soo  dat  onverrichter  sake 
pr  Ackersloot  na  Atchin  vertrock,  latende  de  revire  met  de  flugt 
den  Engel  beset,  om  't  vervoeren  vanden  thin  te  beletten. 

In  Atchin  comende,  wiert  onse  missive  ende  geschenck  met  behoor- 
lijke eere  geaccepteert ,  maer  bevont  den  Commissaris  de  humeuren 
der  Atchinders  vrij  wat  verandert  en  tegen  ons  ingenomen  <  ter  oor- 
sake de  revire  van  Pera  beset  ende  den  peper  op  de  Sumatrasse 
Westcust  aenhielden,  ende  soo  den  toevoer  vanden  thin  ende  peper 
naer  Atchin  stutten.  ^  De  gesanten  nogh  in  Batavia  zijnde,  hebben 
[wij]  haer  onder  andere  discoursen  voorgehouden  ende  gewaarschouwt, 
dat  de  Coninghinne  voorde  Portugesen  wel  op  hoede  mocht  wesen, 
also  t'  gebeuren  conde  dat  d'  een  off  d'  ander  tyt,  ijets  op  't  rijck 
van  Atchin  souden  mogen  attenteren  in  revenge  vande  voor  desen 
geleden  schade  ende  affronten,  't  welck  verkeerdelijok  op  ons  geduijt 
is,  ende  hebben  daer  op  met  alle  crachtde  oude  wercken gerepareert 
ende  nieuwe  bolwercken  beginnen  te  maken,  om  tot  defentie  te  ge- 


1  De  yiaminji^  schrijft  den  12  Aug.  1645  naar  Batavia:  ^ Alhoewel  nochtans 
dit  geveynst  geslachte  hun  van  snlcz  't  minste  voor  ons  niet  hebben  willen  laten 
biycken,  sgnde  echter  gelQck  als  wy  wel  weten,  daerover  soo  gjrriteert,  [dat] 
van  spgt  barsten  ende  swellen  in  hun  aengesichten ,  als  ons  maer  sien,  of  van 
ons  hooren  spreecken,  jnvougen  niemandt  onse  persoonen  off  logie  publicqnelijck 
frequenteren  derff." 

2  G.  G.  &  B.  gelastten  nl.  in  de  laatste  jaren  aan  de  hoofden  der  schepen , 
die  naar  dat  gedeelte  van  de  Westkust  van  Sumatra  voeren,  hetwelk  onder  Atjeh 
stond,  niet  toe  te  laten,  dat  vreemdelingen,  hetzg  inlanders,  Chineezen  of 
Europeanen,  peper  uit  die  streken  vervoerden.  Des  noods  mochten  zij  zich  met 
geweld  daartegen  verzetten.  Zie  b.v.  de  instructies  van  16  Mei  1643,  10  Mei 
1644,  22  Mei  1645. 


253 

bruijcken,  ende  soo  't  scheen  met  ons  te  breken.  *  De  Coninghinne 
versocht  oock  aenden  Engelsen  resident,  *  eenigh  canon ,  musketten 
ende  andere  amonitie  van  oorloge  te  coop  in  presentie  vanden 
Commissaris  Vlamingh ,  die  sigh  daer  over  belchde ,  dat  niet  voor  d' 
Engelsen  geprefereert  was,  presenterende  Hare  Hooght  met  geschut 
ende  vorder  amonitie  te  gerieven ,  't  welck  haer  seer  aengenaem  was , 
ende  heeft  datelijck  thien  ysere  stncken  canon^  aende  selve  vercocht 
tot  12  teijl  de  bhaer  van  350  ®,  monterende  /'6016.  Maer  ditnogh 
niet  genoegh  sljnde,  hebben  de  groten  den  Commissaris  nogh  verder 
willen  toetsen ,  voorgevende  dat  het  geschut  seer  slecht  was ,  ende 
't  zelve  niet  uijt  oprechte  genegentheijt  tot  de  Coninghinne,  maer 
eeneiyck  om  den  dieren  prijs  vercocht  hadde,  waer  op  den  Com- 
missaris om  de  jalousie  t'  eenemael  wegh  te  nemen,  200  teijlen  tot 
rouwcoop  gepresenteert  heeft,  dat  hem  behoudens  Hare  Hooghts 
gunste  't  geschut  weder  mocht  toecomen,  met  welcke  liberale  ver- 
copinge  ende  onverwachte  presentatie  van  weder  aenneminge,  de 
wercken  gestaect,  alle  misnoegen  ende  misvertrouwen  (die  groot 
schenen  te  wesen)  geweert  zijn,  ende  ooc  vande  Coninghinne  ge- 
obtineert  heeft ,  continuatie  van  de  vergunde  privilegiën  op  de  Sumatrase 
West  Cust,  ende  dat  de  resterende  schuit  van  16000  realen  op  d^. 
Westcnst  aende  thollen  sullen  mogen  rescontreren ,  daertoe  aen  hare 
panghlimas  rede  ordre  gegeven  heeft,  alsmede  dat  voortaen  goede 
quantiteijt  thin  uit  Pera  sullen  becomen ,  waermede  de  besettinge  ver- 
laten ende  die  questie  gecesseert  is.  't  Gevolch  leert  den  tijt. 

In  negotie  was  daer  weijnich  te  doen.  Den  toevoer  der  cleeden 
doorde  Moren  vervullen  dat  quartier  ende  de  Westcust  zo,  dat  de 
Compe  weynich  proffijt  op  hare  cleden  erlangen 


1  „Welcke  voornoemde  revolten  hier  onder  de  gemeente  sulcken  alteratie, 
gepraet  ende  mnrmureren  veroorsaeckte ,  [dat  wg]  waerlijck  bekennen  moeten, 
eenige  dagen  niet  al  sonder  vreese  hebben  geleeft/'  (Missive—De  Vlaming, 
12  Aug.  1645.)  Een  Nederlandsch  soldaat  was  „voor  den  olephant  gesmeten,** 
omdat  hij  een  der  Atjehsche  „Edelen  met  een  stocxken  ngt  dertelheijt  geslagen" 
had.  (Atjeh's  Verbaal  1644 — 1645).  Be  Atjehers  stellen  echter  het  vergrijp  van 
den  soldaat  veel  ernstiger  voor,  blijkens  den  brief  der  Snltan  aan  G.  G.  &  R. 

2  Van  de  nienwe  Engelsche  Compagnie,  zooals  blijkt  uit  de  missive  van  De 
Vlaming  van  12  Augustus  1645.  —  Wat  het  Tijdschrift  van  Neêrland's  Indië , 
1847,  II,  bldz.  12,  mededeelt  over  het  aanmoedigen  door  de  Sultan  van  den 
handel  der  Engelschen  (het  gold  de  beide  Engelsche  compagnieën)  op  Sumatra*s 
Westkust  en  over  ons  protest  daartegen,  is  juist  („Verbael  van  Atchin *' 1644/5.) 


2^ 

Hare  Hooghts  missive heeft  den  gou- 
verneur van  Vliet  pr  't  jacht  Rgmont  van  Malacca  mede  gebracht,  * 
aisoo  den  Commissaris  Vlamingh   daer  als  gouverneur  in  zijn  plaetse 

gelaten    heeft,    buijten   ordre  ^ 't   Sijner   tijt  sullen 

deselve  met  eene  redelijke  vereeringe  beantwoorden,  ende  de  vrunt- 
Bchap  met  die  vorstinne  trachten  te  onderhouden,  oock  buijten  ge- 
wichtige oorsake  met  dat  rijck  in  geen  verwijderinge  comen..  Naer 
desen  sullen  ons  oogh  wit  wel  erlangen,  dat  zijn  tijt  hebben  ende 
met  discretie  bevorderd  werden  moet.  Heeft  nu  geen  gesanten  ge- 
sonden,  dat  wel  comt  ende  oncosten  vermijt 

Uyt  gemelte  gouverneurs  papieren  ende  mondelingh 

rapport  vernemen  de  continuatie  vande  rebellie  der  Manicabers  in 
Nanningh  ende  Rambouw,  daer  op  in  September  een  macht  van  340 
coppen,  soo  militaire,  matrosen  ende  Malaxse  ingesetenen,  heeft 
uijtgeset  welcke  de  dorpen  Meleque ,  Inaer  ende  Perlin  ten  principalen 
hebben  verdestrueert ,  veel  padij  in  huijsen  als  op  't  velt  vernielt, 
ende  grote  quantiteijt  vrucht  bomen  neder  gevelt.  De  Manicabers  van 
Rambou  ende  d'  omleggende  dorpen  hadden  hun  bij  de  Nanninghse 
geconJuDgeert,  zoo  dat  meer  als  2000  mannen  sterck  waren.  Meenden 
d'  onse  inden  aftocht  te  overvallen,  ende  van  achteren  in  den  troup 
te  breken ,  maer  wierden  soo  gegroet ,  dat  confuseigck  retireren  ende 
d'  onse  verlaten  mosten.  Inde  rescontre  hebben  [wij]  twee  doden  ende 
vijff  gequetsten  gehad,  van  haerder  zijde  is  Lella  Maradja,  hooft  in 
Rombouw,  '  nevens  twee  orangcaijs,  ende,  nae  gerucht  wort,  veel 
gemeen  volc  gesneuvelt,  dat  een  groten  schrick  ende  ontsach  gebaert 
heeft.    Zedert   voorschreven   optocht,   tot  op  't  vertreck   van   voor- 


1  28  November  1645. 

2  Hg  had  verlof  bekomen,  om  „een  keer^'  naar  Batavia  te  doen;  maar  bij 
kwam  ,,met  sijn  ganscbe  familie  ende  ommeslach,  met  intentie  niet  weder  der- 
waerts  te  keeren,"  na  alvorens  De  Vlaming  van  Oadsboorn  „als  absolugt  gon- 
vernenr^^  te  bebben  aangesteld.  G.  Gr.  en  R.  vonden  dit  „een  seer  stoute  acte 
van  seer  qnade  consequentie  die  wel  harde  correctie  meriteerde."  Zg  „hebben 
de  promotie  van  den  Commissaris  Vlaming  gedisadvoyeert"  en  Van  Vliet  de 
keus  gelaten,  6f  naar  Malaka  te  rag  te  keeren  en  zijn  tijd  uit  te  dienen  6f  met 
de  retourschepen  „  buiten  commando  '*  naar  Nederland  te  gaan ,  „  also  de  vlag  al 
vergeven  was." 

3  Van  Vliet  schrijft  self  in  z^n  rapport,  den  28  November  1645  aan  G.  G. 
&  R.  aangeboden,  dat  het  gerucht  was  verspreid,  „dat  de  broeder  van  Lella 
Maradia  (capiteijn  in  Bombouw)  met  noch  twee  orangca\jas  onder  veele  Rom- 
bouwers ende  Nanningers  gesneuvelt'*  was. 


255 

noemden  gouverneur  hebben  de  Manicabere  hun  stil  gehouden,  sulcs 
geen  stropers  meer  omtrent  Malacca  zijn  vernomen ,  ende  is  Zgn  E. 
van  opinie  dat  men  voorschreven  rebellen  met  continuele  optochten 
ten  minste  twee  malen  's  jaers,  wel  tot  vrede  sal  constringeren ,  te 
weten  inde  maenden  September,  als  't  gewasch  int  sagsoen  staet  ende 
in  Februarij ,  wanneer  de  padij  rijp  is  om  a%esneden  te  werden,  dat- 
men  d'  selve  dan  't  eenemael  verdestrueert  ende  haer  daermede  in 
extremiteijt  doet  vervallen,  ten  ware  onderwijlen  den  Coningh  van 
Johor  sel£&  den  vrede  bevorderde,  gelijck  wel  apparent  is,  omme 
zgn  incomsten  niet  te  missen  ende  met  ons  in  verder  verwijderinge 
te  comen,  hoewel  den  gouverneur  nogh  al  van  snstenne  is,  dat  hy 
gemelte  rebellen  in  haer  boos  voornemen  stQft,  om  dat  sijn  belofte 
vande  selve  te  strafifen  niet  naer  comt,  dat  niet  wel  cunnen  aen- 
nemen  dewijle  tot  nogh  toe  geen  openbare  vijantschap  bethoont.  Dese 
sake  sullen  nader  overleggen,  ende  bewercken,  dat  tot  submissie 
worden  gebracht,  ende  echter  met  den  Coningh  van  Johor  ende  andere 
omleggende  vorsten  in  vrede  blijven  continueeren,  waer  doorMalaccas 
welvaert  ende  aenwasch  in  negotie  met  goede  proffijten  bevordert  sal 
worden ,  daer  toe  allerwegen  alle  crachten  moeten  inspannen ,  om  des 
Comps  sware  dragende  lasten  te  boven  te  comen,  ende  eenmael  uijt 
d'  overwinsten  de  retouren  te  fourneren,  daertoe  den  Almogenden 
zgnen  zegen  gelieve  te  verlenen. 

Den  thin  handel  in  Salangh  ende  Bangarij  hadde  redelijck  gegeven. 
400  bhai*en  lagen  in  Malacca  gereet ,  ende  worden  nogh  omtrent  200 

bharen    van    Salangh    verwacht, dat   'tsamen  mijm 

1216000  flg  sal  syn,  waermede  de  eyschen  van  Suratte,  Parsia  ende 
Cormandel  ruym  voldaen  worden,  dat  't  capitael  indie  quartieren 
styft  ende  proffitabele  negotie  is.  Van  Queda  stont  weynich  thin  en  peper 
te  comen,  door  de  frequente  vaert  der  Moren,  die  alles  tot  hogen 
prys  aenslaen,  dat  tot  beter  gelegentheyt  nogh  so  moeten  aensien. 
•     ••     •••••••.••••••••     ••••, 

Vande  Coromandelse  Cust  was  tot  Malacca  aangecomen  een  Moors 
scheepken  met  56  packen  cleeden,  daer  van  voor  thol  betaalt  heeft 
1200  realen;  item  van  6oa  een  Portugees  gallioen met provisien ende 
500  coppen,  daer  onder  300  caffers  tot  versterckinge  vande  stadt 
Maccanw,  twee  scheepkens  van  Goa  ende  Coutchin ,  tenderende  mede 
na  Maccauw   ende  een  scheepken  van  Negapatnam  met  214  packen 


256 

deden  nae  Maccassar  gedestineert  die  van  bare  ladinge  voor  thol  k 
4^  pr  cento  'tsamen  betaelt  hebben  ruijm  3400  realen  yan  8en ,  dat 
de  Portugesen  ongaerne  ende  echter  onder  protestatie  voldoen.  Sagen 
gaeme,  daer  van  exemt  waren  tot  naerder  ordre  nijt  Europa,  dat 
haer  affgeslagen  is,  ende  sullen  met  die  heffinge^  volgens  Malaccas 
oudt  recht,  so  continueren.  D'  Engelsen  blijven  daer  van  bevryt,  tot 
dat  UEd.  naerder  ordre  dien  aengaende  becomen.  Haer  jacht  den 
SnppliJ  is  met  simpele  visite  naer  Manilha  gepasseert. 

Volgens  de  negotie  boecken bedragen  de  generale 

ongelden  in  Malacca  in  twaelf  maenden  zeedert  primo  Augustij  1644 

tot  ultimo  Julij  1645  ter  somma  van f  229577-10-5. 

Daertegen   is  in  voorschreven  tijt  geadvanceert  ende 

van  incomsten  geprocedeert „  149244. 

In  voegen  Malacca  in  een  jaer  ten  achteren  comt  gulden  80333-10-5. 
dat  veel  is.  Echter  verhopen  de  negotie  in  corte  soo  sal  accresseren 
dat  d'  ongelden  ruijm  balanceren  sullen 

De  nevensgaende  petitie  voor  Indie  is  naer  eijsch  ingestelt.  üEd. 
gelieven  deselve  in  't  geheel  te  versorgen,  gelijck  tot  nogh  toe  ten 
dienste  vande  Compe  loffeiyck  gedaen  hebt.  Den  eijsch  vande  equipagie 
is  groot,  maer  als  UEde  considereren  wat  .81  schepen,  jachten  ende 
fluyten,  die  nu  in  India  sijn,  jarelijx  van  node  hebben,  sult  deselve 
niet  bevinden  te  excederen 

Soo  UEd.  op  ons  schrijven  van  23  December  1644  geresolveert 
hebt,  de  geeyste  uitsettinge  van  schepen  ende  volck  noch  voor  twee 
jaren  te  doen ,  souden  wi)  ten  dienste  vande  Compe  oordeelen ,  dat  di 
equipagie  tegen  anno  1647  wel  besneden  mach  werden  ende  wanneer 
ons  dan  vervolgens  de  ordinarij  retour  schepen  nevens  drie  fluyten 
ende  twee  jachten  met  2600  coppen  jarelijcs  worden  toegesondeni 
vertrouwen  vastelijck ,  UEde  affairen  buy  ten  verachteringe  met  reputatie 
ende  naer  behoren  wel  sullen  uytvoeren  ende  waememen,  te  meer 
de  oorlogen  metten  Portugees  ten  eynde  zyn,  ende  nu  alle  onse 
crachten  ende  industrie  op  proffitabele  negotie  ende  een  spaersame 
mesnagie  moeten  aenleggen  om  eenmael  de  langh  gewenste  Indische 
vruchten  t'  erlangen,  daertoe  wackere,  subtile  ende  getrouwe  coop- 
lieden  noodigh  zyn,  om  tegen  de  Portugesen  als  andere Europianen  te 
mogen   bestaen   ende  haer  te  verdoeken.  Jegenwoordigh  leggen  hier 


ter  rhede  26  schepen,  jachten  ende  fluijlen  waer  van  't  merendeel 
in  corte  hare  depêche  sullen  geven  zoo  naer  Balij,  Solor,  Maccassar, 
Amboina,  Banda,  Molncco,  Jambg,  Malacca,  Ceyion,  Manritias  ende 
Madagascar,  met  't  noodige  voor  die  qnartieren  ende  procore  van 
goede  nomber  lijffëygenen  etc  Den  Almogenden  wil  ons  goet  voor- 
nemen ende  Comps  affairen  allomme  zegenen. 

•     •     •     ••••••••• ••.■• 

Geschreven    in    UEd.   Gasteel   Batavia    desen   laetsten  December 
A«  1645. 

COBNISLIS  VAir  DBB  LiJK. 
JOAK    MaETSTJIJEKB. 

Cabel  Rbkibbs. 

SiMON   VAN   AlPHBK. 


XXXVIII.  Gerard  Demmer,  gonvemeur van  Ambon, 
en  Raad,  aan  Gouverneur-Generaal  en  Raden, 
25  «April  1645. 

Nader  geleth  hebbende  op  eenich  soulaes  ofte  incomen  tot  ontlas- 
tinghe  van  de  groote  costen  die  d'  E.  Compe  in  t'  gagieren  van  soo 
veel  schoolmeesters,  siekentroosters  ende  praedicanten  in  dese  qnartieren 
te  dragen  heeft,  ■  vinden  daertoe,  gelijck  in  onsen  voorjarigen 
g'ad viseert,  alsoo  oock  noch  weijnich  middel,  off  ten  ware,  dat  men 
elcke  negrle  by  gemene  collecte  haer  eygen  meester  deden  gagieren , 
daer  oock  seer  ongaerne  aen  sullen  willen.  T'  is  al  te  calen  ende  te 
beroeyde,  jae  bedelachtighe  natie,  die  altyt  de  handen,  om  wat  te 
hebben,  ende  niet  om  te  geven,  open  staen.  Incomen  hebbense  oock 
niet,  als  te  twee  &  drie  jaren  een  nagelgewas,  dat  alsdan  oock  haest 


1  Dit  was  een  antwoord  op  een  missive  Tan  G.  G.  en  B.  naar  Ambon 
van  3  Febr.  1646,  waarin  o.  a.  werd  gesegd:  „Maer  dit  moeten  wel  weten, soo 
lange  niet  bevorderen,  de  Nederlantse  tale  de  kinderen  in  de  schole  worde 
geleert,  ende  t'exempel  der  Fortnegesen  int  werck  stellen ,  dat  is  de  Nederlantse 
tale  allerwegen  onder  ons  gebiet  invoeren,  sullen  niet  stabils  ugtwercken  noch 
d'inhabitanten  aen  ons  verbinden ,  gelijck  de  Portngesen  allenthalven  doen  daer 
gesach  hebben,  al  waer  men  niet  als  Portugese  tale  boort  spreecken  ende  soo- 
danich  (willen  w|j  deegb  van  *t  volk  hebben)  moet  onse  spraecke  oock  Inge 
voert  werden." 

17 


258 

sijne  weghen  weet ,  ende  aen^  veelen  verdeelt  blijft  y  sijnde  daerby  van 
sulcken  Inljen  aert,  dat  soo  langh  den  eenen  stuijver  inde  beurse, 
ofte  een  sagoii  om  t'  eeten  in  huijs  hebben,  naer  d'  ander  om  te 
becomen  niet  uijtsien  sullen,  voor  dat  doorden  uytersten  nootgedron- 
ghen  worden ,  dat  oock  dan  d'  oirsaeck  achten ,  van  geven  soo  weijnich 
houden.  De  dnijtse  tale  den  kinderen  inde  schoole  te  leeren,  wort 
wel  ondernomen,  maer  weijnich  gevoirdert,  jae  connen  soo  verre  niet 
comen ,  dat  met  alle  aengewende  moeijte  ende  arbeijt  de  schoolmeesters 
selve  800  verre  connen  gebracht  worden,  datse  de  fundamenten  der 
religie  in  de  duytse  tale  leeren  noch  begrijpen  connen,  die  het  selfs 
wel  alvooren  behoorden  te  weten ,  suilende  andere  leeren ,  ende  is  dit 
volck  soo  hart  aen  haer  eijgen  moederlijcke  ofte  Amboijnse  tale  ge- 
natureert,  dat  ouse  leraers  ende  meesters  uijt  alle  haer  vermoghen 
noch  genoech  te  doen  hebben  de  kinderen  als  andere  volwassene  de 
fondamenten  van  Christi  leere  in  de  Maleijtse  tale  te  doen  leeren 
ende  verstaen,  ende  dat  noch  meer  is,  houden  haer  soo  vast  aen 
haer  eQgen  tale  gewent,  dat  onder  malcander  anders  niet  en  spreecken, 
ende  gevraecht  wordende,  van  vljfif  quaiyck  een  syn  Christen  doop- 
name  sal  weten  te  noemen,  maer  geUjck  haer  aen  de  tale  houden , 
soo  weten  oock,  noch  gebruycken  onder  malcander  niet,  als  hare 
gewone  inlantse  namen,  dat  ons  oock  oirsaeck,  nu  omtrent  ander- 
halflf  Jaer  geleden,  gegeven  heeft  een  expres  edict  daertegen  onder 
alle  Christen  inlanders  te  emaneren ,  dat  wie  sich  selven  ofte  andere 
anders  als  by  syn  ontfanghen  doopname  noemde  ofte  deden  noemen, 
verbeuren  sonde  een  amende  t'elckens  van  3  r*  van  8en :  ofte  wie  in 
requesten  ofte  geschriften  synen  inlantsen  ende  niet  synen  Christen 
name  dede  stellen,  den  schryver  derselven  geseyde  boete  verbeuren , 
ende  t'  request  ofte  geschrifte,  verworpen,  ende  niet  waerdich  om 
gelesen ,  ofte  apostil  op  te  geven ,  geacht  soude  worden ,  dat  wel  eenich 
goet  daerinne  heeft  gewrocht,  voor  soo  veel  als  voor  onse  endeonse 
natie  verschynen,  maar  onder  haer  eygen  natie  ende  tale,  die  by 
ons  onbekent  staet,  gaen  haren  ouden  ganck.  Dit  stuck  van  onse  duytse 
tale  in  te  voeren ,  ende  besonder ,  deselve  den  kinderen  inde  schoole 
te  doen  leeren,  is  oock  ten  tyde,  dat  de  Hr  Lucas  zalr  alhier gou- 
vemeei'de,  ^  gepractiseert ,   ende  by  alle  middelen  getracht,  tot  een 


1     1628^1631.  (Bouwstoffen,  II,  bldz.  XL.) 


m 

goet  effect  te  brenghen,  gelijck  hier  noch  sijn,  die  daerinne  als 
instrumenten  ende  leraers  gedient  hebben;  weten  ta  verhalen,  dat 
allen  haren  arbeiit  te  vergeefs  was,  ende  ganta  niet  mede  uytgerecht , 
oock  daer  nae  weder  gestaeckt  wierde.  De  daytse  tale  is  vrij  swaer , 
ende  niet  soo  licht  om  teleeren,  nochaengenaem,  om  bi)  dese  inlantse 
natie  gevat  ende  gesproocken  te  worden,  als  wel  de  Portugiese  ende 
Engelsche  tale  sy,  dat  vermenen,  oock  al  veel  daerinne  doet,  ende 
d'  Indianen  meer  ende  lichter  tot  derselver  als  onse  tale  doet  gewennen. 
Edoch  wat  in  ons  vermoghen  desen  aengaende  is,  sullen  ons  beste 
doen,  ende  geensints  naerlatich  blijven. 

^mboyna  int  jacht  den  Lupart  ter  reede  by  Hittoe  adj  25  April 
anno  1645  ende  was  onderteyckent 

Gbsabb  Dbmmbb. 

COSNBLIS    WiLLBllSZ.     VAK   OuTHOOBN. 

Abriabk  van  Svijbwijcb:. 


XXXIX.  Gerard  Demmer,  gouverneur  van  Ambon, 
en  Raad,  aan  Gouverneur-Generaal  en  Raden, 
7  September  1645. 

De  situatie  ende  gelegenthey t  deser  plaetse ,  *  als  mede  des  vyants 
force  ende  macht  daerinne  by  dese  occasie  '  wat  naeder  doen  ver- 
spieden ende  ondersoecken ,  bevinden ,  voor  eerst  de  negrie  te  legghen 
op  een  seer  hooghe  steyi  opgaenden  ronden  clippighen  berch,  boven 
vlack  ende  bequaem  om  te  woonen  ende  hare  wercken  vasticheyt  te 
geven,  maer  van  buyten  rontom  soo  steyi  affgaende,  dat  onder  hare 
muyre  geen  10  man  in  ordre  om  te  vechten  staen  souden  connen, 
anders  als  te  landewart  van  achteren ,  daer  seer  quaiyck  ofte  niet  by 
te  comen,  veel  min  eenich  geschut  te  brengen  is.  Van  vooren  ofte 
van  strant  op  gaen  niet  meer  als  twee  weghen  naer  boven  totde 
negrie,  die  voor  desen,  geUjck  alle  wegen  in  t'  gemeen  metcrompte 


1  NI.  Kapaha. 

2  NI.  by  de  onderhandeling,  vaai'van Valentyn, t.  a.  p.,  gewaagt  op  blds.  149. 


kolom  1. 


ende  bochten  geloopen  hebbende,  sy  lieden  nn  recht  in  een  linie  op  ^ 
ende  soo  smal  geleyt  hebben,  datter  niet  als  man  voor  man  nae 
malcander  gaen,  oock  anders  geen  stant  hebben  connen,  in  welcker 
voeghen  nu  achter  malcander  boven  onder  hare  mnijren  comende, 
moeten  tegen  de  steyite  aen  soo  bUjven  staen,  sonder  dat  d' een  den 
ander,  vermits  de  smalte  des  weghs,  de  steyite  besyden ,  ende  dattet 
over  al  vol  voetangels  staet,  wycken  ofte  voorby  marcheren  can. 
Beyde  dese  wegen  responderen  yder  op  een  besonder  poort,  die  wel 
hecht  ende  sterck  boven  op  de  muyr  staende,  elck  met  een  leer  van 
18  a  19  treden  moet  op  geklommen  worden ,  biyvende  daer  by  d'  eene 
met  een  iser  stuck ,  metale  bas  ende  falcoen ,  ende  d'  ander  oock  met 
een  geHjcke  bas  ende  falcoen ,  die  dese  weghen  recht  aff  schieten , 
versterckt ,  ende  met  continaele  wacht ,  soo  wel  by  daghe  als  by  nacht , 
bewaeckt.  Een  derde  wegh ,  die  achter  uyt  landewaert  loopt ,  respon- 
deert mede  op  een  van  dese  beyde,  namentlyck  de  zuydeiyckste 
poort,  dat  dan  de  wegen  ende  poorten  syn  die  omtrent  dese  negrie 
gevonden  worden.  Wyders  is  deselve  met  een  goede,  sware  ende  hechte 
muyr  van  de  t'ackige  craelsteen  ende  aerde  in  malcander  gevoeght, 
wel  20  ende  op  sommighe  plaetsen  meer  voeten  hooch  ende  vry  dick. 
Op  dese  vaste  muyr  staet  een  losse  borstweringe ,  5  a  6  voeten  hooch , 
seer  los  opgeset,  opdat,  soo  wanneer  de  muyren  souden  moghen 
beclommen  worden ,  sy  lieden ,  met  2  k  S  steenen  daer  uyt  te  trecken, 
de  selve  van  boven  neer  opde  beclimmers  souden  connen  doen  rollen. 
Binnen  dese  borstweringh  boven  op  de  muyr  hebben  sy  langhs  henen 
mede  stormbalcken  leggen,  die  sy,  de  borstweringh  affgerolt  synde, 
de  selve  affstootende,  oock  connen  doen  volgen.  Noch  leggender  op 
de  muyren  overal  gereet  voreken  ofte  gaffels,  om  by  aldien  de  be- 
climmers eenige  leeren  quamen  aen  te  brengen,  de  selve  (leggende 
selfs  buyten  pericul  achter  de  dicke  muyren)  daermede  weder  aff  te 
connen  stooten.  Aen  geschut  synder  drie  isere  stucken,  schietende 
3.  4  ende  6  ^  iser  met  mennichte  metale  bassen  ende  falcoenen: 
oock  minder  schietgeweer  genoech.  Boscruyt  hebbens'  oock  geen 
gebreck,  alsoo  sy  dat  genoech  selver  maecken,  daer  Toloucabessi 
selfs  de  meester  van  is.  De  materialen  daer  toe,  als  zulpher  ende 
salpeter  hebben  sy  t'  haren  believen  daeromtrent  in  t'  geberghte 
genoech.  Is  soo  schoonen  cruyt  van  cracht  ende  slach  te  geven,  als 
V  onse  wesen  mach,  maer  conueiit  sop  wel  niet  correlen.  Oockseggen 


261 

t'selve  800  darabel  niet  te  wesen.  Van  volck  sijnse  daer  binnen  sterck; 
soo  als  ten  naesten  bij  hem  yerneroen  connen,  rnym  200,  allecloecke 
jonge  weerbare  mannen,  daer  onder  een  compe,  sterck  70  a  80  man 
met  goede  lange  roers  ende  masquetten,  soo  schoon  ende  blanck, 
dat  een  lust  te  sien  is,  waertoe  om  te  verstellen  ende  repareren 
mede  hare  werck  meesters  hebben.  De  resterende  gaen  gewapent 
met  schilt  ende  sweert.  Dese  compagnie  mnsqnettiers  heeft  haer 
vaendei ,  tamboer  ende  officieren ;   doen  hare  parade   ende  worden 

geexerceert Oock  sQn  met  haer  geweer  om  te  gaen,  soo 

grat  (?)  ende  wel  ervaren,  als  onse  soldaten  wesen  moghten.  Haren 
capiteQn  is  in  Pattiwani^s  plaets  '  de  broeder  van  Toloucabessi  selfs; 
haren  lieutenant  orangca^  Backer,  sone  vandon  geëxecuteerden  Quipatti 
van  Combello,  vaendrager  Telisema,  halve  broeder  van  den  gewesen 
Cackiali,  ende  desselfs  Alis  soone  Wangse  corporael  der  adelborsten, 
sQnde  nu  al  soo  groot  ende  cloeck,  dat  een  musquet  beqnameigck 
voeren  can.    Dit  dan  de  gelegentheijt  van  dese  des  vQants  plaets 

sijnde,  die  sij  selfs onwinbaer,  ende  van  geen  menschen 

anders  als  van  Godt  alleen,  vermeestert  te  connen  worden,  achten, 
sal  UËde  daer  bij  affnemen  connen,  wat  op  de  selve  t'attenteren 
ende  te  verrichten  sQ.  Met  een  cleane  macht  isser  niet  op  te  doen, 
ende  haer  rontom  te  beleggen ,  dat  voor  al  van  achteren  landewaert 
soude  moeten  geschieden ,  is  vermits  de  groote  verrehey t  ende  hoochte 
als  onbequame  wegen,  waerdoor  de  victualie  ende  andere  behoefiften 
daer  niet,  off  ten  sg  met  wacht  van  volck  gebracht  connen  worden , 
oock  niet  wel  doenlijck,  ende  eenich  geschut,  daer  mense  mede 
dwinghen  soude  connen,  daer  te  brenghen,  is  gants  onmogeiyck.  De 
wegen  derwaerts  sija  aende  zijde  van  onse  vasticheijt  soo  steijl  ende 
dicht  met  boomen  toegecapt,  dat  een  soldaet  met  sijn  geweer  de  selve 
op  te  comen,  bij  nae  ondoeneiyck  sQ.  Het  berghjen  offte  rugghen  daer 
wy  van  achteren  verleden  met  onse  macht  op  hebben  geweest  ^, 
hebbense  nu  heel  cael  gemaeckt,  op  2  a  3  plaetsen  doorgesneden 
ende  wort  bij  dage  oock  bewaeckt ,  doch  daer  is  wegnich  aengelegen , 
ende  soudent  daer  oock,  soo  als  bevonden  hebben,  alleen  niet  moeten 
soecken,  maer  soo  daer  yets  op  ondernemen  wilden,  sonde  van  noode 


1  Yalentgn,  t.  a.  p.,  blds.  147,  kolom  2, 

2  Yalentgn,  t.  a.  p.,  blds.  148. 


263 

wesen ,  haer  op  vier  plaetsen  y  op  twee  vande  voor  op  gaende  wegen , 
ende  op  twee  van  achteren,  alhoewel  seer  qnalQck  om  bij  teeomeni 
te  gelijck  aen  te  tasten ,  ende  elcken  troup  niet  minder  te  wesen  als